You are on page 1of 134

Afstudeerrapport

“Verticaal evenwicht van


damwandconstructies”

Michel de Koning
studienummer: 1117920
datum: 2 juli 2006
Afstudeerrapport;

“Verticaal evenwicht van


damwandconstructies”

Student Datum
Michel de Koning 2 juli 2006

Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen


Afdeling Geotechnologie
Sectie Geo-Engineering
Leerstoel funderingstechnologie
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Afstudeercommissie

Student:
Michel de Koning
studienr.: 1117920

Vierlinghlaan 190
2332 CT Leiden
tel.: 071-5321298 (privé) 06-16108626 (mobiel)
e-mail: michelde_koning@hotmail.com

Afstudeercommissie:

Voorzitter:
Prof. Ir. A.F. van Tol
sectie Geo-Engineering van de faculteit Civiele Techniek en
Geowetenschappen, TUDelft
tel.: 015-2785478
e-mail: A.F.vanTol@citg.TUDelft.nl

Begeleider TUDelft:
Ing. H.J. Everts
sectie Geo-Engineering van de faculteit Civiele Techniek en
Geowetenschappen, TUDelft
tel.: 015-2785478
e-mail: H.J.Everts@citg.TUDelft.nl

Begeleider TUDelft:
Ir. Ing. R. Abspoel
sectie Gebouwen en Civieltechnische constructies van de faculteit Civiele
Techniek en Geowetenschappen, TUDelft
tel.: 015-2785358
e-mail: R.Abspoel@citg.tudelft.nl

Begeleider Ballast Nedam Infra


Mevr. Ir. A. Kooistra
afdeling Grond en water van ingenieursbureau INFRA Consult +
Engineering
tel.: 030-2854038
e-mail: A.Kooistra@icpluse.nl

M. de Koning i
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

“There are two approaches to a natural problem. They are the approach of the pure
scientist and that of the engineer. The pure scientist is interested only in truth, For him
there is only one answer – the right one – no matter how long it takes to get it. For the
engineer, on the other hand, there are many possible answers, all of which are
compromises between truth and time, for the engineer must have an answer now; his
answer must be sufficient for a given purpose, even not true. For this reason an engineer
must make assumptions – assumptions which in some cases he knows to be not strictly
correct – but will enable him to arrive at an answer which is sufficiently true for the
immediate purpose.”

H.Q. Golder (1948) aangehaald uit J. Brinch Hansen (1953).

M. de Koning ii
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Voorwoord

Dit afstudeerrapport is geschreven in het kader van het onderzoeksproject Geosafe en


behandeld het onderwerp “Verticaal evenwicht van damwanden”. Het onderzoek is
uitgevoerd bij en ondersteund door Ballast Nedam Infra Consult + Engineering, te
Nieuwegein.

In dit rapport wordt een rekenmethodiek voorgesteld voor het ontwerp van verticaal
belaste damwanden, waarbij de interactie tussen de verticale belasting en de horizontale
korrelspanningen wordt meegenomen. Het rapport bevat tevens een overzicht wat
nationaal en internationaal in de literatuur beschreven is over verticaal belaste
damwanden.

Het afstudeeronderzoek wordt gedaan bij de sectie Geo-Engineering van de faculteit


Civiele Techniek en Geowetenschappen aan de Technische Universiteit Delft.

Mijn dank wil ik in de eerste plaats uitspreken aan Annemarije Kooistra en Frank van der
Woerdt voor de begeleiding bij Ballast Nedam Infra Consult + Engineering en voor de
ondersteuning tijdens mijn onderzoek. Ik wil de leden van mijn afstudeercommissie,
Prof. Ir. Frits van Tol, Ing. Bert Everts en Ir. Ing. Roland Abspoel, bedanken voor hun
bijdrage en steun bij mijn afstuderen. Verder wil ik de medewerkers van de afdeling
Grond en Water, Jessica, Abjan, Stan, Leon en Erik bedanken voor de samenwerking
tijdens mijn verblijf daar. Als laatste wil ik mijn vriendin en mijn ouders bedanken voor
hun ondersteuning en vertrouwen tijdens mijn studie.

Leiden, 2 juli 2006

Michel de Koning

M. de Koning iii Voorwoord


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning iv Voorwoord
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Samenvatting

In Nederland worden damwanden meestal ontworpen met het computerprogramma


MSheet. Met de huidige versie van MSheet, versie 7.0, is het mogelijk om het verticaal
evenwicht van damwanden te berekenen. In de bepaling van het verticaal evenwicht
door MSheet wordt de veilige aanname gemaakt dat de wrijving tussen de damwand en
het grondmassief aan de actieve zijde van de damwand neerwaarts gericht is en een
neerwaarts gerichte belasting op de damwand vormt. Aan de passieve zijde wordt de
wrijving opwaarts verondersteld en dat deze een bijdrage levert aan het draagvermogen
van de damwand. Deze aanname wordt gemaakt aangezien de wrijvingsrichting wordt
bepaald door de relatieve verplaatsing ∆w tussen de damwand en het grondmassief en
deze door MSheet niet bepaald wordt. MSheet veronderstelt de veilige aanname dat aan
de actieve zijde van de damwand het grondmassief in verticale richting meer zal
verplaatsen dan de damwand.

De aanname van een neerwaarts gerichte wrijvingsrichting aan de actieve zijde van de
damwand is correct voor een horizontaal verplaatsende en in verticale richting onbelaste
damwand. Hierbij zal het grondmassief achter de damwand in verticale richting meer
verplaatsen dan de damwand zelf. De verticale verplaatsing zorgt voor een neerwaarts
gerichte wrijving tussen de damwand en het grondmassief. Aan de passieve zijde zal het
grondmassief omhoog komen ten opzichte van de damwand. Dit resulteert in een
opwaarts gerichte wrijving tussen de damwand en het grondmassief.

τmax;a

Ea;v
τmax;p
Ea;h
Ep;h

Ep;v

Figuur 1 Krachtswerking in grensvlak damwand-grondmassief

De richting van de wrijving tussen de damwand en het grondmassief wordt beschreven


met de wandwrijvingshoek δ. Dit is de hoek die de kracht ten gevolge van de gronddruk
maakt met de normaal op het vlak van de damwand. De wandwrijvingshoek δ wordt
positief genoemd wanneer deze gericht is tegen de wijzers van de klok in.

In Figuur 1 is de krachtswerking in het grensvlak damwand-grondmassief gegeven. In de


figuur zijn rechte glijvlakken gebruikt om de situatie te schematiseren. In werkelijkheid
zullen glijvlakken volgens een log-spiraalvorm optreden, in de figuur met een stippellijn
aangegeven.

Onder invloed van een verticale drukbelasting op de kop van de damwand zal de
damwand in verticale richting gaan verplaatsen. Bij een voldoende grote verticale
belasting kan aan de actieve zijde van de damwand de verticale verplaatsing van de
damwand wdamwand groter zijn dan de verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond.
De richting van de actieve wandwrijvingshoek δa krijgt dan een opwaartse richting. Door
het veranderen van de richting van de actieve wandwrijvingshoek δa zal de effectieve

M. de Koning v Samenvatting
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

horizontale korrelspanning σ’h op de damwand toenemen. Aan de passieve zijde zal bij
een zakkende damwand geen verandering van de passieve wandwrijvingshoek δp
plaatsvinden. Echter bij een trekbelasting op de damwand zal aan de passieve zijde de
damwand omhoog komen ten opzichte van het grondmassief. De passieve
wandwrijvingshoek δp zal hierdoor van richting veranderen, wat grote invloed heeft op de
passieve grondweerstand.

In het voorgestelde rekenmodel wordt de relatieve verplaatsing ∆w tussen de damwand


en het grondmassief bepaald en zodoende ook de richting van de wrijving over de hoogte
van de damwand. Door het meenemen van de relatieve verplaatsing ∆w kan een
berekening worden gemaakt die de interactie tussen de verticale belasting Fv op de
damwand en de effectieve horizontale korrelspanning σ’h meeneemt.

Fv

δa

-δa

δp

Figuur 2 Verandering van wrijvingsrichting onder invloed van verticale drukbelasting

Om aan te sluiten bij het verenmodel dat door MSheet gebruikt wordt, worden elasto-
plastische schuifveren en een elasto-plastische puntveer gemodelleerd. De damwand
wordt hierbij verdeeld in n elementen met n+1 knopen.

knoop
0

Figuur 3 Modellering met elasto-plastische verticale veren

M. de Koning vi Samenvatting
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Het gedrag van de damwand en het grondmassief wordt in verticale richting beschreven
met de differentiaalvergelijking:

d 2 ∆w
EA − kv ∆w − kv ;punt w punt =F v
dz 2

De eerste term in de differentiaalvergelijking beschrijft de elastische rek van de


damwand in verticale richting. De tweede term geeft een beschrijving van de elasto-
plastische schuifveren langs de damwand. Met de derde term wordt het aandeel van de
elasto-plastische puntveer beschreven. De laatste term geeft de verticale belasting op de
damwand. De differentiaalvergelijking kan voor ieder element worden opgelost bij het
bekend zijn van de randvoorwaarden.

Een veerkarakteristiek kan worden opgesteld die het gedrag van de elasto-plastische
schuifveren beschrijft. Hierbij wordt in het elastische gebied een veerstijfheid toegekend
aan de veren. De veerstijfheid is de verhouding tussen de schuifspanning τ in het
grensvlak damwand-grondmassief en de relatieve verplaatsing ∆w.

∆τ
kv =
∆(∆w )

De maximale schuifspanning τmax, behorend bij de optredende effectieve, horizontale


korrelspanning σ’h tegen de damwand, zal optreden bij een bepaalde waarde van de
relatieve verplaatsing ∆w, afhankelijk van de grondsoort. De richting van de relatieve
verplaatsing ∆w kan zowel positief als negatief zijn, wat resulteert in een positieve dan
wel negatieve schuifspanning τ.

τmax
∆τ
∆(∆w)

∆w = wgrond - wdamwand

τmax

plastisch elastisch plastisch


Figuur 4 Veerkarakteristiek voor een elasto-plastische schuifveer

De maximale schuifspanning τmax die kan optreden, is afhankelijk van de


wandwrijvingshoek δ en de effectieve normaalspanning σ’n op de damwand.

τ max = σ n′ tan(δ )

De effectieve normaalspanning σ’n op de damwand wordt bepaald door de horizontale


component van de effectieve korrelspanning op de damwand.

M. de Koning vii Samenvatting


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

σ n′ = (K0 ∗ σ v′ ± k ∗ u ) cos(δ )

De effectieve normaalspanning σ’n is hierbij afhankelijk van de horizontale verplaatsing u


van de damwand en wordt begrensd tussen de actieve korrelspanning en de passieve
korrelspanning. Een tweede begrenzing voor de effectieve normaalspanning σ’n vindt
plaats door de wandwrijvingshoek δ. Deze kan variëren tussen een maximaal positieve
waarde en een maximaal negatieve waarde.

Om het gedrag van de puntveer te beschrijven wordt een veerkarakteristiek opgesteld


met daarin de puntweerstand ppunt en de verticale verplaatsing van de damwandpunt
wpunt uitgezet.

ppunt

ppunt;max

∆ppunt
∆wpunt

wpunt

elastisch plastisch
Figuur 5 Veerkarakteristiek voor een elasto-plastische puntveer

In het elastische gebied kan de puntveer worden beschreven met een veerstijfheid die de
verhouding is van de puntweerstand ppunt en de verticale verplaatsing van de
damwandpunt wpunt.

∆ppunt
kv ;punt =
∆w punt

Het rekenmodel voor de bepaling van de verticale draagkracht van damwanden is


bedoeld voor situaties waarin gesproken kan worden van een gedraineerd grondgedrag.

M. de Koning viii Samenvatting


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Inhoudsopgave

Afstudeercommissie i
Voorwoord iii
Samenvatting v
Inhoudsopgave ix
Figuren x
Tabellen xi
Symbolen xiii
1. Inleiding 1
1.1 Gebruik van damwanden 1
1.2 Probleemstelling 3
1.3 Opbouw van rapport 5
1.4 Leesbeschrijving 6
2. Rekenmodel 7
2.1 Horizontaal in het vlak belaste damwand 7
2.2 Verticaal belaste damwand 10
2.2.1 Modellering 11
2.2.2 Differentiaalvergelijking 11
2.3 Bepaling schuifspanning en puntweerstand 13
2.3.1 Schuifspanning 13
2.3.2 Puntweerstand 17
2.4 Verticale verplaatsing grondmassief 18
2.5 Veerkarakteristiek 21
2.5.1 Schuifveren 21
2.5.2 Voorbeeld veerkarakteristiek 23
2.5.3 Puntveer 24
2.6 Rekenproces 25
3. Veiligheidsbeschouwing 29
3.1 Veiligheidsklasse 29
3.2 Grenstoestanden 30
3.3 Semi-probabilistische aanpak 31
3.3.1 Betrouwbaarheidsindex 32
3.3.2 Partiële factoren 34
3.4 Geotechnische categorie 34
3.5 Ontwerpbenadering 35
4. Voorbeeldberekening 37
4.1 Invoer 37
4.2 Eerste iteratie 39
4.3 Tweede iteratie 45
5. Literatuuroverzicht 51
5.1 CUR 166 (2005) 51
5.1.1 Uitsluitend verticale belasting 51
5.1.2 Buiging en verticale belasting 52
5.1.2.1 Separate berekening 55
5.1.2.2 Gecombineerde berekening 55
5.1.3 Wandwrijvingshoek 56
5.2 EAU (2004) 57
5.2.1 Wandwrijvingshoek 57
5.2.1.1 Actieve wandwrijvingshoek 57
5.2.1.2 Passieve wandwrijvingshoek 58
5.2.1.3 Wandwrijvingshoek voor reactiekracht van Blum 58
5.2.2 Verticaal evenwicht 58
5.2.1 Verticaal draagvermogen 59
5.3 Eurocode 60
5.4 Amerikaanse Normen 61
5.5 Staalbedrijven 62
5.6 Onderzoek naar draagvermogen damwanden 64
5.7 Wandwrijving 67
5.7.1 Wrijvingscoëfficiënt 68
5.7.2 Wandwrijvingshoek 68

M. de Koning ix Inhoudsopgave
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

5.7.3 Onderzoek 69
5.8 Computermodellen 74
5.8.1 MSheet 74
5.8.2 Briaud en Kim (1998) 76
5.8.3 Plaxis 78
6. Conclusies en Aanbevelingen 79
6.1 Conclusies 79
6.2 Aanbevelingen 80
7. Literatuur 83
Appendix I Afleiding differentiaalvergelijking 87
Appendix II Bepalen zakking van het grondmassief 89
Appendix III Gronddrukcoëfficiënten 93
III.1 Müller-Breslau 93
III.2 Kötter 93
III.3 Tabellen gronddrukcoëfficiënt 94
Appendix IV MSheet 97
Appendix V Tabellen 107
Appendix VI Rankine gronddruktheorie 111
Appendix VII Tabel Potyondy 115

Figuren

Figuur 1 Krachtswerking in grensvlak damwand-grondmassief v


Figuur 2 Verandering van wrijvingsrichting onder invloed van verticale drukbelasting vi
Figuur 3 Modellering met elasto-plastische verticale veren vi
Figuur 4 Veerkarakteristiek voor een elasto-plastische schuifveer vii
Figuur 5 Veerkarakteristiek voor een elasto-plastische puntveer viii
Figuur 6 U en Z profiel 1
Figuur 7 Voorbeelden van verticale belasting op damwand 3
Figuur 8 Krachten in verticale richting op de damwand 4
Figuur 9 Tekenafspraken 6
Figuur 10 Samenstelling van de wandwrijvingshoek 8
Figuur 11 Verandering van richting actieve wandwrijvingshoek 10
Figuur 12 Schematisatie van verticaal belaste damwand 11
Figuur 13 Oppervlak van de damwand; zonder plugvorming en met plugvorming 13
Figuur 14 Spanningen in grensvlak damwand–grondmassief 14
Figuur 15 Horizontale gronddruk als functie van horizontale verplaatsing 14
Figuur 16 Vectoriele verdeling van de wandwrijvingshoek 16
Figuur 17 Draagvermogencoëfficiënten Nq volgens Berenzantsev 18
Figuur 18 Zettingsprofielen opgesteld door Clough en O’Rourke 19
Figuur 19 Horizontale verplaatsing damwand vs. verticale verplaatsing grondmassief 20
Figuur 20 Voorbeeld bepalen verticale verplaatsing grondmassief 20
Figuur 21 Veerkarakteristiek voor schuifveer 22
Figuur 22 Voorbeeld veerkarakteristiek 23
Figuur 23 Veerkarakteristiek voor puntveer 24
Figuur 24 Stroomschema 28
Figuur 25 Foutenboom damwandconstructie 30
Figuur 26 Concept van semi-probabilistische ontwerpmethodiek 32
Figuur 27 Standaard normale verdeling; verdelingsfunctie en kansdichtheidsfunctie 33
Figuur 28 Situatieschets 37
Figuur 29 Optredende effectieve verticale korrelspanningen 39
Figuur 30 Optredende effectieve en maximale normaalspanning op de damwand 40
Figuur 31 Maximaal optredende schuifspanning bij berekende horizontale
damwandverplaatsing u en maximale schuifspanning 40
Figuur 32 Bepaling verticale verplaatsing van het grondmassief 41
Figuur 33 Schuifveerkarakteristiek eerste damwandelement aan actieve zijde 42
Figuur 34 Schuifveerkarakteristiek tweede damwandelement aan actieve zijde 42
Figuur 35 Schuifveerkarakteristiek eerste damwandelement aan passieve zijde 43

M. de Koning x Inhoudsopgave
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Figuur 36 Schuifveerkarakteristiek tweede damwandelement aan passieve zijde 43


Figuur 37 Puntveerkarakteristiek 44
Figuur 38 Relatieve verplaatsing 45
Figuur 39 Schuifveerkarakteristiek eerste damwandelement aan de actieve zijde met
gemobiliseerde schuifspanning 46
Figuur 40 Schuifveerkarakteristiek tweede damwandelement aan de actieve zijde met
gemobiliseerde schuifspanning 46
Figuur 41 Schuifveerkarakteristiek eerste damwandelement aan de passieve zijde met
gemobiliseerde schuifspanning 47
Figuur 42 Schuifveerkarakteristiek tweede damwandelement aan de passieve zijde met
gemobiliseerde schuifspanning 47
Figuur 43 Puntveerkarakteristiek met gemobiliseerde puntweerstand 48
Figuur 44 Relatieve verplaatsing 49
Figuur 45 Richting van de wandwrijvingshoek δ 52
Figuur 46 Verandering van actieve wandwrijvingshoek door verticale belasting 53
Figuur 47 Invloed verticale belasting op damwand 54
Figuur 48 Stroomschema interactieberekening verticale en horizontale stabiliteit 54
Figuur 49 Verticaal evenwicht bij externe druk- en trekbelasting 56
Figuur 50 Krachten op damwand bij verticale evenwicht en verticaal draagvermogen 59
Figuur 51 Voorbeeld van een grenstoestand voor verticaal bezwijken 60
Figuur 52 Bijdrage aan draagvermogen 63
Figuur 53 Eigenschappen van de geteste elementen 64
Figuur 54 Beschrijving van sp en slat voor damwandprofielen en box palen 65
Figuur 55 Tabel en grafiek voor bepalen van qs als functie van het type in situ proef 66
Figuur 56 Krachtenspel bij externe verticale belasting 66
Figuur 58 Invloed van de richting van de wandwrijvingshoek op de glijvlakken 69
Figuur 59 Opstelling van de sleepproef 70
Figuur 60 Wrijvingscoëfficiënt uitgezet tegen het belastingsniveau 70
Figuur 61 Wrijvingscoëfficiënt uitgezet tegen het vochtgehalte 71
Figuur 62 Wrijving versus de normaalbelasting voor zand (boven) en klei (onder) 72
Figuur 63 Type A en type B proef 73
Figuur 64 Piekwaarde van de wrijving 73
Figuur 65 gronddruk-verplaatsingdiagram 75
Figuur 66 Modellering van de damwand 76
Figuur 67 Waarde voor dimensieloze factor α 78
Figuur 68 Veerkarakteristieken voor de schuifveer (links) en puntveer (rechts) 79
Figuur 69 Op rek belaste staafelement 87
Figuur 70 Bepalen verticale verplaatsing grondmassief 89
Figuur 71 Verschil in verticale verplaatsing maaiveld 90
Figuur 72 Bewegingsrichting van de damwand 111
Figuur 73 Mohr-Coulomb bezwijk criterium voor actieve en passieve gronddruk 112
Figuur 74 Gronddrukcoëfficiënt als functie van de verplaatsing 113

Tabellen
Tabel 1 Representatieve waarde voor horizontale beddingsconstante 16
Tabel 2 Verhoudingen maaiveldzakking horizontale verplaatsing 19
Tabel 3 Verband tussen faalkans en betrouwbaarheidindex 33
Tabel 4 Betrouwbaarheidsindex β volgens verschillende normen 33
Tabel 5 Overzicht ontwerpbenadering volgens Eurocode 7 deel 1 35
Tabel 6 Representatieve grondparameters 37
Tabel 7 Horizontale beddingsconstanten volgens CUR166 (2005) 38
Tabel 8 Damwandeigenschappen 38
Tabel 9 Waarde voor wandwrijvingshoek δ 57
Tabel 10 Tabel met waarde voor puntdraagvermogen coëfficiënt k 65
Tabel 11 Invloed van de wandwrijvingshoek op de gronddruk 69
Tabel 12 Gemiddelde waarde van de wrijvingscoëfficiënt 70
Tabel 13 Waarde voor de wrijvingcoëfficiënt 115

M. de Koning xi Inhoudsopgave
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning xii Inhoudsopgave


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Symbolen

Notatie Omschrijving Eenheid

Algemeen
β betrouwbaarheidsindex [-]
γ partiële factor [-]
γf partiële belastingfactor [-]
γm partiële materiaalfactor [-]
n aantal elementen [-]
Pf faalkans [-]
Pf;req toelaatbare faalkans [-]

Geometrie
A damwanddoorsnede [m2]
Apunt puntoppervlak [m2]
Aschacht wrijvingsoppervlak [m2]
B breedte van de fundering [m]
b elementbreedte [m]
E elasticiteitmodulus [kN/m2]
h laagdikte [m]
L lengte van de damwand [m]
z dieptecoördinaat [m]

Belastingen
Av verticale component van de ankerkracht [kN]
Fgem gemiddelde normaalkracht in damwand [kN]
FH externe horizontale belasting [kN]
Fr sterkte [kN]
Fs totale verticale belasting [kN]
Fv externe verticale belasting [kN]
p verdeelde verticale reactie [kN/m]
q verdeelde verticale belasting [kN/m]

Fysische
eigenschappen
γ volumieke gewicht van de grond [kN/m3]
γsat volumieke gewicht van de verzadigde grond [kN/m3]
γw volumieke gewicht van het water [kN/m3]

Mechanische
eigenschappen
c cohesie [kN/m2]
cw adhesie [kN/m2]
φ hoek van inwendige wrijving [o]
su ongedraineerde schuifsterkte [kN/m2]

Spanningen en
vervormingen
k veerstijfheid [kN/m3]
kh horizontale beddingsconstante [kN/m3]
kv verticale veerstijfheid [kN/m2]
p waterspanning [kN/m2]
σ totaalspanning [kN/m2]
σ’h effectieve horizontale korrelspanning [kN/m2]
σ’n effectieve normaalspanning [kN/m2]

M. de Koning xiii Symbolen


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

σ’v effectieve verticale korrelspanning [kN/m2]


Tmax maximale schuifkracht [kN]
τ schuifspanning [kN/m2]

Gronddruk
δ wandwrijvingshoek [o]
δa actieve wandwrijvingshoek [o]
δc;rest resterende wandwrijvingshoek [o]
δp passieve wandwrijvingshoek [o]
δvert verticale wandwrijvingshoek [o ]
Eh horizontale component van de gronddrukkracht [kN]
Ev verticale component van de gronddrukkracht [kN]
K0 neutrale gronddrukcoëfficiënt [-]
Ka actieve gronddrukcoëfficiënt [-]
Kp passieve gronddrukcoëfficiënt [-]
µ wrijvingscoëfficiënt [-]

Funderingen
Fmax;punt maximale puntdraagkracht [kN]
Fgem gemiddelde normaalkracht in damwand [kN]
Fw totale weerstand [kN]
NC, Nq, Nγ draagvermogencoëfficiënten [-]
pmax;punt maximale puntweerstand [kN/m2]
q effectieve verticale spanning op paalpuntniveau [kN/m2]
u horizontale verplaatsing [m]
∆u relatieve horizontale verplaatsing [m]
∆w relatieve verticale verplaatsing [m]
wdamwand verticale verplaatsing damwand [m]
wel elastische verkorting damwand
wgrond verticale verplaatsing grondmassief [m]
wpunt verticale verplaatsing van de damwandpunt [m]

Indices
0 initieel
a actief
d rekenwaarde
gem gemiddeld
max maximaal
mob gemobiliseerd
p passief
punt damwandpunt
rep representatieve waarde

M. de Koning xiv Symbolen


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

1. Inleiding

In het kader van het onderzoeksproject Geosafe, een project van GeoDelft - Volker
Wessels Stevin - Boskalis en Infra Consult + Engineering, worden verschillende
onderzoeken gedaan naar het realiseren van geschikte probabilistische modellen voor het
kwantificeren en beheersen van geotechnische risico’s. Het ingenieursbureau van Ballast
Nedam Infra, Infra Consult + Engineering heeft binnen Geosafe het onderwerp “Verticaal
evenwicht van damwandconstructies” op zich genomen.

Het onderzoek moet leiden tot een rekenmethodiek die aansluit bij de huidige versie van
MSheet en een uitbereiding vormt doordat de interactie tussen de verticale belasting en
de horizontale korrelspanning in rekening wordt gebracht. In dit afstudeerrapport wordt
een voorstel gedaan voor dit rekenmodel. Het programmeren van het rekenmodel in
MSheet valt buiten het kader van dit onderzoek.

1.1 Gebruik van damwanden

Damwanden zijn op zichzelf staande, verticale elementen die onderling zijn gekoppeld
door middel van een slotconstructie. Het klassieke gebruik van damwanden is om een
hoogteverschil te overwinnen zonder gebruik te maken van een talud. Hierdoor ontstaan
voornamelijk horizontale belastingen op de damwand ten gevolge van grond- en
waterdruk. De damwand ontleent zijn stabiliteit hierbij aan de interactie tussen het
grondmassief en de wand. De damwand gedraagt zich hierbij als een uitkragende
“elastische” ligger die in de grond is ingeklemd of als een ligger op twee steunpunten.
Het berekenen van damwanden die horizontaal belast worden, staat onder andere
beschreven in CUR166 “Damwandconstructies” (2005) en de Duitse EAU (2004).

Een damwand kan van verschillende constructiematerialen gemaakt zijn: staal, beton of
hout. De meest voorkomende damwandprofielen zijn gemaakt van staal en hebben een U
of Z vorm. Hierbij liggen grote delen van de dwarsrichting in de randzone van het profiel.
Damwanden ontlenen hieraan hun stijfheid die nodig is om aan hun taak te voldoen. In
het vervolg van dit rapport wordt aangenomen dat een damwand van staal gemaakt is.

Z – profiel

U – profiel

Figuur 6 U en Z profiel

Damwandplanken worden afzonderlijk of met meerdere planken tegelijk vanaf het


maaiveld ingebracht. Het inbrengen gebeurt door middel van trillen, heien of drukken,
eventueel in combinatie met spuiten, fluïderen of voorboren.

De laatste jaren zijn de installatiemethoden voor damwanden veel preciezer geworden,


waardoor zeer nauwkeurige installatietoleranties behaald kunnen worden die enkele jaren
geleden niet mogelijk waren. Door deze nauwkeurige toleranties kunnen damwanden
door ingenieurs steeds meer als een permanente constructie worden toegepast. Het

M. de Koning 1 Inleiding
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

toepassen van damwanden als een permanente constructie heeft als voordeel dat er
bespaard kan worden op constructietijd en constructiekosten, aangezien damwanden drie
functies kunnen combineren [McShane (1991)]:

• grond en water keren


• onderdeel uitmaken van de permanente constructie
• onderdeel uitmaken van de fundatie zodat deze niet meer afzonderlijk geplaatst
moet worden

Om damwanden te kunnen toepassen als een permanente constructie zullen twee


problemen moeten worden overwonnen [Bustamante & Gianeselli (1991)]:

• damwanden moeten geaccepteerd worden als constructiemateriaal net zoals


beton, hout of steen
• er moet worden aangetoond dat damwanden in staat zijn om verticale belastingen
te dragen

Tegenwoordig wordt een damwand door enkele voordelen boven andere materialen
verkozen. De voordelen zijn onder andere flexibiliteit in de geometrie van een
constructie, esthetisch en lasbaarheid, geaccepteerd als constructiemateriaal [Hartung et
al. (1993)].

Dat een damwand een verticale belasting kan dragen is algemeen aangenomen. Een
eenduidige methode om het draagvermogen van damwanden te bepalen is echter nog
niet ontwikkeld. In CUR16 (2005) wordt een rekenmethodiek gegeven voor het
controleren van de verticale stabiliteit van een damwand. Hierbij wordt een grenswaarde
aan de verticale belasting gegeven die een gemiddelde schuifspanning van 12,5 [kN/m2]
veroorzaakt. Beneden deze grenswaarde mag een gescheiden controle van het verticaal
en horizontaal evenwicht worden uitgevoerd. Boven deze grenswaarde moet een controle
worden gemaakt die de interactie tussen de verticale belasting en horizontale
korrelspanning in rekening brengt. Dit betekent dat een eindige elementen methode
noodzakelijk is. Internationaal wordt ook geen eenduidige methodiek gegeven voor het
bepalen van het verticaal evenwicht. In de meeste gevallen staat beschreven dat het
verticaal evenwicht moet worden gecontroleerd. Een veel genoemde methode voor het
controleren van het draagvermogen is het uitvoeren van statische en dynamische
belastingsproeven.

Een damwand kan aan verschillende externe, verticale belastingen onderhevig zijn. Naast
een verticale belasting komend uit de dragende functie van een damwand zijn nog enkele
voorbeelden te noemen van verticale belasting op een damwand. Hierbij valt onderscheid
te maken in een neerwaarts gerichte belasting en een opwaarts gerichte belasting, zie
Figuur 7.

Verticale belasting naar beneden gericht:


1.) Verticaal dragende functie van de damwand b.v. ten gevolge van een traverse of
van permanente functie van damwand in een draagconstructie
2.) Schuin geplaatst anker
3.) Ophoging aan de actieve zijde op slappe grond, damwand zakt met de ophoging
mee (negatieve kleef)

Verticale belasting naar boven gericht:


4.) Zwellen van de grond ten gevolge van een ontgraving aan de actieve zijde
5.) Een schoorpaal als ondersteuning van de damwand
6.) Een onderwaterbeton vloer die door waterdruk en eventuele zweldruk omhoog wil
komen

M. de Koning 2 Inleiding
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Een damwandconstructie moet in staat zijn om de verticale belasting via schachtwrijving


en puntdraagvermogen over te dragen naar de ondergrond. In de meeste gevallen zal
het puntdraagvermogen een minieme bijdrage leveren aangezien het puntoppervlak van
de damwand verwaarloosbaar is.

ophoging

1 2 3

ontgraving

4 5 6

Figuur 7 Voorbeelden van verticale belasting op damwand


(bron CUR166, 2005)

1.2 Probleemstelling

In Nederland worden damwanden berekend volgens de ontwerpmethodiek beschreven in


CUR166 “Damwandconstructies”. De huidige druk van CUR166 (2005) is uitgebreid met
een ontwerpmethodiek voor een extern, verticaal belaste damwand. In de methode staat
niet eenduidige beschreven hoe te rekenen bij een combinatie van een verticale en
horizontale belasting op een damwand.

In de “normale” situatie zal het grondmassief achter de damwand zakken ten opzichte
van de damwand. Deze verticale verplaatsing ten opzichte van elkaar zorgt door wrijving
voor een omlaag gerichte belasting van het grondmassief op de damwand. De richting
van de wrijving wordt uitgedrukt in een positieve, actieve wandwrijvingshoek δa, zie
Figuur 8. Aan de passieve zijde zakt de damwand ten opzichte van het grondmassief. De
richting van de wrijving zal een opwaartse richting hebben en wordt uitgedrukt in een
negatieve, passieve wandwrijvingshoek δp.

