You are on page 1of 4

H2.

Het ontstaan van gelede woorden


2.1. Inleiding
 Verrijking van lexicon dankzij
- ontlening; demonstra-tie < demonstra-tion (fr)
- woordcombinaties krijgen woordstatus
- relatie met reeds bestaande woorden (bv. dagmerrie < nachtmerrie)

2.2. Morfologische relaties en processen


2.2.1. De basis
 Woorden worden gevormd op basis van andere woorden => woordgebaseerde morfologie
 Fonetische vorm niet basis, maar onderliggende vorm van woord
 Basis voor flexie is niet de citatievorm (infinitief), maar vorm van 1ste pers. enk.
 Lexeem is basis van woordgebaseerde morfologie => stam
=> eenheid van (zelfstandige) betekenis en vorm, de stamvorm
 Stam = gedeelte van woord zonder de flexie-uitgangen
 Nulaffix/nulmorfeem: 1ste pers. enk. TT => suffix heeft geen klankvorm, valt samen met stam
 Scheep- en schip hebben zelfde semantische functie, met ene lexeem ‘schip’ corresponderen
twee stamvormen
 Stamallomorfie
 Morfologische categorie
Een reeks woorden met een gelijk vormmoment/vormaspect dat correspondeert met een gelijk
betekenismoment/betekenisaspect
- bv. kaal kalig
groen groenig
bruin bruinig
=> gelijk vormaspect (-ig) correspondeert met identiek betekenisaspect (‘beetje A’)
- minder gelede of ongelede woorden waarmee woorden corresponderen => correlaten
bv. kaal, groen, bruin
- in samenstellingen identiek vormaspect [N1 + N2 ]N (bv. zomervakantie, winteravond, lenteweer)
=> eerste lid bepaalt tweede
- uitbreidbaar of niet-uitbreidbaar (zoals nomina op –te die nt meer w/ gebruikt => nu op –heid)
 Categoriale waarde
De betekenis die de leden van een morfologische categorie gemeenschappelijk hebben
-> bv. “groenig” heeft subjectief-relativerend betekenisaspect als categoriale waarde
-> kan bepaald w/ obv hun oppositie tot de corresponderende, niet- of minder gelede woorden
 Woordgebaseerde morfologie:
=> compositie: woord + woord
=> derivatie: woord + affix
Wortelgebaseerde morfologie:
=> derivatie: wortel + affix
-> wortels: fonologisch mogelijke woorden waar geen lexeem mee correspondeert
 Morfologische productiviteit: mogelijkheid tot uitbreiding vd woordenschat volgens een
bepaalde vorm-betekenissystematiek die zich voordoet in bestaande gelede woorden
=> door systematiek is vorming v nieuw woord voorspelbaar
 Open categorie = productief want uitbreidbaar, leden niet telbaar
Gesloten categorie = improductief want niet-uitbreidbaar, leden kunnen geteld worden
 Morfologische constructie
-> morfologisch schema: [[X]Ai +ig]A -> enigszins Ai
-> betekenis van grondwoord keert terug in die vh afgeleide adjectief
-> schema beschrijft voorspelbare eigenschappen v bestaande adj op –ig
-> geeft aan hoe nieuwe woorden van dit type gevormd kunnen worden, geeft aan dat betekenis
van bepaald type woorden niet volledig arbitrair is => betekenis gemotiveerd door betekenis
vd morfologische constructie en de betekenis vh basiswoord
-> maakt mogelijk om woorden te vormen die nog niet in ons lexicaal geheugen zijn opgeslagen
-> bij woorden die geen basiswoord hebben (bv. grimmig, zuinig) kan betekenis niet terugkeren
=> vormelijk geleed
-> samenstelling (zomervakantie)
vorm: [[a]N1 [b]N2 ]N
betekenis: N2 die in betrekking staat tot N1

