Professional Documents
Culture Documents
bloemplanten
p.43
Geslachtelijke en ongeslachtelijke
voortplanting
• Plant sterft: soort blijft bestaan want plant
kan zich voortplanten
• Geslachtelijke of reproductieve
voortplanting
• Ongeslachtelijke of vegetatieve
voortplanting
• Voordelen / nadelen?
Ongeslachtelijke voortplanting
• Uit een deel van de plant kan een nieuwe
plant groeien
• Nakomelingen beschikken over hetzelfde
erfelijk materiaal : dus ook dezelfde
eigenschappen als de ouderplant
Geslachtelijke voortplanting
• Versmelting tussen mannelijke
geslachtscel en vrouwelijke geslachtscel
• Variatie binnen een soort kan ontstaan:
grotere kans op nakomelingen die beter
aangepast zijn aan veranderde
omgevingsfactoren
Bollen, knollen en uitlopers
• Ongeslachtelijke voortplanting:
voortplanting mogelijk zonder zaden: uit
bepaalde delen bv knollen, bollen en
uitlopers : nieuwe planten
Bollen
• Bolgewassen: bv uien, tulpen, narcissen,…:
reservevoedsel in gespecialiseerde bladeren:
bolrokken
• Tussen bolrokken: knoppen
• Begin voorjaar: eindknop groeit uit, bolrokken
verschrompelen
• Eind voorjaar: nieuw reservevoedsel in bolrokken
• Oude: beschermende bolvliezen
• Zijknoppen : evt ontwikkeling tot nieuwe bollen:
klisters
Ui
1. Vliezige bolrokken
2. Vlezige bolrokken
3. Knoppen
4. Bolschijf
5. Bijwortels
Knollen
• Stengelknollen : bv aardappel: verdikte stengel
en geen wortel: knoppen (‘ogen’) die kunnen
uitgroeien tot nieuwe stengels en wortels
• Wortelknollen: bv radijs: geen rol bij de
ongeslachtelijke voortplanting want geen
knoppen die kunnen uitlopen
Uitlopers
• Knoppen van kruidachtige planten lopen
uit en vormen nieuwe scheuten: uitlopers
• Bv aardbei
• Uitlopers onder de grond: wortelstok =
ondergrondse stengels !
Bouw en functie van een bloem
• Geslachtelijke voortplanting: bloem :
centrale rol !
Verscheidenheid bij bloemen:
volkomen en onvolkomen bloemen
• Meeste plantensoorten: stamper en meeldraden in
één bloem= tweeslachtig
• Aparte mannelijke en aparte vrouwelijke bloemen
= éénslachtig (bv hazelaar, els, berk, …) ‘katjes’
• Plantensoorten waarbij mannelijke en vrouwelijke
bloemen op aparte planten: tweehuizig (bv wilg)
• Plantensoorten waarbij mannelijke en vrouwelijke
bloemen op dezelfde planten: éénhuizig (bv
hazelaar, els, …)
Verscheidenheid bij bloemen: stand
van het vruchtbeginsel
• Bovenstandig: vruchtbeginsel ingeplant boven
meeldraden, kroon- en kelkbladeren
• Onderstandig: vruchtbeginsel ingeplant onder
meeldraden, kroon- en kelkbladeren
• Halfonderstandig: vruchtbeginsel ingeplant deels
onder meeldraden, kroon- en kelkbladeren
Verscheidenheid bij bloemen:
bloemstand
• Eindstandig
• Verenigd in bloemgestel
Bestuiving
• Terechtkomen van stuifmeel op de
stempel van een bloem waarop
bevruchting kan volgen
• Dieren ↔ planten
• Bestuiving door insecten: insectenbloeiers
• Bestuiving door wind: windbloeiers
• (bestuiving door water)
Bestuiving is het terechtkomen van
stuifmeel op de stempel van een
bloem, waarop later een bevruchting
kan volgen.
Stuifmeel kan van de helmknop
overgebracht worden naar de stempel
van een bloem door:
• Dieren
• Wind
• Water
Vele bloemen samen, gegroepeerd in een bloemgestel, zijn
aantrekkelijk voor dieren (insecten).
Insectenbestuiving
hommel
zweefvlieg
Ook vlinders zijn belangrijke
bestuivers. Zij bezoeken
vooral bloemen waarvan de
nectar diep ligt.
De kamperfoelie wordt door pijlstaartvlinders bestoven. Zij
hebben een lange tong, die kan doordringen tot beneden in de
lange kroonbuis, waar de nectar zich bevindt.
Andere
bestuivers
kunnen zijn:
vleermuizen,
slakken,……
en de mens
(kunstmatig).
Windbestuiving
• Vlezige vruchten
Verspreiding
• Verspreiding door dieren
• Verspreiding door wind
• Verspreiding door de plant zelf
• (verspreiding door water)
Verspreiding van
vruchten en zaden
Indien alle vruchten en/of zaden van een plant terecht zouden
komen in de onmiddellijke omgeving van de plant, is de kans
op uitgroei van de nieuwe planten tot volwassen planten klein
omdat:
Er te veel concurrentie is van de jonge plantjes onderling;
De overblijvende oude plant (bv. boom) de ontwikkeling van
de jonge planten afremt;
De bodem in de omgeving van de moederplant door opname
van (dezelfde) minerale voedingsstoffen op lange termijn
uitgeput raakt.
Door verspreiding van vruchten en/of zaden kan het areaal
uitgebreid worden.
De verspreiding kan gebeuren
door:
Eik
(noot)
napje
Beuk
(noot)
Paardekastanje
(doosvrucht met kleppen)
Walnoot
(steen van steenvrucht)
Tamme kastanje
(noot)
Vruchten en zaden die door zoogdieren (en grote
vogels) verspreid worden hebben volgende
kenmerken:
Doornappel
(doosvrucht met kleppen)
Vruchten en zaden die blijven vasthangen aan (de
vacht van) dieren en de mens hebben volgende
kenmerken: