You are on page 1of 25

Hogeschool Inholland

Bacheloropleiding Pedagogiek
 

Werken in een jeugdwijkteam &


Interdisciplinair werken

Studiehandleiding
Pedagogiek voltijd, jaar 2, Blok 8

Cohort PDAvtF17

Code onderwijseenheid 3514PV241Z


Toetscode 3514PV241A
Inhoudsopgave
Inleiding..................................................................................................................................................3

Werkwijze...............................................................................................................................................3

Competenties, leerdoelen en beoordelingscriteria................................................................................7

Verplichte Literatuur..............................................................................................................................9

Toetsing..................................................................................................................................................9

Toetsvorm: Actieve participatie.........................................................................................................9

Beoordelingsformulier.........................................................................................................................13

Bijlage 1: Bewijsstukken bij een vervangende opdracht.......................................................................14

Inhoud bewijsstuk vervangende opdracht.......................................................................................14

Beoordelingsformulier bewijsstuk vervangende opdracht...............................................................17


Inleiding

Sinds 1 januari 2015 is de nieuwe Jeugdwet van kracht en zijn gemeenten verantwoordelijk voor (onder
andere) de jeugdhulp. Veel gemeenten hebben deze verantwoordelijkheid vormgegeven door
(jeugd)wijkteams op te richten (ook wel Centra voor Jeugd en Gezin, sociale teams of sociale wijkteams
genoemd). Dit zijn (veelal) interdisciplinaire teams die samenwerken met verschillende
instanties/instellingen in de wijk, om ondersteuning en hulp meer integraal en dichterbij de jeugdige en
het gezin te organiseren. De sociale wijkteams houden zich bezig met preventie en ondersteuning, ze
bieden lichte hulp aan gezinnen en zijn de toegang tot specialistische hulp.

In de vakken Werken in een Jeugdwijkteam en Interdisciplinair werken kom je alles te weten over de
werkwijze van het sociale wijkteam en ga je min of meer ervaren hoe het is om in een wijkteam te
werken. Samen met je medestudenten geef je vorm aan een begeleidingstraject naar aanleiding van een
gegeven casus, van start tot eind en op die manier doorlopen we alle ‘stappen’ die de professionals in
het veld ook maken. Naast deze duik in de praktijk van de pedagoog in het sociale wijkteam, hebben we
ook oog voor de laatste ontwikkelingen in het nieuwe jeugdveld, jeugdzorg is immers volop in het
nieuws. We verkennen met elkaar de huidige uitdagingen en gekozen oplossingen. Op deze manier
verwachten wij jou écht voor te bereiden op de praktijk, samen met de praktijk, want beide vakken zijn
doorontwikkeld in nauwe samenwerking met het Ouder en Kindteam in Amsterdam.

De vakken ´Werken in een jeugdteam´ (WIJ) en ‘Interdisciplinair werken’ (IW) zijn stevig aan elkaar
gekoppeld. In de werkcolleges van WIJ ga jij kennismaken met de werkwijze van het jeugdwijkteam en
opdrachten uitvoeren die gebaseerd zijn op de beroepspraktijk. In de trainingen van ‘Interdisciplinair
werken’ ga je ervaren hoe het is om in een wijkteam te werken, gesprekken met gezinnen te voeren,
overleggen met professionals voor te zitten, MDO’s voor te bereiden en dergelijke. En hiermee dus
oefenen met de competenties die dit van jou vraagt. De aangereikte literatuur kun je benutten voor
beide vakken. Ook de literatuur die je leest voor Jeugdzorg (inter)nationaal is ondersteunend aan beide
vakken.

Beide vakken worden getoetst met behulp van Actieve Participatie. Voor het werken in een
jeugdwijkteam lever je ook nog een perspectiefplan in, ter afronding van het vak.

