You are on page 1of 3

Naam: Klas:

Voornaam: Datum:
Leraar: Mevr. Fierens Nummer:
Vak: Natuurwetenschappen

Samenvatting les 5: Hoe zijn dieren aangepast aan hun omgeving?

Deze samenvatting bewaar je bij pagina 27 van je werkboek.


Welke relatie bestaat er tussen de stand van de ogen en de leefomgeving?

Deze dieren hebben uitpuilende ogen. Hierdoor kunnen de dieren rondkijken over het
wateroppervlak, terwijl de rest van hun lichaam onder water zit. Hierdoor zijn ze bijna
onzichtbaar voor hun omgeving.

Deze dieren hebben zijdelings geplaatste ogen. Hierdoor hebben deze dieren een
groot gezichtsveld 1
. Ze zien vijanden in hun omgeving goed aankomen. Deze oogstand
is typisch bij prooidieren 2
.

Deze dieren hebben vooraan geplaatste ogen. Hierdoor hebben deze dieren een klein
gezichtsveld, maar een groot dieptezicht 3 . Ze kunnen nauwkeurig de afstand tot hun
prooi inschatten. Deze dieren zijn roofdieren 4
.

1
Welke relatie bestaat er tussen de bouw van de neus en de leefomgeving?

Deze dieren kunnen hun neusgaten sluiten. Op deze manier stroomt er geen water in
de neus tijdens het zwemmen.

Welke relatie bestaat er tussen de bouw van het oor en de leefomgeving?

Sommige dieren hebben geen oorschelpen. De oorschelpen zouden remmend werken


bij het zwemmen.
Andere dieren hebben draaibare oorschelpen. Zo kan het dier zijn oor richten naar het
geluid en dit zeer goed horen.

2
Welke relatie bestaat er tussen de kleur en de leefomgeving van een dier?

Deze dieren hebben een schutkleur. Dit is een kleur die opgaat in de leefomgeving van
een dier. Op deze manier is hij maar moeilijk zichtbaar.
Prooidieren hebben een schutkleur om moeilijk zichtbaar te zijn voor roofdieren.
Roofdieren hebben een schutkleur om ongezien tot bij hun prooi te sluipen.

Deze dieren hebben een waarschuwingskleur. Ze hebben altijd een felle kleur om aan
andere dieren duidelijk te maken dat ze giftig zijn.

Deze dieren hebben een schrikkleur. De dieren veranderen plots in een felle kleur of
laten plots felgekleurde lichaamsdelen zien. Op deze manier kunnen ze vijanden
wegjagen.

Begrippen
1. Het gezichtsveld is het gebied dat je kan zien zonder het verplaatsen van je hoofd.
2. Een prooidier is een dier dat gegeten wordt door andere dieren.
3. Het dieptezicht is een verschijnsel waarbij je afstanden heel nauwkeurig kan
inschatten, omdat beide ogen samen één beeld vormen.
4. Een roofdier is een dier dat andere dieren eet.

You might also like