Aan de actieve zijde van de damwand vormen de schuifspanningen in het grensvlak


damwand-grondmassief een verticale belasting op de damwand. Aan de passieve zijde
van de damwand vormen de optredende schuifspanningen een weerstand tegen de
verticale belasting. De maximaal mobiliseerbare schuifspanning wordt bepaald door:

τ max = σ n′ ∗ tan(δ ) (1.1)

M. de Koning 3 Inleiding
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Hierin zijn:
τmax maximaal mobiliseerbare schuifspanning [kN/m2]
σ’n normaalspanning op de damwand [kN/m2]
δ wandwrijvingshoek [o]

Bij een externe, verticale drukbelasting op de damwand is het mogelijk dat aan de
actieve zijde van de damwand, de damwand gaat zakken ten opzichte van het
grondmassief. Dit resulteert in een wrijving die opwaarts gericht is en dus een negatieve
belasting van het grondmassief op de damwand. De actieve wandwrijvingshoek δa heeft
nu een negatieve richting. Aan de passieve zijde zal geen verandering van de passieve
wandwrijvingshoek δp optreden [Van Tol (2003)].

Door het veranderen van de actieve wandwrijvingshoek δa verandert ook de grootte van
de horizontale korrelspanning σ’h op de damwand. Zodoende heeft het aanbrengen van
een verticale belasting invloed op de horizontale stabiliteit van de damwand.

Door de uitbuiging van de damwand zal de externe verticale belasting excentrisch op de


damwand werken. Als gevolg hiervan ontstaat een zogenaamd tweede orde moment, wat
leidt tot een aanpassing van het momentenverloop. Het tweede orde effect wordt niet
meegenomen in het voorgestelde rekenmodel.

Bij een externe, verticale trekbelasting zal aan de passieve zijde de wrijvingsrichting
gaan veranderen. De damwand komt nu omhoog ten opzichte van het grondmassief, wat
een neerwaartse wrijving zal veroorzaken. Aan de actieve zijde van de damwand zal
geen verandering van de wrijvingsrichting optreden. De optredende log-spiraalvormige
glijvlakken zijn geschematiseerd weergegeven met een stippellijn.

Fv

Av
Ea;v
Ea
δa

δp
Ep Ep;v

Fpunt

Figuur 8 Krachten in verticale richting op de damwand

Verklaring symbolen Figuur 8:


Fv externe verticale belasting [kN]
Av verticale component van ankerkracht [kN]
Ea kracht ten gevolge van actieve gronddruk [kN]

M. de Koning 4 Inleiding
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Ea;v verticale component actieve gronddrukkracht [kN]


Ep kracht ten gevolge van passieve gronddruk [kN]
Epv verticale component passieve gronddrukkracht [kN]
Fpunt puntdraagvermogen [kN]
δa actieve wandwrijvingshoek [o]
δp passieve wandwrijvingshoek [o]

In Nederland worden de meeste ontwerpberekeningen voor damwanden uitgevoerd met


het computerprogramma MSheet [GeoDelft, (2005)]. Dit programma berekent een
damwand volgens de theorie van een ligger op een elastische bedding. Het verticaal
evenwicht wordt door MSheet bepaald volgens:

Fv + Av + E a;v − F punt − E p;v = 0 (1.2)

Hierin zijn:
Fv externe verticale belasting op de damwand [kN]
Av verticale component van de ankerkracht [kN]
Fpunt puntdraagvermogen van de damwand [kN]
Ep,v verticale component van de passieve gronddruk [kN]
Ea,v verticale component van de actieve gronddruk [kN]

Het eigengewicht van de damwand is hierbij verwaarloosd.

Het probleem is dat MSheet de relatieve verplaatsing ∆w tussen de damwand en het


grondmassief niet bepaalt. MSheet gaat uit van de veilige benadering dat de
wandwrijving aan de actieve zijde van de damwand altijd neerwaarts gericht is en aan de
passieve zijde van de damwand opwaarts. Deze aanname is bij een verticale belasting op
de damwand niet altijd geldig.

In dit rapport wordt een rekenmodel besproken dat als aanvulling op de huidige versie
van MSheet dient. Hiervoor moet de relatieve verplaatsing ∆w tussen de damwand en het
grondmassief bepaald worden en de daarbij horende richting van de wandwrijvingshoek
δ. Met de maximale schuifspanning τmax kan een schuifveerkarakteristiek worden
opgesteld om verticale elasto-plastische schuifveren te modeleren. Met de puntweerstand
ppunt en de verticale verplaatsing van de damwandpunt wpunt wordt een puntveer-
karakteristiek opgesteld voor de elasto-plastische puntveer.

Voor de verticale belasting op de kop van de damwand Fv wordt aangenomen dat deze
statisch werkt. De tijdseffecten, zoals de duur van de belasting, zijn verwaarloosd in het
rekenmodel. De duur van de belasting zal lang genoeg zijn dat gesproken kan worden
van een gedraineerde situatie voor het grondmassief. In het rekenmodel wordt het
ongedraineerde gedrag van het grondmassief buitenbeschouwing gelaten.

1.3 Opbouw van rapport

Hoofdstuk 2 van dit rapport geeft een voorstel van een analytisch rekenmodel voor het
bepalen van het verticaal evenwicht van damwanden die de interactie tussen de
horizontale korrelspanning en de verticale belasting meeneemt. In het voorgestelde
rekenmodel wordt het grondmassief geschematiseerd tot elasto-plastische schuifveren en
een puntveer die de damwand in verticale richting ondersteunen. In het derde hoofdstuk
wordt een veiligheidsbeschouwing gegeven ten aanzien van het verticaal evenwicht van
een damwandconstructie. In hoofdstuk 4 wordt een voorbeeld gegeven voor het
opstellen van de in hoofdstuk 2 beschreven veerkarakteristieken. Deze
veerkarakteristieken zijn nodig voor het oplossen van de differentiaalvergelijking die het
verticale gedrag tussen damwand en grondmassief beschrijft. Hoofdstuk 5 geeft een
overzicht wat in de nationale en internationale literatuur wordt gevonden over verticaal

M. de Koning 5 Inleiding
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

belaste damwanden en wrijving tussen het grondmassief en een damwand. In het zesde
hoofdstuk volgen de conclusies voortkomend uit dit afstudeeronderzoek met de
bijbehorende aanbevelingen. In het laatste hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van
de literatuur die is gebruikt voor dit onderzoek. In dit rapport wordt naar de betreffende
literatuur verwezen met het benoemen van de auteur met daar achter het jaar van
publicatie.

In de appendices behorend bij dit rapport wordt op enkele aspecten dieper ingegaan. De
tabellen uit de verschillende normen die in dit rapport worden genoemd zijn in appendix
V gegeven.

1.4 Leesbeschrijving

In het rapport worden de tekenafspraken gebruikt zoals in Figuur 9 weergegeven.


De y–richting is bij damwandschermen de werkende breedte en deze wordt in dit rapport
op 1 meter aangenomen, tenzij het anders is vermeld. Zoals het in de grondmechanica
gebruikelijk is, wordt een drukbelasting positief aangegeven en een trekbelasting
negatief.

x
y

Figuur 9 Tekenafspraken

In dit rapport worden de termen schuifweerstand en schuifspanning τ gebruikt. Hierbij is


aan de actieve zijde van de damwand, bij een positieve actieve wandwrijvingshoek δa, de
gemobiliseerde schuifspanning τmob in het grensvlak damwand-grondmassief een
neerwaarts gericht verticale belasting. Aan de passieve zijde biedt de gemobiliseerde
schuifspanning τmob in het grensvlak damwand-grondmassief weerstand tegen de
belasting en is dus een schuifweerstand.

Als in dit rapport een externe, verticale belasting benoemt is, wordt een neerwaarts
gerichte belasting bedoeld aangezien deze situatie in de praktijk het meeste voortkomt.
Rekening moet gehouden worden dat bij een trekbelasting aan de passieve zijde de
wrijvingsrichting zal veranderen. Met de externe, verticale belasting wordt de verticale
belasting op de kop van de damwand Fv plus de verticale component van de ankerkracht
Av bedoeld.

M. de Koning 6 Inleiding
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

2. Rekenmodel

In dit hoofdstuk wordt een rekenmodel voor een verticale grondkerende damwand met
een verticale belasting voorgesteld. Als uitgangspunt voor het opzetten van dit
rekenmodel wordt gebruik gemaakt van de in CUR166 (2005) beschreven methode voor
horizontaal in het vlak belaste damwanden. De horizontale grondweerstand evenwijdig
aan de damwand is afhankelijk van de spanningstoestand van de grond aan de actieve
en passieve zijde van de damwand.

Als inleiding op een verticaal belaste damwand wordt eerst een samenvatting gegeven
van horizontaal in het vlak belaste damwanden. Voor een nauwkeurige beschrijving
wordt verwezen naar het artikel in CUR166 (2005). Vervolgens wordt een rekenmodel
voor verticaal belaste grondkerende damwanden voorgesteld. De verticale draagkracht
van een niet grondkerend damwandscherm kan worden bepaald volgens NEN6743
(1991).

Daarna wordt een rekenmodel beschreven die is gebaseerd op de theorie van een in de
lengterichting elastisch ondersteunde ligger. De reactie van het grondmassief wordt
hierbij geschematiseerd als elasto-plastische schuifveren in verticale richting. De stijfheid
van deze schuifveren wordt bepaald door de verhouding tussen de optredende
schuifspanning en de daarbij gemobiliseerde relatieve verplaatsing.

De kracht tengevolge van de gronddruk op de damwand werkt onder een hoek δ met de
normaal op het vlak van de damwand. Deze hoek δ wordt de wandwrijvingshoek
genoemd en wordt veroorzaakt door de wrijving tussen de damwand en het
grondmassief. De wandwrijvingshoek wordt positief genoemd als deze tegen de wijzers
van de klok in is gericht.

2.1 Horizontaal in het vlak belaste damwand

Voor een horizontaal in het vlak belaste damwand wordt onderscheid gemaakt in twee
basisgevallen: een grondkerend damwandscherm en een niet grondkerend
damwandscherm. In deze paragraaf wordt alleen een grondkerend damwandscherm
besproken. Uitgangspunt bij het bepalen van de horizontale grondweerstand is dat het
damwandscherm bestaat uit dubbele damplanken gekoppeld door een gording of
kopbalk.

Bij een horizontaal in het vlak belaste grondkerende damwand treden door de kerende
functie van de damwand naast horizontale schuifspanningen ook verticale schuifspan-
ningen op tussen damwand en grond. De horizontale en verticale schuifspanningen
moeten worden samengesteld, waarbij de samengestelde schuifspanning niet groter kan
zijn dan de maximale schuifspanning. Deze maximale schuifspanning wordt verkregen
door de optredende horizontale korrelspanningen.

De maximaal opneembare schuifspanning τmax in het grensvlak tussen damwand en


grondmassief kan worden uitgedrukt op dezelfde wijze als de spanningtoestand bij
bezwijken in grond [Brinch Hansen (1953)].

τ max = c w + σ n′ tan(δ ) (2.1)

Hierin zijn:
τmax maximale schuifweerstand tussen damwand
en grondmassief [kPa]
cw adhesie tussen damwand en grondmassief [kPa]
σ'n normaalspanning op de damwand [kPa]

M. de Koning 7 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

δ wandwrijvingshoek [o]

De verplaatsing moet groot genoeg zijn om de maximale schuifweerstand tussen


damwand en grond te mobiliseren. In het algemeen wordt met vergelijking (2.1) alleen
een onder- en bovengrens van de schuifweerstand gevonden [Winterkorn en Fang naar
Kézdi (1975)] met gebruikmaking van de actieve en passieve horizontale
korrelspanningen.

De horizontale schuifweerstand is afhankelijk van de verticale schuifweerstand benodigd


voor de kerende functie van de damwand. De verdeling van de schuifweerstand in een
verticale dan wel horizontale richting geschiedt op basis van de tangens van de
wandwrijvingshoek. In Figuur 10 is de verdeling van de wandwrijvingshoek gegeven. De
afbeelding moet evenwijdig aan de damwand gezien worden.

tan δvert

tan δ

tan δc;rest
Figuur 10 Samenstelling van de wandwrijvingshoek
(bron CUR166, 2005)

Verklaring symbolen Figuur 10:


δ wandwrijvingshoek [o]
δvert verticale wandwrijvingshoek, deze is gebruikt om
de horizontale gronddrukcoëfficiënt te bepalen [o]
δc;rest resterende wandwrijvingshoek voor het mobiliseren
van horizontale schuifspanningen in het vlak
van de damwand [o]

Als tan(δ) en tan(δvert) bekend zijn, kan de resterende wandwrijvingshoek, de


wandwrijvingshoek in horizontale richting, bepaald worden met toepassing van de
stelling van Pythagoras uit Figuur 10.

tan(δ c;rest ) = tan2 (δ ) − tan2 (δ vert ) (2.2)

Als op de damwand geen belasting in het horizontale vlak aanwezig is, werkt in de
horizontale richting geen schuifspanning en is δc;rest nul. Dit betekent dat de volledige
wandwrijvingshoek gebruikt kan worden voor het mobiliseren van de verticale
schuifweerstand.

Met het bekend zijn van de resterende wrijvingshoek kan de maximaal te mobiliseren
horizontale schuifweerstand bepaald worden met vergelijking (2.1). Aan de actieve zijde
van de damwand geldt voor de maximaal te mobiliseren horizontale schuifweerstand met
verwaarlozing van de adhesie tussen damwand en grondmassief:

τ max;hor ;a = (σ v′ ;a K a ) tan(δ c;rest ) (2.3)

M. de Koning 8 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Voor de passieve zijde geldt:

τ max;hor ;p = (σ v′ ;p K p ) tan(δ c;rest ) (2.4)

Hierin zijn:
τmax;hor maximaal te mobiliseren horizontale schuifweerstand aan respectievelijk de
actieve en passieve zijde van de damwand [kPa]
σ’v effectieve verticale korrelspanning aan respectievelijk de actieve en
passieve zijde van de damwand [kPa]
K horizontale gronddrukcoëfficiënt aan respectievelijk de actieve en passieve
zijde van de damwand [kPa]
δc;rest resterende wandwrijvingshoek [o]

De maximaal te mobiliseren schuifweerstand τmax;hor in het horizontale vlak, aan beide


zijden van de damwand, is gelijk aan:

τ max;hor = τ max;hor ;a + τ max;hor ;p (2.5)

Voor het bepalen van de horizontale grondweerstand geeft CUR166 (2005) aan dat
gebruik kan worden gemaakt van een raamwerkprogramma. Hierbij wordt de horizontale
schuifweerstand vertaald naar elasto-plastische schuifveren. De damwand wordt
gemodelleerd als een buigligger ondersteund met schuifveren. De schuifveren kan men
invoeren als ankers waarbij de vloeikracht gelijk is aan de maximale schuifkracht die een
schuifveer kan leveren. Aan zowel de actieve als passieve zijde worden de grondlagen
geschematiseerd als een veer gebaseerd op de maximaal te mobiliseren schuifweerstand.
De maximale schuifkracht wordt bepaald uit de gemiddelde horizontale korrelspanning in
een grondlaag.

De veerstijfheid van de veren wordt bepaald door de maximaal te mobiliseren


schuifweerstand te delen door de relatieve horizontale verplaatsing tussen damwand en
grond:

T
k = (2.6)
∆u

Hierin zijn:
k veerstijfheid [kN/m’]
T maximale schuifkracht [kN]
∆u relatieve horizontale verplaatsing [m]

Hierbij geeft CUR166 (2005) aan dat de maximaal horizontale schuifweerstand wordt
gemobiliseerd bij een relatieve verplaatsing van 10 [mm] voor zandlagen en 20 [mm]
voor cohesieve lagen.

De maximaal te mobiliseren schuifkracht per grondlaag is te bepalen met:

T = τ max;hor ∗ h ∗ b (2.7)

Hierin zijn:
T maximale schuifkracht in horizontale richting [kN]
τmax;hor maximale horizontale schuifweerstand [kN/m2]
h de laagdikte [m]
b elementbreedte [m]

M. de Koning 9 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

2.2 Verticaal belaste damwand

Een verticale belasting op de damwand wordt door de schuifweerstand tussen de


damwand en het grondmassief en door de puntweerstand overgedragen naar de grond.
Als de schuifweerstand en de puntweerstand samen te klein zijn om de verticale
belasting op te nemen gaat de damwand zakken ten opzichte van het grondmassief. Het
gevolg hiervan is dat de wandwrijvingshoek aan de actieve zijde van de damwand δa
verandert van een positieve neerwaartse richting naar een negatieve opwaartse richting,
zie Figuur 11. Bij het bepalen van de horizontale gronddrukcoëfficiënten volgens Müller-
Breslau zal, voor een hoek van inwendige wrijving φ van 30 [o] en een verandering van
de actieve wandwrijvingshoek δa van 20 [o] naar –20 [o], de horizontale korreldruk op de
damwand toenemen met ongeveer 150% (zie Appendix III). Aan de passieve zijde van
de damwand zal de grond, bij een externe verticale belasting, omhoog komen ten
opzichte van de damwand, maar de richting van de wandwrijvingshoek δp zal niet
veranderen [Van Tol (2003)]. Dit betekent dat er geen extra passieve weerstand
ontstaat. Bij een trekbelasting op de damwand, zal echter aan de passieve zijde de
richting van de wandwrijvingshoek δp veranderen. De wandwrijvingshoek aan de actieve
zijde van de damwand δa zal bij een trekbelasting gelijk blijven. De in dit hoofdstuk
beschreven rekenmethode is dan nog steeds geldig. Voor het opstellen van de
veerkarakteristieken moet echter de relatieve verplaatsing aan de passieve zijde van de
damwand bekend zijn.

Fv

δa

-δa

δp

Figuur 11 Verandering van richting actieve wandwrijvingshoek

Het bepalen van de maximale schuifspanning τmax gebeurt op basis van de slipmethode.
Deze berekeningsmethode is gebaseerd op de wrijvingseigenschappen tussen damwand
en het te keren grondmassief. De slipmethode krijgt de voorkeur boven de methode in
NEN6743 (1991) beschreven. In NEN6743 (1991) is de methode voor het bepalen van
schachtwrijving en puntdraagvermogen gebaseerd op conusweerstanden verkregen uit
sonderingen. De conusweerstand wordt gemeten in een ongestoorde grondomgeving.
Van een ongestoorde omgeving kan niet meer worden gesproken na het inbrengen en
horizontaal verplaatsen van een damwand. De gemeten conusweerstanden zullen niet
meer overeenkomen met de realiteit. De bepaling van de draagkracht op basis van de
conusweerstand wordt ook internationaal niet overal geaccepteerd, zoals in Duitsland
[Van Tol (2003)].

In dit hoofdstuk wordt aangenomen dat de damwand naast zijn kerende functie alleen
een verticale en geen zijdelingse belasting ondergaat. De wandwrijvingshoek δ zal
zodoende alleen in het vlak loodrecht op de damwand werken.

M. de Koning 10 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

2.2.1 Modellering
Voor het bepalen van het verticaal evenwicht wordt gebruik gemaakt van de theorie van
een elastisch ondersteunde ligger. Het grondmassief wordt geschematiseerd tot
ongekoppelde elasto-plastische schuifveren die de damwand in verticale richting
ondersteunen. Aan de punt van de damwand wordt een elasto-plastische veer geplaatst,
die afhankelijk is van de draagkracht van de grond. Voor de berekening wordt de
damwand opgedeeld in n elementen met n+1 knopen. De schematisatie van de damwand
en het grondmassief is te zien in Figuur 12. In de hier getekende schematisatie zijn ter
vereenvoudiging de horizontale veren niet weergegeven. Deze horizontale veren zijn wel
nodig in het rekenmodel vanwege de interactie tussen de horizontale korrelspanning σ’h
en de te mobiliseren schuifspanning τmob. De randvoorwaarden worden gevormd door
opgelegde verplaatsingen en externe belastingen.

knoop
0

Figuur 12 Schematisatie van verticaal belaste damwand

2.2.2 Differentiaalvergelijking
Het gedrag van de damwand en het grondmassief in verticale richting kan worden
beschreven met differentiaalvergelijking (2.8) [Briaud en Kim (1998)]. De afleiding van
de differentiaalvergelijking is te vinden in appendix I.

d 2 ∆w
EA + q(∆w, z ) = Fv (2.8)
dz 2 1424 3
142 43 2
1

Hierin zijn
E elasticiteitsmodulus van de damwand [kN/m2]
A doorsnede van de damwand [m2/m’]
∆w relatieve verticale verplaatsing [m]
z dieptecoördinaat [m]
q verdeelde verticale belasting [kN/m’]
Fv externe verticale belasting [kN/m’]

M. de Koning 11 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

De verdeelde belasting q(∆w,z) is afhankelijk van de verticale verplaatsing en de diepte


en zorgt voor een even grote en tegengesteld verdeelde reactie p(∆w,z) van de grond:

q(∆w, z ) = − p(∆w, z ) (2.9)

De reactie van het grondmassief is een functie van de stijfheid van de grond in verticale
richting en de relatieve verplaatsing ∆w tussen het grondmassief en damwand. Een
eenvoudige lineaire relatie wordt hiervoor verondersteld:

p(∆w, z ) = k v ∗ ∆w (2.10)

Hierin zijn:
p(∆w,z) reactie van de grond in verticale richting [kN/m’]
kv stijfheid van de grond in verticale richting [kN/m2]
∆w relatieve verticale verplaatsing tussen grond
en damwand [m]

De grondreactie in verticale richting zijn de schuifspanningen in het grensvlak tussen


damwand en grondmassief die ontstaan door wrijving.

De differentiaalvergelijking wordt met gebruikmaking van de vergelijkingen (2.9) en


(2.10) geschreven als:

d 2 ∆w
EA − k v ∆w = Fv (2.11)
dz 2

Voor het schematiseren van een puntveer moet differentiaalvergelijking (2.11) worden
uitgebreid met een term die de puntweerstand van de damwand beschrijft. Voor deze
term wordt een lineaire relatie verondersteld tussen het puntdraagvermogen en de
puntzakking:

p(w punt , z ) = k v ;punt ∗ w punt (2.12)

Hierin zijn:
p(wpunt,z) puntweerstand [kN/m’]
kv;punt stijfheid grondmassief in verticale richting [kN/m2]
wpunt verticale verplaatsing damwandpunt [m]

Met het invullen van vergelijking (2.12) wordt het gedrag van de damwand en
grondmassief in verticale richting beschreven met de volgende differentiaalvergelijking:

d 2 ∆w
EA − k v ∆w − k v ;punt w punt =F v (2.13)
dz 2

Een aandachtspunt is de keuze van de damwanddoorsnede. Als rekening wordt gehouden


met plugvorming, verkrijgt men een veel grotere damwanddoorsnede dan wanneer men
alleen de staaldoorsnede neemt. In artikelen van Hartung et al. (1993) en Bustamante
en Gianeselli (1991) wordt aangegeven dat de grond tussen de damwandkassen
meegenomen mag worden bij de bepaling van de damwanddoorsnede. De
damwanddoorsnede wordt gelijk aan de diepte van de damwandkas maal de werkende
breedte.

M. de Koning 12 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

De Steel Construction Institute uit Engeland geeft aan dat geen rekening moet worden
gehouden met plugvorming. De doorsnede van de damwand is dan gelijk aan de
staaldoorsnede.

Figuur 13 Oppervlak van de damwand; zonder plugvorming en met plugvorming

Aanbevolen wordt om de som met beide damwanddoorsneden te maken en de


ongunstigste situatie als maatgevend te kiezen.

2.3 Bepaling schuifspanning en puntweerstand

In deze paragraaf wordt ingegaan op het bepalen van de optredende schuifspanning τ in


het grensvlak damwand-grondmassief en het bepalen van de puntweerstand ppunt.

2.3.1 Schuifspanning
De schuifspanning τ in het grensvlak tussen damwand en grondmassief moet de verticale
belasting ten gevolge van de gronddruk en externe belasting op kunnen nemen. De
maximaal te mobiliseren schuifspanning τmax wordt bepaald volgens vergelijking (2.1)
met, veiligheidshalve, verwaarlozing van de adhesie.

τ max = σ n′ tan(δ ) (2.14)

De maximaal te mobiliseren schuifspanning τmax is afhankelijk van de normaalspanning


σ’n op de damwand en de wandwrijvingshoek δ tussen damwand en grondmassief. In de
situatie zonder externe, verticale belasting op de damwand wordt de maximale
schuifspanning volledig gebruikt om de verticale belasting ten gevolge van de gronddruk
te weerstaan. Aan de actieve zijde van de damand zal het grondmassief achter de
damwand in verticale richting meer verplaatsen dan de damwand, zodat de richting van
de actieve wandwrijvingshoek δa positief is. Dit betekent dat de verticale component van
de gronddruk een neerwaartse richting heeft [CUR166 (2005)] en als belasting op de
damwand zal werken. De maximaal te mobiliseren schuifspanning zal een opwaartse
richting hebben en zal weerstand moeten bieden aan de belasting. Dit alles is
weergegeven in Figuur 14.

In verticale richting moet gelden:

∑τ max dz = E v of σ n′ tan(δ ) = σ v′ ∗ K ∗ sin(δ ) (2.15)


z =0

Hierin zijn:
Ev verticale component van de korrelspanning [kN]
σ’v effectieve verticale korrelspanning [kN/m2]
K horizontale gronddrukcoëfficiënt [-]

De grootte van de horizontale gronddrukcoëfficiënt K is afhankelijk van de


wandwrijvingshoek δ en de hoek van inwendige wrijving φ van het grondmassief en de
vorm van het glijvlak. In appendix III zijn tabellen voor gronddrukcoëfficiënten voor
rechte glijvlakken gegeven gebaseerd op de theorie van Müller-Breslau en voor log-
spiraalvormige glijvlakken volgens de theorie van Kötter [GeoDelft (2005)].

M. de Koning 13 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

τmax;a

Ea;v
τmax;p
Ea;h
Ep;h

Ep;v

Figuur 14 Spanningen in grensvlak damwand–grondmassief

Aangenomen wordt dat rechte glijvlakken zullen optreden. Voor een wandwrijvingshoek
δ>2/3φ is dit soms een onveilige benadering [CUR166 (2005)] aangezien in werkelijkheid
log-spiraalvormige glijvlakken zullen optreden, zoals aangegeven met de stippellijn in
Figuur 14. De maximale grondweerstand aan de passieve zijde zal bij gekromde
glijvlakken slechts 60 tot 70 procent bedragen van de grondweerstand bij rechte
glijvlakken. GeoDelft (2005) adviseert om rechte glijvlakken te gebruiken bij een hoek
van inwendige wrijving φ kleiner of gelijk aan 30 [o]. Bij een grotere hoek van inwendige
wrijving φ wordt geadviseerd om met glijvlakken te rekenen die een log-spiraalvorm
hebben.

Met het herschrijven van vergelijking (2.15) volgt dat de normaalspanning σ’n op de
damwand gelijk is aan de horizontale component van de effectieve korrelspanning.

σ n′ = σ v′ ∗ K ∗ cos(δ ) (2.16)

De waarde van de optredende effectieve horizontale korrelspanning op de damwand is


afhankelijk van de horizontale verplaatsing van de damwand u en is bepaald door de
horizontale beddingsconstante kh. Het werkelijke gedrag van het grondmassief wordt
hierbij geschematiseerd tot een bi-lineaire veer of een multi-lineaire veer.

Figuur 15 Horizontale gronddruk als functie van horizontale verplaatsing


(bron Van Tol, 2003)

M. de Koning 14 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

In CUR166 (2005) worden lage en hoge representatieve waarden gegeven voor de


horizontale beddingsconstanten kh die het gedrag van de veren beschrijven. Deze waarde
voor de horizontale beddingsconstanten zijn gebaseerd op Nederlandse
praktijkervaringen.

In Tabel 1 staan de beddingsconstanten zoals gegeven in CUR166 (2005). Voor een bi-
lineaire veer wordt voor het bepalen van de beddingsconstante kh;2 gebruikt. Een multi-
lineaire veer wordt berekend op basis van kh;1, kh;2, kh;3.

Uit Figuur 15 is te concluderen dat de horizontale korrelspanning is begrensd tussen een


bovengrens en ondergrens. De bovengrens wordt bepaald door de passieve
korrelspanning en de ondergrens is bepaald door de actieve korrelspanning. Of de boven-
of ondergrens voor de horizontale korrelspanning bereikt is, is afhankelijk van de
optredende horizontale verplaatsing. Te zien is dat voor de mobilisatie van de passieve
gronddruk een grotere horizontale verplaatsing nodig is dan voor de mobilisatie van de
actieve gronddruk. Met het begrenzen van de effectieve horizontale korrelspanning kan
vergelijking (2.16) herschreven worden tot:

σ n′ = (K 0 ∗ σ v′ ± k h ∗ u ) cos(δ ) (2.17)

Hierin zijn:
σ’n effectieve normaalspanning op de damwand [KN/m2]
K0 neutrale gronddrukcoëfficiënt [-]
σ’v effectieve verticale korrelspanning [kN/m2]
kh horizontale beddingsconstante [kN/m3]
u optredende horizontale verplaatsing [m]
δ wandwrijvingshoek [o]

De neutrale gronddrukcoëfficiënt K0 wordt bepaald door de formule van Jaky [Kézdi


(1974)]:

K 0 = 1 − sin(φ ) (2.18)

Hierin zijn:
φ hoek van inwendige wrijving [o]

Aan zowel de actieve zijde als de passieve zijde van de damwand wordt de onder- en
bovengrens voor de schuifspanning τ gevonden bij de maximale waarde van de
wandwrijvingshoek δ. Hierbij geldt volgens EAU (2004) onder aanname van rechte
glijvlakken:

Actieve zijde: -2/3φ ≤ δa ≤ +2/3φ (2.19)


Passieve zijde: -2/3φ ≤ δp ≤ +2/3φ (2.20)

Hierin zijn:
φ hoek van inwendige wrijving [o]
δa actieve wandwrijvingshoek [o]
δp passieve wandwrijvingshoek [o]

Als met gekromde glijvlakken wordt gerekend mag aan de passieve zijde gekozen
worden voor:

−φ ≤ δp ≤ φ (2.21)

Bij het rekenen met gronddruk in veengronden moet volgens NEN 6740 (1991) altijd met
een wandwrijvingshoek δ van 0 [o] gerekend worden.

M. de Koning 15 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

secans-waarde kh (kN/m3)
P0<ph<0,5pea;h;p;rep 0,5pea;h;p;rep≤ph≤0,8pea;h;p;rep 0,8pea;h;p;rep<ph≤pea;h;p;rep
1 2 1 2 1 2
zand qc (MPa) kh;1 kh;2 kh;3
los 5 12000 27000 6000 13500 3000 6750
matig 15 20000 45000 10000 22500 5000 11250
vast 25 40000 90000 20000 45000 10000 22500
klei cu (kPa)
slap 25 2000 4500 800 1800 500 1125
matig 50 4000 9000 2000 4500 800 1800
vast 200 6000 13500 4000 9000 2000 4500
veen cu (kPa)
slap 10 1000 2250 500 1125 250 560
matig 30 2000 4500 800 1800 500 1125
Tabel 1 Representatieve waarde voor horizontale beddingsconstante
(bron CUR166, 2005)

Een verticale belasting op de damwand dient naast de verticale component van de


gronddruk opgenomen te worden door de schuifweerstand tussen damwand en het
grondmassief.