Werkwijze
Hoe ziet de opbouw van beide vakken eruit?
In het vak ‘Werken in het wijkteam’ (WIJ) starten we met een korte uitleg van het vak. Vervolgens neemt
een gastspreker uit de Amsterdamse praktijk van de Ouder en Kindteams ons mee in de ins en outs van
het werken in een wijkteam. De aanleiding, de uitgangspunten en de werkwijze zullen aan bod komen.
Het doel is om jou een realistisch beeld van de praktijk van de wijkteams te geven en kun jij een
inschatting maken over welke competenties de professionals in het wijkteam dienen te beschikken en
wat jouw leerdoelen worden voor beide vakken. Het college biedt jou de gelegenheid om deze
gastspreker het hemd van het lijf te vragen. We hopen jou met dit college nieuwsgierig te maken én ook
al een beeld te geven van de praktijk. En dat beeld heb je nodig omdat in de volgende colleges en
trainingen wij regelmatig de praktijk zullen nabootsen.

In de eerste les van de training IW staan we stil bij de ‘autonome professional als vakman in het
jeugddomein’ en zoomen we in op professionele besluitvorming. In de tweede training gaan we hierop
3
verder, maar dan ligt onze focus op de manier waarop jij als pedagogische professional continue het
belang van het kind naar voren brengt, beargumenteerd, in een werkveld waar ook heel andere
belangen spelen.

In de tweede les van werken in een jeugdwijkteam duiken wij de ‘Richtlijn Samen beslissen over
passende hulp’ in en maken we een start met het perspectiefplan aan de hand van gegeven casus die je
ook zult gebruiken bij IW. Vervolgens staan we uitgebreid stil met de manier waarop de vraagverkenning
plaatsvindt in de wijkteams en bereiden jullie deze vraagverkenning ook verder voor, voor een rollenspel
hierover in de derde les van IW. In de derde les van IW zullen we naar aanleiding van de rollenspellen
reflecteren op wat je hebt geleerd van deze ervaringen, in relatie tot de Richtlijn en de uitgangspunten
van het wijkteam ten aanzien van de samenwerking met gezinnen en wat je gedurende je opleiding al
geleerd hebt over het in gesprek gaan met het gezin.

In de derde les van WIJ verwerk je de bevindingen die je op deed uit het vraagverhelderingsgesprek bij
IW, in het perspectiefplan. Je zult merken dat ondanks een zorgvuldige verkenning van de casus samen
met het gezin, je nog vragen zult hebben aan ouders. Deze kun je dan in een rollenspel ter plekke verder
uitspelen. Ook bereiden we vervolgens een casuistiekoverleg voor die je in de vierde les van IW verder
zult uitspelen met het doel om een handelingsverlegenheid ten aanzien van de aanpak van de casus aan
je collega’s voor te kunnen leggen. Naast deze onderwerpen staat ook de SPIC-verwijzen en beschikken
op de agenda van dit werkcollege van werken in een jeugdwijkteam. Dit is een college over de manier
waarop specialistische hulp kan worden ingezet, vanuit het wijkteam in Amsterdam.
Zoals vermeld in de vierde training van IW zul jij een casuïstiekoverleg nabootsen en reflecteren op
bevindingen die je deed.

In de vierde les van WIJ volg je eerst een college over hoe je resultaten formuleert in het perspectiefplan
en vervolgens ga jij hiermee aan de slag, omdat dit het volgende onderdeel is in het perspectiefplan, dat
uiteindelijk volledig ingevuld, ingeleverd wordt in DIB aan het einde van de lessenreeks. Als de resultaten
gereed zijn en bijbehorende afspraken, dan zul jij via een MDO de passende hulp moeten gaan inzetten,
naar aanleiding van het verwijzen en beschikken.
In de vijfde les van IW zul je dit MDO voorbereiden en houden (nabootsen) en met de uitkomst van dit
MDO ga jij ten slotte de laatste les van WIJ in (les 5), om het perspectiefplan af te ronden en de zorg over
te dragen. Om de lessen af te sluiten zullen wij met elkaar verkennen wat de laatste actuele
nieuwsberichten zijn rondom het nieuwe jeugdveld/ de transformatie en de wijkteams én zullen we met
elkaar reflecteren op het geleerde tijdens dit blok over het werken in een jeugdwijkteam.