2.2.2. Veranderingsprocessen
 Affigering
Toevoeging van een suffix of prefix aan een basiswoord
-> aan woordbegin of woordeinde
-> verandert niet altijd woordklasse (fiets-fietsje)
-> bv. kat – kattig, diep – ondiep
 Stamverandering
Klinker- en medeklinkerverandering in verleden tijd of verandering van ww naar nomina
-> bv. denk – dacht, spreken – spraak
-> w/ niet meer gebruikt bij nieuwe woorden
 Affixextractie
Minder geleed woord ontstaat op basis van meer geleed woord door affix weg te nemen
-> bv. vegetarisch – ?vegetaar, kleptomanie – kleptomaan, filosofie – filosoof
 Affixsubstitutie
Het ene affix vervangen door het andere
-> bv. veroveren – heroveren, verstoppen – ontstoppen, reiziger – reizigster, vakbeweging - vakbewegers
-> vrouwelijke persoonsnaam af te leiden uit ww of corresponderende persoonsnaam
(bv. zwemster < zwem(men) of zwemmer
-> semantische overwegingen; ontstoppen < “van een verstopping ontdoen”
=> vorm van nomina is te weinig voorspelbaar om van morfologische productiviteit te spreken
 Impliciete transpositie = nulafleiding = conversie
Overgang van de ene woordklasse naar de andere zonder vormverschil
-> 2 gelijkvormige woorden die zich onderscheiden naar betekenis en syntactische functie staan
tot elkaar in afleidingsrelatie
-> ≠ expliciete transpositie: woorden die ≠ zijn in categorie en vorm (lees-lezer-lezing-leesbaar)
-> verschillen semantisch, syntactisch en morfologisch
-> nulafleiding: sprake van affigering (hoorbaar of niet)
bv. douche – douche, fiets – fiets (impl.), man – beman (expl.)
-> handeling waar N betrokken is
-> schema: [[X]Ni ]V

2.3. Effecten van ontlening


 We ontlenen woord, niet morfologisch proces, maar heeft wel effect op ons morf. systeem
 Truncatieregel/kapregel: na affigering wordt een morfeem weggenomen voor een ander
morfeem, na een wortel. Treden enkel op in het niet-inheemse deel.
vb. demonstr-eer-atie
 We plakken inheemse affixen aan uitheemse stammen (mor-eel < mor-al)
 X+eer : x+ant (contribu-eer – contribu-ant, collect-eer – collect-ant)
 Franse ww’en overgenomen in citatievorm, inf op –er
-> gout-er – gout-er-en
=> fr; flexie, nl; derivatie
-> er bestaat in nl geen basiswoord van
 systematische vorm-betekenisrelatie demonstratie : demonstreer = speculatie : speculeer
 wortelgebaseerde afleiding:
-> affigering
Bv. demonstr  demonstr-atie
 demonstr-eer
-> affixsubstitutie
Bv. demonstreer – demonstratie
=> geen affigering aannemen van stam demonstr-, maar uitgaan van woordvorming obv woord demonstreer
 wortel-morfeem duc
-> gebonden morfeem dat geen affix is
-> de-duc-eer – de-duct-ie
=> wortel duc correspondeert met duct in het corresponderende nomen

2.4. Woordwording van woordcombinaties


 Woorden die vorm-betekenisgeleding vertonen kunnen ontstaan zijn uit comnbinaties v woorden
=> lexicalisatie van woordcombinaties
 Nominale samenstelling
Samenstellingen die ontstaan zijn uit woordgroepen. Ook wel samenkoppelingen.
 A+N-samenstellingen zijn beperkt gebruikt
 donkere kamer, kleine teen fungeren als naam en vertonen vorm van semantische
specialisatie => niet afleidbaar uit samenstellende delen
=> blijven woordgroepen want hebben geen woordstatus gekregen
-> zie: verbuiging en klemtoonpatroon
 gelexicaliseerde woordgroepen: fungeren als naam, niet als beschrijving
=> fungeren als eenheid, nt uit elkaar te halen en functioneert als één geheel (forse kleine teen)
=> betekenis niet afleidbaar uit samenstellende delen
=> kleine teen, dunne darm
=> = semantische specialisatie
=> voorzetseluitdrukkingen: niet tot 1 woord geworden, maar fungeren wel in hun geheel als vz
 vrije woordgroepen; fungeren als beschrijving
=> dunne streep, kleine bijdrage
 - Enkel lexicale woorden kunnen uitgebreid worden dmv morfologische processen
- Grammaticale woorden ontstaan door het herhaald gebruik van bepaalde combinaties v
lexicale en/of grammaticale woorden
 [P+PP]PP ; achteraan (achter [aan de rij]PP)

 Grammaticalisatie
Het (diachrone) proces waarbij inhoudswoorden functiewoorden worden.
-> bv. richting -> richting onze klanten, richting Amsterdam
-> combinatie v lexicale woorden tot 1 functiewoord w/ => lexicalisatie & grammaticalisatie
=> bv. vanwege, tijdens
=> sommige zijn gn geheel geworden maar fungeren in hun geheel als vz (ter wille van)
-> gedurende; functiewoord oorspronkelijk van deelwoord met subject-predikaatverbinding
-> woorden met on- tonen dat ww adjectief-status gehad hebben, want on- hecht zich aan adj
-> verbleking: betekenis v. woordgroep wordt abstracter. De concrete betekenis raakt verloren.
bv. met het oog op (geen sprake van letterlijk oog)
-> inferentie: betekenissen van woorden veranderen
bv. terwijl (spreker kan beslissen dat tegenstelling bestaat tss gelijktijdige toestanden)

You might also like