∑τ
z =0
max dz = E v + Fv (2.22)

De maximale schuifweerstand kan hierbij niet groter worden dan volgend uit de
maximaal optredende horizontale gronddruk. De verdeling van de schuifweerstand is te
zien in Figuur 16.

tan(δv;rest)
tan(δ)
tan(δEv)

Figuur 16 Vectoriele verdeling van de wandwrijvingshoek

Verklaring symbolen Figuur 16:


δ maximale wandwrijvingshoek [o]
δEv wandwrijvingshoek benodigd voor opnemen van
verticale schuifspanningen t.g.v. grondkeren [o]
δv;rest resterende wandwrijvingshoek voor het opnemen
van externe verticale belasting [o]

De maximaal te mobiliseren schuifkracht tussen damwand en grondmassief kan men


vinden met:

T = τ max ∗ A (2.23)

Hierin zijn:
T maximaal te mobiliseren schuifkracht [kN/m’]
τmax maximale schuifweerstand [kN/m2]
A wrijvingsoppervlak damwand [m2/m’]

Bij het in rekening brengen van het wrijvingsoppervlak moet rekening worden gehouden
met het optreden van plugvorming. Bij het optreden van plugvorming moet een

M. de Koning 16 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

wrijvingsoppervlak in rekening worden gebracht van 1 [m2/m’] aan iedere damwandzijde


[CUR166 (2005)]. Bij het niet-pluggen van een damwand wordt het wrijvingsoppervlak
gelijk aan het verfoppervlak van de damwand.

2.3.2 Puntweerstand
De tweede component die de verticale belasting overdraagt naar de grond is de
puntweerstand ppunt van de damwand. De kracht ten gevolge van de puntweerstand
wordt bepaald volgens [CUR166 (2005)]:

Fpunt ;max = Apunt ∗ ppunt ;max (2.24)

Hierin zijn:
Fpunt;max maximale puntdraagkracht [kN/m]
Apunt puntoppervlak van de damwand [m2/m’]
ppunt;max maximale puntweerstand [kN/m2]

Zoals in paragraaf 2.2.2 al is aangegeven, is het van belang rekening te houden met het
optreden van plugvorming voor het puntoppervlak van de damwand. Voor bijvoorbeeld
een Archelor AZ18 profiel is het puntoppervlak bij plugvorming 0,38 [m2/m’]. Zonder
plugvorming is het puntoppervlak 0,015 [m2/m’]. Het puntoppervlak bij plugvorming is
25 maal groter dan zonder plugvorming. Dit wil zeggen dat ook de maximale
puntdraagkracht circa 25 maal groter is bij plugvorming.

De uitgangsvergelijking voor het bepalen van de maximale puntweerstand ppunt;max is de


vergelijking voor het bepalen van het draagvermogen van een fundering op staal [Brinch
Hansen (1960)].

1
ppunt ;max = γ BNγ + q N q + cNc (2.25)
2

Hierin zijn:
γ volumiek gewicht van de grond [kN/m3]
c cohesie [kN/m2]
q effectieve verticale spanning op paalpuntniveau [kN/m2]
B breedte van de fundering [m]
Nr,Nq,Nc draagvermogencoëfficiënten afhankelijk van φ [-]

Vanwege de kleine afmeting van de damwand ten opzichte van de diepte kan de eerste
term verwaarloosd worden [McCarthy (1993)]. In een cohesieloze grond vervalt ook de
derde term en blijft alleen de middelste term over. Deze is bepaald door de effectieve
verticale korrelspanning σ'v. Deze term is eenvoudig te bepalen door het volumiek
gewicht van de grond γ te vermenigvuldigen met de diepte z. Vergelijking (2.25) wordt
vereenvoudigd tot:

ppunt ;max = q Nq (2.26)

Voor de draagvermogencoëfficiënt Nq geven diverse onderzoekers verschillende waarden,


zie Van Tol (2003). In NEN6744 (1991) worden de waarde van Nq gegeven zoals bepaald
door Brinch Hansen (1960).

⎛ 1 ⎞
N q = e π tan(φ ) tan2 ⎜ 45 o + φ ⎟ (2.27)
⎝ 2 ⎠

M. de Koning 17 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Hierin zijn:
φ hoek van inwendige wrijving [o]

Voor een paalfundering geeft Tomlinson [2001] aan dat de waarde van de
draagvermogencoëfficiënt Nq bepaald door Berenzantsev een betere overeenkomst heeft
met de praktische bezwijkcriteria voor palen dan de waarde voor Nq volgens Brinch
Hansen. In dit rapport zal de waarde voor Nq volgens Berenzantsev aangehouden
worden. In Figuur 17 is de draagvermogencoëfficiënt Nq uitgezet tegen de hoek van
inwendige wrijving φ.

160

140

120

100
N [-]

80 Nq

60

40

20

0
25 27 29 31 33 35 37 39
o
φ[ ]

Figuur 17 Draagvermogencoëfficiënten Nq volgens Berenzantsev

Als de damwandpunt in cohesieve grond staat wordt de maximale puntweerstand ppunt;max


bepaald volgens [API (2002)]:

ppunt ;max = 9su (2.28)

Hierin is
su ongedrianeerde schuifsterkte [kN/m2]

2.4 Verticale verplaatsing grondmassief

Het afstudeerrapport van Van Dijk (2003) beschrijft dimensieloze zettingsprofielen die
een horizontale wandverplaatsing u koppelen aan een maaiveldzetting. Deze
zettingsprofielen zijn op empirische wijze opgesteld door Clough en O’Rourke (1991). De
zettingsprofielen zijn opgesteld voor verschillende grondsoorten: zand, stijve klei en
slappe klei, zie Figuur 18.

Het computerprogramma REWARD 2.5 van het Engelse bedrijf Geocentrix Ltd. gebruikt
de zettingsprofielen van Clough en O’Rourke (1991) om de verticale verplaatsingen
achter een grondkerende constructie te bepalen.

Voor de zakking van het maaiveld direct achter de damwand, x/H = 0, worden de
verhoudingsgetallen in Tabel 2 gegeven. De getallen geven de verhouding aan tussen de

M. de Koning 18 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

maximale, horizontale verplaatsing umax van de damwand en de verticale verplaatsing


van het maaiveld wgrond. De horizontale verplaatsing van een damwand u wordt met de
huidige versie van MSheet al bepaald.

Grondsoort wgrond/umax
Zand 0,5
Stijve klei 0,5
Slappe klei 1,0
Tabel 2 Verhoudingen maaiveldzakking horizontale verplaatsing

In de literatuur is geen informatie te vinden over de verticale verplaatsing van het


grondmassief onder het maaiveld. Om toch een bepaling te kunnen maken wordt
aangenomen dat de verhoudingsfactoren volgens Clough en O’Rourke (1991) gelden
langs de gehele lengte van de damwand. De verticale verplaatsing van het grondmassief
wordt zo over de gehele diepte afhankelijk gemaakt van de horizontale verplaatsing van
de damwand.

Figuur 18 Zettingsprofielen opgesteld door Clough en O’Rourke


(bron Geocentrix, 2001)

Bij de horizontale verplaatsing van de damwand wordt onderscheid gemaakt tussen een
maximale, horizontale verplaatsing van de damwand bij de damwandkop en een
maximale, horizontale verplaatsing van de damwand op een diepte x [m] van de
damwandkop die een “buik” veroorzaakt. In de eerste situatie wordt aangenomen dat
voor het bepalen van de verticale verplaatsing van het grondmassief de horizontale
verplaatsing over de gehele diepte wordt vermenigvuldigd met een opgegeven
verhoudingsfactor. Voor de tweede situatie volgt de verticale verplaatsing van het
maaiveld uit de maximale, horizontale verplaatsing van de damwand. Aangenomen wordt
dat deze verticale verplaatsing constant is tot aan de diepte van de maximale,
horizontale verplaatsing van de damwand. Onder dit punt wordt aangenomen dat de
berekende horizontale verplaatsing op die diepte met de bij behorende verhoudingsfactor
wordt vermenigvuldigd om de verticale verplaatsing te bepalen. De twee situaties zijn
gegeven in Figuur 19.

M. de Koning 19 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

δm

x
δm

Horizontale Verticale Horizontale Verticale


verplaatsing verplaatsing verplaatsing verplaatsing
damwand grondmassief damwand grondmassief
Figuur 19 Horizontale verplaatsing damwand vs. verticale verplaatsing grondmassief

In Figuur 20 is een voorbeeld gegeven voor het bepalen van de verticale verplaatsing van
het grondmassief wgrond. Voor een damwand met een kerende hoogte van 4 [m] en een
lengte van 12 [m] is de horizontale verplaatsing volgend uit een MSheetberekening in
een grafiek uitgezet, de gestippelde lijn. De maximale, horizontale verplaatsing treedt op
bij de damwandkop, zodat de horizontale verplaatsing van de damwand u over de gehele
diepte wordt vermenigvuldigd met een verhoudingsfactor voor het bepalen van de
verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond. Voor de eenvoud is de damwand
geplaatst in een grondmassief bestaande uit alleen zand. Uit Tabel 2 volgt dat de
verhoudingsfactor tussen de maximale, horizontale verplaatsing van de damwand umax en
de verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond 0,5 is. Met de getrokken lijn is de
verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond over de diepte van de wand uitgezet.
In appendix II wordt dieper ingegaan op de bepaling van de verticale verplaatsing van
het grondmassief wgrond.

Verplaatsing [mm]
0
-35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0
-2
Diepte [mm]

-4

-6

-8

-10

-12

horizontale verplaatsing damw and


verticale verplaatsing grondmassief

Figuur 20 Voorbeeld bepalen verticale verplaatsing grondmassief

M. de Koning 20 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

2.5 Veerkarakteristiek

Bij het modelleren van de interactie tussen damwand en het grondmassief wordt gebruik
gemaakt van elasto-plastische schuifveren en een elasto-plastische puntveer. Om het
gedrag van deze veren te beschrijven moeten veerkarakteristieken worden opgesteld.
Voor het opstellen van de veerkarakteristieken wordt onderscheid gemaakt in een
veerkarakteristiek aan de actieve zijde van de damwand en aan de passieve zijde van de
damwand. Dit onderscheid wordt gemaakt daar aan de passieve zijde de
schuifspanningen een weerstand bieden tegen de belasting bij een drukbelasting op de
damwand. De schuifspanningen aan de actieve zijde van de damwand zijn bij een
positieve actieve wandwrijvingshoek een belasting op de damwand. De
veerkarakteristieken voor de schuifveren moeten worden opgesteld voor ieder
damwandelement. Hiervoor wordt de gemiddelde maximale schuifspanning τmax;gem en de
gemiddelde relatieve verplaatsing ∆wgem van het betreffende damwandelement gebruikt.

2.5.1 Schuifveren
Voor het schematiseren van het grondmassief als elasto-plastische schuifveren is een
verband nodig tussen de optredende schuifspanning in het grensvlak damwand-
grondmassief en de relatieve verplaatsing. Op de horizontale as van de
veerkarakteristiek wordt de relatieve verplaatsing ∆w tussen het grondmassief en de
damwand uitgezet. Op de verticale as wordt de schuifspanning τ uitgezet.

De relatieve verplaatsing tussen grondmassief en damwand is het verschil tussen de


verticale verplaatsing van het grondmassief en de verticale verplaatsing van de
damwand.

∆w = w grond − w damwand (2.29)

Hierin zijn:
∆w relatieve verticale verplaatsing [m]
wgrond verticale verplaatsing van het grondmassief [m]
wdamwand verticale verplaatsing van de damwand [m]

Het teken van de relatieve verplaatsing bepaalt de richting van de wandwrijvingshoek δ.


Onderscheid is te maken in drie situaties:

1. ∆w > 0 De grond zakt meer ten opzichte van de damwand. Dit betekent een
positieve wrijving waarbij de gronddruk op de damwand een neerwaartse
richting zal hebben. Dit resulteert in een opwaartse druk van de damwand
op het grondmassief.

2. ∆w = 0 De grond zakt evenveel als de damwand. Er is geen wrijving tussen


damwand en grond aanwezig, dit betekent dat de wandwrijvingshoek δ
gelijk is aan nul graden. De gronddruk werkt loodrecht op de damwand,
zodat schuifspanningen niet zullen optreden tussen damwand en grond.

3. ∆w < 0 De grond zakt minder dan de damwand. Dit betekent een negatieve
wrijving waarbij de gronddruk een opwaartse richting zal hebben. Dit
resulteert in een neerwaartse druk van de damwand op het grondmassief.

Met het bekend zijn van de maximale schuifspanning τmax volgens paragraaf 2.3.1
kunnen de schuifveerkarakteristieken opgesteld worden. Hiervoor moet een relatieve
verplaatsing ∆w bekend zijn waarbij de maximale schuifspanning gemobiliseerd is.

M. de Koning 21 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

τmax
∆τ
∆(∆w)

∆w = wgrond - wdamwand

τmax

plastisch elastisch plastisch


Figuur 21 Veerkarakteristiek voor schuifveer

Voor het mobiliseren van de maximale schuifspanning geeft NEN6743 (1991) een
verticale verplaatsing van de paalpunt van 10 [mm]. Briaud en Kim (1998) geven aan
dat de maximale schuifspanning zal optreden bij een verticale verplaatsing van de
damwand van 5 [mm] in zowel zand als klei. De API (2000) geeft een verticale
verplaatsing van ongeveer 2,5 [mm] voor het mobiliseren van de maximale
schuifspanning in zowel zand als klei.

Fellenius (1984) haalt een artikel van Bozozuk (1981) aan waarbij vermeld wordt dat bij
een paalfundering de schuifspanning van richting verandert na een relatieve verplaatsing
van 5 [mm] ter hoogte van de paalkop. In persoonlijke correspondentie geeft Fellenius
(2006) aan dat de maximale schachtwrijving is gemobiliseerd bij een relatieve
verplaatsing van 3 tot 4 [mm]. Bij deze relatieve verplaatsing moet dan de elastische
verkorting van de damwand worden opgeteld om de verplaatsing van de damwandkop te
krijgen.

Aangehouden wordt dat de maximale schuifspanning zal optreden bij een relatieve
verplaatsing van 10 [mm] in zand en 20 [mm] in klei. Dit is conform CUR166 (2005)
voor horizontaal in het vlak belaste damwanden.

De verhouding tussen de schuifspanning τ en relatieve verplaatsing ∆w is de stijfheid van


het grondmassief in verticale richting. De verhouding wordt verondersteld bi-lineair te
zijn met een elastische en plastische tak.

∆τ
kv = (2.30)
∆(∆w )

Hierin zijn:
kv verticale veerstijfheid [kN/m2]
∆τ verschil in schuifspanning [kPa/m’]
∆(∆w) verschil in relatieve verplaatsing [m]

Als wordt aangehouden dat de maximale schuifspanning τmax zal optreden bij een
relatieve verplaatsing ∆w van 10 [mm] wordt de veerstijfheid bepaald door:

M. de Koning 22 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

∆τ τ
kv = = max (2.31)
∆(∆w ) 0,01

Met het bekend zijn van de relatieve verplaatsing ∆w kan uit de veerkarakteristiek de
bijbehorende gemobiliseerde schuifspanning τmob worden bepaald.

2.5.2 Voorbeeld veerkarakteristiek


Als voorbeeld wordt het opstellen van een veerkarakteristiek gegeven voor een
schuifveer aan de actieve zijde van een damwand. Voor de grondparameters geldt een
hoek van inwendige wrijving φ van 30 [o] en droog volumiek gewicht γ van 17 [kN/m3].
De damwand heeft een lengte L van 12 [m]. De wandwrijvingshoek δ wordt gekozen
tussen de grenzen van -2/3φ ≤ δ ≤ 2/3φ. De maximale schuifspanning τmax wordt
gevonden volgens vergelijking (2.14) met de effectieve normaalspanning σ’n bepaald met
vergelijking (2.17). De relatieve verticale verplaatsing ∆w waarbij de maximale
schuifspanning optreedt is 10 [mm]. Dit geldt zowel voor een maximale schuifspanning
gevonden bij een positieve als negatieve wandwrijvingshoek. In dit voorbeeld wordt
gemakshalve aangenomen dat de volledig actieve horizontale korrelspanning zal
optreden.

Voor de maximale schuifspanning wordt gevonden:


τmax;pos = 19,49 [kPa]
τmax;neg = -30,78 [kPa]

Het verschil in de maximale schuifspanning is te verklaren doordat bij δ = 2/3φ volgens


de gronddruktheorie van Müller-Breslau een actieve horizontale gronddrukcoëfficiënt Ka
wordt gevonden van 0,279. Bij δ = -2/3φ is de actieve gronddrukcoëfficiënt Ka gelijk aan
0,441. Te zien is dat de actieve gronddrukcoëfficiënt Ka bij een negatieve
wandwrijvingshoek ongeveer 50% groter is. Dit komt overeen met de verhouding tussen
de gevonden maximale schuifspanningen.

Schuifveerkarakteristiek

30

20

10
τ [kPa/m']

0
-20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20
-10

-20

-30

-40

∆w [mm]

Figuur 22 Voorbeeld veerkarakteristiek

Uit Figuur 22 blijkt dat op het moment dat de damwand meer in verticale richting
verplaatst dan het grondmassief de grond stijver zal reageren dan wanneer het
grondmassief in verticale richting meer verplaatst dan de damwand.

kv;pos = 1949 [kN/m2]


kv;neg = 3078 [kN/m2]

M. de Koning 23 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

2.5.3 Puntveer
Voor het schematiseren van de elasto-plastische puntveer wordt een veerkarakteristiek
opgesteld. Op de horizontale as wordt de verticale verplaatsing van de damwandpunt
wpunt uitgezet en op de verticale as de puntweerstand ppunt.

ppunt

ppunt;max

∆ppunt
∆wpunt

wpunt

elastisch plastisch
Figuur 23 Veerkarakteristiek voor puntveer

Voor het mobiliseren van de maximale puntweerstand ppunt;max geven Briaud en Kim
(1998) een benodigde verticale puntverplaatsing van 10 [mm] in zowel zand als klei. Dit
is in overeenstemming met wat NEN6743 (1991) geeft. De API (2000) geeft voor palen
een benodigde verticale puntverplaatsing van 0,1 maal de paaldiameter voor het
mobiliseren van de maximale puntweerstand. Voor het mobiliseren van de maximale
puntweerstand ppunt;max wordt een verticale puntverplaatsing wpunt van 10 [mm]
aangehouden in zand en in klei. De stijfheid van de puntveer wordt bepaald door de
verhouding van de puntweerstand en de verticale verplaatsing van de damwandpunt.

∆p punt
k v ;punt = (2.32)
∆w punt

Hierin zijn:
kv;punt verticale puntveerstijfheid [kN/m2]
∆ppunt verschil in puntweerstand [kPa/m’]
∆wpunt verschil in puntverplaatsing [m]

Voor het bepalen van de verticale puntverplaatsing wpunt moet van de totale verticale
damwandverplaatsing wdamwand nog de elastische verkorting van de damwand wel worden
afgetrokken. De elastische verkorting is de verkorting van de damwand ten gevolge van
de normaalkracht in de damwand. De elastische verkorting van een damwand wordt
bepaald door het toepassen van de wet van Hooke:

Fgem L
w el = (2.33)
EApunt

Hierin zijn:
wel elastische verkorting van de damwand. [m]
Fgem;d gemiddelde normaalkracht in damwand [kN/m’]
L lengte van de damwand [m]
E elasticiteitmodulus van de damwand [kN/m2]
Apunt oppervlak van de damwanddoorsnede [m2/m’]

Voor het oppervlak van de damwanddoorsnede moet de staaldoorsnede in rekening


worden gebracht.

M. de Koning 24 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Met het bekend zijn van de verticale puntverplaatsing wpunt kan uit de veerkarakteristiek
de bijbehorende gemobiliseerde puntweerstand ppunt worden bepaald.

Voor zowel de schuifveren als de puntveer geldt: hoe kleiner de verticale verplaatsing,
waarbij de maximale schuifspanning respectievelijk de maximale puntweerstand
optreedt, des te stijver de grond reageert.

2.6 Rekenproces

Voordat begonnen kan worden met het rekenproces moet de geometrie ingevoerd zijn en
parameters aan de grond en de damwand worden toegekend. Voor de grond is het nodig
om de volumieke gewichten γ en γsat, de hoek van inwendige wrijving φ, cohesie c, de
wandwrijvingshoek δ voor zowel de actieve als passieve zijde en de horizontale
beddingsconstante kh op te geven. Met de opgegeven grondparameters kunnen de
gronddrukcoëfficiënten Ka, Kp en K0 bepaald worden (zie appendix III) evenals de
draagvermogencoëfficiënten Nq en Nc, zie paragraaf 2.3.2. Hierbij moet voor de
gronddrukcoëfficiënten Ka en Kp rekening worden gehouden of met rechte glijvlakken of
kromme glijvlakken gerekend wordt. Voor zowel de horizontale gronddrukcoëfficiënten
als de draagvermogencoëfficiënten is het mogelijk om deze naar eigen inzicht te kunnen
veranderen. In MSheet is het mogelijk om de damwand in te voeren met behulp van een
profielenbibliotheek waarin alle eigenschappen van een damwandprofiel gegeven zijn.

De richting van de actieve wandwrijvingshoek δa is afhankelijk van de relatieve


verplaatsing ∆w tussen damwand en grondmassief en deze is van tevoren onbekend.
Voor de wandwrijvingshoek δ wordt in de eerste iteratie aangenomen dat deze aan de
actieve zijde van de damwand een positieve richting heeft en aan de passieve zijde van
de damwand een negatieve richting. Voor de actieve zijde betekent dit een positieve
relatieve verplaatsing. Voor de damwand wordt in de eerste iteratiestap een initiële
verticale verplaatsing wdamwand;0 van 0 [mm] aangenomen.

Bij de invoer worden de verhoudingsgetallen gegeven voor de horizontale


damwandverplaatsing en de verticale verplaatsing van het grondmassief. De standaard
waarden zijn zoals vermeld in Tabel 2 uit paragraaf 2.4. De mogelijkheid moet aanwezig
zijn om een waarde voor de verhoudingsgetallen naar eigen inzicht van de constructeur
te kunnen invullen.

In de invoer moet worden opgegeven bij welke relatieve verplaatsing ∆w de maximale


schuifspanning volledig gemobiliseerd wordt. Als standaard waarde is een relatieve
verplaatsing ∆w van 10 [mm] in zand en 20 [mm] in klei nodig voor volledige mobilisatie
van de schuifspanning τ. Deze waarden kunnen eventueel in de invoer veranderd
worden. Voor het mobiliseren van de maximale puntweerstand is een verticale
puntverplaatsing wpunt nodig die een standaard waarde heeft van 10 [mm].

Bij de invoer moet worden opgegeven met welke stapgrootte een verticale
damwandverplaatsing ∆wdamwand wordt aangenomen voor het iteratieproces. Voor de
stapgrootte kan automatisch een waarde van 0,5 [mm] worden gebruikt. Een kleinere
waarde kan worden opgegeven om het iteratieproces te verfijnen. Aan de passieve zijde
van de damwand is niets bekend over de verticale verplaatsing van het grondmassief
wgrond. Aangenomen wordt dat de relatieve verplaatsing ∆w aan de passieve zijde gelijk is
aan de verticale verplaatsing van de damwand wdamwand. Dit is in overeenstemming met
een negatieve passieve wandwrijvingshoek δp. In de eerste iteratie is een initiële
damwandverplaatsing wdamwand;0 van 0 [mm] aangenomen en wordt dus geen passieve
weerstand gemobiliseerd.

Het rekenproces begint met het bepalen van de horizontale korreldrukken op de


damwand en de daaruit volgende horizontale verplaatsingen van de damwand. Dit is een
iteratiefproces, omdat de horizontale verplaatsingen bij aanvang onbekend zijn en dus

M. de Koning 25 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

zijn de grootte van de actie- en reactiekrachten van de grond op de damwand onbekend.


Bij het niet voldoen aan een horizontale evenwichtsituatie moet de damwand opnieuw
gemodelleerd worden. Het bepalen van het horizontale evenwicht is de oorspronkelijke
functie van MSheet. Een nauwkeurige beschrijving hiervan valt buiten de beschouwing
van dit rapport en om die reden wordt hiervoor verwezen naar GeoDelft (2005).

Als aan het horizontale evenwicht wordt voldaan moet de maximaal mobiliseerbare
schuifspanning τmax aan de passieve in het grensvlak damwand-grondmassief worden
bepaald. Deze schuifspanning werkt bij een drukbelasting in opwaartse richting en is dus
een schuifweerstand. De maximaal mobiliseerbare schuifweerstand wordt bepaald door
vergelijking (2.14) uit paragraaf 2.3.1 toe te passen. De effectieve normaalspanning σ’n
op de damwand, die nodig is voor het mobiliseren van de maximale schuifweerstand,
volgt uit de optredende horizontale korrelspanningen volgens vergelijking (2.17). De
maximale puntweerstand pr;max;punt van de damwand wordt bepaald volgens paragraaf
2.3.2.

Aan de actieve zijde van de damwand wordt de verticale belasting bepaald ten gevolge
van de optredende schuifspanningen in het grensvlak damwand-grondmassief. De
schuifspanningen worden veroorzaakt door de berekende gronddruk op de damwand en
bepaald volgens paragraaf 2.3.1.

Voor het bepalen van de relatieve verplaatsing ∆w is het nodig om de verticale


verplaatsing van het grondmassief wgrond en van de damwand wdamwand te weten. De
verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond is afhankelijk van de horizontale
verplaatsing van de damwand zoals beschreven in paragraaf 2.4.1.
In de eerste stap van het iteratieproces is aangenomen dat de initiële verticale
verplaatsing van de damwand wdamwand;0 0 [mm] is. Dit betekent dat de relatieve
verplaatsing ∆w voor de eerste iteratie gelijk is aan de verticale verplaatsing van het
grondmassief wgrond.

Met het bekend zijn van de maximale schuifspanning τmax en de maximale puntweerstand
pmax;punt kunnen de schuifveerkarakteristieken per damwandelement en de
puntveerkarakteristiek worden opgesteld. Hierbij is de maximale schuifweerstand τmax
gemobiliseerd bij de standaard waarde of de ingevoerde waarde van de relatieve
verplaatsing ∆w. De maximale puntweerstand pmax;punt is volledig gemobiliseerd bij de
standaardwaarde van de verticale damwandpuntverplaatsing wpunt of de hiervoor
opgegeven waarde.

Voor de eerste iteratie geldt dat de relatieve verplaatsing ∆w gelijk is aan de verticale
verplaatsing van het grondmassief wgrond. De initiële verticale verplaatsing van de
damwandpunt wpunt;0 is 0 [mm]. Uit de opgestelde veerkarakteristieken kan worden
bepaald wat de gemobiliseerde schuifspanning τmob per damwandelement en
puntweerstand ppunt;mob is. Met het bekend zijn van τmob en ppunt;mob kan worden
geverifieerd of de aanname van de richting van de actieve wandwrijvingshoek δa per
damwandelement correct is. Voor deze verificatie moet voor de aangenomen actieve
wandwrijvingshoek δa gelden dat de totale opwaarts gericht weerstand Fr ongeveer gelijk
is dan de neerwaarts gericht belasting Fs, afhankelijk van de gestelde afwijkingsmarge.

Als wordt gevonden Fs > Fr dan is de verticale belasting groter dan de verticale
weerstand. De damwand zal in voor de volgende iteratie een verticale verplaatsing
ondergaan van:

w damwand;n = w damwand;n −1 + ∆w damwand (2.34)

Hierbij is ∆wdamwand een opgegeven toename van de verticale damwandverplaatsing


wdamwand. Met het bekend zijn van de verticale verplaatsing van het grondmassief volgens

M. de Koning 26 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

paragraaf (2.4) kan de relatieve verplaatsing ∆w per damwandelement bepaald worden


volgens vergelijking (2.29). De relatieve verplaatsing ∆w zal bij een toename van de
verticale damwand wdamwand verplaatsing af nemen en zelfs negatief kunnen worden.

Uit het teken van de relatieve verplaatsing ∆w over de diepte van de damwand volgt de
richting van de actieve wandwrijvingshoek δa per damwandelement. Met de nieuw
bepaald richting van de actieve wandwrijvingshoek δa moeten de optredende effectieve
horizontale korrelspanningen σ’h en de daarbij horende horizontale verplaatsing van de
damwand u opnieuw worden bepaald.

Als de relatieve verplaatsing ∆w positief blijft bij de verticale damwandverplaatsing


wdamwand zullen de effectieve horizontale korrelspanningen σ’h en horizontale verplaatsing
van de damwand u niet veranderen. Een afname van de relatieve verplaatsing ∆w
betekent aan de actieve zijde van de damwand een afname van de verticale belasting ten
gevolge van de gemobiliseerde schuifspanning τmob. Voor de passieve zijde geldt dat bij
een toename van de verticale damwandverplaatsing wdamwand de gemobiliseerde
schuifspanning τmob zal toenemen; er zal dus meer schuifweerstand ontstaan. Bij een
toename van de damwandverplaatsing wdamwand zal ook meer puntweerstand worden
gemobiliseerd.

Bij een negatieve relatieve verplaatsing ∆w wordt moet voor sommige


damwandelementen een negatieve actieve wandwrijvingshoek δa worden ingevuld. Dit
betekent dat de actieve horizontale gronddrukcoëfficiënt Ka zal veranderen. Het gevolg is
dat de optredende effectieve horizontale korrelspanning σ’h en de horizontale
damwandverplaatsing u opnieuw moet worden bepaald. De hierbij horende maximale
schuifspanning τmax verandert dus ook en de veerkarakteristieken moet opnieuw worden
opgesteld. De maximale puntweerstand ppunt is onafhankelijk van de wandwrijvingshoek δ
en zal gelijk blijven. Voor de puntveer hoeft dus geen nieuwe veerkarakteristiek worden
opgesteld.

Met de nieuwe schuifveerkarakteristieken worden wordt weer gekeken of aan het


verticaal evenwicht wordt voldaan en of een volgende iteratiestap nodig is.

In de situatie dat de verticale damwandverplaatsing wdamwand gelijk is aan de verticale


verplaatsing van het grondmassief wgrond, is de relatieve verplaatsing ∆w 0 [mm]. Voor de
actieve zijde van de damwand betekent dit dat er geen schuifspanningen τmob
gemobiliseerd worden die een neerwaartse, verticale belasting vormen op de damwand.
De damwand ondergaat wel een verticale verplaatsing wdamwand zodat aan de passieve
zijde van de damwand schuifspanningen τmob gemobiliseerd worden die de neerwaarts
gerichte externe belasting kunnen opnemen. Door de verticale verplaatsing van de
damwand wdamwand wordt ook de puntweerstand ppunt;mob gemobiliseerd, welke bijdraagt
aan de draagkracht van de damwand.

M. de Koning 27 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Invoer:
geometrie, grondparameters, damwandeigenschappen

Bepalen horizontale korrelspanning (MSheet)

Bepalen horizontale verplaatsing (MSheet)

Nee Horizontaal
langere damwand
evenwicht

Ja
Bepalen maximale mobiliseerbare schuifweerstand bij
berekende horizontale korrelspanning (par. 2.3.1)

Bepalen maximale puntweerstand (par. 2.3.2)

Bepalen verticale belasting door optredende schuifspanningen


(par. 2.3.1)

Bepalen verticale verplaatsing grondmassief per element


(par.2.4.1)

Opstellen schuifveerkarakteristieken per element (par. 2.5) en


opstellen puntveerkarakteristiek

Bepalen gemobiliseerde verticale schuifspanning per element


en bepalen gemobiliseerde puntweerstand

aanpassen wand- Nee Goede aanname δ


wrijvingshoek δ per element

Nee Bepalen verticale verplaatsing damwand per element

Ja
Nee
Verticaal
δ maximaal
evenwicht

Ja
Ja
langere damwand Stop
zwaarder profiel

Figuur 24 Stroomschema

M. de Koning 28 Rekenmodel
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

3. Veiligheidsbeschouwing

In dit hoofdstuk wordt een veiligheidsbeschouwing gegeven voor damwandconstructies.


Gebruik wordt gemaakt van de in CUR166 (2005) beschreven ontwerpmethodiek. Deze
ontwerpmethodiek is gebaseerd op een probabilistische aanpak, wat betekent dat
gerekend wordt met faalkansen. Een damwandconstructie moet op zodanige wijze
ontworpen worden dat de kans op falen voldoende klein is. Voor damwandconstructies is
een klasse-indeling gemaakt op basis van het beoogde veiligheidsniveau. De klasse-
indeling wordt uitgedrukt in een betrouwbaarheidsindex β.

Om aan de prestatie-eisen te voldoen, moet de damwandconstructie tijdens de


gebruiksfase zijn functies kunnen blijven vervullen. Hierbij wordt conform NEN6700
(2005) en NEN6740 (1991) onderscheid gemaakt twee soorten grenstoestanden.

