Professional Documents
Culture Documents
Zaad
Tweejarigen
Bladverlies
Aangepaste bladeren
Wasachtig
Naaldvormig
…
Andere methoden
Afhangende takken (sneeuw glijdt eraf)
…
1
Sneeuwklokje – bol Narcis – bol Bosanemoon - wortelstok Krokus – knol
Het verschil tussen bollen en knollen is dat het reservevoedsel bij bollen opgeslagen
wordt in de ondergrondse bladeren (de vlezige rokken of schubben) en bij knollen in de
vlezige wortel (wortelknollen) of de stengel (stengelknollen).
Wortelstok = de uitloper van een plant die onder de grond verder groeit en waaruit een
nieuwe plant groeit. Zo'n uitloper groeit vanaf de moederplant verder en kan bladeren en
knopen hebben. Een knoop is de plek waar de bladstengel vast zit aan het blad. Op elke
knoop kan een nieuwe plant groeien.
3
Aardappel
4
Wortelstok
= ondergrondse stengel
Opslag van voedsel!
bijvoorbeeld brandnetel, bosanemoon
verdikte wortel
Tweejarig gewas:
1ste jaar:
Korte stengel en wortelrozet
Reservevoedsel in hoofdwortel (penwortel)
‘s Winters bovengronds afsterven
2de jaar: bloeien, zaadvorming (start nieuwe cyclus)
5
Bouw van de bloem: algemeen
Meeldraden
Stempel
Kroonbladen
Zaadbeginsel
Stamper Kelkbladen
Bloembodem
Bloemdekbladeren:
2 kransen opvallend gekleurde bloembekleedsels insecten lokken
Stijl
6
Vruchtbeginsel
1 + 2 + 3 = stamper
Eenslachtige en tweeslachtige bloemen
Tweeslachtige bloem
7
De bloem: functie
Geslachtelijke voortplanting door de vorming van zaden
Bestuiving: stuifmeel op stempel brengen
Zaden ontstaan uit na bevruchting uit zaadbeginsel
Zaadbeginsels bevinden zich in het vruchtbeginsel
Zaden kunnen uitgroeien tot nieuwe plant
Voortplantingsorganen
♀ voortplantingsorgaan
= stamper
♂ voortplantingsorgaan
= meeldraad
helmdraad (5)
helmknop (6) produceert stuifmeelkorrels(zaadcel)
Bestuiving
= stuifmeelkorrels op stempel brengen
Bestuiving kan door
wind
insect of ander dier
mens
Verschillende manieren van bestuiving
zelfbestuiving : het stuifmeel komt terecht op de stempel van dezelfde bloem.
Aangezien zelfbestuiving een lagere kwaliteit van zaden en vruchten aflevert,
zal de natuur dit trachten te vermijden door de mannelijke en de vrouwelijke
delen van eenzelfde bloem op een ander tijdstip tot rijpheid te laten komen
Best vermijden
buurbestuiving : het stuifmeel komt terecht op de stempel van een andere bloem
van dezelfde plant
Best vermijden
kruisbestuiving : het stuifmeel komt terecht op de stempel van een andere bloem
van een andere plant ; uiteraard van dezelfde soort.
8
Meestal meest succesvol
Bevruchting
= versmelting zaadcel - ontstaan uit stuifmeelkorrel - met eicel - ontstaan in zaadbeginsel.
1. In vruchtbeginsel: 1 of meer zaadbeginsels
2. Stuifmeelkorrel op stempel
Uitgroei stuifmeelbuis doorheen stijl
Zaden in de lente
Wat gebeurt er met de zaden in de lente ?
De in de herfst verspreide, ingedroogde zaden zullen in de lente, wanneer het stilaan
warmer wordt , ontwaken. Onder ideale omstandigheden kan een zaadje het voorbestaan
van de soort garanderen.
In de lente zullen de ideale omstandigheden voor ontkieming : warmte, vocht en licht
aanwezig zijn.
In elk zaadje bevindt zich een nieuwe kleine plant : de kiem.
Het zaad bestaat uit een omhulsel, de zaadhuid die het embryo of het kiempje zal
beschermen.
Verder zit het kiempje ook nog ingesloten in de zaadlobben. Deze zaadlobben bevatten het
eerste voedsel van het kiempje.
9
Rijping van zaadbeginsels in vruchtbeginsel
vruchtbeginsel
zaadbeginsel
Vrucht
Zaad
10
Soorten vruchten
Vlezige vruchten
bessen, steenvruchten, pitvruchten
Droge vruchten
niet openspringend
dopvruchten, graanvruchten, noten
openspringend
doosvruchten, peulvruchten, kokervruchten
Schijnvruchten
Er is sprake van een schijnvrucht, als een plant zo op het oog een vrucht
vormt , die bij plantkundige bestudering geen echte vrucht blijkt te zijn. In de
plantkunde ontstaat een vrucht uit het vruchtbeginsel.
We spreken van een schijnvrucht wanneer naast het vruchtbeginsel en
het zaadbeginsel, ook andere plantendelen gaan meedoen met de
vruchtvorming. De schijnvrucht bestaat niet enkel meer uit de vruchtwand en
het zaad. Andere plantendelen die aan de vruchtvorming meedoen, kunnen
zijn: de bloembodem, de kelkblaadjes of de bloeistengel.
Voorbeelden van schijnvruchten zijn de aardbei, ananas, rozenbottel
11
12