Professional Documents
Culture Documents
(Volt)
Opdracht 2.
Neem de volgende sommen over en schrijf de goede getallen op de puntjes. Gebruik bij het
omrekenen de eenhedenlijn die je bij opdracht 1 gemaakt hebt. (Is opdracht 1 niet gelukt, vraag het
je docent).
a) 2 A = 2000 mA
b) 133 mA = 0,133 A
c) 0,33 kA = 330000 mA
d) 0,40 mA = 0,0040 dA
e) 34 cA = 0,0034 hA
f) 70 V = 70000 mV
g) 43000 mV = 4300 cV
h) 0,3 kV = 30 decaV
i) 20 mV = 0,02 V
j) 170 mV = 0,017 hV
k) 377751 mV = 0,377751 kV
Opdracht 2 (Jij moet ook de berekeningen opschrijven, (die staan hier niet)
Bereken nu zelf de stroom als
7. 0,33 A;
8. 0,027 A;
9. 23,3 A;
10.3,95 A;
11.32,4 A;
12.5 A.
Serie- en parallelschakelingen
Afbeelding 1 Afbeelding 2
Opgave 1
Deze vragen gelden voor de schakeling uit afbeelding 1:
a) Ook 2,1 A, ze geven allemaal hetzelfde aan.
b) Ook 0,57 A, de meters geven allemaal hetzelfde aan.
.
Afbeelding 3
Opgave 2
Deze vraag gaat over de schakeling uit afbeelding 3.
In eerste instantie geeft meter 1 een waarde aan van 2,3 A, meter 3 een waarde aan van 8,3 A en
meter 5 een waarde van 12,9 A.
a) Als meter 5 een stroom aangeeft van 12,5 dan moeten de stroom door meter 3 en meter 4
samen 12,9 A zijn. Omdat meter 8,3 A aangeeft moet meter 4 wel 7,2 A aangeven.
Omdat meter 5 12,9 A aangeeft , moeten meter 1 en meter 2 samen ook 12,9 A aangeven. Omdat
meter 1 een stroomsterkte aangeeft van 2,3 A, moet meter 2 wel 10,6 A aangeven.
Opgave 3
a) Berekenen van de stroom geeft een stroomsterkte van 5,7 A, dat geven alle meters aan.
b) Meter 2 geeft 3,4 A aan. Berekening van de stroom door meter 3 geeft 107,1 A. Meter 1 meet
de stroom die zowel meter 2 als meter 3 gaat is dus 110,5 A. .
c) Berekening van de stroomsterkte levert voor meter 3 een waarde op van 5 A en voor meter 4
een waarde van 0,94 A. Meter 5 geeft dan deze stromen opgeteld aan, dus 5,94 A.
Opgave 4 (bonusvraag)
Bij opgave 4 heb je afbeelding 4 nodig.