Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting-traumatologie-geriatrie
TRAUMATOLOGIE
1. Definitie
= onderdeel van de chirurgie dat zich specifiek bezighoudt met letsels veroorzaakt door traumata
2. Soorten letsels
Onderscheid in letsels is afhankelijk van de ernst en de getroffen weefsels
2.1 Contusie (kneuzing)
= letsel van weke weefsels zoals huid, onderhuids weefsel, spieren of pezen zonder anatomische
onderbreking
Symptomen: zwelling, pijn, soms blauwe plek
Behandeling: RICE (rust, ijs, compressie, elevatie)
2.2 Ruptuur (scheur)
= geheel of gedeeltelijk doorscheuren van een spier of pees
2.3 Distorsie (verrekking)
= overrekking van kapsel of ligamenten van een gewricht
Symptomen: zwelling, pijn, functieverlies (volledige scheur instabiliteit)
Behandeling: RICE + punctie indien nodig
2.4 Luxatie (ontwrichting)
= uit de kom gaan van gewricht, contact tussen gewrichtsoppervlakken gaat verloren
In combinatie met fractuur luxatie-fractuur of fractuur-luxatie
2.5 Fractuur (breuk)
= onderbreking in de continuïteit van het bot
3. Indeling van fracturen
3.1 Traumatische fracturen
= uitwendige kracht is groter dan de weerstand van het bot
- direct geweld val op hand, hand is gebroken
- indirect geweld val op hand, elleboog is gebroken
- inwendige kracht breuken als gevolg van epilepsiestuiptrekkingen
3.2 Spontane fracturen
= normale kracht maar bot is verzwakt door bijvoorbeeld osteoporose of een tumor
- insufficiëntiefractuur
3.3 Stressfracturen
= door herhaalde beweging of belasting ziet men een barstje dat uitbreidt over het bot maar tegelijkertijd
ook al tekenen van heling vertoont
- vermoeidheidsfractuur
3.4 Fracturen bij kinderen
Verschillend van fracturen bij volwassen om 2 redenen:
- bot is elastischer groenhoutfractuur, eerst buigen dan breken
- aanwezigheid van groeischijven kraakbeen, minder weerstandig dan bot (epiphysiolyse)
3.5 Indeling volgens vorm
- dwars door direct trauma
- schuin door indirect geweld
- spiraal door inwendig geweld (skibot, voet blijft zitten en been draait)
- compressie spongieus bot wordt samengedrukt door indirect geweld (wervel door val)
- communitief verbrijzeling
- impactie opstuiking
- avulsie afrukking
- fractuur-luxatie breuk + ontwrichting
7. Specifieke fracturen
7.1 Bovenste ledematen
Claviculafractuur = sleutelbeenbreuk, veel voorkomend bij wielrenners
- meestal geen operatieve behandeling, 4 weken in acht-verband volstaat
- vascularisatie, gevoeligheid en bewegingsmogelijkheden arm opvolgen!