Voor het bepalen van de minimumeisen met betrekking tot de kwaliteit en kwantiteit van
het grondonderzoek, de ontwerpberekeningen en de uitvoering wordt een constructie
ingedeeld in een geotechnische categorie volgens NEN6740 (1991).

3.1 Veiligheidsklasse

Voor het bepalen van het beoogde veiligheidsniveau van een damwandconstructie wordt
gerekend met faalkansen. Voor het bepalen van de maximaal geaccepteerde faalkans
wordt een afweging gemaakt tussen schade bij falen en kosten voor veiligheidsniveau te
realiseren. In CUR 166 (2005) wordt een klasse-indeling voor damwandconstructies
gegeven naar veiligheidsniveau. De veiligheidsklasse indeling in CUR166 (2005) is
conform NEN6702 (2001):

Klasse I: relatief eenvoudige constructies, geen persoonlijke veiligheidsrisico’s bij


falen, relatief geringe schade bij falen, bijvoorbeeld een beschoeiing.
Klasse II: aanzienlijke schade bij falen, geringe persoonlijke veiligheidsrisico’s,
bijvoorbeeld een bouwput, een damwand langs een binnenwater en een
kadewand van een binnenhaven.
Klasse III: grote schade bij falen en/of aanzienlijke persoonlijke veiligheidsrisico’s,
bijzondere constructies.

Het falen van een damwand wordt gezien als het niet meer kunnen vervullen van
tenminste één van zijn hoofdfuncties. Deze hoofdfuncties zijn:

• keren van grond en/of water


• dragen van belasting
• beschermen tegen erosie, grondwaterstroming of het geleiden van stroming.

Voor het falen van een damwand moet een zogenaamd faalmechanisme optreden. In
CUR166 (2005) worden de faalmechanismen en hun samenhang gegeven in een
foutenboom.

Volgens CUR166 (2005) zijn de meeste standaard damwandconstructies in te delen in


veiligheidsklasse II. Bij het indelen van een damwandconstructie in een hogere
veiligheidsklasse betekent dit ook hogere materiaalfactoren voor sterkteparameters. De
sterkteparameters φ en c hebben invloed op de gronddrukfactoren welke de grenzen van
de horizontale korrelspanningen bepalen. Zodoende heeft een verhoging van
veiligheidsklasse invloed op de krachtsverdeling op de damwandconstructie.

M. de Koning 29 Veiligheidsbeschouwing
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Figuur 25 Foutenboom damwandconstructie


(bron CUR166, 2005)

3.2 Grenstoestanden

Aan een constructie worden eisen gesteld met betrekking tot veiligheid en bruikbaarheid
van de constructie. Als een constructie niet aan die eisen voldoet dan is een
grenstoestand bereikt. De grenstoestanden worden verdeeld in verschillende typen
afhankelijk van veiligheid of bruikbaarheid.

M. de Koning 30 Veiligheidsbeschouwing
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

In NEN6700 (2005) en Eurocode 1 deel 1 (1994) wordt de grenstoestand verdeeld in:

a.) Ultimate limit state, ofwel uiterste grenstoestand


Dit is de grenstoestand die overeenkomt met het bezwijken van de constructie.

b.) Service-ability limit state, ofwel bruikbaarheidsgrenstoestand


Dit is de grens tussen het gebied waar de constructie bruikbaar is en het gebied waar de
constructie niet meer aan de functie-eisen kan voldoen.

In de NEN6740 (1991) wordt voor geotechnische constructies de uiterste grenstoestand


nader onderverdeeld. In NEN6740 (1991) zijn de grenstoestanden beschreven volgens:

a.) type 1A: uiterste grenstoestand, waarbij een bezwijkmechanisme optreedt in de


grond of op de grens van de constructie en de grond.

b.) type 1B: uiterste grenstoestand, waarbij zodanige vervormingen van de


geotechnische constructie zorgen voor bezwijken van andere constructieve
elementen.

c.) type 2: bruikbaarheidsgrenstoestand, die gepaard gaat met een ongewenst verlies
aan bruikbaarheid, schade of hoge onderhoudskosten door vervormingen
van de constructie.

In het algemeen moet voor een damwandconstructie gekeken worden of in iedere


constructiefase aan de uiterste grenstoestand en bruikbaarheidsgrenstoestand wordt
voldaan. Voor een verticaal belaste damwandconstructie kunnen echter zodanig grote
verticale vervormingen optreden dat niet meer aan de bruikbaarheidseisen, bijvoorbeeld
het dragen van een traverse, kan worden voldaan, lang voordat de constructie bezwijkt.
De vervormingen van een damwandconstructie ten aanzien van de bruikbaarheid van de
constructie worden bepaald in grenstoestand 2.

3.3 Semi-probabilistische aanpak

Voor het bepalen van het benodigde veiligheidsniveau wordt een semi-probabilistische
ontwerpmethodiek toegepast. Bij deze semi-probabilistische ontwerpmethodiek worden
partiële materiaal- en belastingsfactoren toegepast op de representatieve waarde van de
desbetreffende eigenschappen.

De representatieve waarde van een parameter is de karakteristieke 5% ondergrens dan


wel bovengrens van een parameter. Voor het bepalen van de rekenwaarde van de
sterkte parameters geldt dat de representatieve waarde van een sterkte parameter wordt
gedeeld door een materiaal factor.

Fr ;rep
Fr ;d = (3.1)
γm

Hierin zijn:
Fr;d rekenwaarde van de sterkte
Fr;rep representatieve waarde van de sterkte
γm materiaalfactor volgens NEN6740 (1991) tabel 3 (zie appendix V)

Voor de belasting geldt dat de representatieve waarde van de belasting wordt


vermenigvuldigd met een belastingsfactor om de rekenwaarde van de belasting te
krijgen.

M. de Koning 31 Veiligheidsbeschouwing
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Fs;d = Fs;rep ∗ γ f (3.2)

Hierin zijn:
Fs;d rekenwaarde van de belasting
Fs;rep representatieve waarde van de belasting
γf materiaalfactor volgens NEN6740 (1991) tabel 3 (zie appendix V)

Getoetst moet worden of wordt voldaan aan de eis dat de sterkte van de constructie
groter is dan de belasting op de constructie.

Fr ;d ≥ Fs;d (3.3)

In Figuur 26 is de kansdichtheidsfunctie van de belasting en de sterkte gegeven. De


betekenis van de representatieve waarde en rekenwaarde is hierin aangegeven.

Figuur 26 Concept van semi-probabilistische ontwerpmethodiek


(bron Van Tol, 2003)

3.3.1 Betrouwbaarheidsindex
De benodigde partiële factoren zijn op een probabilistische wijze afgeleid van de
betrouwbaarheidsindex β. De betrouwbaarheidsindex geeft de toelaatbare kans op falen
aan volgens:

Pf (Fr − Fs < 0) ≤ Pf ;req (3.4)

Hierin zijn:
Pf faalkans
Fr de sterkte
Fs de belasting
Pf;req toelaatbare faalkans

Met het beschrijven van de toelaatbare faalkans met een standaard normale verdeling, is
de betrouwbaarheidsindex β het argument in de functie die de standaard normale
verdeling beschrijft. In Figuur 27 zijn de verdelingsfunctie en de kansdichtheidsfunctie
van de standaard normale verdeling gegeven. Het gearceerde oppervlak geeft de kans op
falen aan. Het verband tussen de faalkans en de betrouwbaarheidsindex β wordt in Tabel
3 gegeven. Een betrouwbaarheidsindex β van 1,64 betekent dat een kans van 5% op
falen aanwezig is.

M. de Koning 32 Veiligheidsbeschouwing
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Figuur 27 Standaard normale verdeling; verdelingsfunctie en kansdichtheidsfunctie

faalkans P(f) betrouwbaarheidsindex β


0,5 0
0,1 1,18
0,05 1,64
0,01 2,32
0,005 2,57
0,001 3,09
0,00016 3,62
Tabel 3 Verband tussen faalkans en betrouwbaarheidindex

Met het doorlopen van de foutenboom voor een damwandconstructie zoals gegeven in
paragraaf 3.1 is voor de drie verschillende veiligheidsklassen een betrouwbaarheidsindex
bepaald. In CUR166 (2005) is voor de betrouwbaarheidsindex β gegeven:

veiligheidsklasse I: β = 2,5
veiligheidsklasse II: β = 3,4
veiligheidsklasse III: β = 4,2

In Tabel 4 is een vergelijk gegeven waarin de betrouwbaarheidsindex β volgens CUR166


(2005) wordt vergeleken met NEN6700 en de Eurocode.

CUR-systematiek1) NEN67002) EC 3)

klasse β klasse β Klasse β


I 2,5 1 3,2 RC1 3,3
II 3,4 2 3,4 RC2 3,8
III 4,2 3 3,6 RC3 4,3
*) RC staat voor Reliability Class
Overzicht β-factoren UGT referentieperiode 50 jaar
1) klasse indeling heeft betrekking op grondparameters
2) klasse indeling heeft betrekking op belastingskant, voor de sterktekant (grondparameters) geldt
NEN6740. Geen onderscheidt in klassen.
3) Informatieve waarden, niet bindend.

Tabel 4 Betrouwbaarheidsindex β volgens verschillende normen

M. de Koning 33 Veiligheidsbeschouwing
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

3.3.2 Partiële factoren


Zoals reeds beschreven worden bij een semi-probabilistische methode partiële
veiligheidfactoren op de representatieve waarde van de sterkte en belasting toegepast
volgens vergelijkingen (3.1) en (3.2). De partiële veiligheidsfactoren zijn afhankelijk van
de spreiding van de parameter en de invloed van de parameter op falen van de
constructie. De invloed van een parameter op bezwijken verschilt per mechanisme.

De partiële factoren worden volgens een probabilistische methodiek bepaald uit de


betrouwbaarheidsindex β. Het bepalen van de numerieke waarde van de partiële factoren
valt buiten dit afstudeerwerk. De in Nederland toe te passen partiële factoren staan
gegeven in NEN6702 (2001) voor de belasting en in NEN6740 (1991) voor de
grondparameters. In appendix V van dit rapport zijn de tabellen gegeven met daar in de
waarde van de partiële factoren.

In CUR166 (2005) wordt aangegeven dat bij een dynamische belasting op de damwand
moet een lastfactor ψ in rekening worden gebracht volgens NEN2018 (1983). Deze
lastfactor ψ moet zowel bij de permanenten belasting als bij de veranderlijke belasting
worden toegepast. De waarde van de lastfactor ψ ligt vast tussen de grenzen [NEN2018
(1983)]:

1,15 ≤ ψ ≤ 1,90 (3.5)

3.4 Geotechnische categorie

Naast een indeling in veiligheidsklasse, wordt in NEN6740 (1991) onderscheid gemaakt


in geotechnische categorieën. Dit is om te voorkomen dat voor zeer eenvoudige,
veelvoorkomende constructies, waarvan het gedrag bekend is, uitvoerige
ontwerpberekeningen moeten plaatsvinden. Geotechnische categorieën worden alleen in
de geotechnische normen besproken en staan los van de algemeen geldende
veiligheidsklasse. In geotechnische categorieën, worden bij eenzelfde veiligheidsklasse,
eisen gesteld met betrekking tot de kwaliteit en omvang van het grondonderzoek, de
berekeningen en de uitvoering. Onderscheid is te maken in een drietal geotechnische
categorieën. De plaatsing in één van de geotechnische categorieën geschiedt op basis
van de volgende aspecten:

• aard van de damwandconstructie zelf (onder andere type en omvang)


• de terreinomstandigheden, bodemgesteldheid en grondwatertoestand
• de kwetsbaarheid van de omgeving
• invloeden van buitenaf, zoals onder andere bijzondere belastingen en de
aanwezigheid van gevaarlijke stoffen

Het kiezen van een geotechnische categorie moet gebeuren voor het plaatsvinden van
het grondonderzoek. Na het grondonderzoek en tevens tijdens de bouw van de
constructie moet worden gekeken of de keuze van de geotechnische categorie moet
worden herzien.

Circa 90% van alle constructies in Nederland valt in geotechnische categorie 2 [Van Tol,
(2003)]. Alle constructies die niet behoren tot geotechnische categorie 1 of 2 behoren tot
geotechnische categorie 3. In NEN6740 (1991) staat bij de toelichting van geotechnische
categorie 3:

“Tot GC3 behoren zeer grote en bijzondere constructies, constructies die buitengewone
risico’s inhouden en constructies in bijzondere moeilijke grond- of belastingscondities”.

Voor een gedetailleerde beschrijving van de geotechnische categorieën wordt verwezen


naar NEN6740 (1991). In CUR166 (2005) staat een specifieke beschrijving van
geotechnische categorieën voor damwandconstructies.

M. de Koning 34 Veiligheidsbeschouwing
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

3.5 Ontwerpbenadering

In Eurocode 7 worden een drietal ontwerpbenaderingen gegeven voor het maken van
een damwandontwerp. Voor iedere ontwerpbenadering is een set met partiële factoren
gegeven die wordt toegepast op materiaalsterkte, op de belasting of belastingseffect en
op de weerstand. De numerieke waarde van de partiële factoren mag door ieder land
afzonderlijk worden vastgesteld.

Ontwerp- Combinatie Beschrijving


benadering
(OB)
OB 1 *) 1 Set met factoren op de belastingen of op het belastingseffect
(gevolg van deze belasting); materiaalfactoren zijn gelijk aan 1
2 Set met factoren op de materiaalsterkte (materiaalfactoren > 1);
alleen belastingfactor op ongunstig werkende variabele belasting
OB 2 - Set met factoren op de belastingen of op het belastingseffect en
op de weerstand als geheel; materiaalfactoren zijn gelijk aan 1
OB 3 - Set met factoren op de materiaalsterkte (materiaalfactoren > 1);
alleen belastingfactor op ongunstig werkende variabele belasting
*) Voor OB1 moeten voor 2 combinaties van factoren berekeningen gemaakt worden.
Alleen de combinaties voor een damwandconstructie zijn hier gegeven. Combinatie 1 zou de
constructieve toetsing betreffen en combinatie 2 de bepaling van de afmetingen (geotechnical
sizing).
Tabel 5 Overzicht ontwerpbenadering volgens Eurocode 7 deel 1
(bron CUR166, 2005)

In CUR166 (2005) wordt gekozen voor een ontwerp benadering waarbij partiële factoren
worden toegepast op de materiaalsterkte en op ongunstige werkende belasting. De
partiële factoren kunnen per iedere constructiefase worden toegepast of alleen bij de
maatgevende constructiefase. Hierbij levert het toepassen van partiële factoren in iedere
constructiefase soms een te veilige benadering op.

Voor het ontwerpen van verticaal belaste damwandconstructies moet de verticale


verplaatsing van het grondmassief en van de damwand worden bepaald in de
bruikbaarheidsgrenstoestand. Dit betekent dat de beide verplaatsingen worden bepaald
met de representatieve waarden van de parameters. Voor het bepalen van de
draagkracht van de constructies moet de constructie ontworpen worden in de uiterste
grenstoestand. In dit rapport worden twee methode beschreven die hiervoor toegepast
kunnen worden.

De eerste methode is naar analogie van een paalfundatie. Een ontwerpberekening wordt
gemaakt met de representatieve waarde van de grondparameters en de externe
belasting. Daarna wordt op de punt- en grondweerstand een partiële materiaalfactor
toegepast en op de verticale belasting een partiële belastingsfactor. De partiële factoren
op de weerstand en verticale belasting worden gekozen volgens NEN6702 (2001) en
NEN6740 (1991).

Bij de tweede methode wordt na het bepalen van de verplaatsingen in de


bruikbaarheidsgrenstoestand een tweede som gemaakt in de uiterste grenstoestand.
Hierbij wordt gerekend met de rekenwaarden van de sterkteparameters van de grond en
een belastingsfactor op de verticale belasting Fv. Dit betekent dat automatisch met de
rekenwaarden van de verticale belasting door de grond en de weerstand van de grond
wordt gerekend.

M. de Koning 35 Veiligheidsbeschouwing
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 36 Veiligheidsbeschouwing
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

4. Voorbeeldberekening

In dit hoofdstuk wordt een voorbeeldberekening gegeven voor het bepalen van de
veerstijfheden voor het oplossen van differentiaalvergelijking (2.13). Het voorbeeld geldt
voor een onverankerde damwand met op de kop een externe verticale belasting. Voordat
gekeken wordt naar het verticaal evenwicht van de damwand, is een MSheet som
gemaakt om het horizontaal evenwicht van de damwand te verifiëren. In appendix IV
wordt het rapport van de MSheet berekening gegeven. In het besproken voorbeeld wordt
alleen de eerste stap uit het iteratieproces van het rekenproces gegeven. In de
voorbeeldberekening wordt de verticale verplaatsing van de damwand wdamwand bepaald
met de representatieve waarden van de grondparameters en de verticale belasting Fv. De
maximale draagkracht van de damwand wordt bepaald door het toepassen van partiële
factoren op de draagkracht en de verticale belasting. Voor de in dit hoofdstuk gegeven
grafieken geldt dat de linkerzijde altijd de passieve zijde van de damwand is en de
rechterzijde steeds de actieve zijde van de damwand.

4.1 Invoer

Een AZ18 damwandprofiel met een lengte L van 12 [m] is geplaatst in een grondmassief
bestaande uit schoon, los zand. De damwand heeft een kerende hoogte h van 4 [m]. Op
de kop van de damwand wordt een representatieve verticale belasting Fv;rep geplaatst van
50 [kN/m’].

50 [kN/m’]

h = 4 [m] z
∆x

d = 8 [m]

Figuur 28 Situatieschets

Voor de parameters van het grondmassief worden waarden toegepast die in tabel 1 van
NEN6740 (1991) zijn gegeven, zie Tabel 6. Voor de eenvoud van dit voorbeeld is
aangenomen dat de grondwaterstand onder het puntniveau van de damwand ligt zodat
de optredende grondspanningen σ gelijk zijn aan de effectieve korrelspanningen σ’.

Parameter Eenheid
γ 17 [kN/m3]
γsat 19 [kN/m3]
φ’ 30 [o ]
c’ 0 [kN/m2]
δ 20 (2/3φ’) [o ]
Tabel 6 Representatieve grondparameters

M. de Koning 37 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Voor het bepalen van de actieve en passieve gronddrukcoëfficiënt wordt uitgegaan van
rechte glijvlakken zodat de theorie van Müller-Breslau kan worden toegepast, zie
appendix III.

cos 2 φ
Ka = 2
K a = 0,279

⎜1 + sin(φ ) sin(φ + δ ) ⎞⎟

⎝ cos(δ ) ⎟

cos 2 φ
Kp = 2
K p = 5,737

⎜1 − sin(φ ) sin(φ + δ ) ⎞⎟

⎝ cos(δ ) ⎟

De neutrale gronddrukcoëfficiënt K0 wordt bepaald met de formule van Jaky:

K 0 = 1 − sin(φ ) K 0 = 0,50

Voor de horizontale beddingsconstanten kh wordt gebruik gemaakt van de waarde


gegeven in CUR166 (2005).

secans-waarde kh (kN/m3)
P0<ph<0,5pea;h;p;rep 0,5pea;h;p;rep≤ph≤0,8pea;h;p;rep 0,8pea;h;p;rep<ph≤pea;h;p;rep
1 2 1 2 1 2
kh;1 kh;2 kh;3
Zand, los 12000 27000 6000 13500 3000 6750
Tabel 7 Horizontale beddingsconstanten volgens CUR166 (2005)

Voor het bepalen van de maximale puntweerstand pr;max;punt moeten de


draagvermogencoëfficiënten Nq en Nc bekend zijn. Aangezien de damwand in een
cohesieloze zandgrond staat, wordt de draagvermogencoëfficiënt Nc verwaarloosd. De
draagvermogencoëfficiënt Nq is volgens Berenzantsev [Tomlinson (2001)] voor een hoek
van inwendige wrijving φ van 30 [o] gelijk aan 30.

De eigenschappen van een damwandprofiel AZ18 zijn in onderstaande tabel samengevat.


In dit voorbeeld wordt aangenomen dat plugvorming niet zal optreden. Het
puntoppervlak Apunt van de damwand is dan gelijk aan de staaldoorsnede en het
wrijvingsoppervlak Aschacht is gelijk aan het verfoppervlak van de damwand.

Eenheid
L 12 [m]
E 2,00 E+08 [kN/m2]
EI 7,182 E+04 [kNm2/m’]
Staaldoorsnede Apunt 0,015 [m2/m’]
Verfoppervlak Aschacht 1,35 [m2/m2]
Tabel 8 Damwandeigenschappen

Voor de handberekening wordt de damwand opgedeeld in twee elementen met elk een
lengte ∆x van 6 [m].

M. de Koning 38 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

4.2 Eerste iteratie

De optredende effectieve horizontale korrelspanning σ’h(z) en de daaruit volgende


horizontale verplaatsing van de damwand u zijn bepaald met een MSheet berekening. De
berekening wordt gemaakt met de representatieve waarde van de parameters. De
optredende effectieve verticale korrelspanningen σ’v(z) worden bepaald door het
volumieke gewicht γ te vermenigvuldigen met de diepte z.

σ v′ = γ ∗ z (4.1)

De optredende effectieve verticale korrelspanningen σ’v zijn gegeven in Figuur 29.

Effectieve verticale korrelspanning [kPa/m']

-200 -150 -100 -50 0 50 100 150 200 250


0

10

12
Passieve zijde Actieve zijde

Figuur 29 Optredende effectieve verticale korrelspanningen

De effectieve normaalspanning σ’n op de damwand wordt bepaald door de optredende


effectieve horizontale korrelspanningen σ’h te vermenigvuldigen met de cosinus van de
wandwrijvingshoek δ volgens vergelijking (2.17). De optredende effectieve horizontale
korrelspanning σ’h is afhankelijk van de horizontale verplaatsing van de damwand u.

σ n′ = (K 0 ∗ σ v′ ± k ∗ u ) cos(δ ) (4.2)

De optredende effectieve normaalspanning σ’n op de damwand is gegeven in Figuur 30.


In deze figuur is verder aangegeven wat de maximaal te mobiliseren effectieve
normaalspanning op de damwand is als de effectieve horizontale korrelspanningen σ’h
volledig actief en passief zijn. Dit is aangegeven met de gestippelde lijnen.

Met vergelijking (2.14) wordt de maximaal optredende schuifspanning τmax in het


grensvlak damwand-grondmassief bepaald.

τ max = σ n′ ∗ tan(δ ) (4.3)

In Figuur 31 zijn de maximaal optredende schuifspanningen τmax, die horen bij de


heersende effectieve horizontale korrelspanning σ’h na horizontaal verplaatsen van de
damwand gegeven, evenals de maximale schuifspanningen τmax die kunnen optreden bij
een maximale of minimale effectieve horizontale korrelspanning σ’h.

M. de Koning 39 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Effectieve maximale normaalspanning [kPa/m']


-800 -700 -600 -500 -400 -300 -200 -100 0 100 200
0

10

12
Passieve zijde Actieve zijde

Figuur 30 Optredende effectieve en maximale normaalspanning op de damwand

Optredende schuifspanning [kPa/m']

-300 -250 -200 -150 -100 -50 0 50


0

10

12
Passieve zijde Actieve zijde

Figuur 31 Maximaal optredende schuifspanning bij berekende horizontale


damwandverplaatsing u en maximale schuifspanning

Met een MSheet berekening wordt de representatieve horizontale verplaatsing u van de


damwand bepaald en de daaruit volgende verticale verplaatsing van het grondmassief
wgrond. De damwand zal zijn maximale, horizontale verplaatsing umax aan de kop hebben.
De verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond is te bepalen door over de gehele
hoogte van de damwand de horizontale damwandverplaatsing u te vermenigvuldigen met
een verhoudingsfactor. Het grondmassief bestaat geheel uit zand en tabel 2 uit paragraaf
2.4.1 geeft aan dat de verhoudingsfactor dan 0,5 is. In Figuur 32 is de horizontale
verplaatsing van de damwand u en de verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond
gegeven.

De representatieve waarde van de maximale puntweerstand pmax;punt;rep is bepaald door


de vergelijkingen (2.24) en (2.26):

pmax; punt ;rep = N q * q = 30 ∗ (12 ∗ 17)


pmax; punt ;rep = −6120,0 [kN / m ]
2

M. de Koning 40 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

In het rekenproces wordt voor de eerste iteratie aangenomen dat de initiële verticale
verplaatsing van de damwand wdamwand;0 0 [mm] is. Dit betekent dat over de gehele
hoogte van de damwand de relatieve verplaatsing ∆w positief is met een waarde gelijk
aan de verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond.

Voor het bepalen van de verticale verplaatsing van de damwand wdamwand moeten de
schuifveerkarakteristieken worden opgesteld voor de twee damwandelementen. Voor het
opstellen van de schuifveerkarakteristieken is in hoofdstuk 2 is aangenomen dat de
maximale schuifspanning τmax zal optreden bij een relatieve verplaatsing ∆w van 10
[mm].

Voor het opstellen van de schuifveerkarakteristieken wordt de gemiddelde, maximaal


optredende schuifspanning τmax;gem gebruikt die op een damwandelement werkt. Deze
wordt afgelezen uit Figuur 31 en is aangegeven met de verticale zwarte stippellijnen.
Voor het eerste damwandelement wordt afgelezen dat aan de actieve zijde van de
damwand τmax;gem gelijk is aan 4,9 [kPa/m’] en aan de passieve zijde -16,1 [kPa/m’].
Voor de gemiddelde, maximaal optredende schuifspanning τmax;gem op het tweede
damwandelement wordt aan de actieve zijde 20,7 [kPa/m’] afgelezen en aan de passieve
zijde -20,1 [kPa/m’].

Voor het eerste damwandelement is de relatieve verplaatsing ∆w gelijk aan de


gemiddelde verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond;gem over de eerste 6 [m].
Uit Figuur 32 is te bepalen dat de gemiddelde, verticale verplaatsing van het
grondmassief wgrond;gem ongeveer 7,4 [mm] is. Voor het tweede damwand element wordt
een relatieve verplaatsing ∆w gevonden van 0,7 [mm].

Verplaatsing [mm]
0
-35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0
-2
Diepte [mm]

-4

-6

-8

-10

-12

horizontale verplaatsing damw and


verticale verplaatsing grondmassief

Figuur 32 Bepaling verticale verplaatsing van het grondmassief

Bij een relatieve verplaatsing ∆w van 7,4 [mm] wordt voor het eerste damwandelement
aan de actieve zijde een gemobiliseerde schuifspanning τmob gevonden van 7,4/10 x 4,9
= 3,7 [kPa/m’]. Voor het tweede damwandelement wordt aan de actieve zijde een
gemobiliseerde schuifspanning τmob gevonden van 0,7/10 x 20,7 = 1,4 [kPa/m’]. In
Figuur 33 en Figuur 34 is dit aangegeven.

M. de Koning 41 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Schuifveerkarakteristiek

4
τ [kPa/m']

0
0 5 10 15 20

∆w [mm]

Figuur 33 Schuifveerkarakteristiek eerste damwandelement aan actieve zijde

Schuifveerkarakteristiek

22
20
18
16
τ [kPa/m']

14
12
10
8
6
4
2
0
0 5 10 15 20

∆w [mm]

Figuur 34 Schuifveerkarakteristiek tweede damwandelement aan actieve zijde

Voor de passieve zijde is in hoofdstuk 2 aangenomen dat de relatieve verplaatsing ∆w


gelijk is aan de verticale verplaatsing van de damwand wdamwand. In de eerste iteratie
betekent dit dat de relatieve verplaatsing ∆w gelijk is aan de initiële verticale damwand-
verplaatsing wdamwand;0 van 0 [mm]. De passieve schuifspanning wordt dus niet
gemobiliseerd als weerstand. De schuifveerkarakteristieken voor de passieve zijde staan
hierna aangegeven.

M. de Koning 42 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Schuifveerkarakteristiek

0
-20 -15 -10 -5 0
-2

-4

-6
τ [kPa/m']

-8

-10

-12

-14

-16

-18
∆w [mm]

Figuur 35 Schuifveerkarakteristiek eerste damwandelement aan passieve zijde

Schuifveerkarakteristiek

0
-20 -15 -10 -5 -2 0
-4
-6
τ [kPa/m']

-8
-10
-12
-14
-16
-18
-20
-22
∆w [mm]

Figuur 36 Schuifveerkarakteristiek tweede damwandelement aan passieve zijde

Nu wordt gekeken naar het verticaal evenwicht van de damwand om te controleren of de


aanname van een positieve actieve wandwrijvingshoek δa correct is. Deze controle wordt
gedaan met partiële factoren op de belasting op de damwand en op de weerstand.

Fpunt E p;v
Fv ∗ γ f + E a;v ∗ γ f = + (4.4)
144424443 γm γm
belasting 14 4244 3
weers tan d

M. de Koning 43 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Aan de belastingszijde geldt dat de representatieve waarde van de externe belasting


Fv;rep 50 [kN/m’] is. De belasting door de actieve gronddruk is gelijk aan:

Eerste damwandelement :
E a;v ;rep = 0,5 ∗ Aschacht ∗ ∆x ∗ τ mob;actief
E a;v ;rep = 0,5 ∗ 1,35 ∗ 6 ∗ 3,7
E a;v ;rep = 14,99 [kN / m′]
Tweede damwandelement :
E a;v ;rep = 0,5 ∗ Aschacht ∗ ∆x ∗ τ mob;actief
E a;v ;rep = 0,5 ∗ 1,35 ∗ 6 ∗ 1,4
E a;v ;rep = 5,67 [kN / m′]
Voor het bepalen van het puntdraagvermogen, geleverd door de puntweerstand ppunt van
de damwand, moet de puntveerkarakteristiek worden opgesteld, zie Figuur 37.

Puntveerkarakteristiek

7000

6000

5000
ppunt [kPa/m']

4000

3000

2000

1000

0
0 5 10 15 20
wpunt [mm]

Figuur 37 Puntveerkarakteristiek

Aangezien voor de damwand in de eerste iteratie een initiële verticale verplaatsing van 0
[mm] is aangenomen zal de damwandpunt niet verticaal verplaatsen. Dit betekent dat
geen puntweerstand ppunt wordt gemobiliseerd.

De weerstand tegen de verticale belasting is in de eerste iteratiestap dus voor zowel de


schuifweerstand aan de passieve zijde als de puntweerstand nog niet gemobiliseerd.

Fpunt E p;v
Fv ∗ γ f + E a;v ∗ γ f = +
γm γm
50 ∗ 1,2 + 14,99 ∗ 1,2 + 5,67 ∗ 1,2 = 0 − 0
84,79 = 0

M. de Koning 44 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

4.3 Tweede iteratie

De verticale belasting is groter dan de draagkracht van de damwand. De damwand zal


dus een verticale verplaatsing wdamwand ondergaan. In de volgende iteratie wordt voor de
verticale damwandverplaatsing een waarde van wdamwand;1 = wdamwand;0+∆wdamwand
ingevoerd. Door de verticale verplaatsing van de damwand zal de puntweerstand en
schuifweerstand aan de passieve zijde worden gemobiliseerd.

Voor de tweede iteratiestap wordt aangenomen dat ∆wdamwand;1 0,5 [mm] is zodat de
damwand in totaliteit 0,5 [mm] verticaal verplaatst. De relatieve verplaatsing van de
damwand ∆w is gedefinieerd als ∆w = wgrond - wdamwand. In Figuur 38 is de relatieve
verplaatsing ∆w uitgezet met daarbij de gemiddelde, relatieve verplaatsing ∆wgem van de
beide damwandelementen. Voor het eerste damwandelement wordt een gemiddelde
relatieve verplaatsing ∆wgem van 6,9 [mm] afgelezen. Het tweede damwandelement heeft
een gemiddelde relatieve verplaatsing ∆wgem van 0,2 [mm]. In vergelijking met de vorige
iteratie betekent dit een afname van de relatieve verplaatsing ∆w voor beide
damwandelement en dus aan de actieve zijde van een damwandelement een afname van
de verticale belasting ten gevolge van de gronddruk.