We verwachten je met deze trainingen en colleges goed voor te bereiden op de praktijk van de
wijkteams. Je zult hiermee min of meer ervaren je hoe het is om in een wijkteam te werken, realiseren
welke competenties dit van jou vraagt, waar je goed in bent, maar ook wat je moeilijk vindt en meer in
het algemeen wat mogelijke knelpunten kunnen zijn bij het werken in een wijkteam.

Er wordt een hele actieve houding van je verwacht. Er geldt verplichte aanwezigheid vanuit ‘Actieve
Participatie’ voor beide vakken. Ook heb je veel profijt van de kennis die je opdoet bij het vak Jeugdzorg
Internationaal waardoor je in staat zult zijn overeenkomsten en verschillen te waarderen in de manier
waarop andere landen in vergelijking tot Nederland hebben vormgegeven aan de jeugdzorg (al dan niet
na een transitie).

4
Overzicht lessenreeks:

Interdisciplinair werken Werken in een jeugdwijkteam

Bijeenkomst 1 Bijeenkomst 1

Thema: Professionele autonomie Thema: kennismaken met het sociale wijkteam (in
Amsterdam), gastcollege
Werkvorm: Doorvragen en
beargumenteren
Huiswerk: Verken op internet: Dossier wijkteams,
nji.nl, Verkennen: werkenmetjeugd.nl;
Huiswerk voor week 2: Verandering door zorgomregioamsterdam.nl; ikzoekjeugdhulp.nl.
verbinding: hoofdstuk 7 (p.111-122) Bekijk:
https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Transformatie-
jeugdhulp
https://www.nji.nl/nl/Kennis/Publicaties/Opgroeien-
in-Nederland

Lees: Verandering door verbinding: Inleiding (p.15-


26), hoofdstuk 1 (p.29-41), hoofdstuk 3 (p.57-66),
hoofdstuk 4 (p.57-81)

Integrale opdracht: Hoe krijgt professionele


autonomie vorm in het jeugdwijkteam, werk dit uit
in tweetallen voor de volgende werkgroep van WIJ.
Bijeenkomst 2 Bijeenkomst 2

Thema: Positioneren Thema: Casus introduceren, Richtlijn Samen


beslissen introduceren (zie link literatuurlijst).
Werkvorm: Aan de hand van casus in een
Perspectiefplan introduceren . Vraagverkenning
rollenspel positie innemen.
voorbereiden.
Verantwoorden waarom je doet wat je
doet. Slides kinderombudsman.

Werkvorm: Opdracht NJI Richtlijn, hiermee bereiden


we de vraagverheldering van week 3 interdisciplinair
Huiswerk: zie werken in een
werken voor.
jeugdwijkteam.

Huiswerk: bereid de oefening vraagverkenning voor


interdisciplinair werken voor (welke vragen stel je
ter verkenning van ‘hulpvragen’) met behulp van de
Richtlijn en het perspectiefplan én hetgeen je
geleerd hebt in de opleiding. (zie ook literatuurlijst)

Bijeenkomst 3: Bijeenkomst 3:

Thema: Vraagverkenning m.b.v. de casus Thema: SPIC-college


uit WIJ (waarom vraagverkenning zo
Werkvorm: gastcollege (met interactieve
belangrijk?)

5
werkvormen)

Werkvorm: Oefening vraagverkenning met


behulp van twee casus. Gebruik maken van
Huiswerk:
huiswerkopdracht (= gespreksleidraad).
Bijwerken perspectiefplan n.a.v. vraagverkenning in
IW (tot en met samenvatting vraagverkenning).
Lees laatste onderdelen Richtlijn Samen beslissen
Huiswerk: Handreiking
over jeugdhulp. Uit Verandering door verbinding:
casuistiekbespreking H 2,4,5 en invullen
hoofdstuk 15 Aansluiten bij de behoeften van ouders
werkbladen vensters van Van Montfoort.
(p.225-337), hoofdstuk 9 Doordenken van eigen
kracht. Per groepje een inbreng voorbereiden aan de
hand van de extra informatie die is verschaft over de
casus.

Bijeenkomst 4: Bijeenkomst 4:

Thema: Casuïstiek bespreken Thema: Werken met resultaten


Werkvorm: college over resultaten formuleren,
Werkvorm: Aan de hand van de casus een
vervolgens aan de slag met het perspectiefplan
casuïstiekbespreking houden n.a.v. eigen
waarin de resultaten worden geformuleerd.
inbreng medewerker jeugdwijkteam.
Voorbereiden MDO.

Huiswerk: bevindingen uit casuïstiek


Huiswerk: Uitwerken perspectiefplan tot een profiel.
verwerken in het perspectiefplan, voor
zover van toepassing, ter voorbereiding
van volgens WIJ college. Lezen hoofdstuk
10, p. 155-168, uit Verandering door Extra opdracht: Verken de website van het NJI
verbinding. https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Transformatie-
jeugdhulp

of zoek de laatste nieuwsberichten over jeugdzorg in


de krant. Kies een actueel onderwerp rondom het
wijkteam uit en neem deze mee naar de volgende
les om te bespreken.
Bijeenkomst 5: Bijeenkomst 5:

Thema: besluitvorming SPIC in MDO Thema: Afronden perspectiefplan, warme


overdracht zorgaanbieder, nazorg bieden aan het
Werkvorm: de groepjes brengen bij een
gezin.
ander groepje hun SPIC-voorstel in, samen
komen ze tot een definitief besluit. Werkvorm: in rollenspel bovengenoemde
activiteiten uitvoeren.

Reflecteren op de opgedane ervaringen in het


Huiswerk: bevindingen uitwerken in het
rollenspel. Verbinden aan de literatuur.
perspectiefplan.

Huiswerk: perspectiefplan inleveren in DIB.

6
Randvoorwaarden

 Voor deze training geldt een aanwezigheidsplicht. Slechts met zwaarwegende redenen kun je een
bijeenkomst missen. Dit altijd in overleg met de trainer. In de praktijk betekent dit dat je 1 keer
afwezig kunt zijn zonder consequenties (natuurlijk alleen als er overleg heeft plaatsgevonden met de
trainer), een 2e keer betekent een vervangende opdracht. Een 3e keer betekent dat je het hele blok
bij een eerstvolgende gelegenheid opnieuw moet volgen.

 Een trainingsbijeenkomst begint op tijd! Gedurende de eerste 5 minuten kun je nog binnen komen
daarna dien je de deur als gesloten te beschouwen en wacht je tot de pauze zodat je hen die er wel
zijn niet onderbreekt door jouw binnenkomst (vooral als je bedenkt dat er in het begin mogelijk
gevoelige onderwerpen ingebracht kunnen worden tijdens het eerste rondje). Je hebt dan een halve
bijeenkomst gemist.

Als je een bijeenkomst hebt gemist dien je deze zelfstandig in te halen door bij je medestudenten te
informeren wat je hebt gemist en vervolgens zelfstandig te zorgen dat ook jij aan deze opdrachten
werkt. Ook hier geldt dat als je je niet voorbereid hebt (huiswerk en logboek bij je), je buiten de
training alsnog hieraan kunt gaan werken. Je bent dan wel weer afwezig.

 Indien opgegeven, heb je het gemaakte huiswerk bij je (zie handleiding). De huiswerkopdrachten heb
je nodig tijdens de training. Ook hiervoor geldt dat als je deze niet bij je hebt je niet kunt deelnemen
aan de training. Je kunt dan buiten de training alsnog het huiswerk maken en na de pauze deelnemen
aan de training.

Competenties, leerdoelen en beoordelingscriteria

Werken in een jeugdwijkteam


A2 Stevig staan (tonen van persoonlijke professionele kwaliteiten)
 Neemt een onderzoekende houding aan en raadpleegt verschillende bronnen om de stand van zaken
rondom een sociaal wijkteam te achterhalen. Maakt hierbij gebruik van internet en literatuur, maar
durft ook zelfstandig contact te zoeken met professionals in het jeugdveld om een antwoord te
vinden op vragen die er leven rondom het wijkteam.
 Neemt een positie in binnen een (meervoudig) systeem van professionele begeleiding van een
gezinssysteem met complexe opvoedvragen en toont daarbij alle typen basiskwaliteiten, waarbij in
de uitvoering van een beroepstaak bewust meerdere typen basiskwaliteiten tegelijk/afwisselend
ingezet worden:
 Coöperatief-constructieve kwaliteiten:
o Werkt op constructieve wijze samen in een multidisciplinair team, neemt
verantwoordelijkheid voor eigen presentie (is er voor de ander) congruentie (is er op een
manier die in lijn ligt met het eigen gevoelsleven) en deeltaak, overlegt met en stemt
activiteiten af op teamgenoten en het gezinssysteem
 Affectief-empathische kwaliteiten
o Verplaatst zich in zowel professionals als gezinsleden en houdt rekening met hen zonder
zichzelf uit het oog te verliezen
 Kritisch-onderzoekende kwaliteiten
o Onderzoekt met professionals en gezin de opvoedingssituatie en komt dan pas – in
samenspraak met alle partijen – tot een oordeel
 Positionerend- gezag-uitstralende kwaliteiten

7
o Neemt positie in voor het gezin en komt voor zichzelf op door zich op passende wijze te
presenteren in de samenwerkingsrelatie

C1 Inschatten (interpreteren van handelingssituaties)


 Interpreteert weloverwogen de stand van zaken rond het handelen van professionals in hun
werkomgeving en komt tot deze interpretatie op grond van theorie en empirie. Waarbij ten minste is
meegenomen:
o Inzicht in kenmerken van professionele samenwerkingsverbanden en hun uitwerking op
cliëntsystemen
o Analyse van de nationale en internationale context waarbinnen de professionele
samenwerkingsrelaties begrepen moeten worden
o Twee of meer theoretische inzichten relevant voor de beroepstaak
o Systematische onderzoek naar de professionele samenwerking rond de begeleiding van
cliëntsystemen
o Beleving en betekenisverlening van de betrokken professionals en cliënten
o Interactie met professionals en cliënten

C2 Inschatten (doelen voor het handelen formuleren)


 Formuleert een concreet handelingsdoel op grond van een interpretatie van de stand van zaken in
het professionele zorgsysteem (C1), een afweging over zelfregulering binnen dit systeem en een
oriëntatie op kindbelang (A3) en rekening houdend met inbreng van professionals, ouders en
kinderen.

D2 Professioneel handelen (methodisch handelen)


 Is in staat een regulatieve handelingscyclus te hanteren met het oog op het versterken van de
zelfregulering binnen een professioneel zorgsysteem ten behoeve van de zelfregulering binnen het
cliëntsysteem

D3 Professioneel handelen (afronden van de handelingssituatie)


 Is in staat de verantwoordelijkheid voor het functioneren van het professionele zorgsysteem neer te
leggen
o Na inhoudelijk terugkoppeling met de professionals en het cliëntsysteem
o En na interne verantwoording en afhandeling

Interdisciplinair werken
Competenties

In Interdisciplinair Werken (code 3514PV243A) werken we aan de volgende competenties:


Stevig staan
A2.
Demonstreert alle typen basiskwaliteiten, waarbij in de uitvoering van een beroepstaak
bewust meerdere typen basiskwaliteiten tegelijk/afwisselend ingezet worden.
- coöperatief-constructieve kwaliteiten
- affectief-empathische kwaliteiten
- kritisch-onderzoekend kwaliteiten
- positionerend- gezag-uitstralende kwaliteiten

A3.
Draagt in het licht van een pedagogische visie uit hoe het eigen handelen bijdraagt aan
zelfregulering en daarmee het kindbelang dient, gaat hierover de dialoog aan met andere
betrokkenen en verantwoordt het handelen vanuit beroepsethisch perspectief

8
Contact maken
B1.
Gaat een gelijkwaardige begeleidingsrelatie aan met betrokken personen binnen de
focusgebieden waarin aan de beroepstaak wordt gewerkt w.o. bijv. kinderen,
opvoeders, professionals en zichzelf en wekt vertrouwen

B3.
Rondt de relatie af met oog en zorg voor de betrokken personen

Inschatten
C3.
Ontwerpt een doelgerichte aanpak op maat, mede op grond van methodisch werken en werkzame
principes en rekening houdend met beleidskaders.

Verplichte Literatuur

De volgende artikelen kun je downloaden:


Van Goor, R., Naber, P. (2017). Handreiking casuisitiekbespreking in Ouder-en kindteams. Neja:
Amsterdam.
Je kunt de volgende link gebruiken om deze handleiding te downloaden:
https://neja.nl/wp-content/uploads/2018/10/Handreiking-Casuïstiekbespreking-Mei-2017mb.pdf

Bartelink, C., Meuwissen, I., Eijgenraam, K. (2017). Samen met ouders en jeugdige beslissen over
passende hulp: Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. NVO, BPSW, NIP, Nederlands Jeugdinstituut.
Je vindt dit document via http://richtlijnenjeugdhulp.nl/

Website:
Dossier ‘Wijkteams’, van www.nji.nl
Wijkteamswerkenmetjeugd.nl, zorgomregioamsterdam.nl, ikzoekjeugdhulp.nl

Boek:
Cardol, G., Haarsma, L. (2018). Verandering door verbinding. Handvatten voor de praktijk van de
jeugdprofessional. Bussum: Coutinho.

Voor het perspectiefplan: https://www.zorgomregioamsterdam.nl/jeugdhulp/perspectiefplan/

Toetsing
Toetsvorm: Actieve participatie
Uitgangspunt/toelichting: actieve participatie is een toetsvorm waarbij het vanzelfsprekend wordt
geacht dat studenten bij onderwijsbijeenkomsten voorbereid binnenkomen, actief deelnemen en gericht
werken aan hun eigen vorming. Bij de beoordeling van actieve participatie wordt om die reden alleen
gericht genoteerd als er sprake is van bijzonder positief, of van uitzonderlijk negatief gedrag van
studenten. Hoeven er weinig tot geen notities te worden gemaakt, dan mag een student ervan uitgaan
dat de participatie naar behoren is.

9
De actieve participatie is opgebouwd uit drie onderdelen die elk afzonderlijk kunnen
worden beoordeeld:
1. De student is aanwezig en neemt actief deel aan de bijeenkomsten: de student luistert actief,
verstoort de les niet en werkt actief aan de opdrachten;
2. De student is controleerbaar voorbereid op de bijeenkomsten: de student heeft gevraagde
voorbereidingsopdrachten uitgevoerd en (indien relevant) de uitwerking op papier bij zich in de les,
zodat hij het desgevraagd direct kan voorlezen;
3. De student legt een vormingsgerichte en reflectieve houding aan de dag, die tijdens de
vergadermomenten is te zien en blijkt uit de per bijeenkomst gemeenschappelijk ingevulde
evaluaties van de product- en procesrollen van ieder groepslid en uit de wijze waarop actief wordt
omgaan met verkregen feedback.

De drie onderdelen worden beoordeeld als onvoldoende, voldoende, of goed. Alle drie de onderdelen
moeten minimaal als voldoende zijn beoordeeld om het onderdeel te kunnen afronden.

Voor het onderdeel Werken in een jeugdwijkteam dient ook een volledig ingevuld perspectiefplan te
worden toegevoegd, waarin resultaten en afspraken zijn geformuleerd en een SPIC-verwijzing is
opgenomen.