Polsfractuur = meest voorkomende breuk
- type Pouteau-Colles: oorzaak is meestal val of osteoporose
- type Smith: bij volaire dislocatie
- behandeling hangt af van verplaatsing, leeftijd patiënt en voorkeur chirurg
- belangrijke factor = functie van hand en vingers
- complicatie = sympatische reflex dystrofie/syndroom van Sudeck
7.2 Onderste ledematen
Heupfractuur = vnl bij bejaarden (val of osteoporose), sociaal/economisch/medisch probleem
- vereisen meestal operatieve aanpak
- symptomen: verkort been, exorotatie, patiënt kan niet steunen
- prothese geeft snellere revalidatie en is dus aangewezen bij oudere patiënten
7.3 Open tibiafractuur
- vnl. motorongevallen, jongeren zijn grootste slachtoffers
- groot gevaar is infectie en pseudoartrose
- chirurgische urgentie, grondig wondtoilet is noodzakelijk
- behandeling is langdurig
7.3 Enkelfractuur
- zowel bij jongeren (sportletsels) als bij ouderen (osteoporose)
- conservatieve behandeling met gipsimmobilisatie of operatieve behandeling
7.4 Calcaneumfracturen
= hielbeenfractuur
- vooral na val van hoogtes
- veel geassocieerde letsels (bv. wervelkolom)
8. Immobilisatieverbanden
Doel = immobilisatie bekomen en rust geven aan het lichaamsdeel om:
- de fractuur te laten helen
- artritis te laten genezen
- pees- of spierletsel aan te laten groeien
- huidgreffen te fixeren tot ze aangegroeid zijn
- misvormingen te corrigeren/ te voorkomen
- zwelling te verminderen (compressief verband)
Vereisten:
- snel en gemakkelijk aan te leggen
- na een aantal minuten voldoende stevig zijn
- wonde toegankelijk laten
- vingers en tenen vrijlaten stimulatie nieuwe botaanmaak + goede doorbloeding
- zich aan de omvang van de extremiteit aanpassen
- geen schade toebrengen aan huid, skelet of onderliggende weefsels
- voldoende weerstand bieden aan vocht
- betaalbaar zijn
Voordelen:
- secundaire botheling
- mogelijke complicaties van operaties worden vermeden
Nadelen:
- spieratrofie
- gewrichtsstijfheid + osteoporose
8.1 Soorten
Kalkgips: katoenen doeken met daarop gipspoeder gedroogd
- voor gebruik terug natmaken
- röntgendoorlaatbaar
- bindingstijd = 3 minuten
- lichte belasting na 30 minuten
- volledige belasting na 24 uur
Synthetische gips: katoenen verbanden bedekt met polyurethaanhars
- minder zwaar dan kalkgips
- bindingstijd = 5 à 7 minuten
- volledig belastbaar na 30 minuten
- röntgendoorlaatbaar
- waterbestendig
Orthese/brace: hulpmiddel dat dient om functieverlies van spieren of gewrichten te compenseren
- leer, metaal, kunststof, thermoplastische stoffen
- dynamische orthesen (zelfaanpassend) vs. statische orthesen (manueel aanpassen)
8.2 Soorten gipsverband
Circulair gipsverband = lichaamsdeel wordt met elkaar overlappende windingen omwikkeld
- soms gespleten: zwelling, acute kneuzingen/ontstekingen, wonde
Gipsspalk of gipsgoot
- wordt aangelegd om het lichaamsdeel te laten rusten of gewricht te beletten te plooien
8.3 Aanleggen gipsverband
= kwestie van vinden van evenwicht tussen vakkundigheid, snelheid, accuraat werken en modelleren voor
het gipsverband verhardt
8.4 Afnemen gipsverband
- oscillerende gipszaag
- gipsmes/gipsschaar
- gipssperder
8.5 Verpleegkundige aandachtspunten
Elke klacht moet serieus genomen worden!
Alarmtekens:
- bleekwitte of donkerblauwe huid
- onbeweeglijkheid of gevoelloosheid van vingers/tenen
- hevige pijn
- slapend gevoel
- sterke zwelling
Enkele richtlijnen:
- lidmaat in hoogstand ter preventie van oedeem
- passieve mobilisatie van extremiteiten ter bevordering van stijfheid en bloedcirculatie
- complicaties tijdig opsporen
- bij jeuk niet met scherpe voorwerpen krabben maar haardroger gebruiken
- opletten met bevochten van kalkgips
9. Taping
9.1 Niet-elastische tape
= kleefpleisterbandage waarmee we een deel van het bewegingsapparaat begeleiden, ondersteunen en in
zijn functie ontlasten
Indicaties:
- preventief voorkomen van ontstaan van een letsel
- therapeutisch voorkomen van verergeren van het letsel
Aanbrengen:
- klaarmaken attella
- klaarmaken bed
- pen wordt ingebracht
- pen wordt in beugel geschoven
- aanhangen van gewichten
- steriele verbanden rond de pennen
- fixatie van de attella
- voeteneinde wordt verhoogd
- voet in 90° en mag voeteneinde niet raken
- hiel moet vrij liggen
- knieholte moet in de plooi van de attella liggen
- extremiteiten om het uur controleren
Verpleegkundige aandachtspunten:
- gewichten vrij hangen
- juiste tractierichting recht schuin
- patiënt mag het voeteinde niet raken
- bed indien nodig in anti-trendelenburg zetten
Circumferentiële fractie
= tractie die aangelegd wordt met apparaten welke ganse omtrekken van een bepaald lichaamsdeel
omvatten
- tractie is niet groot waardoor deze voor lange tijd behouden kan worden
Glissonse tractie (halter tractie)
- rekverband met lus van Glisson (halsverband onder kin)
- behandeling van cervicale letsels in afwachting van skelettractie gipsvest halojacket
- belangrijkste controlepunten kin, occipetale druk, kaakgewricht
Tractie met schedelklem van Crutchfield
- behandeling fracturen/luxaties van C1-C7 en metastasen van wervelbot
- gaatjes in schedelbot
- tractie dmv koord bevestigd aan gewichten
- patiënt ligt in Stryckerbed
- na tractie cervico-thoracale kraag
Halojacket/Halotractie
- bij luxatie/fracturen C1-C7, scoliose, dwarslaesies, metastasen wervelbot
- gaatjes in schedelbot + harnas
- tractiegewicht van 2 à 3 kg
Verpleegkundige aandachtspunten:
- Stryckerbed
- prismabril
- draaischema preventie decubitus
- bezigheidstherapie
- alles binnen bereik van patiënt zetten
- controle van blaas- en darmfunctie
11. Dwarslaesie
= accidentele kwetsing of doorsnijding van het ruggenmerg
- niet accidenteel veroorzaakt dwarslaesiesyndroom
Eerste hulp halskraag, schepbrancard om verdere schade te vermijden
11.1 Verschijnselen
- totale slappe paralyse onder het niveau van de laesie
- geen sensibiliteit beneden het niveau van de laesie
- complete areflexie
- uitval blaasfunctie
- paralytische ileus
Afhankelijk van de plaats van de laesie zullen de symptomen verschillen:
- boven C5 verlamming ademhaling, gestoorde werking diafragma
- C5 tot T1 quadriplegie (verlamming armen + benen)
- T1 tot S5 paraplegie (verlamming benen)
bij hoge dwarslaesie is het sympatisch zenuwstelsel verlamd met als gevolg labiele bloeddruk, falende
temperatuurregeling en miotische pupillen
11.2 Verplegen van een patiënt met dwarslaesie
Voorkomen van complicaties is een belangrijke taak van de verpleegkundige!
- voorkomen en behandelen van decubitus
- voorkomen van urinewegcomplicaties
- defaecatieregulatie
- preventie van allerlei zaken
- kiné en adl-training
- voorbereiding op ontslag proces van maanden en jaren
-
12. Immobilisatie door osteosynthese
= operatieve repositie en fixatie van beenderen bij fracturen of pseudartrose met behulp van metalen
plaatjes draden schroeven
- toegepast wanneer immobilisatie en fractuurheling niet mogelijk zijn
- heling per primam intentionem
Voordeel:
- fractuur is stabiel
- snelle mobilisatie mogelijk
Nadelen:
- heling is zwakker dan een heling met hematoom
- infectiegevaar
- plaatbreuk is mogelijk
Implantaten zijn vervaardigd uit roestvrij staal, titanium, eventueel gecombineerd met polyethyleen en
moeten aan volgende eisen voldoen:
- corrosiebestendig
- stevig
- weerstandig aan slijtage
- chemisch, elektrisch en magnetisch inert
worden nooit hersteld of opnieuw gebruikt!
10
ORTHOPEDIE
17. Artrose en reuma
17.1 Reuma
= verzamelnaam voor een aantal zeer uiteenlopende aandoeningen die pijn en/of misvormingen
veroorzaken in de gewrichten, de gewrichtskapsels, de spieren, de pezen, de slijmbeurzen en het bot
= alle aandoeningen van het voortbewegingsapparaat
Opgedeeld in 4 groepen:
- ontstekingsreuma s
- slijtagereuma s of artrose
- weke delen reuma s
- reuma s van het skelet
Ontstekingsreuma s
= alle aandoeningen die worden gekenmerkt door langdurige gewrichtsontstekingen
- meest voorkomende vorm reumatoïde artritis
- ontstekingen in gewrichten en in andere organen
Slijtagereuma of artrose
= aandoening waarbij de kwaliteit van het gewrichtskraakbeen achteruit gaat
- voornamelijk in gewrichten van handen, knieën en heupen
- gedeeltelijk te wijten aan het natuurlijk proces van ouder worden
- pijn, zwelling en stijfheid staan centraal
Weke delen reuma
= komen voor in spieren, pezen, banden, kapsels, slijmbeurzen en tussenwervelschijven
- voorbeelden: fybromyalgie, tendinitis
Reuma s van het skelet
Meest voorkomende = osteoporose
11
12
Behandeling
Acute jichtaanval:
- medicamenteus NSA)D s
- niet-medicamenteus ijs en rust
Profylactisch:
- medicamenteus allopurinol, vermindert urinezuurproductie
- niet-medicamenteus vochtinname, alcoholgebruik beperken
17.4 Artrose
= slijtage van het gewricht, primair of secundair, waarbij het kraakbeen uiteindelijk verdwijnt
- ook het bot ondergaat veranderingen
- gladde oppervlakten worden misvormd
- rhizartrose = artrose van de duimbasis
Diagnose wordt in de eerste plaats klinisch gesteld, later radiologische bevestiging
We onderscheiden primaire en secundaire artrose
- primair geen duidelijke oorzaak
- secundair aantal factoren die het gewricht sneller doen slijten
o overgewicht
o beschadigd kraakbeen
o onregelmatige belasting van het gewricht
o instabiliteit
o verstoorde proprioceptie
Symptomen
- mechanische pijn
- bewegingsbeperking
- contracturen
- X- of O-stand van de benen
- algemeen functieverlies
Behandeling
3 mogelijke behandelingswijzen:
- oorzakelijk
- conservatief
- operatief
18. Enkele andere specifieke orthopedische afwijkingen
18.1 Rugpathologie
Lumbalgie & lumbago
Lumbalgie = rugpijn | lumbago = verschot
Behandeling vermijden van intensieve fysische activiteit in combinatie met NSA)D s
Discusprotrusie & discushernia
= aandoeningen veroorzaakt door een beschadiging aan de tussenwervelschijf
Discusprotrusie = wanneer enkele vezels het begeven en doorscheuren waardoor de ringen minder stevig
gaan zijn en naar achter gaan uitpuilen
Discushernia = wanneer de ringen verder inscheuren en de geleiachtige substantie van de kern naar
achteren geperst wordt zodat er een uitstulping ontstaat
- geeft niet noodzakelijk klachten
- pijn komt pas wanneer de uitstulping op pijngevoelige structuren begint te drukken
- wanneer de uitstulping groot genoeg is om op de zenuwwortels te duwen spreken we van
zenuwwortelcompressie
Ischias
= pijn waarvan de oorzaak in de rug gelegen is en die uitstraalt naar het been
- soms gevolg van geknelde zenuwwortel of zenuwwortelcompressie
13
Discusdegeneratie en artrose
= wanneer door het ouder worden een deel van het water van de kern van de tussenwervelschijven
verloren gaat en op die manier de discus droger wordt en in hoogte vermindert
- facetpijn of gewrichtskapselpijn
18.2 Schouder
Rotator cuff tendinitis en ruptuur
Inklemming van de rotator cuff pezen zorgt voor ontsteking van deze pezen
Behandeling fysiotherapie, ontstekingsremmers, inspuitingen met cortisoneproducten
18.3 Elleboog
Tenniselleboog
= door overbelasting ontstaan er scheurtjes in de strekpezen van de pols en hand aan hun insertie aan de
laterale zijde van de elleboog
Behandeling fysiotherapie, medicatie, inspuitingen
18.4 Pols en hand
Carpal tunnel syndroom
= door inklemming van de nervus medianus thv de pols ontstaan paresthesieën in de vingers
Behandeling chirurgisch
Ziekte van Dupuytren
= fibrose en samentrekken van de fascia palmaris met ontstaan van knobbels en koorden die de vingers in
flexie trekken
- vooral bij mannen
Behandeling chirurgisch of injectie met collagenase
18.5 Enkel en voet
Hallux valgus
= asafwijking van de grote teen naar buiten
- vooral bij vrouwen
Behandeling:
- conservatief schoenaanpassing, steunzolen
- osteotomie breken van de teen en opnieuw rechtzetten door fixatie met schroefjes
- artrodese verwijderen van het MTP-gewricht en fixatie van het overgebleven bot
- artroplastie verwijderen van het MTP-gewricht met eventueel plaatsen van een prothese
Hamerteen
= wanneer het gewrichtje tussen het 1e en het 2e kootje gebogen is en het gewrichtje tussen het 2e en 3e
kootje gestrekt
- tenen staan gekromd
Behandeling hulpmiddeltjes of operatie
14
GERIATRIE
1. De geriatrische patiënt
= iemand met een complex ziektebeeld, als gevolg van stoornissen op lichamelijk, geestelijk en/of sociaal
gebied, waardoor het zelfstandig functioneren en de kwaliteit van leven negatief worden beïnvloed
1.1 Kenmerken van een geriatrische patiënt
Geriatrische patiënt wordt niet gedefinieerd op basis van zijn leeftijd maar beantwoordt aan
karakteristieken die samen het geriatrisch profiel vormen
- verminderde homeostase
- multiple pathologie
- polyfarmacie
- gewijzigde presentatie en verloop van pathologie
- verwevenheid van medische, sociale en psychische factoren
- bedreigde validiteit
1.1.1 Verminderde homeostase
Functionele mogelijkheden van de verschillende organen in het lichaam beginnen te verminderen
- eerst onopgemerkt
- later begint het op te vallen bij kleinere fysieke of psychische inspanningen
Pathologie en verminderde reservefunctie dragen bij tot de ernst en de duur van het ziek zijn
1.1.2 Multiple pathologie
Geriatrische patiënten vertonen vaak meerdere ziektes op eenzelfde moment
- vooral ongeneesbare chronische aandoeningen
Behandeling bestaat vooral uit het opvangen van acute opflakkeringen, het afremmen van het verdere
verloop en het in stand houden van overblijvende functies
1.1.3 Polyfarmacie
Geriatrische patiënten met multiple pathologie nemen vaak ook meerdere medicamenten in.
- aandacht: ouderen ondervinden gemakkelijker nevenwerkingen van medicijnen
- aantal fouten bij innemen neemt toe samen met het aantal pillen dat ze moeten slikken
1.1.4 Gewijzigde presentatie en verloop van pathologie
De zieke geriatrische patiënt presenteert zich vaak anders en op een andere manier
- vager en armer klachtenpatroon
1.1.5 Verwevenheid van medische, sociale en psychische factoren
Interactie tussen lichaam en geest is bij geriatrische patiënten zeer opvallend lichamelijke, geestelijke
en sociale factoren hebben een grote invloed op de kwaliteit van het leven
- lichamelijke aandoeningen hebben vaak psychische gevolgen
- verder kijken dan het zuiver medische probleem
1.1.6 Bedreigde validiteit
Chronische aandoeningen verhogen de kans op invaliditeit bij ouderen
1.2 Geriatrische Risico Profiel
= test die adhv 5 items bepaalt of de patiënt een verhoogde kwetsbaarheid heeft
- score van +2 verdient aanbeveling voor verdere opvolging
2. Delirium
= acute verwardheid, voorbijgaande psychische stoornis die het gevolg is van een lichamelijke ontregeling
- incidentie rond de 20% 1 op 5 ouderen
- incidentie neemt toe met leeftijd en vooraf bestaande cognitieve problematiek
- onderzoek geeft hoge morbiditeit mortaliteit en blijvende beperkingen ADL decubitus
- kan leiden tot verlengde opnameduur of overplaatsing naar WZC
2.1 Oorzaken en uitlokkende factoren
= meestal gevolg van verschillende factoren
- ernstig lichamelijk lijden + sociale en psychologische factoren
- gebruik van bepaalde mdicatie
15
2.2 Symptomen
- bewustzijnsstoornis en verminderde concentratie
- verandering in cognitieve functie
- ontwikkeling van een waarnemingsstoornis
- acuut ontstaan en fluctuerend verloop
- niet-specifieke symptomen
o stoornissen in slaapwaakritme
o plotse emotie- en stemmingsveranderingen
o specifieke somatische symptomen
o veranderende psychomotoriek
2.2.1 Bewustzijnsstoornis en verminderde concentratie
= patiënt lijkt onbereikbaar, kijkt glazig voor zich uit, is niet in staat om in contact te gaan met omgeving
- desoriëntatie in tijd later ook in plaats en het niet herkennen van vertrouwde personen
2.2.2 Verandering in cognitieve functie
= minder georganiseerd denken
- handelen is rommelig en ongeorganiseerd
- spraak is onsamenhangend gesprek voeren is soms onmogelijk
- geheugenstoornis vooral kortetermijngeheugen is gestoord
- desoriëntatie in tijd, bij erge gevallen ook in plaats en persoon
2.2.3 Ontwikkeling van een waarnemingsstoornis
= patiënten kunnen dingen anders waarnemen groter, kleiner, dubbel, misvormd, ..
- visuele en auditieve hallucinaties
- waarnemingsstoornissen roepen veel angst op
2.2.4 Acuut ontstaan en fluctuerend verloop
= wisselend karakter is één van de belangrijkste kenmerken van delirium
- symptomen kunnen plots optreden enkele uren of dagen
- bijna altijd van tijdelijke aard gemiddeld 6 dagen
2.2.5 Niet-specifieke symptomen
- stoornissen van slaapwaakritme
- plotse emotie- en stemmingswisselingen
- specifieke somatische symptomen wijde pupillen, tachycardie, hypertensie
- veranderende psychomotoriek hyperactief delier <-> hypoactief delier
2.3 Preventie en detectie
Verpleegkundigen bevinden zich in de sleutelpositie om delier vroegtijdig te detecteren
- opletten met term verward
Stap 1 preventie van delirium bij risicopatiënten
Stap 2 bepalen van risico bij opname
Stap 3 nemen van preventieve maatregelen
voor betere beoordeling kan men gebruik maken van assessmentschalen
bv: NEECHAM Confusiuon Scale, DOS, CAM
2.3.1 Behandeling van onderliggende oorzaken
= eerst naar risicofactoren op zoek gaan alvorens men farmacologisch gaat behandelen
- anamnese
- waarden meten
- volledig klinisch onderzoek
2.3.2 Medicamenteuze symptomatische behandeling
Antipsychoticum (alderol is meest effectief veilig middel dat in lage doseringen weinig bijwerkingen
heeft en met veel andere medicatie gecombineerd kan worden
- normaal gezien geen benzodiazepines tenzij het medisch nodig is
2.4 Niet medicamenteuze symptomatische behandeling
= familie en mantelzorgers van de patiënt inlichten
Handelingen p17-18
16
3. Depressie
= psychiatrisch ziektebeeld dat bij ouderen het meest voorkomt
- incidentie ernstige vorm 1-5%
- incidentie mildere vorm 10-15%
Kans op een depressie is groter bij somatische ziektes:
- lichamelijke ziekte geeft beperkingen gevoelens van hulpeloosheid
- lichamelijke ziekte is stressor
- depressie is onderdeel van lichamelijke aandoening bv: parkinson
- medicatie die patiënt inneemt kan depressie veroorzaken
Sociaaleconomische veranderingen spelen ook een rol:
- patiënt verhuist van huis naar WZC
- wegvallen van helpende handen uit de buurt bv: buurman overlijdt
oudere persoon lijdt aan depressie wanneer hij klaagt over multiple vage somatische stoornissen,
zoals benauwdheid, irritatie, slaapstoornissen, vermoeidheid, zwakte, hulpeloosheid, hopeloosheid,
een verlaagd concentratievermogen, een tekort aan motivatie en vooral interesseverlies in het leven
of activiteiten gekenmerkt door constant negatief denken
4. Vallen bij ouderen
= een onverwachte gebeurtenis waarbij de persoon op de grond of op een lager gelegen niveau
terechtkomt
4.1 Achtergrond
= frequent voorkomend probleem in het ziekenhuis
- 40-60% van de ongelukken in het ziekenhuis zijn valincidenten
- incidentie hangt af van de patiëntenpopulatie en het type afdeling
4.2 Gevolgen
Vallen kan gevolgen hebben op fysiek, psychosociaal en economisch vlak
4.2.1 Fysieke gevolgen
Bij 40-60% van de ouderen resulteert vallen in een fysiek letsel
- klein letsel (30-50%) snijwonde weefselbeschadiging verstuiking
- groot letsel (10-15%) heupfracturen, andere fracturen, letsels van weke delen en hoofdtrauma
- overlijden valincidenten grootste oorzaak van overlijden tgv onvrijwillig letsel
17
18
5. Fixatie
= middelen, materialen en uitrustingen die aan of in de buurt van het lichaam van de patiënt zijn
aangebracht en verhinderen dat hij zich vrij kan bewegen zoals hij wil zodanig dat hij zichzelf of iemand in
zijn omgeving in gevaar brengt + die hij niet zelf onder controle heeft of kan verwijderen
5.1 Gebruik
Vanuit medisch, sociaal, juridisch en deontologisch standpunt een middel van laatste keuze
enkel als de patiënt en de behandeling op geen enkele manier kan gegarandeerd worden is fixatie de
minst slechte oplossing
5.2 Soorten fixatie
- fixatievesten en banden rond de thorax, gordels
- pols- en enkelbanden fixatieriemen
- geriatrische zetels
- bedsponden
- slaapzak voor de nacht
- inpakken van handen met zwachtel of wanten
- niet aandoen van dagkledij
- sluiten van deuren van kamers of bepaalde afdelingen
- medicatie
5.3 Patiëntgebonden factoren
5.3.1 Valpreventie
= meest gehoorde verantwoording voor fixeren
- beveiligen van de oudere om vallen te vermijden
- geen goede maatregelen
5.3.2 Probleemgedrag
= ronddwalen, weglopen, verloren lopen, motorische onrust, agressie
- uit vrees voor ongevallen of verlies van controle over de situatie
5.4 Niet-patiëntgebonden factoren
= oorzaak ligt niet bij de patiënt
5.4.1 Houding van de zorgverlener
Zorgverlener neemt een negatieve houding aan tegenover ouderen en stelt dat ouderen niet meer in staat
zijn om zelf beslissingen te nemen
5.4.2 Aard van de instelling
= een groter aantal patiënten met storend gedrag in een instelling kunnen de oorzaak zijn van het
frequenter toepassen van veiligheidsmaatregelen
5.4.3 Vrees voor gerechtelijke vervolging
= vrees voor gerechtelijke vervolging wanneer een patiënt verwondingen heeft opgelopen ten gevolge van
een val
5.4.4 De visie van de verantwoordelijke
= visie van de verantwoordelijke van de instelling kan zeer bepalend zijn voor de mate waarin
zorgverleners fixerende middelen gebruiken
5.5 Gevolgen van fixatie
5.5.1 Verwondingen
- wanneer de patiënt de fixatie bestrijdt
- wanneer de materialen niet juist gebruikt worden
5.5.2 Functionele beperkingen
- doorligwonden
- huidletsels
- infecties
- incontinentie // obstipatie
- cardiale stress // oedeem // demineralisatie
- spieratrofie // breuken
19
20
21
22
23