Relatieve verplaatsing

0
-2 0 2 4 6 8 10 12 14 16
-2

-4

-6

-8

-10

-12
∆ w [mm]

Figuur 38 Relatieve verplaatsing

Voor beide damwandelement geldt dat de relatieve verplaatsing ∆w positief is zodat de


richting van de positieve, actieve wandwrijvingshoek δa niet zal veranderen. De
optredende effectieve normaalspanning σ’n is hetzelfde als in de vorige iteratiestap, zie
Figuur 30. De maximaal optredende schuifspanning τmax blijven ook gelijk aan die uit de
vorige iteratiestap zoals in Figuur 31 gegeven. De schuifveerkarakteristieken veranderen
dus niet. Doordat in deze iteratiestap een kleinere relatieve verplaatsing ∆w optreedt, zal
voor beide damwandelementen aan de actieve zijde minder schuifspanning τmob worden
gemobiliseerd. Aangegeven in Figuur 39 en Figuur 40.

Voor het eerste damwandelement wordt een gemobiliseerde schuifspanning τmob


gevonden van 6,9/10 x 4,9 = 3,4 [kPa/m’]. Het tweede damwandelement mobiliseert
een schuifspanning τmob van 0,2/10 x 20,7 = 0,4 [kPa/m’].

M. de Koning 45 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Schuifveerkarakteristiek

4
τ [kPa/m']

0
0 5 10 15 20

∆w [mm]

Figuur 39 Schuifveerkarakteristiek eerste damwandelement aan de actieve zijde met


gemobiliseerde schuifspanning

Schuifveerkarakteristiek

22
20
18
16
τ [kPa/m']

14
12
10
8
6
4
2
0
0 5 10 15 20

∆w [mm]

Figuur 40 Schuifveerkarakteristiek tweede damwandelement aan de actieve zijde met


gemobiliseerde schuifspanning

Door de verticale verplaatsing aan van de damwand wdamwand;1 wordt aan de passieve
zijde schuifspanning gemobiliseerd die weerstand biedt tegen de verticale belasting, zie
Figuur 41 en Figuur 42. Het eerste damwandelement mobiliseert een passieve
schuifspanning τmob van -0,5/-10 x -16,1 = -0,81 [kPa/m’]. Het tweede damwandelement
mobiliseert een schuifspanning τmob van -0,5/-10 x -20,10 = -1,01 [kPa/m’].

M. de Koning 46 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Schuifveerkarakteristiek

0
-20 -15 -10 -5 0
-2

-4

-6
τ [kPa/m']

-8

-10

-12

-14

-16

-18
∆w [mm]

Figuur 41 Schuifveerkarakteristiek eerste damwandelement aan de passieve zijde met


gemobiliseerde schuifspanning

Schuifveerkarakteristiek

0
-20 -15 -10 -5 -2 0
-4
-6
τ [kPa/m']

-8
-10
-12
-14
-16
-18
-20
-22
∆w [mm]

Figuur 42 Schuifveerkarakteristiek tweede damwandelement aan de passieve zijde met


gemobiliseerde schuifspanning

De verticale verplaatsing van de damwand wdamwand;1 geeft ook de damwandpunt een


verticale verplaatsing wpunt en zodoende wordt de puntweerstand ppunt gemobiliseerd.
Voor de verticale verplaatsing van de damwandpunt wpunt wordt aangenomen dat deze
gelijk is aan de verticale verplaatsing van de damwand wdamwand;1.

M. de Koning 47 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Puntveerkarakteristiek

7000

6000

5000
ppunt [kPa/m']

4000

3000

2000

1000

0
0 5 10 15 20
wpunt [mm]

Figuur 43 Puntveerkarakteristiek met gemobiliseerde puntweerstand

De puntveerkarakteristiek zoals in de eerste iteratiestap bepaald wordt in Figuur 43


gegeven met hierin de bepaling van de gemobiliseerde puntweerstand ppunt;mob. Afgelezen
wordt een gemobiliseerde puntweerstand ppunt;mob van 0,5/10 x 6120 = 306 [kPa/m’] in
opwaartse richting.

Aan de actieve zijde van de damwand geldt voor de representatieve waarde van de
verticale kracht Ea;v;rep ten gevolge van de gemobiliseerde schuifspanning τmob:

Eerste damwandelement :
E a;v ;rep = 0,5 ∗ Aschacht ∗ ∆x ∗ τ mob; actief
E a;v ;rep = 0,5 ∗ 1,35 ∗ 6 ∗ 3,42
E a;v ;rep = 13,9 [kN / m′]
Tweede damwandelement :
E a;v ;rep = 0,5 ∗ Aschacht ∗ ∆x ∗ τ mob; actief
E a;v ;rep = 0,5 ∗ 1,35 ∗ 6 ∗ 0,4
E a;v ;rep = 1,6 [kN / m′]
Aan de passieve zijde geldt voor de representatieve waarde van de verticale kracht
Ep;v;rep ten gevolge van de gemobiliseerde schuifspanning τmob:

Eerste damwandelement :
E p;v ;rep = 0,5 ∗ Aschacht ∗ ∆x ∗ τ mob; passief
E p;v ;rep = 0,5 ∗ 1,35 ∗ 2 ∗ −0,81
E p;v ;rep = −1,1 [kN / m′]

M. de Koning 48 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Tweede damwandelement :
E p;v ;rep = 0,5 ∗ Aschacht ∗ ∆x ∗ τ mob; passief
E p;v ;rep = 0,5 ∗ 1,35 ∗ 6 ∗ −1,01
E p;v ;rep = −4,1 [kN / m′]

Voor de representatieve waarde van de optredende kracht Fpunt;mob;rep ten gevolge van de
puntweerstand ppunt geldt:

Fpunt ;mob;rep = ppunt ;mob;rep ∗ Apunt = −306 * 0,015


Fpunt ;mob;rep = −4,59 [kN / m′]
Het verticaal evenwicht wordt weer bepaald met vergelijking (4.4).

Fpunt E p;v
Fv ∗ γ f + E a;v ∗ γ f = +
γm γm
− 4,59 − (1,1 + 4,1)
50 ∗ 1,2 + 13,9 ∗ 1,2 + 1,6 ∗ 1,2 = +
1,25 1,25
78,6 = −7,8

Verticaal evenwicht is nog niet opgetreden en een nieuwe iteratiestap moet worden
gemaakt. De verticale verplaatsing wordt een ∆wdamwand groter gemaakt. De verticale
verplaatsing van de damwand wordt dan:

w damwand;2 = w damwand;1 + ∆w damwand


w damwand;2 = 0,5 + 0,5 = 1,0 [mm]

De relatieve verplaatsing ∆w zal hierdoor veranderen, zie Figuur 44. Voor het eerste
damwandelement vindt een afname plaats van de gemiddelde relatieve verplaatsing
∆wgem naar 6,4 [mm].

Relatieve verplaatsing

0
-2 0 2 4 6 8 10 12 14 16
-2

-4

-6

-8

-10

-12
∆ w [mm]

Figuur 44 Relatieve verplaatsing

M. de Koning 49 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Het tweede damwandelement heeft zelfs een negatieve, gemiddelde relatieve


verplaatsing ∆wgem van -0,3 [mm]. Dit betekent voor het tweede damwandelement dat
de actieve wandwrijvingshoek δa een negatieve richting krijgt wat invloed heeft op de
optredende effectieve horizontale korrelspanning σ’h en de daarbij horende op de
maximale schuifspanningen τmax. De schuifveerkarakteristieken zullen opnieuw bepaald
moeten worden.

De maximale puntweerstand ppunt;max is onafhankelijk van de wandwrijvingshoek δ en zal


dus hetzelfde zijn als in de eerste iteratiestap. Door een grotere verticale damwand-
verplaatsing als in de voorgaande iteratie zal meer puntweerstand ppunt;mob worden
gemobiliseerd.

De derde iteratiestap wordt in dit voorbeeld verder niet besproken.

M. de Koning 50 Voorbeeldberekening
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

5. Literatuuroverzicht

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van hetgeen in de literatuur gevonden is
over het bepalen van het verticaal evenwicht van damwanden en de aspecten die hierbij
van toepassing zijn.

5.1 CUR 166 (2005)

In de nieuwe versie van CUR166 (2005) wordt bij het verticale evenwicht onderscheid
gemaakt tussen twee situaties. In de eerste situatie is sprake van alleen een verticale
belasting. De draagkracht van de damwand kan worden berekend met de regels van een
paalfundering volgens NEN6743 (1991), die gebaseerd zijn op de conusweerstand. In de
tweede situatie wordt de damwand op buiging en in verticale richting belast. Vanwege
onderlinge beïnvloeding van deze twee belastingen moet een gecombineerde berekening
gemaakt worden die beide invloeden in rekening brengt.

5.1.1 Uitsluitend verticale belasting


Bij het bepalen van de draagkracht volgens NEN6743 (1991) worden de wandwrijving en
de puntweerstand aan de conusweerstand gerelateerd. Bij damwandprofielen moet
onderscheid worden gemaakt in de situaties van een pluggende punt of een niet
pluggende punt.

Het verschil tussen een pluggende punt en een niet pluggende punt zit in het oppervlak
dat gekozen moet worden als paalpuntoppervlak en als wrijvingsoppervlak.
Voor een pluggende punt is het paalpuntoppervlak gelijk aan het ingesloten oppervlak en
het wandwrijvingsoppervlak gelijk aan 1 [m2/m] aan iedere damwandzijde. Voor een niet
pluggende punt is het paalpuntoppervlak gelijk aan de staaldoorsnede Apunt;st en het
wandwrijvingsoppervlak aan het verfoppervlak.

De kleinste waarde van de draagkracht berekend met een pluggende of niet pluggende
punt is maatgevend. Wanneer de maatgevende waarde van de draagkracht gevonden
wordt bij een niet pluggend punt is de bijdrage van de puntweerstand gering, vanwege
het kleine paalpuntoppervlak.De maximale puntdraagkracht Fr;max;punt wordt gevonden
met:

Fr ;max;punt = Apunt ;st ∗ pr ;max;punt (5.1)

Hierin zijn:
Frmax;punt maximale puntdraagkracht [kN/m]
Apunt;st staaldoorsnede [m2/m]
pr;max;punt maximale puntweerstand [kN/m2]

De maximale puntweerstand pr;max;punt wordt berekend met de methode Koppejan zoals


beschreven in NEN6743 (1991)

De maximale schachtwrijving Fr;max;wand wordt gevonden met:

Fr ;max;wand = 2 ∗ Awand ∗ ∫ pr ;max;wand dz (5.2)

Hierin zijn:
Fr;max;wand maximale schachtwrijvingskracht [kN/m]
Awand wandoppervlak [m2/m]
pr;max;wand maximale schachtwrijving [kN/m2]
z verticale coördinaat [m]

M. de Koning 51 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

5.1.2 Buiging en verticale belasting


Bij een gecombineerde belasting van buiging en verticale belasting speelt de richting en
de grootte van de wandwrijvingshoek een belangrijke rol. Wanneer de damwand geen
externe, verticale belasting ondergaat, verplaatst de grond zich aan de actieve zijde van
de damwand in neerwaartse richting ten opzichte van de damwand. Dit veroorzaakt een
neerwaarts gerichte wrijving. De actieve wandwrijvingshoek δa is dan positief gericht.

Aan de passieve zijde verplaatst de grond zich in opwaartse richting van de damwand.
Dit veroorzaakt een opwaartse gerichte wrijving. De passieve wandwrijvingshoek δp is
dan negatief.

Zie Figuur 45 voor een weergave van de bovenstaande omschrijving. Met de stippellijnen
zijn in deze figuur de werkelijk optredende glijvlakken weergegeven.

δa

δp

Figuur 45 Richting van de wandwrijvingshoek δ

Bij een externe verticale belasting wil de damwand zich in neerwaartse richting
verplaatsen. De wandwrijvingshoek aan de actieve zijde van de damwand zal hierdoor
gaan afnemen. Bij een te grote verticale belasting kan de verplaatsing van de damwand
groter worden dan de verplaatsing van de grond. De damwand gaat dan als het ware aan
de grond hangen. De actieve wandwrijvingshoek wordt in dat geval negatief en de
wrijving zal in opwaartse richting werken, zie Figuur 46. Door het afnemen van de
actieve wandwrijvingshoek zullen de horizontale korrelspanningen op de damwand
toenemen. In Van Duijnen (2004) staat dat de horizontale korrelspanningen tot 50%
kunnen toenemen aan de actieve zijde van de damwand.

Als een trekbelasting aanwezig is op de damwand zal aan de passieve zijde de damwand
in opwaartse richting bewegen ten opzichte van de grond. Hierdoor zal de passieve
wandwrijvingshoek afnemen of zelfs van teken kunnen veranderen. De wrijving zal in
verticale richting hierdoor afnemen of bij verandering van teken van de passieve
wandwrijvingshoek zelfs neerwaarts gericht worden. De passieve weerstand kan voor een
hoek van inwendige wrijving van 30 [o] met 500% afnemen [Van Duijnen (2004)].
Bij het berekenen van de passieve weerstand gaat men ervan uit dat de passieve
wandwrijvingshoek zijn maximale waarde bereikt heeft. Wanneer dit niet het geval is zal
de passieve wandwrijvingshoek toenemen tot deze maximale waarde. Als gevolg hiervan
zal tevens de wrijving toenemen.

M. de Koning 52 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Fv

δa

δp

Figuur 46 Verandering van actieve wandwrijvingshoek door verticale belasting

Voor het veranderen van de richting van de actieve wandwrijvingshoek geeft CUR166
(2005) niet aan of dit abrupt gebeurt of dat dit een geleidelijk proces is. Hoe de relatieve
verplaatsing tussen damwand en grond bepaald moet worden wordt in CUR166 (2005)
verder niet besproken.

Om te bepalen of een berekening nodig is die zowel verticale belasting als buiging in
rekening brengt, wordt in CUR166 (2005) het achtergrondrapport van Van Duijnen
(2004) aangehaald. In dit achtergrondrapport wordt aangegeven dat bij een gemiddelde
schuifspanning van 12,5 [kN/m2] of minder de invloed van de verticale belasting minder
dan 10% is op de maximale doorbuiging, het maximale moment in de damwand en de
maximale stempelkracht. De waarde van 12,5 [kN/m2] is gevonden aan de hand van een
eindige elementen analyse met het programma Plaxis. Hierbij is op een damwand een
variërende verticale belasting gezet en de resultaten voor de doorbuiging, moment en de
stempelkracht in een grafiek uitgezet, zie Figuur 47. De negatieve waarde van Fs is een
trekbelasting en de positieve waarde is een drukbelasting.

De waarde van 12,5 [kN/m2] is gevonden door de verticale belasting (Fs) te delen door
het contactoppervlak tussen de damwand en de te keren grond.
Het contactoppervlak is gelijk aan tweemaal de lengte van de damwand minus de
kerende hoogte.

In het geval van een verticale belasting kleiner dan 12,5 [kN/m2] kan volgens CUR166
(2005) worden volstaan met afzonderlijke berekeningen voor verticale en horizontale
stabiliteit. Bij een grotere verticale belasting neemt de invloed op de krachten en
vervormingen toe en moet men een gecombineerde berekening maken. In Figuur 48
staat het stroomschema gegeven voor het berekenen van de stabiliteit van een damwand
volgens CUR166 (2005). Aangegeven wordt dat het de voorkeur verdient om een
damwand die zowel op buiging als in verticale richting wordt belast te berekenen met een
eindig elementen programma.

M. de Koning 53 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Figuur 47 Invloed verticale belasting op damwand


(bron Van Duijnen, 2004)

Bij het gebruik van een verenmodel moet zeer goed rekening worden gehouden met de
relatieve verplaatsing van de damwand ten opzichte van de grond. Zoals eerder
aangegeven bepaalt deze relatieve verplaatsing de richting van de wandwrijvingshoek.
De grootte en de richting van de wandwrijvingshoek zijn weer van invloed op het bepalen
van de horizontale gronddrukfactoren en dus op de grootte van de horizontale
korrelspanningen op de damwand.

Nee
Separate controle van de
Fs
2L − l
> 12,5 kN 2
m
[ ] horizontale en verticale
stabiliteit

Ja

Interactie berekening van


horizontale en verticale
stabiliteit

Fs is de externe verticale belasting op de damwand in [kN/m]


L is de totale lengte van de damwand in [m]
l is de grondkerende hoogte in [m]

Figuur 48 Stroomschema interactieberekening verticale en horizontale stabiliteit


(bron CUR166, 2005)

M. de Koning 54 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

5.1.2.1 Separate berekening


Bij een kleine, externe, verticale belasting mag een separate controle voor het verticaal
en horizontal evenwicht gemaakt worden. Het horizontaal evenwicht kan hierbij bepaald
worden door de damwand te modelleren als een ligger op een elastische fundering. Uit
de controle van het horizontaal evenwicht wordt een korrelspanning gevonden aan de
actieve en passieve zijde. De verticale component van de korrelspanning kan nu
gevonden worden met:

Fv = Fh tan(δ ) (5.3)

Hierin zijn:
Fv verticale component van de korrelspanning aan de passieve
of actieve zijde [kN/m]
Fh horizontale component van de korrelspanning aan de passieve
of actieve zijde [kN/m]
δ wandwrijvingshoek [o]

Het verticale evenwicht kan beschouwd worden zoals in Figuur 49 beschreven staat. De
som van de maximale, verticale belasting Fs;max;d en de verticale component van de
actieve gronddruk moeten kleiner zijn dan de maximale waarde van de puntdraagkracht
plus de verticale component van de maximale, passieve weerstand.

De minimale waarde van de belasting in verticale richting, Fs;min;d, is de maximale waarde


van de trekbelasting. Wanneer deze belasting optreedt, moet gelden dat de maximale
trekbelasting kleiner is dan het verschil tussen de verticale componenten van de
maximale, actieve gronddruk en passieve gronddruk.

Wanneer niet aan het verticale evenwicht wordt voldaan, kan volgens CUR166 (2005)
met de wandwrijvingshoek gevarieerd worden. Hierbij valt onderscheid te maken in de
richting van de verticale belasting:

• Bij neerwaarts gerichte belasting op de wand kan δa verkleind worden, met als
gevolg dat de grootte van de belasting afneemt. Hierbij kan δa zelfs negatief
worden, waardoor aan de actieve zijde van de damwand een bijdrage ontstaat
aan de verticale draagkracht.
• Bij een opwaarts gerichte belasting kan δp verkleind worden.

Bij het wijzigen van de grootte en richting van de wandwrijvingshoek δ moet rekening
worden gehouden dat ook de actieve en passieve horizontale gronddrukfactoren
veranderen. Het gevolg is dat de gronddrukken op de wand veranderen en de hierdoor
ook het buigend moment in de damwand. Het buigend moment dient door het wijzigen
van de wandwrijvingshoek opnieuw gecontroleerd te worden.

5.1.2.2 Gecombineerde berekening


In de CUR166 (2005) wordt geen methode gegeven voor het maken van een
damwandberekening die buiging en verticale belasting gecombineerd meeneemt.
Geadviseerd wordt om in deze situatie gebruik te maken van een eindige elementen
programma.

M. de Koning 55 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Fs;max;d Fs;min;d

Fa;v;max;d
Fa;v;d
l l

L L

Fp;v;max;d Fp;v;d

(a) (b)
Fr;max;punt;d

Fs;max;d + Fa;v;d ≤ Fp;v;max;d + Fr;max;punt;d Fs;min;d ≤ Fa;v;max;d – Fp;v;d


L L
Fs;max;d + Fa;v;d ≤ ∫ σ h′; p;z;d ⋅ tan(δ d )⋅ dz + Fr;max;punt;d
z = L−l
F p ;v ; d ≤ ∫σ ′
z =0
h ;a ; z ;d ⋅ tan (δ d ) ⋅ dz + Fs ;min;d

Fs;max;d is de rekenwaarde van de maximale verticale belasting op de wand [kN/m]


Fs;min;d is de rekenwaarde van de minimale verticale belasting op de wand (maximale waarde van de
trekbelasting) in [kN/m]
Fa;v;d is de rekenwaarde van de gemobiliseerde verticale wandwrijving aan de actieve zijde in [kN/m]
Fp;v;d is de rekenwaarde van de gemobiliseerde verticale wandwrijving aan de passieve zijde in [kN/m]
Fa;max;v;d is de rekenwaarde van de maximaal te mobiliseren verticale wandwrijving aan de
actieve zijde in [kN/m]
Fp;max;v;d is de rekenwaarde van de maximaal te mobiliseren verticale wandwrijving aan de
passieve zijde in [kN/m]
Fr;max;punt;d is de rekenwaarde van de maximale puntdraagkracht van de damwand in [kN/m]
σh;a;z;d is de rekenwaarde van de horizontale korrelspanning aan de actieve zijde op diepte z in [kN/m2]
σh;p;z;d is de rekenwaarde van de horizontale korrelspanning aan de passieve zijde op diepte z in [kN/m2]
δd is de rekenwaarde van de wandwrijvingshoek in [0]

Figuur 49 Verticaal evenwicht bij externe druk- en trekbelasting


(bron CUR166, 2005)

5.1.3 Wandwrijvingshoek
Voor het in rekening kunnen brengen van de wandwrijvingshoek is zoals eerder genoemd
een relatieve verplaatsing tussen de damwandconstructie en het aangrenzende
grondmassief noodzakelijk. In de meeste gevallen zal het zo zijn dat de grond beweegt
ten opzichte van de damwand. Indien door zakking van de damwandconstructie deze
relatieve verplaatsing teniet wordt gedaan of tegengesteld wordt, moet voor de
berekening van de horizontale korrelspanningen een wandwrijvingshoek van nul of met
een tegengesteld teken worden gekozen.

Door de invloed van de wandwrijvingshoek zullen de optredende glijvlakken in


werkelijkheid een logspiraalvorm hebben. Theoretisch treden rechte glijvlakken alleen op
als de wandwrijvingshoek 0 [o] is. [Van Tol (2003)].

De wandwrijvingshoek is te bepalen door middel van een directe schuifproef, waarbij een
representatief monster van de grond langs een monster van het damwandmateriaal
wordt afgeschoven. Dergelijke proeven zijn vaak moeilijk uit te voeren en de
betrouwbaarheid is laag. Ze worden daarom zelden uitgevoerd.

Voor de te kiezen waarde van de wandwrijvingshoek verwijst CUR166 (2005) naar


gegevens in literatuur zoals van Potyondy (1961). Wanneer de hoek van inwendige

M. de Koning 56 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

wrijving en de korreldiameter van de grond bekend is, kan gebruik worden gemaakt van
tabel 4 uit NEN6740 (1991).

δ
Wandoppervlak Ruwheid
recht glijvlak gekromd glijvlak
Getand > 10 d50 0,67 φ’ ≤ φ’
ruw 0,5 – 10 d50 0,67 φ’ ≤ φ’ – 2,50 en ≤
27,50
half ruw 0,1 – 0,5 d50 0,33 φ’ 0,5 φ’
Glad < 0,1 d50 0 0
Bij het bepalen van gronddruk in veen moet gerekend worden met δ = 0.
d50 korreldiameter zand of grind waarvan 50% een kleinere diameter heeft [mm of µm]
ϕ’ effectieve hoek van inwendige wrijving (gedraineerde situatie) [0]
Tabel 9 Waarde voor wandwrijvingshoek δ
(bron NEN6740, 1991)

5.2 EAU (2004)

De Duitse EAU (2004) geeft in artikel E4 aan dat bij het bepalen van de actieve en
passieve gronddruk realistische waarde van de wandwrijvingshoek δ moet worden
aangenomen. De richting en de grootte van de wandwrijvingshoek δ heeft een
aanzienlijke invloed op een damwandberekening in verticale richting.

De EAU (2004) geeft aan dat bij het berekenen van een damwand in verticale richting
aan twee voorwaarden moet worden voldaan:

• Verticaal evenwicht
• Verticaal draagvermogen

5.2.1 Wandwrijvingshoek
De grenswaarden van de wandwrijvingshoek die in de EAU (2004) wordt gegeven, zijn
afhankelijk van de hoek van inwendige wrijving (φ) en van het bezwijkmechanisme dat
wordt aangenomen.

Bij het berekenen van het verticale evenwicht moet rekening worden gehouden met de
richting van de wandwrijvingshoek. Bij een relatieve verplaatsing van de grond ten
opzichte van de damwand is deze naar beneden gericht. Bij een grote verticale belasting
kan de wand ten opzichte van de grond meer gaan bewegen en kan de
wandwrijvingshoek naar boven gericht komen te staan.

In Figuur 50a op pagina 59 staan de richtingen aangegeven van de wandwrijvingshoek.

5.2.1.1 Actieve wandwrijvingshoek


Voor de actieve zijde van de damwand mag onder aanname van rechte glijvlakken de
wandwrijvingshoek gekozen worden tussen de grenzen:

-2/3φk ≤ δa;k ≤ +2/3φk (5.4)

Als op basis van grondeigenschappen in de nabijheid van de damwand een relatieve


verplaatsingen te verwachten is tussen damwand en grond waardoor de
wandwrijvingshoek negatief wordt, dan moet dit in het kader van het grondonderzoek
worden aangegeven. De afname van de wandwrijvingshoek heeft een vergroting van de
actieve gronddruk tot gevolg.

Wanneer het voor de damwand in gebruikstoestand noodzakelijk is om de relatieve


verplaatsing op te heffen, kan de verticale component van de actieve gronddruk als

M. de Koning 57 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

weerstandgevende kracht worden gekozen. Hierbij kan een negatieve wandwrijvingshoek


worden gekozen tot aan de grenswaarde zoals in vergelijking (5.4) staat aangegeven.

5.2.1.2 Passieve wandwrijvingshoek


Voor de passieve zijde mag onder aanname van rechte glijvlakken, een horizontaal
maaiveld en een hoek van inwendige wrijving kleiner of gelijk aan 35o de
wandwrijvingshoek gekozen worden tussen de grenzen:

-2/3φk ≤ δp;k ≤ +2/3φk (5.5)

Wanneer wordt uitgegaan van gekromde glijvlakken mag de wandwrijvingshoek gekozen


worden tussen de grenzen:

−φk ≤ δp;k ≤ φk (5.6)

Er moet rekening mee worden gehouden dat de wandwrijvingshoek ook negatieve


waarde kan aannemen. Het kleiner worden van de wandwrijvingshoek heeft tot gevolg
dat de passieve weerstand toeneemt en daarmee de wrijving in verticale richting.

5.2.1.3 Wandwrijvingshoek voor reactiekracht van Blum


Bij een volledig in de grond ingeklemde damwand berekend met de methode Blum wordt
een reactiekracht (Ck) gekregen in het theoretische voetpunt. Deze reactiekracht werkt
onder een hoek δC met de horizontaal op de damwand. Deze hoek moet voor iedere
berekening van het verticaal evenwicht gecontroleerd worden.

Voor de reactiekracht van Blum geldt dat bij het parallel verplaatsen van de wand of het
draaien om het voet- of koppunt de actieve en passieve gronddruk zich relatief ten
opzichte van de damwand bewegen. Hierdoor heeft de reactiekracht geen invloed op het
te vormen breukvlak en hierdoor kan in het algemeen de wandwrijvingshoek voor deze
reactie kracht als nul aangenomen worden.

Bij andere relatieve bewegingen tussen de grond en de damwand moet de hoek gekozen
worden tussen de grenzen:

-2/3φk ≤ δC;k ≤ +1/3φk (5.7)

Bij een significante, relatieve verplaatsing van de damwand ten opzichte van de grond
kan de wandwrijvingshoek negatief worden tot de genoemde grenswaarde.

5.2.2 Verticaal evenwicht


Door het bepalen van het verticaal evenwicht op de volgende wijze wordt zeker gesteld
dat de gekozen passieve wandwrijvingshoek zich ook zeker kan instellen.

Voor het verticaal evenwicht moet voldaan worden aan de eis dat de gezamenlijke,
neerwaartse gerichte krachten minimaal zo groot zijn als de opwaartse, gerichte
weerstandskracht.

E av + Av + Gw + P + C v ≥ E pv (5.8)

Hierin zijn (zie ook Figuur 50a,b):


Ep,v karakteristieke waarde van de verticale component van de passieve
gronddruk
Ea,v karakteristieke waarde van de verticale component van de actieve
gronddruk
Av karakteristieke waarde van de verticale component van de ankerkracht
Gw karakteristieke waarde van het eigengewicht van de wand

M. de Koning 58 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

P karakteristieke waarde van de direct op de damwand werkende verticale


kracht
Cv karakteristieke waarde van de verticale component van de reactiekracht C
volgens Blum bij ingeklemde damwand

Wanneer niet aan deze eis wordt voldaan, is dit een indicatie dat een te grote
wandwrijving (δp) aanwezig is of dat de inbrengdiepte te gering is. Men kan de absolute
waarde van de passieve wrijvingshoek verkleinen totdat het evenwicht is ingetreden.
Door afname van de passieve wrijvingshoek neemt ook de passieve weerstand af
[Savidis et al. (1998)].

P P
P

A δa Av

Gw δa δa Ea
Ea Gw Gw
Ea;v

δC δC
Epv Cv
Ep C Ep C

δp
δp S

(a) evenwicht zonder verankering (b) evenwicht met verankering (c) draagvermogen
Figuur 50 Krachten op damwand bij verticale evenwicht en verticaal draagvermogen
(bron Savidis et al., 1998)

5.2.1 Verticaal draagvermogen


Wanneer aan het verticale evenwicht wordt voldaan moet nog worden bekeken of de
grond de verticale belasting kan opnemen. Hiervoor moet gelden:

E av + Av + Gw + P + C v − E pv = S (5.9)

Hierin zijn (zie ook Figuur 50c):


Ep,v rekenwaarde van de verticale component van de passieve gronddruk
Ea,v rekenwaarde van de verticale component van de actieve gronddruk
Av rekenwaarde verticale component van de ankerkracht
Gw rekenwaarde van het eigengewicht van de wand
P direct op de damwand werkende verticale kracht
Cv rekenwaarde van de verticale component van de reactiekracht C volgens Blum bij
ingeklemde damwand
Qg
S toelaatbaar draagvermogen van de grond volgens S =
ηv
Qg draagvermogen van de grond volgens tabel 4 uit DIN4026 (zie Appendix V)
ηv veiligheidsfactor naar EAU (2004) tabel 0-2, in allen belastingsgevallen η = 1.4

Bij het bepalen van de verticale draagkracht wordt voor een positieve wandwrijvingshoek
de verticale component van de actieve gronddruk bij de bovenbelasting als een
wandwrijvingskracht opgeteld. Bij een negatieve wandwrijvingshoek wordt de verticale

M. de Koning 59 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

component als een ontlastende kracht met een belastingsfactor van 1,0 van de
bovenbelasting afgetrokken.

De verticale component van de reactiekracht wordt als een wrijvingskracht meegenomen


in de berekening van de draagkracht wanneer de reactiekracht als gevolg van een
positieve wandwrijvingshoek een neerwaartse richting heeft.

5.3 Eurocode

In de Eurocode worden damwanden in diverse delen besproken. De belangrijkste delen


hiervan voor de berekening van damwanden zijn Eurocode 3 deel 5: Damwanden (1998)
en Eurocode 7 deel 1: Algemene regels (2004).

In Eurocode 3 (1998) wordt vermeld dat voor het verkrijgen van een gedetailleerd inzicht
in de verplaatsingen van de damwand en de zakking van de grond, men gebruik moet
maken van een eindige elementen programma.

Eurocode 7 (2004) geeft aan dat bij het gebruik van een damwand als funderingselement
deze berekend moet worden volgens de principes die gelden voor een strokenfundering.
De richting en de grote van de optredende schuifspanning tussen de grond en damwand
moet overeenkomen met de bepaling van het verticaal en rotatie evenwicht. De
schuifspanning is afhankelijk van de wandwrijvingshoek volgens:

τ = σ h tan(δ ) (5.10)

Hierin zijn:
τ schuifspanning [kN/m2]
σh horizontale korrelspanning [kN/m2]
δ wandwrijvingshoek [o]

Hierbij kan de wandwrijvingshoek voor stalen damwanden niet groter zijn dan tweederde
van de hoek van inwendige wrijving van de grond.

Aan de grenstoestand zoals gegeven in Figuur 51 moet de damwand minimaal voldoen.

Figuur 51 Voorbeeld van een grenstoestand voor verticaal bezwijken


(bron Eurocode 7 deel 1, 2004)

M. de Koning 60 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

5.4 Amerikaanse Normen

In de Verenigde Staten van Amerika heeft iedere staat zijn eigen norm voor het
ontwerpen van grondkerende constructies. In deze paragraaf zullen enkele van deze
normen besproken worden.

De norm van de State of New York Department of Transportation (2003) schrijft voor dat
een bovenbelasting met behulp van Boussinesq’s spanningstheorie [zie o.a. Terzaghi
(1962)] moet worden omgezet naar een horizontale spanning in de grond.
Voor het bepalen van de horizontale spanning ten gevolge van de korreldrukken wordt
gebruik gemaakt van de gronddruktheorie van Rankine, zie appendix VI. Met deze
theorie zijn de gronddrukcoëfficiënten Ka en Kp bepaald als:

1 − sin(φ )
Actieve gronddrukcoëfficiënt: K a = (5.11)
1 + sin(φ )
1 + sin(φ )
Passieve gronddrukcoëfficiënt: K p = (5.12)
1 − sin(φ )

Hierin is:
φ hoek van inwendige wrijving van de grond [o]

Bij het bepalen van de gronddrukcoëfficiënten is de invloed van de wrijving van de grond
op de damwand niet verwerkt. Hierdoor zullen de krachten ten gevolge van de passieve
en actieve gronddruk horizontaal op de damwand werken en dus ook geen aandeel
leveren in het verticaal evenwicht.

Bij het berekenen van de wanden wordt de passieve gronddruk gedeeld door een
veiligheidsfactor. De waarde van deze factor is afhankelijk van de tijdelijke (factor van
1,2) of permanente (factor van 1,3) aanwezigheid van de wand. Bij het aanwezig zijn
van een anker geplaatst onder een hoek moet worden gekeken of de inbrengdiepte
voldoende diep is om de verticale ankerkracht en het eigen gewicht van de wand te
weerstaan. De veiligheidsfactor over de ontwerpbelasting moet minimaal 1,5 zijn, ervan
uitgaande dat de weerstand tegen de verticale belasting optreedt onder
ontgravingniveau.

In de handleiding voor grondkerende constructies van de staat Tennessee voor het


ontwerpen van grondkerende constructies staat dat het draagvermogen van de grond
onder de ontgravingdiepte moet worden bekeken. Hierbij moet de minimale
veiligheidsfactor 2,5 zijn bij een constructie in grond en 2,0 bij een constructie in rots. De
constructie moet zo ontworpen zijn dat verticale belastingen kunnen worden weerstaan.
Het vertrouwen op het overdragen van de belasting naar de grond door wrijving wordt
niet toegestaan, tenzij goedgekeurd tot een daar toe bevoegd ingenieur.

In de Trenching and Shoring Manual (1990) van de staat Californie wordt aangegeven
dat een bovenbelasting via Boussinesq’s spanningstheorie meegenomen moet worden in
de berekening van een grondkerende constructie. Bij het gebruik van niet horizontale
ankers moet worden gekeken of de verticale component van de ankerkracht via
schachtwrijving kan worden overgedragen naar de ondergrond. Hierbij wordt genoemd
dat voor damwanden alleen schachtwrijving met een waarde van N/100 [tsf] voor een
diepte aan beide zijde in rekening wordt gebracht en geen puntdraagvermogen. Hierbij is
N de waarde volgend uit de Standaard Penetratie Test.

Het Iowa Department of Transportation verwijst naar een artikel van Bustamante en
Gianeselli (1991) waarin een methode voor het bepalen van draagkracht van damwanden
wordt gegeven. Dit artikel wordt in paragraaf 5.6 besproken.

M. de Koning 61 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

5.5 Staalbedrijven

Verschillende boeken van damwandleveranciers, zoals ARBED en Hoesch, benoemen dat


aan het verticaal evenwicht moet worden voldaan. In het handboek van ARBED (1991)
staat dat een damwand met een verticale bovenbelasting, deze extra spanningen in de
grond veroorzaakt naast de horizontale spanningen. De door hun beschreven
berekeningswijze gaat uit van het volgende. Eerst moet een profiel gekozen worden die
de laterale korrelspanningen kan weerstaan. Voor het gekozen profiel moet vervolgens
gekeken worden of de verticale belasting de toelaatbare grensspanning niet overschrijdt.
Daarna moet gekeken worden of de verticale spanningen naar de grond kunnen worden
overgedragen. Om deze overdracht na te gaan, wordt in het boek een vereenvoudigde
versie van Dörr’s statische formule voor het bepalen van het paaldraagvermogen
gegeven.

1
P < ∗ γ ∗ p ∗ T 2 ∗ tan(δ ) (5.13)
2

Hierin zijn:
P over te brengen lijnbelasting [kN/m]
γ volumieke gewicht van de grond [kN/m3]
p perimeter van de damwand [m/m]
T inheidiepte van de damwand [m]
δ wandwrijvingshoek [o]

De wandwrijvingshoek mag gelijk gekozen worden aan ½φ in losse onsamengepakte


grond en 2/3φ tot zelfs φ voor samengepakte grond die lang aanwezig is.

Het damwandhandboek van Hoesch geeft aan dat men bij een verticale belasting voldaan
moet worden aan artikel E4 van de EAU.

De Steel Construction Institute (SCI) in Groot Britannie raadt aan om voor het berekenen
van het draagvermogen van damwanden gebruik te maken van de SCI publicatie “Steel
Bearing Piles Guide” geschreven door Biddle (1997). Biddle geeft aan dat het ontwerp
van damwanden op draagvermogen niet wordt behandeld in Britse normen of andere
civiel technische handleidingen, maar dat wel opgemerkt wordt dat de wandwrijving kan
veranderen door verticale belasting. Voor het kwantificeren wat precies met de
wandwrijving gebeurt zijn geen of te weinig meetgegevens bekend.

Het gebruik van damwanden in een gecombineerde belastingsituatie wordt al enige jaren
toegepast. Biddle (1997) geeft aan, dat tot zijn bekend zijn, geen melding van extreme
verplaatsingen of andere onvoorziene zaken zijn opgetreden.

Een bruggenhoofd bestaande uit stalen damwanden die verticaal belast wordt, neemt
deze belasting op door schachtwrijving en puntweerstand. Het maximale draagvermogen
Rc is bepaald door:

Rc = Rs + Rb = q s As + qb Ab (5.14)

Hierin zijn:
Rs maximale schachtwrijving [kN/m]
Rb maximale puntdraagkracht [kN/m]
qs schachtwrijving [kN/m3]
As ontwikkelde contactoppervlak van de schacht [m2]
qb paalpuntweerstand [kN/m3]
Ab paalpuntoppervlak [m2]

M. de Koning 62 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

De rekenwaarde van het maximale draagvermogen Rcd wordt verkregen door gebruik te
maken van partiele factoren volgens:

Rs Rb
Rcd = + (5.15)
ξγ s ξγ b

Hierin zijn volgens Eurocode 7(2004):


ξ materiaalfactor die onzekerheid in grondparameters in
rekening brengt = 1,5
γs factor voor schachtwrijving = 1,3
γb factor voor puntdraagkracht = 1,3

Aangeraden wordt lateraal bewegende damwand alleen schachtwrijving in rekening te


brengen onder het ontgravingsniveau. De reden hiervoor is dat achter de wand een gat
kan ontstaan die een scheiding vormt tussen de damwand en de grond wanneer de grond
permanent wordt verdicht. Deze wijze wordt in de praktijk al jaren geaccepteerd en
gebruikt. Een verdere conservatievere aanname is om alleen de schachtwrijving aan de
passieve zijde in rekening te brengen (zie Figuur 52).

Het ontwikkelde contactoppervlak van de damwand wordt gekozen als 80% van het
verfoppervlak. Als alleen aan de passieve zijde schachtwrijving in rekening wordt
gebracht, is het contactoppervlak 40% van het verfoppervlak. Het contactoppervlak
wordt vermenigvuldigd met de diepte waarover de wrijving wordt gemobiliseerd. Voor
het puntoppervlak bij damwanden wordt aangenomen dat geen plugvorming zal
optreden. Het puntoppervlak is dan gelijk aan het staaloppervlak.

Excavation level

Assumed length
of wall providing
wall friction
resistance

Pile tip
Figuur 52 Bijdrage aan draagvermogen
(bron Biddle, 1997)

M. de Koning 63 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

5.6 Onderzoek naar draagvermogen damwanden

In het buitenland hebben verschillende onderzoekers metingen gedaan naar het verticaal
draagvermogen van damwanden. Het Franse Laboratoire Central des Ponts et Chaussées
heeft statische belastingproeven en uittrekproeven uitgevoerd in Duinkerken en Merville.
Het doel van deze proeven was ten eerste om aan te tonen dat damwanden een verticale
belasting kunnen dragen naast het opnemen van een buigend moment. Ten tweede om
een manier te vinden om het draagvermogen van damwanden in verschillende
grondsoorten te kunnen bepalen. De proeven werden uitgevoerd op een wand bestaande
uit 4 Larssen IIn of IIs elementen en op alleenstaande open en gesloten buispalen, zie
Figuur 53. De buispaal bestaat uit twee aan elkaar gelaste LPIIs damwanden. Hierna
worden alleen de resultaten besproken die gevonden zijn voor een damwand. Voor het
resultaat gevonden voor buispalen wordt verwezen naar het artikel van Bustamante en
Gianeselli (1991).

Figuur 53 Eigenschappen van de geteste elementen


(bron Bustamante en Gianeselli, 1991)

Voor het bepalen van de draagkracht van damwanden zijn Bustamante en Gianeselli
uitgegaan van de formule voor het bepalen van de maximale draagkracht van palen.

Fr ;max = Fr ;max;punt + Fr ;max;schacht (5.16)

Hierin zijn:
Fr;max maximale draagkracht van de paal
Fr;max;punt maximale puntdraagkracht, bepaald door Fr;max;punt = k*sp*α
Fr;max;schacht maximale schachtwrijving, bepaald door Fr;max;schacht = slat*qs
k de puntdraagvermogen coëfficiënt, desbetreffend kp, kc, kn, afhankelijk van
het soort in situ test
sp puntdoorsnede
α grondsterkte parameter gemeten aan de punt, benoemd als pl, qc, N
afhankelijk van het soort in situ test
slat laterale oppervlak van de schacht, het ontwikkelde oppervlak van de wand
qs schachtwrijving

In het geval van damwandelementen wilde men met het onderzoek bereiken een
puntdoorsnede sp en het schachtoppervlak slat te definiëren en de waarden voor de
puntdraagvermogencoëfficiënt k en de schachtwrijving qs te bepalen.

M. de Koning 64 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Uit de meetresultaten hebben Bustamante en Gianeselli (1991) geconcludeerd dat voor


de puntdoorsnede van de damwand het binnenste oppervlak, begrensd door de flenzen,
moet worden genomen en voor het schachtoppervlak moet het ontwikkelde oppervlak,
waarover de wrijving werkt, van de wand genomen worden, zie Figuur 54.

Figuur 54 Beschrijving van sp en slat voor damwandprofielen en box palen


(bron Bustamante en Gianeselli, 1991)

De waarde van de coëfficiënt k hangt af van de vorm van het gekozen profiel, van het
type grond en van welke in situ proef is uitgevoerd. Aan de hand van de proefresultaten
is de hieronder staande tabel opgesteld.

Dam Zand Klei


Wand kp kc kN kp kc kN
Pp 1.1 – 1.5 0.1 – 0.15 0.55 – 0.9 – 0.45 – 0.6 0.45 –
0.75 1.3 0.75
Co 1.3 – 2.1 0.15 – 0.2 0.8 – 1.1 0.8 – 0.4 – 0.5 0.4 – 0.6
1.1
Cf 3.2 – 4.2 0.25 – 1.6 – 2.1 1.0 – 0.4 – 0.6 0.45 –
0.35 1.3 0.65
pp = damwandelementen
co = open box van damwanden
cf = gesloten box van damwanden
Tabel 10 Tabel met waarde voor puntdraagvermogen coëfficiënt k
(bron Bustamante en Gianeselli, 1991)

Voor het bepalen van de maximale schachtwrijving is een tabel en grafiek opgesteld die
afhankelijk is van het profieltype en het soort in situ proef, zie Figuur 55 op de volgende
pagina. In de tabel wordt voor zowel zand als klei aangegeven welke lijn moet worden
aangehouden in de grafiek om de schachtwrijving qs te bepalen.

De representatieve waarde van de draagkracht Fr;max;rep wordt verkregen door


veiligheidsfactoren toe te passen op de maximale waarden van de draagkracht.

McShane (1991) beschrijft in zijn artikel dat uit ervaring in het Verenigd Koninkrijk is
gebleken dat damwanden bij het gebruik als bruggenhoofd aanzienlijke verticale
belasting kunnen dragen naast hun grondkerende eigenschap. Bij de Simwhite brug in
Grimsby, zuid Humberside zijn dynamische belastingproeven uitgevoerd op een groep
van vier damwandelementen en een enkel damwandelement. De Larssen 25w
damwanden hadden een lengte van 16,5 meter en waren gefundeerd in stevige tot stijve
klei. Uit de testresultaten is gebleken dat de groep een belasting kan dragen van
tweemaal de werkende belasting (100 [tonnes]) en de enkele wand kon driemaal de
werkende belasting dragen. De zetting was hierbij 7 [mm] met een restzetting van maar
2 [mm], wat aangeeft dat de wand niet in de buurt was van zijn ultieme draagvermogen.

M. de Koning 65 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Profiel Zand Klei


Damwand Q1 Q1
Q2 als pl > 1 [Mpa] Q2 als pl > 1 [Mpa]
Open box Q2 Q1
Q2 als pl > 1 [Mpa]
Gesloten box Q1 Q1
Q2 als pl > 1 [Mpa] Q2 als pl > 1 [Mpa]

Figuur 55 Tabel en grafiek voor bepalen van qs als functie van het type in situ proef
(bron Bustamante en Gianeselli, 1991)

Verder noemt McShane verschillende facetten waar rekening mee moet worden
gehouden bij het berekenen van een damwand met een verticale kracht. Een damwand
kan externe, verticale krachten ondersteunen net als elke andere draagpaal als de wand
in een goede grondlaag is gefundeerd. Belastingsproeven kunnen op dezelfde wijze
plaatsvinden als voor andere palen met dezelfde voorgeschreven methodieken. Alleen bij
een gecombineerde horizontale en verticale belasting moet de invloed van beiden
bekeken worden.

Door een externe, verticale belasting kan de passieve gronddruk toenemen, maar ook de
waarde van de actieve gronddruk kan toenemen als de verticale verplaatsing van de
damwand groter is dan de verplaatsing van de actieve grondwig. Voor een trekbelasting
op de damwand geldt een zelfde verhaal, de actieve gronddruk neemt af maar de
ondersteunende passieve gronddruk neemt relatief meer af. Rekening moet worden
gehouden met een verandering in de maximaal toelaatbare externe verticale belasting
door de invloed van de verticale component van de actieve gronddruk op het verticaal
evenwicht. Maar aan de andere kant werkt de verticale component van de passieve druk
als een extra ondersteunde kracht onder aan de damwand, zie Figuur 56. Het
draagvermogen wordt gevormd door de combinatie van schachtwrijving en
puntdraagvermogen.

Figuur 56 Krachtenspel bij externe verticale belasting


(bron McShane, 1991)

M. de Koning 66 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Subba Rao (2006) geeft aan dat de verticale belasting waarbij de wandwrijvingshoek van
richting veranderd, bepaald kan worden aan de hand van artikel 80 uit “Theoretical Soil
Mechanics” van Terzaghi. Hij verwijst hierbij naar formule [1a], welke hieronder is
gegeven:

PAn tan(δ A ) − PPm tan(δ p ) − Q = 0 (5.17)

Hierin zijn:
PAn horizontale component van de actieve gronddruk.
PPm gemobiliseerd deel van de horizontale component van de gronddruk.
tan(δ) wandwrijvingscoëfficiënt.
Q verticale grondreactie aan de onderkant van de damwand.

Hierbij moet de wandwrijvingshoek aan de actieve en passieve zijde aan elkaar gelijk
worden gesteld. Met de actieve en passieve gronddruk bekend veronderstelt, kan de
maximale waarde van kracht Q worden bepaald.

Q = (PAn − PPm ) tan(δ ) (5.18)

Opgemerkt dient te worden dat de wandwrijvingshoek onder andere afhankelijk is van de


verplaatsing. De verplaatsing van de damwand en de grond aan de actieve en passieve
zijde zijn niet gelijk aan elkaar, zodat in werkelijkheid de wandwrijvingshoek niet gelijk
aan elkaar zal zijn. Terzaghi geeft zelf aan dat een veilige aannamen is om de
wandwrijvingshoek gelijk aan nul te stellen.

Fellenius (2006) geeft aan dat het berekenen van een damwand vergelijkbaar is aan het
berekenen van een paal. Met dit verschil dat de weerstand tegen de verticale belasting
maar aan één zijde werkt. Bij het bekend zijn van de belasting-verplaatsing relatie kan
de verplaatsing van de damwandkop bepaald worden. De belasting-verplaatsing relatie
kan het best bepaald worden met statische belastingstests op de damwand. Fellenius
(2006) beschrijft dat dichtbij het oppervlak (waar Coulomb gronddruktheorie geldig is)
een verticale belasting kan zorgen voor een verandering van richting van de
schuifspanningen langs de damwand.

5.7 Wandwrijving

Wanneer twee materialen met elkaar in contact zijn, is er een weerstand die de relatieve
beweging, ook wel slip genoemd, van deze twee lichamen tegenwerkt. Deze weerstand
bestaat uit twee componenten, te weten adhesie tussen de materialen en wrijving tussen
de materialen. Voor grond geldt het probleem dat het door zijn samenstelling tussen een
vloeistof en een vaste stof in zit. Hierdoor zullen de wrijvingseigenschappen deels op die
van een vloeistof en deels op die van een vaste stof lijken [Potyondy (1961)].

De wrijving en adhesie tussen de damwand en de grond zijn een functie van:

• De sterkte parameters van de grond (aangezien de schuifspanning tussen de


wand en de grond niet groter kan zijn dan de schuifspanning langs het parallellen
vlak in de grond op een kleine afstand).
• De wrijvingseigenschappen van de achterkant van de wand.
• De richting van verplaatsing van de wand ten opzichte van de grond en de
hoeveelheid van de relatieve wand/grond verplaatsing.
• Het vermogen van de wand om verticale krachten ten gevolge van wandwrijving
en adhesie op te kunnen nemen.

M. de Koning 67 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

In het vervolg van deze paragraaf wordt verder alleen de wrijving besproken aangezien
het in de meeste situaties een redelijke aanname is om voor de adhesie een waarde van
nul te kiezen.

5.7.1 Wrijvingscoëfficiënt
De wrijving tussen twee materialen wordt uitgedrukt in de wrijvingscoëfficiënt µ. De
wrijvingscoëfficiënt µ is een evenredigheidsconstante die de verhouding aangeeft tussen
de horizontale kracht (FH) en de verticale kracht (Fv):

FH
µ = (5.19)
Fv

Men kan de wrijvingscoëfficiënt onderscheiden in een statische en een kinetische


wrijvingscoëfficiënt. De statische wrijvingcoëfficiënt vermenigvuldigt met de verticale
kracht geeft de grootste horizontale kracht aan die in het grensvlak optreedt. Bij deze
horizontale kracht komen de twee materialen nog net niet ten opzichte van elkaar in een
relatieve beweging. De kinetische wrijvingcoëfficiënt vermenigvuldigt met de verticale
kracht geeft de grootte van de horizontale kracht die in het grensvlak optreedt als de
twee materialen een eenparige relatieve beweging maken.

µ µs

µk

verplaatsing
µs statische wrijvingscoëfficiënt
µk kinetische wrijvingscoëfficiënt

Figuur 57 Wrijvingscoëfficiënt als functie van de verplaatsing

Tussen twee vasten lichamen bevindt zich een geadsorbeerde waterfilm, zodat geen
direct contact aanwezig is. Bij een statische belasting wordt in de contactpunten de
waterfilm erg samengedrukt, wat een verhoging van de dichtheid en schuifsterkte geeft.
Tijdens verplaatsing, uitgaand dat deze snel genoeg is zodat geen samendrukking plaats
vindt, behoudt de film zijn dikte en biedt een relatief lagere wrijvingsweerstand [Kézdi
(1974)].

5.7.2 Wandwrijvingshoek
Bij het berekenen van damwanden wordt de richting waarin de gronddruk op de
damwand werkt uitgedrukt in de wandwrijvingshoek, δ. De relatie tussen de
wrijvingscoëfficiënt en de wandwrijvingshoek is:

µ = tan(δ ) (5.20)

De waarde van de wandwrijvingshoek wordt bij aanvang van een damwandberekening


verondersteld bekend te zijn. De Nederlandse norm NEN6740 (1991) geeft waarde voor
de wandwrijvingshoek volgens Tabel 9 uit paragraaf 5.1.3. De waarde van de
wandwrijvingshoek zoals in Duitsland wordt gebruikt is gegeven in paragraaf 5.2.1.

De richting van de wandwrijvingshoek heeft een grote invloed op de waarde van de


gronddruk aan zowel de actieve als de passieve zijde. In Figuur 58 is te zien dat bij de
standaard richting van de wandwrijvingshoek, situatie a, de glijvlakken een concave

M. de Koning 68 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

vorm hebben. Bij het veranderen van de richting van de wandwrijvingshoek, situatie b,
hebben de glijvlakken een convexe vorm.

Figuur 58 Invloed van de richting van de wandwrijvingshoek op de glijvlakken


(bron Kézdi, 1974)

Door verandering van de richting wandwrijvingshoek veranderen de waarde van de


gronddruk. In Tabel 11 is voor verschillende waarde van de wandwrijvingshoek de
gronddrukcoëfficiënt gegeven. Voor een hoek van inwendige wrijving van 30 [o] is de
toename van de gronddruk aan de actieve zijde van de grondkerende wand 335% hoger
bij het veranderen van de wandwrijvingshoek van een maximaal positieve richting naar
een maximaal negatieve richting. Dit betekent ook dat de gronddruk in zowel horizontale
als verticale richting met hetzelfde percentage toeneemt. De toename van de gronddruk
in horizontale richting heeft invloed op de vervormingen van de damwand.

Ka Kp
o o o
δ ϕ = 25o = 30 = 35 = 40 = 25o = 30o = 35o = 40o
-30o - 0,87 0,50 0,35 - 8,7 13,3 21,8
-20 o 0,61 0,47 0,36 0,28 4,4 5,8 7,9 11,2
-10 o 0,47 0,38 0,30 0,24 3,3 4,2 5,3 6,9
0 0,41 0,33 0,27 0,22 2,5 3,0 3,7 4,6
+10 o 0,37 0,30 0,25 0,20 1,9 2,3 2,7 3,3
+20 o 0,34 0,28 0,23 0,19 1,4 1,7 2,0 2,4
+30 o - 0,26 0,21 0,18 - 0,87 1,3 1,7
Tabel 11 Invloed van de wandwrijvingshoek op de gronddruk
(bron Van der Veen et al., 1981)

5.7.3 Onderzoek
In Nederland is naar aanleiding van de Deltawerken door Rijkswaterstaat veel onderzoek
gedaan naar de wrijving tussen constructiematerialen en grondsoorten. Door Van
Staverden (1983) is een rapport opgesteld waarin een evaluatie wordt gemaakt van alle
opgedane kennis.

Voor het bepalen van de wrijvingscoëfficiënt van zand met staal zijn verschillende
sleepproeven uitgevoerd. Hierbij werd een stalen slede over een ondergrond van zand
gesleept. Bij deze testen varieerde het vochtgehalte van het zand en de bovenbelasting
op de slede. Geregistreerd wordt met welke kracht de slede wordt voort getrokken en
wat de verplaatsing hierbij is.

M. de Koning 69 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

krachtmeter
model
lier verplaatsingsopnemers

Figuur 59 Opstelling van de sleepproef


(bron Van Staverden, 1983)

Uit deze sleepproef kwam naar voren dat de wrijvingscoëfficiënt bij zowel het begin van
de verplaatsing als bij de doorgaande verplaatsing niet afhankelijk is van het
belastingsniveau. Dit is weergegeven in Figuur 60, de richtingscoëfficiënt in beide
grafieken is bijna gelijk aan nul.

Verder blijkt de wrijvingscoëfficiënt voor zowel een beginnende verplaatsing als


doorgaande verplaatsing niet afhankelijk te zijn van de vochtigheid van zand. In Figuur
61 geldt voor beide grafieken dat de richtingscoëfficiënt bijna gelijk is aan nul.

Rijkswaterstaat geeft voor de gemiddelde waarde van de wrijvingcoëfficiënt de volgende


tabel. In deze tabel zijn ook de waarde van de wandwrijvingshoek gegeven bepaald
volgens vergelijking 5.20.

µs δs µk δk
Droog zand (vocht 0,6%) 0.50 26.57 0.49 26.10
Aardvochtig zand (vocht 8,4%) 0.47 25.17 0.47 25.17
Kletsnat zand (vocht 13,3%) 0.52 27.47 0.54 28.37
Tabel 12 Gemiddelde waarde van de wrijvingscoëfficiënt
(bron Van Staverden, 1983)

Figuur 60 Wrijvingscoëfficiënt uitgezet tegen het belastingsniveau


(bron Van Staverden, 1983)

M. de Koning 70 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Figuur 61 Wrijvingscoëfficiënt uitgezet tegen het vochtgehalte


(bron Van Staverden, 1983)

Door Potyondy (1961) is eind jaren vijftig begin zestig grootschalig


laboratoriumonderzoek gedaan naar de wrijving tussen verschillende grondsoorten en
verschillende constructiematerialen. Potyondy (1961) concludeerde uit zijn onderzoek dat
de wrijving in belangrijke mate afhankelijk is van vier factoren: het vochtgehalte van de
grond, de ruwheid van het constructieoppervlak, de mineralogische samenstelling van de
grond en de intensiteit van de normaalbelasting. Aan de hand van resultaten van de
proef is een tabel opgezet voor wrijvingswaarde tussen verschillende grondsoorten en
constructiematerialen, zie appendix VII.

In zijn artikel geeft Potyondy (1961) aan dat de ontwikkeling van de wrijving wordt
veroorzaakt door verplaatsingen. De spanning–rekdiagrammen kunnen alleen op basis
van experimenten worden bepaald. Potyondy (1961) geeft een expentionele formule als
functie van de verplaatsing voor de spanning–rek relatie die Kézdi voor granulaire
gronden heeft opgesteld en wordt toegepast voor het bepalen van de gronddruk en
paalweerstand.

τ ⎡ ⎛ s ⎞⎤
= tan δ ⎢1 − exp⎜⎜ − k ⎟⎥ (5.21)
σ ⎢⎣ ⎝ s0 − s ⎟⎠⎦⎥

Hierin zijn:
τ schuifspanning die een verplaatsing s geeft [kPa]
σ normaalspanning [kPa]
δ wandwrijvingshoek [o]
s verplaatsing [mm]
s0 maximale verplaatsing door bezwijken [mm]
k constante van de grond [-]

M. de Koning 71 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Figuur 62 Wrijving versus de normaalbelasting voor zand (boven) en klei (onder)


(bron Potyondy, 1961)

In Figuur 62 zijn de resultaten van de proeven op zand en klei voor verschillende


materialen en ruwheid van deze materialen. Hierbij valt op dat voor zand bij een
toenemende normaalbelasting de wrijving blijft toenemen. Voor klei is echter bij een
bepaalde normaalbelasting een maximum voor de wrijving bereikt, de horizontale lijnen
in de grafiek geven dit maximum aan.

Potyondy (1961) geeft aan dat het praktisch is om de wrijving uit te drukken volgens een
zelfde wijze als het bezwijkcriterium van Coulomb.

wrijving = f c c + σ tan(fφ φ ) (5.22)

Hierin zijn:
c cohesie van de grond [kPa]
σ normaalspanning [kPa]
fc ratio tussen adhesie en cohesie [-]
ff ratio tussen de wandwrijvingshoek
en hoek van inwendige wrijving [-]

Aangezien bij cohesieve gronden de wrijving een maximum heeft waar deze
onafhankelijk is van de normaalbelasting moet hiervoor een andere factor worden
gebruikt. Deze factor, fcmax, is dan gelijk aan de ratio van de maximale adhesie en de
maximale cohesie. In de tabel gegeven in appendix VII staan waarden gegeven voor
deze factoren.

Voor het bepalen van de wandwrijvingshoek zijn verschillende laboratoriumproeven


mogelijk; directe schuifproef, translatie schuifproef, uniforme schuifproef en een torsie-

M. de Koning 72 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

ring apparaat. Volgens Subba Rao et al (1998). zijn deze laboratoriumproeven te


onderscheiden in twee type proeven. Een type A, waarbij de het constructiemateriaal
boven de grondsoort wordt geplaatst. Of type B waarbij de grondsoort boven op het
constructiemateriaal wordt geplaatst. Hierbij wordt opgemerkt dat in een type A proef de
wandwrijvingshoek onafhankelijk is van de dichtheid en in een type B proef afhankelijk is
van de dichtheid van de grond.

Figuur 63 Type A en type B proef


(bron Subba Rao et al. 1996)

Voor de interactie tussen grond en palen geven Subba Rao et al. (1996) aan dat de slip
verschilt langs de schacht. Om deze reden moet aan de bovenzijde van de paal, waar de
slip het grootst is, een wandwrijvingshoek gekozen worden gelijk aan de kritische waarde
van de hoek van inwendige wrijving. In het lagere gedeelte van de paal, waar de slip
kleiner is, gaat de wandwrijvingshoek in de richting van de piek waarde van de hoek van
inwendige wrijving.

Sherif et al. (1982) heeft beschreven dat bij een kleine transversale verplaatsing van de
grondkerende constructie resulteert in een volledige mobilisatie van de wrijving, zie
Figuur 64. Uit deze grafiek valt op te maken dat na een zekere verplaatsing van de
constructie de waarde van tan(δ) zijn maximum bereikt, de bovenste lijn in de grafiek.
Theoretisch gesproken zal deze piekwaarde van tan(δ) het begin zijn van slippen tussen
de constructie en de grond. Metingen hebben aangetoond dat bij een transversale
verplaatsing van H/6000 dat de wandwrijving zijn piekwaarde heeft bereikt. Hierbij is H
de hoogte van de kerende constructie.

Figuur 64 Piekwaarde van de wrijving


(bron Sherif et al., 1982)

M. de Koning 73 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Subba Rao et al. (1996) geeft aan dat in veel omstandigheden de constructie veel
grotere deformaties zal ondergaan. Hierdoor zal de relatieve verplaatsing tussen de wand
en de grond groot genoeg worden om de te verwachten waarde van de
wandwrijvingshoek te vergroten naar de kritische waarde van de wandwrijvingshoek,
ongeacht de dichtheid van de grond.

5.8 Computermodellen

In deze paragraaf worden kort de computerprogramma’s MSheet en Plaxis beschreven.


Paragraaf 5.8.2 geeft een gelimiteerde uitbereiding op het verenmodel in verticale
richting.

5.8.1 MSheet
In Nederland worden ontwerpberekeningen voor damwanden vooral gemaakt met het
computerprogramma MSheet. Het berekeningsmodel waarvan MSheet gebruikt maakt, is
gebaseerd op de theorie van de elastisch ondersteunde ligger, het zogenaamde
verenmodel. De grond wordt hierbij gemodelleerd als een elasto-plastisch medium. Het
gedrag van de damwand kan beschreven worden met de volgende differentiaal
vergelijking [CUR166 (2005)]:

d 4w
EI + kbw − f (x ) = 0 (5.23)
dx 4

Hierin zijn:
E elasticiteitsmodulus [kN/m2]
I traagheidsmoment [m4]
w horizontale uitbuiging [m]
z coördinaat langs de as van de damwand [m]
k beddingsconstante [kN/m3]
b werkende breedte [m]
f(x) belasting [kN/m]

De grond aan weerszijde van de damwand wordt geschematiseerd als ongekoppelde


veren. De stijfheid wordt gegeven door de horizontale beddingsconstante kh, die wordt
bepaald door de verhouding:

∆σ
kh = (5.24)
∆w

Zie ook het gronddruk-verplaatsingdiagram in Figuur 65.

In de nieuwste versie van het programma, MSheet 7.0, wordt het verticaal evenwicht
berekend. Hierbij wordt de som van de verticaal, gerichte krachten (Fv) vergeleken met
het draagvermogen van de grond (Fmax).

• Fv ≤ Fmax , de draagkracht van de grond is voldoende


• Fv > Fmax , de draagkracht van de grond is onvoldoende

In deze vergelijking wordt voor het bepalen van het maximale draagvermogen van de
grond het maximale puntweerstand pr;max;punt ingevoerd. De maximale puntweerstand
moet afzonderlijk worden bepaald volgens NEN6743.

M. de Koning 74 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

horizontale korreldruk

σp passief glijvlak
∆σ
∆w

actief glijvlak σn
∆σ
σa =κ
∆w
verplaatsing w
tegen grond-
met grond-
massief in
massief mee

elastische vervorming

Figuur 65 gronddruk-verplaatsingdiagram
(bron CUR166, 2005)

Het maximale draagvermogen wordt bepaald met:

ξpr ;max;punt Ab
Fmax = (5.25)
γ m,b

Hierin zijn:
Fmax maximaal draagvermogen [kN]
ξ puntweerstandsfactor [-]
pr,max,punt maximale puntweerstand [kN/m2]
A doorsnede van de damwand [m2/m]
(niet pluggend-alleen paal, pluggend–paal+grond)
b werkende breedte [m]
γm,b partiele materiaal factor [-]

De krachten die in verticale richting werken zijn:

• Verticale belasting op de damwand


• Verticale component van de ankerkracht
• Verticale kracht ten gevolge van wrijving aan de actieve zijde
• Verticale kracht ten gevolge van wrijving aan de passieve zijde

De verticale kracht veroorzaakt door de wrijving wordt bepaald door de horizontale


korrelspanning te vermenigvuldigen met de wrijvingscoëfficiënt.

τ = γzK tan(δ ) (5.26)

Hierin zijn:
τ schuifspanning [kN/m2]
γ volumieke gewicht van de grond [kN/m3]
z diepte [m]
K horizontale gronddrukcoëfficiënt [-]
δ wandwrijvingshoek [o]

M. de Koning 75 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

De verticale kracht veroorzaakt door de wrijving met de grond kan niet precies worden
bepaald aangezien MSheet de relatieve, verticale verplaatsingen niet berekent. MSheet
gebruikt de veilige aanname voor het verticale draagvermogen dat aan de actieve zijde
van de damwand het grondmassief meer zakt dan de damwand, zodat de wrijving
neerwaarts gericht werkt. Aan de passieve zijde wordt aangenomen dat de damwand
meer zakt dan de grond zodat de wrijving in opwaartse richting werkt. Aan de actieve
zijde van de damwand is deze aanname geldig zolang de damwand niet onderhevig is
aan grote, verticale belastingen waardoor de damwand meer zal zakken dan het
grondmassief en de wrijving in opwaartse richting zal werken. Aan de passieve zijde van
de damwand is de aanname geldig zolang de damwand niet onderhevig is aan een
opwaarts gerichte belasting, zodat het grondmassief meer zal zakken dan de damwand
en de wrijving in neerwaartse richting zal werken.

5.8.2 Briaud en Kim (1998)

Briaud en Kim (1998) beschrijven dat het gedrag van een damwand in horizontale
richting en in verticale richting kan worden beschreven met het verenmodel. Het gedrag
van de damwand wordt in verticale richting beschreven met de differentiaalvergelijking
(5.27). Voor de afleiding zie appendix I.

d 2w
EA + F (w, z ) = 0 (5.27)
dz 2

Hierin zijn:
A doorsnede damwand [m2/m’]
E elasticiteitsmodulus [kN/m2]
w verticale verplaatsing damwand op diepte z [m]
z coördinaat langs de as van de damwand [m]
F reactie van de grond in verticale richting voor
een zakking w op diepte z [kN/m’]

Het oplossen van deze differentiaal vergelijking gebeurt door het toepassen van eindige
differentie technieken. Hierbij wordt de damwand opgedeeld in n-elementen en n+1
knopen, zie Figuur 66. Bij iedere n+1 knoop is de verticale verplaatsing onbekend. Met
het invoeren van de randvoorwaarden kan de differentiaalvergelijking worden opgelost.

Figuur 66 Modellering van de damwand


(bron Briaud en Kim, 1998)

M. de Koning 76 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Voor het schematiseren van de grondreactie in verticale richting stellen Briaud en Kim
(1998) last–zakkingdiagrammen voor. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een
last–zakkingdiagram voor schachtwrijving (F-w curve) en één voor het
puntdraagvermogen (Q-w curve).

Zij adviseren om de maximale schuifspanning voor het deel van de wand dat gelegen is
boven het ontgravingsniveau te bepalen met:

zand : Fmax = 0,65K aσ 0′ v b tan(δ ); w f = 5[mm]


(5.28)
klei : Fmax = 0,3σ 0′ v b tan(δ ); w f = 5[mm]

Hierin zijn:
Fmax maximale te mobiliseren schuifspanning [kN/m’]
Ka actieve horizontale gronddrukcoëfficiënt [-]
σ’0v effectieve verticale spanning [kN/m2]
b werkende breedte [m]
δ wandwrijvingshoek [o]
wf verticale verplaatsing nodig voor mobiliseren
maximale schuifspanning [m]

Voor het deel van de wand gelegen onder de ontgravingsniveau wordt geadviseerd om
de maximale schuifspanning en puntdraagvermogen te bepalen met:

zand : Fmax = 5N 0,7 c; w f = 5[mm]


(5.29)
klei : Fmax = αsu c; w f = 5[mm]

zand : Qmax = 100 N Ap ; w q = 10[mm]


(5.30)
klei : Qmax = 9su Ap ; w q = 10[mm]

Hierin zijn:
N waarde verkregen uit SPT test [-/0,3m]
c omtrek van de wand in contact met grond [m]
α dimensieloze factor [-]
su ongedraineerde schuifsterkte [kN/m2]
Qmax maximale puntdraagvermogen [kN]
Ap puntoppervlak van de wand [m2]
wq verticale verplaatsing nodig voor mobiliseren
maximale puntdraagvermogen [m]

De dimensieloze factor α kan worden bepaald met behulp van Figuur 67. De
vergelijkingen (5.29) en (5.30) voor kleigronden zijn in overeenstemming met de
aanbevelingen van het American Petroleum Institute.

De grootste beperking van de door Briaud en Kim (1998) beschreven F-w curve is het
niet meenemen van de verticale verplaatsing van de grond achter de damwand. De
relatieve verplaatsing tussen damwand en grond blijft hierdoor een onbekende. Dit
betekent dat de richting van de wandwrijvingshoek ook onbekend blijft. Zodoende blijft
het met de gegeven F-w curve een indicatie van het verticaal evenwicht.

M. de Koning 77 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

1,2

0,8

α [-]
0,6

0,4

0,2

0
0 20 40 60 80 100
2
su [kN/m ]

Figuur 67 Waarde voor dimensieloze factor α


(bron Briaud en Kim, 1998)

5.8.3 Plaxis
Het computerprogramma Plaxis is een eindig elementen programma. In Plaxis wordt het
gehele grondmassief in buurt van de ontgraving gemodelleerd. De grond wordt
gemodelleerd met partiële differentiaalvergelijkingen voor evenwicht van krachten, de
relaties tussen spanningen en rekken en tussen rekken en vervormingen. Hiernaast
worden ook de belangrijke parameters van de grondkering en de interactie met grond
gemodelleerd. Doordat het gehele grondmassief wordt gemodelleerd werken
vervormingen van de grondkering ook door in de omringende grond.

In deze paragraaf zal kort worden ingegaan op de wijze waarop Plaxis de interactie
tussen grond en damwand meeneemt in zijn berekening. Voor een gedetailleerde
beschrijving wordt verwezen naar Brinkgreve (2002).

Het gedrag van het grensvlak tussen de damwand en de grond op het grensvlak wordt
gemodelleerd met een elastisch – plastische model. Het Coulomb criterium wordt
gebruikt voor het onderscheid tussen elastisch gedrag, kleine verplaatsingen in het
grensvlak en het plastische gedrag, optreden van slip.

Elastisch gebied gedefinieerd als: τ < c i + σ n tan φ i (5.31)

Plastisch gebied gedefinieerd als: τ = c i + σ n tan φ i (5.32)

Hierin zijn:
ci cohesie op het grensvlak [kN/m2]
φi hoek van inwendige wrijving op het grensvlak [o]

De parameters worden gekoppeld aan de parameters van de grond via een reductiefactor
voor het grensvlak, Rinter. De grensvlakparameters worden als volgt bepaald:

c i = Rint er ∗ c soil (5.33)


tan φ i = Rint er ∗ tan φ soil ≤ tan φ soil (5.34)
Ψi = 0° voor Rint er < 1, anders Ψi = Ψsoil (5.35)

De waarde van de reductiefactor is van 0 tot 1, waarbij een reductiefactor van 1 het
grensvlak de waarde van de grondparameters niet beïnvloedt.

M. de Koning 78 Literatuuroverzicht
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

6. Conclusies en Aanbevelingen

6.1 Conclusies

In dit rapport wordt een rekenmethodiek voorgesteld waarmee het verticaal evenwicht
en de daarbij horende verticale verplaatsing van een damwandconstructie kan worden
bepaald. De voorgestelde rekenmethodiek sluit aan bij de theorie van de elastisch
ondersteunde ligger zoals in het ontwerpprogramma MSheet wordt gebruikt.

In Nederland is er op dit moment nog geen eenduidige methode om het verticaal


evenwicht van damwandconstructies te bepalen. In CUR166 (2005) wordt een methode
beschreven waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen twee situaties. Is de optredende,
gemiddelde schuifspanning τgem ten gevolge van de verticale belasting op de damwand
kleiner dan 12,5 [kN/m2] dan is de invloed van deze verticale belasting op de maximale
doorbuiging, het maximale moment en de maximale stempelkracht kleiner dan 10%. In
deze situatie mag de draagkracht van een damwandconstructie bepaald worden volgens
NEN6743 (1991). De wandwrijving en de puntweerstand worden dan gerelateerd aan de
conusweerstand. Bij een gemiddelde schuifspanning τgem groter dan 12,5 [kN/m2] is de
invloed van de verticale belasting groter dan 10% en moet de interactie tussen de
horizontale verplaatsing van en de verticale belasting op de damwand worden
meegenomen. Hierbij speelt de richting en de grootte van de wandwrijvingshoek δ een
belangrijke rol. In de ontwerpprogramma’s die tot op heden in Nederland gebruikt
worden is het niet mogelijk om deze interactie mee te nemen in het ontwerp. Als een
constructeur inzicht wil krijgen in het verticaal evenwicht van een damwandconstructie is
hij genoodzaakt een handberekening uit te voeren of een eindig elementen programma
te gebruiken.

In de in dit rapport voorgestelde rekenmethodiek wordt de interactie tussen de


horizontale verplaatsing en de verticale belasting op de damwand in het ontwerp
meegenomen. In de verticale richting wordt het grondmassief gemodelleerd als elasto-
plastische schuifveren en een elasto-plastische puntveer. De eigenschappen van de
elasto-plastische veren worden beschreven met veerkarakteristieken.

τmax ppunt
∆τ ppunt;max
∆(∆w)
∆ppunt
∆wpunt
∆w = wgrond - wdamwand

wpunt

τmax

Figuur 68 Veerkarakteristieken voor de schuifveer (links) en puntveer (rechts)

De maximale schuifspanning τmax tussen de damwand en het grondmassief wordt bepaald


door de wrijvingseigenschappen tussen beiden. Het is van belang om de richting van de

M. de Koning 79 Conclusies en Aanbevelingen


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

relatieve verplaatsing ∆w tussen het grondmassief en de damwand te weten. Met het


bekend zijn van de relatieve verplaatsing ∆w is de richting van de wrijving bepaald. Als
het grondmassief in verticale richting meer verplaatst dan de damwand dan heeft de
wrijving een neerwaartse richting. De wandwrijvingshoek δ wordt dan positief genoemd.
Verplaatst de damwand meer in verticale richting dan het grondmassief dan werkt de
wrijving in opwaartse richting en wordt de wandwrijvingshoek δ negatief genoemd. De
verticale verplaatsing van zowel het grondmassief als de damwand zijn afhankelijk van
de verticale belasting op de damwand.

Met een nieuwe wandwrijvingshoek δ volgend uit de relatieve verplaatsing ∆w moet het
horizontaal evenwicht opnieuw worden gecontroleerd vanwege het veranderen van de
effectieve horizontale korrelspanningen. Een iteratiefproces zal volgen voor het bepalen
van de verticale verplaatsing van de damwand. Het iteratieve proces zal eindigen bij een
verticale damwandverplaatsing waarbij de verticale belasting gelijk is aan de som van de
schuifweerstand tussen de damwand en het grondmassief en de puntweerstand.

Met de beschreven rekenmethodiek is het mogelijk een damwand te ontwerpen die zowel
aan het horizontaal als aan het verticaal evenwicht voldoet. Door de interactie tussen de
verticale belasting en de horizontale korrelspanning is het mogelijk om aan beide
evenwichtssituaties te voldoen, waarbij een langer of zwaarder damwandprofiel nodig
kan zijn.

De in dit rapport gegeven rekenmethode geeft een uitbreiding op het huidige


ontwerpprogramma MSheet en stelt de constructeur in staat het verticaal evenwicht van
damwanden te bekijken zonder gebruik te maken van een eindig elementen programma.

6.2 Aanbevelingen

Adhesie
De adhesie cw tussen de damwand en het grondmassief wordt, in het geval van een
cohesieve grondsoort, in de bepaling van de schuifspanning τ veiligheidshalve
verwaarloosd. Het in rekening brengen van de adhesie cw zorgt voor een toename van de
optredende schuifspanningen, zonder relatieve verplaatsing tussen damwand en
grondmassief. Dit leidt aan de actieve zijde van de damwand tot een toename van de
verticale belasting en aan de passieve zijde van de damwand tot een toename van de
grondweerstand.

Ongedraineerde grond
Het gegeven rekenmodel is geschikt voor een damwand in gedraineerde grond. Het
model kan worden uitgebreid voor een damwand in ongedraineerde grond. Dit is
mogelijk door de ongedraineerde schuifsterkte su als invoerparameter te gebruiken. In
een ongedraineerde situatie is de hoek van inwendige wrijving φ van grond gelijk aan nul
graden, wat resulteert in een wandwrijvingshoek δ gelijk aan nul graden. Het bepalen
van de maximale puntweerstand ppunt;max in de ongedraineerde situatie kan worden
bepaald met de vergelijking (2.8). De invloed van ongedraineerd grondgedrag op de
schuifspanningen is niet onderzocht en wordt in het rekenmodel niet meegenomen.

Proeven I
In de literatuur zijn geen gegevens te vinden voor het bepalen van de verticale
verplaatsing van damwanden wdamwand. In dit rapport wordt in een iteratiefproces een
damwand een verticale verplaatsing opgegeven volgens vergelijking (2.34) en gekeken
of hiermee aan het verticaal evenwicht wordt voldaan. Met het meten van de verticale
verplaatsing van een damwand wdamwand in laboratoriumproeven of veldproeven kan
worden nagegaan of de gekozen methode realistische waarden voorspelt voor de
verticale verplaatsing.

M. de Koning 80 Conclusies en Aanbevelingen


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Proeven II
Het bepalen van de verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond is gebaseerd op de
zettingsprofielen gegeven door Clough en O’Rourke (1991). De zettingsprofielen
relateren de zetting van het maaiveld met verhoudingsfactoren aan de maximale,
horizontale verplaatsing van een damwand umax. In dit rapport is aangenomen dat voor
een onverankerde damwand de verhoudingsgetallen gelden over de gehele inheidiepte
van een damwand. Voor een verankerde damwand wordt aangenomen dat de verticale
verplaatsing van het grondmassief wgrond vanaf het maaiveld tot aan het niveau van de
maximale uitbuiging van de damwand umax constant is. Onder het niveau van de
maximale uitbuiging umax wordt de daar berekende uitbuiging vermenigvuldigd met een
verhoudingsfactor.

De toegepaste zettingsprofielen zijn geldig aan de actieve zijde van een damwand. Over
de verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond aan de passieve zijde is in de
literatuur niets gevonden. Bij een drukbelasting op de damwand heeft een neerwaartse
relatieve verticale verplaatsing ∆w aan de passieve zijde geen invloed op het teken van
de passieve wandwrijvingshoek δp aangezien is aangenomen dat de passieve
wandwrijvingshoek δp niet zal veranderen. Bij een trekbelasting zal de richting van de
wandwrijvingshoek aan de passieve zijde δp wel veranderen. Hierbij is het dus belangrijk
te weten wat de verticale verplaatsing van het grondmassief wgrond aan de passieve zijde
is om het omslagpunt van δp te vinden.

Door het meten van de verticale verplaatsingen van het grondmassief wgrond, aan zowel
de actieve als de passieve zijde in laboratoriumproeven of veldproeven kan na analyse
van deze metingen een betere beschrijving worden gegeven van de verticale
verplaatsingen van het grondmassief wgrond als functie van de horizontale verplaatsing
van de damwand u.

Proeven III
Voor de wandwrijvingshoek δ wordt in het rekenmodel aangenomen dat deze varieert
van een maximale, positieve waarde naar een maximale negatieve, waarde. Een duidelijk
beeld van het veranderen van de wrijvingsrichting is onbekend. Aangenomen wordt dat
de wandwrijvingshoek δ naast zijn grenswaarde alleen de waarde nul kan hebben en dat
de verandering van richting afhankelijk is van het teken van de optredende relatieve
verplaatsing ∆w. Of in de praktijk de wandwrijvingshoek tussenwaarden aanneemt wordt
in de berekeningsmethode niet meegenomen. Een nauwkeurig verloop van de
verandering van de wandwrijvingshoek δ in relatie met de relatieve verplaatsing moet
nader worden onderzocht om een betere beschrijving van de gemobiliseerde
schuifspanningen τmob te geven.

Tijdseffect
De belasting op de damwand wordt verondersteld statisch te zijn. Een dynamische
belasting kan in rekening worden gebracht door de belasting te vermenigvuldigen met
een stootfactor volgens NEN2018. De duur van de belasting zit niet in het rekenmodel.
De invloed van dynamische belasting en de invloed van de belastingsduur op de wrijving
is niet onderzocht.

Veiligheidsbeschouwing
In dit rapport worden twee methoden beschreven voor de ontwerpberekening ten
aanzien van de veiligheid voor verticaal belaste damwanden. In een vervolgstudie kan
worden aangetoond welke van de twee methoden de beste benadering is voor een
ontwerpberekening. Hieruit kan ook voortkomen dat voor verticaal belaste damwanden
een nieuwe ontwerpbenadering moet worden bedacht met eventueel andere waarden
voor de partiële veiligheidsfactoren.

M. de Koning 81 Conclusies en Aanbevelingen


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Verificatie
Het rekenmodel dient geverifieerd te worden met meetresultaten uit de praktijk. Een
vergelijking kan worden gemaakt met de uitkomst van een eindige elementen
berekening.

M. de Koning 82 Conclusies en Aanbevelingen


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

7. Literatuur

1. API, Recommended Practise 2A-WSD


American Petroleum Institute
Twenty-First Edition, December 2002

2. ARBED, Practical Design of Sheet Pile Bulkheads


printed 1991, Luxembourg

3. Biddle A.R., Steel Bearing Piles Guide


The Steel Construction Institute, 1997
ISBN 1 85942 050 8

4. Bouma A.L., Mechanica van constructies; Elastostatica van slanke structuren


Delft University Press
Derde druk, 2000
ISBN 90-407-1278-6

5. Briaud J.L. & Kim N.K., Beam-Column Method for Tieback Walls, Journal of
Geotechnical and Geoenvironmental Engineering, Vol. 124, No.1,
January 1998, pp 67 – 79

6. Brinch Hansen J., Earth Pressure Calculation


The Danish technical press, The Institution of Danish Civil Engineers
Copenhagen, 1953

7. Brinch Hansen J.&Lundgren H., Hauptprobleme der Bodenmechanik


Springer-Verlag, 1960

8. Brinkgreve, R.B.J., Plaxis 2D – Version 8


2002 Plaxis b.v., Delft
A.A. Balkema Publishers
ISBN 90 5809 508 8

9. Bustamante, M. & Gianeselli L. Predicting the Bearing Capacity of Sheet Piles Under
Vertical Load, Conference on Piling and Deep Foundations, Stresa Italy, April 1991,
Proceedings of the 4th International pp. 1-8.

10. California Department of Tansportation, Trenching and Shoring Manual


Division of structure construction, Revision 12, January 1990

11. CUR211; Handboek kademuren, 2003


Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving
CUR, Gouda, Nederland
ISBN 90 3760 282 7

12. CUR166, Damwandconstructies deel 1+2


Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving
4de druk, 2005
CUR, Gouda, Nederland

13. DIN – Taschenbuch 36, Erd- und Grundbau


Deutsches Institut für Normung e.V.
7. Auflage 31. Mai 1986
ISBN 3-410-11976-0 (Beuth); ISBN 3-7625-2420-3 (Bauverl.)

M. de Koning 83 Literatuur
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

14. van Dijk D.J.J., Voorspellen van wandverplaatsing en maaiveldzetting ontstaan door
ontgravingen
MSc. thesis Technische Universiteit Delft
september 2003

15. van Duijnen P.G., Achtergrondrapport C126: Damwanden; verticale draagkracht


Holland Railconsult, kenmerk BO-IVW-040038145-versie 1.0
Utrecht, 31 augustus 2004

16. Empfehlungen des Arbeitsausschusses "Ufereinfassungen": Häfen und Wasserstraßen


EAU 2004
Arbeitsausschuß "Ufereinfassungen" der HTG e. V. (Editor), Deutsche Gesellschaft für
Geotechnik e.V. (Editor)
ISBN: 3-433-02852-4

17. Fellenius B.H., Negative skin friction and settlement of piles


Second International Seminar, Pile Foundations, Nanyang
Technological Institute, Singapore, 28-30 November, 1984
www.fellenius.net

18 Fellenius B. H., mailcorrespondentie, 2006


bengt@fellenius.net

19. Geocentrix Ltd., REWARD Version 2.5 Reference Manual (2001)


http://www.geocentrix.co.uk

20. GeoDelft, MSheet version 7 Design of Diaphragm and Sheet Pile Walls
Printed 2005 Nederland
ISBN-13: 978-90-810136-1-0

21. Hartung M. & Meier K. & Rodatz W., Dynamische Pfahltests an vertikal zu belastenden
Spundwänden, Bautechnik 70, 1993, Heft 10, pp. 595 - 602

22. Hoesch Spundwand und Profil, Spundwand-Handbuch Berechnung

23. Iowa Department of Transportation, Development of Abutment Design Standards for


Local Bridge Design Vol.1, Iowa DOT Project TR – 486, August 2004

24. McCarthy D.F., Essentials of Soil Mechanics and Foundations: Basic Geotechnics 4th
Edition
Regents/Prentice Hall, Englewood Cliffs, New Jersy 07632
Printed 1993
ISBN 0-13-287814-3

25. McShane G., Steel sheet piling used in the combined role of bearing piles and earth
retaining members, Proceedings of the 4th International Conference on Piling and Deep
Foundations, Stresa Italy, April 1991

26. Kézdi A., Handbook of Soil Mechanics Vol. 1 Soil Physics


Elsevier Scientific Publishing Company, 1974
ISBN 0-444-99890-X

27. NEN2018; Hijskranen – Belastingen en belastingscombinaties


Nederlands Normalisatie Instituut, Delft
2de druk oktober 1983

M. de Koning 84 Literatuur
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

28. NEN6700; 2005 – Technische grondslagen voor bouwconstructies -TGB 1990-


Algemene basiseisen
Nederlands Normalisatie Instituut, Delft

29. NEN6702; 2001 – Technische grondslagen voor bouwconstructies -TGB 1990-


Belastingen en vervormingen
Nederlands Normalisatie Instituut, Delft

30. NEN6740; 1991 – TGB 1990 Geotechniek, Basiseisen en belastingen


Nederlands Normalisatie Instituut, Delft
1ste druk 1991 met verwerking van het correctieblad van september 1993
ISBN 90-5254-074-8

31. NEN6743; 1991- Geotechniek – Berekeningsmethode voor funderingen op palen -


Drukpalen
Nederlands Normalisatie Instituut, Delft
1ste druk 1991 met verwerking van het correctieblad van september 1993

32. NEN6744; 1991- Geotechniek – Berekeningsmethode voor funderingen op staal


Nederlands Normalisatie Instituut, Delft
1ste druk 1991 met verwerking van het correctieblad van mei 1997

33. NEN-EN1997-1(en): 2004; Eurocode 7: Geotechnical design – Part 1: General rules


Nederlands Normalisatie Instituut, Delft

34. New York department of Transportation, Geotechnical Design Procedure for Flexible
Wall System GDP11 Geotechnical Engineering Bureau, Revision#2, September 2003

35. NVN-ENV 1991-1: 1994; Eurocode 1: Basis of design and action on structures – Part
1: Basis of design
Nederlands Normalisatie Instituut, Delft

36. NVN-ENV 1993-5: 1998; Eurocode 3: Design of steel structeres – Part 5: Piling
Nederlands Normalisatie Instituut, Delft

37. Potyondy J.G., Skin friction between soils and construction materials
Geotechnique 11, 1961, pp. 339-353

38. Prof. Dr.-Ing. Savidis S. et al., Grundbau und Bodenmechanik III, Kapitel 18 & 19
Berlijn 1998; http://www.grundbau.tu-berlin.de/

39. SCI, Design guide for steel sheet piling bridge abutments,
The Steel Construction Institute, http://www.steelbiz.org

40. Sherif M.A. et al., Earth pressure against rigid retaining walls
Journal of Geotechnical Engineering, may 1982, 108, no 5, pp. 679 – 695

41. Subba Rao K.S. & Allam M.M. & Robinson R.G., A note on the choice of interfacial
friction angle, Proc. Instn. Civ. Engrs. Geotech. Engng. 1996, 119, April, pp. 123 – 128

42. Subba Rao K.S. & Allam M.M. & Robinson R.G., Interfacial friction between sands and
solid surface, Proc. Instn. Civ. Engrs. Geotech. Engng. 1998, 131, April, pp. 75 – 82

43. Em. prof. Subba Rao K.S., mailcorrespondentie, 2006


Indian institute of science, kss@civil.iisc.ernet.in

M. de Koning 85 Literatuur
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

44. van Staverden J.H., Wrijving en wrijvingscoëfficiënten


Rijkswaterstaat, ONW – R – 83068
Burghsluis, april 1983

45. Tennessee Department of Transportation, Earth Retaining Structure Manual, Revised


January 18, 2004

46. Terzaghi K., Theoretical Soil Mechanics


John Wiley and Sons, INC.
10th printing, January 1962

47. Tomlinson M.J. & Boorman R., Foundation Design and Construction
Pearson Education Ltd.
7th Edition, 2001
ISBN 0130-31180-4

48. Prof. Ir. van Tol A.F., collegedictaat CT2330 Funderingstechniek; Funderingstechnieken
& ontwerpaspecten
december 2003

49. van Veen C. & Horvath E. & van Kooperen C.H., Grondmechanica met de beginselen
van de funderingstechniek
Uitgeverij Waltman Delft, Amsterdam
oktober 1981
ISBN 90 212 3078 X

50. Winterkorn H.F. & Fang H.Y., Foundation Engineering Handbook


Van Nostrand Reinhold Company, 1975
ISBN 0-442-29564-2

M. de Koning 86 Literatuur
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Appendix I Afleiding differentiaalvergelijking

In deze appendix wordt de differentiaalvergelijking afgeleid voor een op rek belaste staaf
die in hoofdstuk 2 gebruikt wordt.

N1

∆F ∆z

N2

Figuur 69 Op rek belaste staafelement

De evenwichtsvoorwaarde voor het element gegeven in Figuur 69 luidt:

N 2 − N1 + ∆F = 0 → ∆N + ∆F = 0 (I.1)

Hierin zijn:

N axiale normaalkracht [kN]


∆F belasting dat aangrijpt op een element [kN]

Na deling door ∆z volgt:

∆N ∆F
+ =0 (I.2)
∆z ∆z

Voor de beide termen wordt de limiet van ∆z → 0 bepaald:

∆N ∆F
lim + lim =0 (I.3)
∆z →0 ∆z ∆z →0 ∆z

De tweede term in vergelijking (I.3) is de verdeelde verticale belasting q(z) op een


element. Zo wordt vergelijking (I.3) herschrijven tot:

dN dN
+q=0 of = −q (I.4)
dz dz

M. de Koning 87 Appendix I
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

De relatie tussen de verticale verplaatsing w en de normaalkracht N kan worden bepaald


met de wet van Hooke:

dw
σ = Eε ofwel N = EA (I.5)
dz

Het differentiëren van vergelijking (I.5) geeft, met constant blijvende rekstijfheid EA:

dN d 2w
= EA (I.6)
dz dz 2

Met substitutie van vergelijking (I.6) in vergelijking (I.4) volgt:

d 2w
EA +q =0 (I.7)
dz 2

M. de Koning 88 Appendix I
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Appendix II Bepalen zakking van het grondmassief

De verticale verplaatsing van het maaiveld wordt gevonden door de horizontale


verplaatsing van de damwand te vermenigvuldigen met een verhoudingsfactor
afhankelijk van de grondsoort.

Het bepalen van de verticale zakking van het gehele grondmassief direct achter de
damwand kan op twee manieren benaderd worden. De eerste manier is besproken in
hoofdstuk twee. Hierbij wordt de verticale verplaatsing van het grondmassief bepaald
aan de hand van de horizontale verplaatsing van de damwand over de gehele diepte van
de wand. Hierbij wordt aangenomen dat de verhoudingsfactoren voor het bepalen van de
maaiveldzakking langs de gehele lengte van de damwand gelden.

De tweede methode om de verticale verplaatsing van het grondmassief over de diepte


van de damwand te bepalen is om de kerende hoogte steeds een lengte ∆x korter te
maken en hierbij, door middel van een nieuwe damwandberekening, de maximale,
horizontale verplaatsing te bepalen. Met de gevonden horizontale verplaatsing wordt de
verticale verplaatsing van het maaiveld op de betreffende diepte bepaald. In Figuur 70 is
dit geschematiseerd weergegeven voor een onverankerde damwand in een zandgrond.

∆x

∆x
h
∆x

Figuur 70 Bepalen verticale verplaatsing grondmassief

Op verschillende dieptes is de zakking van het maaiveld bekend. Door deze zakkingen in
een grafiek uit te zetten en met elkaar te verbinden wordt de zakkingslijn van het
grondmassief over de diepte van de wand gevonden.

Als voorbeeld wordt de zakking van het grondmassief bepaald achter een damwand met
een kerende hoogte h van 4,0 [m]. Voor de eenvoud is aangenomen dat het
grondmassief bestaat uit alleen schoon, los zand en het grondwaterniveau onder de
damwand ligt.

Gegevens van de grond

Parameter Eenheid
γ 17 [kN/m3]
γsat 19 [kN/m3]
φ’ 30 [o ]
c’ 0 [kN/m2]
δ 20 (2/3φ’) [o ]

M. de Koning 89 Appendix II
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Voor de horizontale beddingconstante wordt het laaggemiddelde uit CUR166


aangehouden.

secans-waarde kh (kN/m3)
P0<ph<0,5pea;h;p;rep 0,5pea;h;p;rep≤ph≤0,8pea;h;p;rep 0,8pea;h;p;rep<ph≤pea;h;p;rep
1 2 1 2 1 2
kh;1 kh;2 kh;3
Zand, los 12000 27000 6000 13500 3000 6750

Gegevens van de damwand

Profiel AZ 18
EI Minimum yielding moment M Sect area W
[kNm2/m’] [kNm] for steel grade [cm2/m’] [cm3/m’]
S240 S270 S320 S355 S390 S430
71820 432 486 576 639 702 774 150 1800

Volgens Clough en O’Rourke (1991) is de verhoudingsfactor tussen de maximale,


horizontale verplaatsing van de damwand en de zakking van het maaiveld voor een
zandgrond gelijk aan 0,5.

Voor het bepalen van de verticale verplaatsing van het grondmassief volgens de eerste
methode wordt de horizontale verplaatsing van de damwand bepaald bij een kerende
hoogte H van 4,0 [m] en overal over de diepte vermenigvuldigd met een verhoudings-
factor van 0,5.

De verticale verplaatsing van het grondmassief wordt voor de tweede methode bepaald
door de kerende hoogte steeds met een ∆x van 0,5 [m] te laten afnemen.

methode 1 methode 2 methode 1 methode 2

0
-35 -30 -25 -20 -15 -10 -5 0
-2
Diepte [m]

-4

-6

-8

-10

-12
Verplaatsing [mm]

Figuur 71 Verschil in verticale verplaatsing maaiveld

In Figuur 71 zijn voor beide methoden de resultaten van de berekeningen weergegeven.


De gestippelde lijnen zijn de horizontale verplaatsing van de damwand. De getrokken
lijnen geven de verticale verplaatsing van het grondmassief aan volgens beide methode.

Te zien is dat voor methode 1 de verticale verplaatsing van het grondmassief aanzienlijk
groter is dan voor methode 2. Dit betekent dat bij methode 1 de damwand meer
verticaal mag verplaatsen voordat aan de actieve zijde van de damwand de relatieve
verplaatsing negatief zal worden dan bij methode 2.

M. de Koning 90 Appendix II
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

De verticale verplaatsing van de damwand wordt bepaald door de externe belasting op


de kop van de damwand en volgt uit het iteratieve rekenproces. Dit zou betekenen dat
bij methode 2 de belasting op de damwand groter kan zijn dan bij methode 1.

MSheet berekeningsresultaten:

Methode 1 Methode 2

horizontale verticale horizontale verticale


diepte
verplaatsing verplaatsing diepte verplaatsing verplaatsing
[m]
damwand grondmassief [m] damwand grondmassief
[mm] [mm] [mm] [mm]
0,00 -29,40 -14,70 0,00 -29,40 -14,70
-0,11 -28,90 -14,45 -0,50 -18,00 -9,00
-0,23 -28,30 -14,15 -1,00 -10,50 -5,25
-0,34 -27,70 -13,85 -1,50 -5,80 -2,90
-0,46 -27,10 -13,55 -2,00 -3,00 -1,50
-0,57 -26,60 -13,30 -2,50 -1,40 -0,70
-0,57 -26,60 -13,30 -3,00 -0,60 -0,30
-0,69 -26,00 -13,00 -3,50 -0,20 -0,10
-0,80 -25,40 -12,70 -4,00 -0,20 -0,10
-0,91 -24,80 -12,40 -5,03 -0,20 -0,10
-1,03 -24,20 -12,10 -6,00 -0,20 -0,10
-1,14 -23,70 -11,85 -6,97 -0,20 -0,10
-1,26 -23,10 -11,55 -8,00 -0,20 -0,10
-1,37 -22,50 -11,25 -9,00 -0,20 -0,10
-1,49 -21,90 -10,95 -10,00 -0,20 -0,10
-1,60 -21,40 -10,70 -11,00 -0,20 -0,10
-1,71 -20,80 -10,40 -12,00 -0,20 -0,10
-1,83 -20,20 -10,10
-1,94 -19,70 -9,85
-2,06 -19,10 -9,55
-2,17 -18,50 -9,25
-2,29 -17,90 -8,95
-2,40 -17,40 -8,70
-2,51 -16,80 -8,40
-2,63 -16,20 -8,10
-2,74 -15,70 -7,85
-2,86 -15,10 -7,55
-2,97 -14,60 -7,30
-3,09 -14,00 -7,00
-3,20 -13,50 -6,75
-3,31 -12,90 -6,45
-3,43 -12,40 -6,20
-3,54 -11,90 -5,95
-3,66 -11,40 -5,70
-3,77 -10,80 -5,40
-3,89 -10,30 -5,15
-4,00 -9,80 -4,90
-4,11 -9,30 -4,65
-4,23 -8,90 -4,45
-4,34 -8,40 -4,20

M. de Koning 91 Appendix II
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Vervolg methode 1 Vervolg methode 1

verticale horizontale verticale


diepte horizontale diepte
verplaatsing verplaatsing verplaatsing
[m] verplaatsing [m]
grondmassief damwand grondmassief
damwand [mm]
[mm] [mm] [mm]
-4,46 -7,90 -3,95 -9,49 -1,00 -0,50
-4,57 -7,50 -3,75 -9,60 -1,00 -0,50
-4,69 -7,10 -3,55 -9,71 -1,00 -0,50
-4,80 -6,60 -3,30 -9,83 -1,10 -0,55
-4,91 -6,20 -3,10 -9,94 -1,10 -0,55
-5,03 -5,80 -2,90 -10,06 -1,10 -0,55
-5,14 -5,50 -2,75 -10,17 -1,10 -0,55
-5,26 -5,10 -2,55 -10,29 -1,10 -0,55
-5,37 -4,80 -2,40 -10,40 -1,20 -0,60
-5,49 -4,40 -2,20 -10,51 -1,20 -0,60
-5,60 -4,10 -2,05 -10,63 -1,20 -0,60
-5,71 -3,80 -1,90 -10,74 -1,20 -0,60
-5,83 -3,60 -1,80 -10,86 -1,20 -0,60
-5,94 -3,30 -1,65 -10,97 -1,30 -0,65
-6,06 -3,10 -1,55 -11,09 -1,30 -0,65
-6,17 -2,80 -1,40 -11,20 -1,30 -0,65
-6,29 -2,60 -1,30 -11,31 -1,30 -0,65
-6,40 -2,40 -1,20 -11,43 -1,40 -0,70
-6,51 -2,30 -1,15 -11,54 -1,40 -0,70
-6,63 -2,10 -1,05 -11,66 -1,40 -0,70
-6,74 -1,90 -0,95 -11,77 -1,40 -0,70
-6,86 -1,80 -0,90 -11,89 -1,40 -0,70
-6,97 -1,70 -0,85 -12,00 -1,50 -0,75
-7,09 -1,60 -0,80
-7,20 -1,50 -0,75
-7,31 -1,40 -0,70
-7,43 -1,30 -0,65
-7,54 -1,20 -0,60
-7,66 -1,20 -0,60
-7,77 -1,10 -0,55
-7,89 -1,10 -0,55
-8,00 -1,00 -0,50
-8,11 -1,00 -0,50
-8,23 -1,00 -0,50
-8,34 -1,00 -0,50
-8,46 -1,00 -0,50
-8,57 -1,00 -0,50
-8,69 -1,00 -0,50
-8,80 -0,90 -0,45
-8,91 -1,00 -0,50
-9,03 -1,00 -0,50
-9,14 -1,00 -0,50
-9,26 -1,00 -0,50
-9,37 -1,00 -0,50

M. de Koning 92 Appendix II
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Appendix III Gronddrukcoëfficiënten

De verhouding tussen de horizontale en de verticale effectieve spanning wordt de


horizontale gronddrukcoëfficiënt K genoemd.

σ h′
K = (III.1)
σ v′

De horizontale gronddrukcoëfficiënt K wordt bepaald door de fysische grond-


eigenschappen φ, c, en δ.

De vorm van het glijvlak beïnvloedt de waarde van de gronddrukcoëfficiënt. Onderscheid


wordt gemaakt tussen rechte en log-spiraalvormige glijvlakken. In theorie treden rechte
glijvlakken alleen op wanneer wandwrijving afwezig is. De fout die gemaakt wordt bij het
bepalen van gronddrukcoëfficiënten, voor stalen damwanden en met rechte glijvlakken,
voor φ ≤ 30o is verwaarloosbaar [GeoDelft, (2005)]. Bij een grotere φ worden meestal
gronddrukcoëfficiënten, gebaseerd op log-spiraalvormige glijvlakken, gebruikt.

III.1 Müller-Breslau

Müller-Breslau [GeoDelft, (2005)] geeft een algemene oplossing voor horizontale


gronddrukcoëfficiënten voor een cohesieloze grond en rechte glijvlakken. De hoek die het
glijvlak maakt met de verticaal is gelijk aan:

⎛π φ ⎞
⎜ ± ⎟ (III.2)
⎝ 4 2⎠

Voor verticale wanden en met een horizontaal maaiveld geldt:

cos 2 φ
Ka = 2
(III.3)

⎜1 + sin(φ ) sin(φ + δ ) ⎞⎟

⎝ cos(δ ) ⎟

cos2 φ
Kp = 2
(III.4)

⎜1 − sin(φ ) sin(φ + δ ) ⎞⎟

⎝ cos(δ ) ⎟

Hierin zijn:
Ka actieve [-]
Kp passieve [-]
δ wandwrijvingshoek [o]
φ hoek van inwendige wrijving [o]

III.2 Kötter

Het bepalen van horizontale gronddrukcoëfficiënten op basis van log-spiraalvormige


glijvlakken wordt toegekend aan Kötter [Brinch Hansen (1953)]. De vergelijkingen
[GeoDelft (2005)] voor het bepalen van de horizontale gronddrukcoëfficiënten gaan uit
van een gewichtsloze, homogene grond zonder bovenbelasting.

M. de Koning 93 Appendix III


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

1 − sin(φ ) sin(2α a + φ ) ⎧⎛ π ⎞ ⎫
Ka = exp⎨⎜ − + φ + 2α a ⎟ tan(φ )⎬ (III.5)
1 + sin(φ ) ⎩⎝ 2 ⎠ ⎭

met αa gedefinieerd als:

sin(δ )
α a : cos(2α a + φ − δ ) = (III.6)
sin(φ )

1 + sin(φ ) sin(2α p − φ ) ⎧⎛ π ⎞ ⎫
Kp = exp⎨⎜ − + φ − 2α p ⎟ tan(φ )⎬ (III.7)
1 − sin(φ ) ⎩⎝ 2 ⎠ ⎭

met αp gedefinieerd als:

sin(δ )
α p : cos(2α p − φ + δ ) = (III.8)
sin(φ )

III.3 Tabellen gronddrukcoëfficiënt

Actieve gronddrukcoëfficiënt volgens Müller-Breslau

φ 10o 15o 20o 25o 30o 35o


δ
-20o - - 0,883 0,572 0,441 0,344
-15o - 0,933 0,639 0,505 0,402 0,319
-10o 0,970 0,704 0,569 0,462 0,374 0,300
-5o 0,769 0,635 0,524 0,431 0,352 0,284
0o 0,704 0,589 0,490 0,406 0,333 0,271
5o 0,660 0,554 0,463 0,385 0,318 0,259
10o 0,625 0,525 0,440 0,367 0,304 0,249
15o 0,596 0,500 0,420 0,351 0,291 0,239
20o 0,570 0,478 0,401 0,336 0,279 0,230
25o 0,547 0,457 0,384 0,322 0,268 0,222
30o 0,525 0,438 0,368 0,308 0,257 0,213

Passieve gronddrukcoëfficiënt volgens Müller-Breslau

φ 10o 15o 20o 25o 30o 35o


δ
20o - - 0,883 1,277 1,548 1,848
15o - 0,933 1,299 1,565 1,866 2,244
10o 0,970 1,295 1,551 1,848 2,204 2,643
5o 1,262 1,504 1,792 2,143 2,577 3,124
0o 1,420 1,698 2,040 2,464 3,000 3,690
-5o 1,563 1,894 2,304 2,823 3,492 4,375
-10o 1,704 2,099 2,595 3,235 4,080 5,228
-15o 1,848 2,321 2,926 3,723 4,807 6,331
-20o 2,002 2,570 3,312 4,320 5,737 7,822
-25o 2,170 2,856 3,778 5,074 6,982 9,951
-30o 2,360 3,196 4,361 6,074 8,743 13,226

M. de Koning 94 Appendix III


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Actieve gronddrukcoëfficiënt volgens Kötter

φ 10o 15o 20o 25o 30o 35o


δ
-20o - - 1,026 0,602 0,455 0,351
-15o - 1,053 0,664 0,516 0,408 0,322
-10o 1,057 0,721 0,577 0,466 0,376 0,301
-5o 0,776 0,638 0,526 0,432 0,352 0,284
0o 0,704 0,589 0,490 0,406 0,333 0,271
5o 0,665 0,556 0,464 0,386 0,318 0,260
10o 0,646 0,534 0,445 0,370 0,305 0,250
15o - 0,522 0,430 0,356 0,294 0,241
20o - - 0,422 0,346 0,285 0,234
25o - - - 0,340 0,278 0,227
30o - - - - 0,273 0,221

Passieve gronddrukcoëfficiënt volgens Kötter

φ 10o 15o 20o 25o 30o 35o


δ
20o - - 0,667 1,058 1,297 1,545
15o - 0,770 1,162 1,416 1,691 2,008
10o 0,863 1,225 1,480 1,768 2,109 2,524
5o 1,240 1,485 1,772 2,120 2,549 3,087
0o 1,420 1,698 2,040 2,464 3,000 3,690
-5o 1,540 1,870 2,278 2,791 3,451 4,319
-10o 1,597 1,995 2,477 3,088 3,886 4,957
-15o - 2,057 2,625 3,341 4,288 5,581
-20o - - 2,699 3,532 4,633 6,162
-25o - - - 3,627 4,894 6,668
-30o - - - - 5,026 7,054

M. de Koning 95 Appendix III


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 96 Appendix III


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Appendix IV MSheet

In dit rapport wordt gebruik gemaakt van een MSheet berekening van MSheet versie 5.8.
In deze appendix wordt de invoer en resultaat gegeven.

M. de Koning 97 Appendix IV
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 98 Appendix IV
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 99 Appendix IV
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 100 Appendix IV


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 101 Appendix IV


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 102 Appendix IV


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 103 Appendix IV


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 104 Appendix IV


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 105 Appendix IV


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 106 Appendix IV


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Appendix V Tabellen

In deze appendix worden de tabellen gegeven die in dit rapport zijn genoemd.

DIN4026 (1986) Tabel 4: Toelaatbare drukbelasting voor heipalen van staal

Einbindetiefe in Zulässige Belastung in kN1)


2)
den Stahlträgerpfähle Stahlrohrpfähle3)
tragfähigen Stahlkastenpfähle3)
Boden Breite oder Höhe in cm d bzw. A in cm4)
m 30 35 35 bzw. 30 40 bzw. 35 45 bzw. 40
3 - - 350 450 550
4 - - 450 600 700
5 450 550 550 700 850
6 550 650 650 800 1000
7 600 750 700 900 1100
8 700 850 800 1000 1200
1)
1 kN ≈ 0,1 Mp
2)
Breite I-Träger mit Höhe:Breite ≈ 1:1 z.B. IPB- oder PSp-Profile (vgl. „Stahl im Hochbau”, Verlag Stahleisen
mbH Düsseldorf; „Betonkalender”, Verlag von Wilhelm Ernst & Sohn, Berlin-München; Grundbau-Taschenbuch,
Band I, 2. Auflage, Verlag von Wilhelm Ernst & Sohn, Berlin-München 1966, Abschnitt 2.6; „Peiner
Kastenspundwand, Peiner Stahlpfähle”, Handbuch für Entwurf und Ausführung, 3. Auflage 1960).
3)
Die Tabellenwerte gelten für Pfahle mit geschlossener Spitze. Bei unten offenen Pfählen dürfen 90% der
Tabellenwerteangesetzt werden, wenn sich mit Sicherheit innerhalb des Pfahles ein fester Bodenpropfen bildet.
4)
d = Äußer Durchermesser eines Stahlrohrpfahles bzw. Mittlerer Durchmesser eines
zusammengesetzten, radial symmetrischen Pfahles
a = mittlere Seitenlänge von annähernd quadratischen oder flächeninhaltesgleichen
rechteckigen Kastenpfählen

EAU (2004) Tabel 0-2

Widerstand Formel- Lastfall


zeichen
LF 1 LF 2 LF 3
GZ 1B: Grenzzustand des Versagens von Bauwerken und Bauteilen
Bodenwiderstände
Erdwiderstand γEp 1,40 1,30 1,20
Erdwiderstand bei der Ermittlung des
Biegemomentesa) γEp,red 1,20 1,15 1,10
Grundbruchwiderstand γGr 1,40 1,30 1,20
Gleitwiderstand γGl 1,10 1,10 1,10
Pfahlwiderstände
Pfahldruckwiderstand bei Probebelastung γPc 1,20 1,20 1,20
Pfahlzugwiderstand bei Probebelastung γPt 1,30 1,30 1,30
Pfahlwiderstand auf Druck und Zug aufgrund
Von Erfahrungswerten γP 1,40 1,40 1,40
Verpressankerwiderstände
Widerstand des Stahlzuggliedes γM 1,15 1,15 1,15
Herausziewiderstand des Verpresskörpers γA 1,10 1,10 1,10
Widerstände flexibler Bewehrungselemente
Materialwiderstand der Bewehrung γB 1,40 1,30 1,20
GZ 1C: Grenzzustand des Verlustes der Gesamtstandsicherheit
Scherfestigkeit
Reibungswinkel tan ϕ’ des dräinierten Bodens γϕ 1,25 1,15 1,10
Kohäsion c’ des dräinierten Bodens
Scherfestigkeit von Verpressankern γc, γcu 1,25 1,15 1,10
Herausziehwiderstände
Boden- bzw. Felsnägel, Ankerzugpfähle γN, γZ 1,40 1,30 1,20

M. de Koning 107 Appendix V


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Verpresskörper von Verpressankern γA 1,10 1,10 1,10


Flexible Bewehrungselemente γB 1,40 1,30 1,20
a)
Abminderung ausschlieβlich bei der Ermittlung des Biegemomentes. Entsprechend DIN 1054, Abschn.
6.4.2 (6) d“rfen bei Ufereinfassungen, bei denen gröβere Verschiebungen schadlos aufgenommen
werden können, die Teilsicherheitsbeiwerte γEp für Erdwiderstand wie oben angegeben herabgesetzt
werden, wenn die Voraussetzungen nach Abschn. 8.2.0.2 gegeben sind.

NEN6740 (1991) Tabel 3: Materiaalfactoren voor grondeigenschappen


Grenstoestanden
uiterste bruik-
baarheid
type
geotechnische partiële materiaalfactor 1A 1B 1A 1B 2
1) 2)
constructies (γm) gunstig ongunstig
alle geotechnische γm;g volumieke massa van
constructies Grond 1,1 1,1 1 1 1
Funderingen van gebouwen:
op palen γm;b1 zonder onderzoek 3) 1,4 1,4 1 1 1
(op druk belast) γm;b2 met proefbelasting 1,25 1,25 1 1 1
γm;b3 voor proefbelaste
palen en ankers 1,15 1,15 1 1 1
γm;b4 uit sonderingen 1,25 1,25 1 1 1

op staal γm;φ' tangent van de hoek


van inwendige
Wrijving 1,15 1,15 1 1 1
γm;c1 cohesie (draagvermo-
gen van funderingen) 1,6 1,6 1 1 1
γm;fundr ongedraineerde
schuifsterkte 1,35 1,35 1 1 1
andere γm;b1 zonder onderzoek 1,4 1,4 1 1 1
constructies: γm;b2 met proefbelasting 1,4 1,1 1 1 1
palen/anker (trek, γm;b3 voor proefbelaste
horizontaal belast) palen en ankers 1,25 1,25 1 1 1
γm;b4 uit sonderingen 1,4 1,4 1 1 1
γm;φ' tangent van de hoek
van inwendige
Wrijving 1,2 1,2 1 1 1
γm;c2 cohesie (gronddrukken
evenwicht taluds) 1,5 1,5 1 1 1
γm;fundr ongedraineerde
schuifsterkte 1,5 1,5 1 1 1

vervormingen: γm;Cc, γm;Cα, γm;Csw 1 1 0,8 0,8 1


γm;Cp, γm;Cs 1,3 1,3 1 1 1
γm;E 1,3 1,3 1 1 1
1) "Gunstig": als een verhoging van de waarde van de betreffende parameter tot een gunstiger resultaat leidt.
2) "Ongunstig": als een verhoging van de waarde van de betreffende parameter tot een ongunstiger resultaat
leidt.
3) Hierbij moet gebruik zijn gemaakt van slagdiagrammen die bij het heien zijn opgenomen, of anders geldt, voor
toestanden 1A en 1B (gunstig): γm;b1 = 1,8

M. de Koning 108 Appendix V


Grondsoort representatieve gemiddelde waarde van de grondeigenschappen

hoofd- Bijmengsel consis- γ γsat qc3)6) C’p C’s Cc Ca5) Csw E6) φ’ c’ fundr
o
naam tentie1) kN/m3 kN/m3 MPa MPa kPa kPa

grind zwak siltig los 17 19 15 500 - 0,008 0 0,003 75 32,5 n.v.t. n.v.t.
matig 18 20 25 1000 - 0,004 0 0,002 125 35

M. de Koning
vast 19 of 20 21 of 22 30 1200 of 1400 - 0,003 of 0,002 0 0,001 of 0 150 of 200 37,5 of 40

sterk siltig los 18 20 10 400 - 0,009 0 0,003 50 30 n.v.t. n.v.t.


matig 19 21 15 600 - 0,006 0 0,002 75 32,5
vast 20 of 21 22 of 22,5 25 1000 of 1500 - 0,003 of 0,002 0 0,001 of 0 125 of 150 35 of 40

zand schoon los 17 19 5 200 - 0,021 0 0,007 25 30 n.v.t. n.v.t.


sectie Geo-Engineering

matig 18 20 15 600 - 0,006 0 0,003 75 32,5


vast 19 of 20 21 of 22 25 1000 of 1500 - 0,003 of 0,002 0 0,001 of 0 125 of 150 35 of 40
Technische Universiteit Delft

zwak siltig 18 of 19 20 of 21 12 450 of 650 - 0,008 of 0,005 0 0,003 of 0,001 25 of 35 27 of 32,5 n.v.t. n.v.t.
kleiig
sterk siltig 18 of 19 20 of 21 8 200 of 400 - 0,019 of 0,009 0 0,006 of 0,001 20 of 30 25 of 30

leem4) zwak zandig slap 19 19 1 25 650 0,168 0,004 0,056 2 27,5 of 30 0 50


matig 20 20 2 45 1300 0,084 0,002 0,028 5 27,5 of 32,5 2 100
vast 21 of 22 21 of 22 3 70 of 100 1900 of 2500 0,049 of 0,030 0,001 0,017 of 0,005 10 of 20 27,5 of 35 5 of 7.5 200 of 300

sterk zandig 19 of 20 19 of 20 2 45 of 70 1300 of 2000 0,092 of 0,055 0,002 0,031 of 0,005 5 of 10 27,5 of 35 0 of 2 50 of 100

Klei schoon slap 14 14 0,5 7 80 1,357 0,013 0,452 1 17,5 0 25


matig 17 17 1,0 15 160 0,362 0,006 0,121 2 17,5 10 50
vast 19 of 20 19 of 20 2,0 25 of 30 320 of 500 0,168 of 0,126 0,004 0,056 of 0,042 4 of 10 17,5 of 25 25 of 30 100 of 200

zwak zandig slap 15 15 0,7 10 110 0,759 0,009 0,253 1,5 22,5 0 40

109
matig 18 18 1,5 20 240 0,237 0,005 0,079 3 22,5 10 80
vast 20 of 21 20 of 21 2,5 30 of 50 400 of 600 0,126 of 0,069 0,003 0,042 of 0,014 5 of 10 22,5 of 27,5 25 of 30 120 of 170

sterk zandig - 18 of 20 18 of 20 1,0 25 of 140 320 of 1680 0,190 of 0,027 0,004 0,063 of 0,025 2 of 5 27,5 of 32,5 0 of 2 0 of 10

organisch slap 13 13 0,2 7,5 30 1,690 0,015 0,550 0,5 15 0 of 2 10


matig 15 of 16 15 of 16 0,5 10 of 15 40 of 60 0,760 of 0,420 0,012 0,250 of 0,140 1,0 of 2,0 15 0 of 2 25 of 30

Veen niet voorbelast 10 of 12 10 of 12 0,1 5 of 7,5 20 of 30 7,590 of 1,810 0,023 2,530 of 0,600 0,2 of 0,5 15 2 of 5 10 of 20

matig voorbelast 12 of 13 12 of 13 0,2 7,5 of 10 30 of 40 1,810 of 0,900 0,016 0,600 of 0,300 0,5 of 1,0 15 5 of 10 20 of 30

Variatiecoëfficiënt 0,05 - 0,25 0,10 0,20

De tabel geeft de lage representatieve waarde van gemiddelden van de betreffende grondsoort. Binnen een gebied, gedefinieerd door de rij van het bijmengsel en de kolom van de parameter (een “vakje”) geldt:
NEN6740 Tabel 1: Representatieve waarden voor grondeigenschappen

- voor γ, γsat,Cp, Cs, E, φ’, c’, en fundr: als een verhoging van de waarde leidt tot een ongunstige situatie (grotere afmetingen fundering), dan moet de rechterwaarde op dezelfde regel zijn gebruikt, of, indien er geen
rechterwaarde is vermeld, de waarde op de regel eronder;
- voor Cc, Cu en Csw: als een verlaging van de waarde leidt tot een ongunstige situatie, dan moet de rechterwaarde op dezelfde regel zijn gebruikt, of, indien er geen rechterwaarde is vermeld, de waarde op de regel
daaronder.

1)
los : 0 < Rn < 0,33
matig : 0,33 ≤ Rn ≤ 0,67
vast : 0,67 < Rn < 1,00
2)
bij natuurlijk vochtgehalte
3)
Hier gegeven qc-waarden (conusweerstand) dienen als ingang in de tabel, en mogen niet worden gebruikt in berekeningen
4)
gerekend wordt verzadigde leem
5)
Ca-waarden zijn geldig voor een spanningsverhogingstraject van ten hoogste 100%.
6) q
c en E zijn genomeerd op een effectieve verticale spanning van 100 kPa. Om een juiste ingang in de tabel via qc te verkrijgen zijn de gemeten waarden van qc te converteren naar een effectief verticaal
Infra Consult + Engineering
Ballast Nedam

Appendix V
Spanningsniveau van 100 kPa. De conversiefactor CN moet worden bepaald met de grafiek in figuur 2A.
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

NEN6702 (2001) Tabel 2: Belastingsfactoren uiterste grenstoestand

Veiligheids- Belastings- γf;g;u (γf;p;u) γf;q;u γf;a;u


klasse combinaties normaal gunstig
(ongunstig)
fundamentele
combinaties
1 1 1,2 0,9 1,2 -
2 1 1,2 0,9 1,3 -
3 1 1,2 0,9 1,5 -
1-2-3 2 1,35a) 0,9 - -
bijzondere
combinaties
1-2-3 3 1,0 1,0 1,0 1,0
a) Indien de permanente belasting één oorzaak heeft, mag in combinatie met gunstig
werkende belasting de waarde van 1,35 zijn gereduceerd tot 1,2.

M. de Koning 110 Appendix V


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

Appendix VI Rankine gronddruktheorie

De extreme spanningstoestanden die volgen uit het bezwijkcriterium van Mohr-Coulomb


zijn voor het eerst opgesteld door Rankine in 1857. Deze extreme spanningstoestanden
zijn afhankelijk van de bewegingsrichting van de damwand.

Bewegingsrichting damwand

σ v’
z

σh’ A

σ v’

σh’
B

Passieve zijde Actieve zijde

Figuur 72 Bewegingsrichting van de damwand

Aan de actieve zijde van de damwand oefent de grond een kracht uit op de damwand en
wil de damwand daardoor van de grond weg bewegen. Aan de passieve zijde van de
damwand wil de damwand in de richting van de grond bewegen en oefent de damwand
daardoor een kracht uit op de grond.

Voor de actieve zijde van de damwand wordt gekeken naar het elementaire deeltje A.
Voor dit deeltje geldt dat de verticale spanning gelijk is aan:

σ v′ = γz (VI.1)

Bij een damwand die niet beweegt is er sprake van de neutrale toestand met een
verhouding van de horizontale spanning tot de verticale spanning gelijk aan de neutrale
gronddrukcoëfficiënt K0.

σ h′ σ′
K0 = = h (VI.2)
σ v′ γz

Als de damwand van de grond af gaat bewegen blijven de verticale spanningen gelijk en
nemen de horizontale spanningen toe totdat bezwijken optreedt. In Figuur 73 is deze
afname van de horizontale spanning uitgezet in de cirkel van Mohr.

M. de Koning 111 Appendix VI


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

τf = c +σ tan(φ)

φ
c
σ
σv
Afname van σh’ Toename van σh’

Figuur 73 Mohr-Coulomb bezwijk criterium voor actieve en passieve gronddruk

De verhouding tussen de horizontale spanning en de verticale spanning kan men nu


bepalen door te zeggen dat:

1
(σ v − σ h )
sin(φ ) = 2 (VI.3)
1
(σ 1 + σ 3 ) + c cot(φ )
2

of anders geschreven:

1 − sin(φ ) cos(φ )
σh = σv − 2c (VI.4)
1 + sin(φ ) 1 + sin(φ )

Met het toepassen enkele goniometrische bewerkingen:

cos(φ ) = (1 − sin (φ )) = (1 − sin(φ ))(1 + sin(φ ))


2
(VI.5)

Door vergelijking (VI.5) in te vullen in vergelijking (VI.4) kan deze de horizontale actieve
gronddruk bij bezwijken schrijven als:

σ h = K aσ v − 2c K a (VI.6)

met:

1 − sin(φ ) ⎛ φ⎞
Ka = = tan2 ⎜ 45 − ⎟ (VI.7)
1 + sin(φ ) ⎝ 2⎠

Men noemt Ka de actieve gronddrukcoëfficiënt.

Voor de passieve zijde van de damwand kan men een zelfde analogie volgen met nu een
groter wordende horizontale gronddruk, zie Figuur 73.

M. de Koning 112 Appendix VI


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

1 + sin(φ ) cos(φ )
σh = σv − 2c (VI.8)
1 − sin(φ ) 1 − sin(φ )

Men kan dus voor de horizontale gronddruk, met gebruikmaking van vergelijking (VI.5),
bij passief bezwijken schrijven als:

σ h = K pσ v − 2c K p (VI.9)

met:

1 + sin(φ ) ⎛ φ⎞
Kp = = tan2 ⎜ 45 + ⎟ (VI.10)
1 − sin(φ ) ⎝ 2⎠

σ h’
Passief

Actief
Neutraal

Bewegingsrichting

Figuur 74 Gronddrukcoëfficiënt als functie van de verplaatsing

De gronddruktheorie van Rankine gaat uit van de volgende veronderstellingen:

• Een verticale damwand


• Geen wandwrijving
• Horizontaal maaiveld

M. de Koning 113 Appendix VI


Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 114 Appendix VI


Table 5
Proposed coefficients of skin friction between soils and construction materials
[fφ = δ/φ, fc = ca/c, fcmax = camax/cmax, without factor of safety]

Cohesive

M. de Koning
Sand Cohesionless silt Clay
granular soil
Construction material
0.06<D< 50% Clay +
0.002 < D < 0.06 D ≤ 0.06 mm
2.0 mm 50% Sand
sectie Geo-Engineering
Technische Universiteit Delft

Dry Sat. Dry Sat.


Consist. I.
Consist. Index: 1.0-0.73
= 1.0 – 0.5
Surface finish of construction material Dense Dense Loose Dense

fφ fφ fφ fφ fφ fφ fc fφ fc fcmax
Appendix VII Tabel Potyondy

115
Smooth Polished 0.54 0.64 0.79 0.40 0.68 0.40 - 0.50 0.25 0.50

Steel

Rough Rusted 0.76 0.80 0.95 0.48 0.75 0.65 0.35 0.50 0.50 0.80

(bron Potyondy, 1961)


Parallel to grain 0.76 0.85 0.92 0.55 0.87 0.80 0.20 0.60 0.4 0.85

Wood
tussen verschillende materialen naar resultaat van zijn onderzoek.

Tabel 13 Waarde voor de wrijvingcoëfficiënt


At right angles to grain 0.88 0.89 0.98 0.63 0.95 0.90 0.40 0.70 0.50 0.85

Smooth Made in iron form 0.76 0.80 0.92 0.50 0.87 0.84 0.42 0.68 0.40 1.00

Concrete Grained Made in wood form 0.88 0.88 0.98 0.62 0.96 0.90 0.58 0.80 0.50 1.00
Onderstaande tabel is voorgesteld door Potyondy (1961) voor de wrijvingcoëfficiënten

Rough Made on adjusted ground 0.98 0.90 1.00 0.79 1.00 0.95 0.80 0.95 0.60 1.00
Infra Consult + Engineering
Ballast Nedam

Appendix VI
Technische Universiteit Delft Ballast Nedam
sectie Geo-Engineering Infra Consult + Engineering

M. de Koning 116 Appendix VI

You might also like