You are on page 1of 12

Wereldoriëntatie II: Levende natuur deel 2

Aanpassingen van planten aan de winter


Eenjarigen, tweejarigen of meerjarigen
Eenjarigen

 Zaad
Tweejarigen

 Opslag van reservevoedsel in aangepaste plantendelen


Meerjarigen

 Bladverlies
 Aangepaste bladeren
 Wasachtig
 Naaldvormig
 …
 Andere methoden
 Afhangende takken (sneeuw glijdt eraf)
 …

Vergelijkend waarnemen bij vroegbloeiers

1
Sneeuwklokje – bol Narcis – bol Bosanemoon - wortelstok Krokus – knol

Het verschil tussen bollen en knollen is dat het reservevoedsel bij bollen opgeslagen
wordt in de ondergrondse bladeren (de vlezige rokken of schubben) en bij knollen in de
vlezige wortel (wortelknollen) of de stengel (stengelknollen).
Wortelstok = de uitloper van een plant die onder de grond verder groeit en waaruit een
nieuwe plant groeit. Zo'n uitloper groeit vanaf de moederplant verder en kan bladeren en
knopen hebben. Een knoop is de plek waar de bladstengel vast zit aan het blad. Op elke
knoop kan een nieuwe plant groeien.

Een aantal groenden van naderbij bekeken…


Ui

Bol doorheen het jaar

Een bol doet er ongeveer acht maanden over


2
om bladeren, bloemen, nieuwe bollen en
reservevoedsel voor het volgende jaar te
maken.
In de winter De De bladeren De bloem bloeit en Na opslag van Een nieuwe lente,
slaapt de wortels komen boven de bladeren maken het een nieuw begin.
bol gaan de grond voedsel aan voor de reservevoedsel Er groeien nieuwe
groeien nieuwe bollen gaan de bladeren bollen.
verdorren

3
Aardappel

4
Wortelstok

 = ondergrondse stengel
 Opslag van voedsel!
 bijvoorbeeld brandnetel, bosanemoon

 Wortelstok doorheen de seizoenen?


 Na rust in winter:
 uitlopen van okselknoppen tot bovengrondse stengels met bladeren
en bloemen... : productie van voedsel waardoor
 aangroei van wortelstok: ondergronds voortkruipen door uitlopen
eindknop; uit andere okselknoppen ondergrondse vertakkingen
 bovengronds uitlopen van vertakkingen: vele planten staan samen
 dus vegetatieve voortplanting
 in herfst: bovengronds afsterven – voedsel en nuttige stoffen opgeslagen:
overwintering en snel uitlopen in lente dankzij reservevoedsel

verdikte wortel
Tweejarig gewas:

 1ste jaar:
 Korte stengel en wortelrozet
 Reservevoedsel in hoofdwortel (penwortel)
 ‘s Winters bovengronds afsterven
 2de jaar: bloeien, zaadvorming (start nieuwe cyclus)

5
Bouw van de bloem: algemeen

Meeldraden

Stempel
Kroonbladen

Zaadbeginsel
Stamper Kelkbladen

Bloembodem

 Opgebouwd uit vervormde blaadjes = bloembekleedsels = bloemblaadjes


 Meestal : 2 kransen
 buitenste: groen: kelkbladeren  bescherming bloem in knop
 binnenste: opvallende kleur: kroonbladeren  insecten lokken

 Soms ontbreken kelk of kroon: bomen, struiken


 Naakte bloemen: kelk en kroon ontbreken
 bestuiving door wind: bijvoorbeeld Hazelaar
 bestuiving door insecten: bijvoorbeeld Wilg

 Bloemdekbladeren:
 2 kransen opvallend gekleurde bloembekleedsels  insecten lokken

 Voortplantingsorganen: binnen bloembekleedsels


 ♂ meeldraden: in 1 of meer kransen
 ♀ stamper: alleen of soms meer dan 1: bijvoorbeeld Rozenfamilie

Bouw van de bloem: stamper


Stempel

Stijl

6
Vruchtbeginsel

1 + 2 + 3 = stamper
Eenslachtige en tweeslachtige bloemen
Tweeslachtige bloem

 zowel ♂ als ♀ voortplantingsorganen


 meeldra(a)d(en) EN stamper(s)
Eenslachtige bloem

 ofwel ♀ voortplantingsorganen ofwel ♂ voortplantingsorganen

Eenhuizige of tweehuizige planten


Eenhuizige plant

 zowel ♂ als ♀ bloemen op dezelfde plant


 bijvoorbeeld Els, Hazelaar
Tweehuizige plant

 ofwel enkel ♀ bloemen


 ofwel enkel ♂ bloemen
 bijvoorbeeld wilg, hop, sommige kiwi’s

7
De bloem: functie
 Geslachtelijke voortplanting door de vorming van zaden
 Bestuiving: stuifmeel op stempel brengen
 Zaden ontstaan uit na bevruchting uit zaadbeginsel
 Zaadbeginsels bevinden zich in het vruchtbeginsel
 Zaden kunnen uitgroeien tot nieuwe plant

Voortplantingsorganen
♀ voortplantingsorgaan
= stamper

 Vruchtbeginsel(eicel) (1) met zaadbeginsels (2)


 stijl (3)
 stempel (4)

♂ voortplantingsorgaan
= meeldraad

 helmdraad (5)
 helmknop (6) produceert stuifmeelkorrels(zaadcel)

Bestuiving
= stuifmeelkorrels op stempel brengen
Bestuiving kan door

 wind
 insect of ander dier
 mens
Verschillende manieren van bestuiving
zelfbestuiving : het stuifmeel komt terecht op de stempel van dezelfde bloem.
Aangezien zelfbestuiving een lagere kwaliteit van zaden en vruchten aflevert,
zal de natuur dit trachten te vermijden door de mannelijke en de vrouwelijke
delen van eenzelfde bloem op een ander tijdstip tot rijpheid te laten komen
Best vermijden

buurbestuiving : het stuifmeel komt terecht op de stempel van een andere bloem
van dezelfde plant
Best vermijden

kruisbestuiving : het stuifmeel komt terecht op de stempel van een andere bloem
van een andere plant ; uiteraard van dezelfde soort.

8
Meestal meest succesvol

Bevruchting
= versmelting zaadcel - ontstaan uit stuifmeelkorrel - met eicel - ontstaan in zaadbeginsel.
1. In vruchtbeginsel: 1 of meer zaadbeginsels

2. Stuifmeelkorrel op stempel
 Uitgroei stuifmeelbuis doorheen stijl

3. Stuifmeelbuis groeit zaadbeginsel binnen

4. ♂ zaadcel en ♀ eicel versmelten

Zaden in de lente
Wat gebeurt er met de zaden in de lente ?
 De in de herfst verspreide, ingedroogde zaden zullen in de lente, wanneer het stilaan
warmer wordt , ontwaken. Onder ideale omstandigheden kan een zaadje het voorbestaan
van de soort garanderen.
 In de lente zullen de ideale omstandigheden voor ontkieming : warmte, vocht en licht
aanwezig zijn.
In elk zaadje bevindt zich een nieuwe kleine plant : de kiem.
 Het zaad bestaat uit een omhulsel, de zaadhuid die het embryo of het kiempje zal
beschermen.
Verder zit het kiempje ook nog ingesloten in de zaadlobben. Deze zaadlobben bevatten het
eerste voedsel van het kiempje.

9
Rijping van zaadbeginsels in vruchtbeginsel

1. Bevrucht zaadbeginsel krijgt veel voedsel van plant


 groeit aan tot onrijp zaad
 zaadhuid verkleurt geleidelijk donker
 een rijp zaad ontstaat

2. Ook rest vruchtbeginsel groeit aan


 tot onrijpe vrucht
 vruchtwand verandert ook van kleur bij rijping bvb.
 bruin bij vlasleeuwenbek
 rood bij tomaat
 ……
 rijpe vrucht kan verschillend ‘aanvoelen’
 taai bij vlasleeuwenbek
 hard en houtig bij eikel en hazelnoot
 vlezig bij kers en tomaat

Enkele voorbeelden van zaad- en vruchtvorming uit bloemen:

vruchtbeginsel
zaadbeginsel
Vrucht

Zaad

Ontwikkeling van vrucht en zaad bij kerselaar

Bloem en peulvrucht van de erwt Bloem en pitvrucht van de appel

10
Soorten vruchten
 Vlezige vruchten
 bessen, steenvruchten, pitvruchten
 Droge vruchten
 niet openspringend
 dopvruchten, graanvruchten, noten
 openspringend
 doosvruchten, peulvruchten, kokervruchten
 Schijnvruchten
 Er is sprake van een schijnvrucht, als een plant zo op het oog een vrucht
vormt , die bij plantkundige bestudering geen echte vrucht blijkt te zijn. In de
plantkunde ontstaat een vrucht uit het vruchtbeginsel.
We spreken van een schijnvrucht wanneer naast het vruchtbeginsel en
het zaadbeginsel, ook andere plantendelen gaan meedoen met de
vruchtvorming. De schijnvrucht bestaat niet enkel meer uit de vruchtwand en
het zaad. Andere plantendelen die aan de vruchtvorming meedoen, kunnen
zijn: de bloembodem, de kelkblaadjes of de bloeistengel.
 Voorbeelden van schijnvruchten zijn de aardbei, ananas, rozenbottel

Verspreiding van zaden en vruchten


 door de wind
 vruchtpluis
 bijvoorbeeld distel, paardenbloem, bosrank
 zaadpluis
 bijvoorbeeld wilgenroosje
 oppervlaktevergroting
 bijvoorbeeld berk, linde
 lichte zaden (strooiers)
 bijvoorbeeld klaproos
 door dieren
 verspreiding door dieren via vlezige, smakelijke vruchten
 bijvoorbeeld lijsterbes, maretak, duindoorn
 kleven
 bijvoorbeeld kleefkruid met uitstekels, nagelkruid met weerhaken
 zaden met eetbare aanhangsels
 stinkende gouwe
 door water
 kurklaag
 gele lis
 door de mens
 door de plant zelf : actieve zaadverspreiding
 slingeraars
 vlijtig liesje
 ooievaarsbek

11
12

You might also like