Toelichting op de beoordeling per onderdeel

1. Aanwezigheid en actieve deelname bijeenkomsten:


 Goed - de student is maximaal één bijeenkomst afwezig en heeft in meerdere
bijeenkomsten een bovengemiddelde bijdrage en valt in positieve zin op.
 Voldoende – de student is maximaal één bijeenkomst afwezig en heeft een voldoende
bijdrage tijdens de bijeenkomsten.
 Onvoldoende - de student was in twee of meer bijeenkomsten afwezig, of nam in twee of
meer bijeenkomsten onvoldoende actief deel.
2. Controleerbare voorbereiding:
 Goed - de student komt duidelijk goed voorbereid naar de bijeenkomsten en heeft hierdoor
een bovengemiddelde inbreng in meerdere bijeenkomsten.
 Voldoende – de student komt voorbereid naar de bijeenkomsten en heeft een voldoende
inbreng tijdens de bijeenkomsten.
 Onvoldoende - de student is in twee of meer bijeenkomsten duidelijk onvoldoende
voorbereid, ook nadat hier eerder op is gewezen door de docent/groepsleden.
3. Vormingsgerichtheid en reflectieve houding:
 Goed - de student laat doorheen de hele training een sterke vormingsgerichtheid en
reflectieve houding zien, resulterend in een bovengemiddelde bijdrage aan het niveau van
de opdracht.
 Voldoende – de student laat doorheen de hele training voldoende zien te reflecteren op en
werken aan de eigen vorming.
 Onvoldoende – de student laat op twee of meer momenten, na erop gewezen te zijn door
de docent/groepsleden, onvoldoende zien dat: a) hij of zij reflecteert op – al dan niet in
reflectieverslagen – en werkt aan het eigen vormingsproces; of b) hij of zij actief aan de slag
gaat met verkregen feedback.

N.B. Een onvoldoende beoordeling van een toetsonderdeel getuigt van uitzonderlijk gedrag tijdens de
lessen (zie boven). Zo’n beoordeling wordt voorafgegaan door minimaal één waarschuwing (of een
kritisch feedbackmoment) door de docent.

Berekening eindcijfer

10
Elk onderdeel wordt apart beoordeeld op Onvoldoende (O), Voldoende (V) of Goed (G). De drie
beoordelingen samen worden omgezet naar een eindcijfer volgens de volgende omrekentabel:

Beoordeling Eindcijfer
toetsonderdelen
GGG 9

GGV 8
GVV 7

VVV 6
OVV/OVG 5

OOV/OOG 4
OOO 3

Herkansing

De training dient herkanst te worden als er één of meer toetsonderdelen als onvoldoende zijn
beoordeeld. De student kan er bij een onvoldoende beoordeling voor kiezen om de training bij een
volgende lichting studenten in zijn geheel opnieuw te volgen.

Kiest de student voor het eerste, dan is deze zelfverantwoordelijk voor de samenstelling van de
bewijsstukken (en bijbehorende verantwoording). De criteria waaraan een goed bewijsstuk dient te
voldoen zijn te vinden in het document Bewijsstukken bij de bacheloropleiding pedagogiek, als bijlage 2
toegevoegd aan deze handleiding.

De gezamenlijke benodigde bewijsstukken worden gebundeld als dossier, voorzien van een voorblad, op
de herkansingsdatum ingeleverd bij het vooraf aangegeven inleverpunt (DIB of inleverbalie).

Let op: Het door de docent ingevulde en ondertekende beoordelingsformulier van de training dient bij
het dossier te worden gevoegd. Ontbreekt dit, dan is de herkansing niet te beoordelen en daarmee
onvoldoende.

Toelichting herkansing per toetsonderdeel

1. Onvoldoende beoordeling aanwezigheid en/of actieve deelname


De student toont aan zelf actief te hebben gewerkt aan de leerdoelen uit de bijeenkomsten waarin
hij of zij afwezig was of onvoldoende actief heeft deelgenomen.

2. Onvoldoende beoordeling Controleerbare voorbereiding


De student toont aan de voorbereiding voor de bijeenkomsten die onvoldoende was alsnog
zorgvuldig te hebben gedaan.

3. Onvoldoende beoordeling Vormingsgerichtheid en reflectieve houding


De student toont dat:
- Hij of zij in staat is te reflecteren op de eigen houding en het eigen vormingsproces binnen de
training (i.e. benoemt eigen sterken en zwakke kanten/momenten, leerpunten en
verbeteracties); en
11
- Hij of zij alsnog actief heeft gewerkt werkt aan de eigen vorming rondom de leerdoelen die
centraal staan in de training.

12
Beoordelingsformulier
Onderwijsonderdeel: Werken in een jeugdwijkteam
Naam student: Studentnummer:
Klas: PDAvtS15.. Toetsdatum:
BEOORDELING ONDERDELEN ACTIEVE PARTICIPATIE
Voorbereiding Actieve deelname Leergerichtheid
O V G O V G O V G
Les 1.
Les 2.
Les 3.
Les 4.
Les 5.
Beoordeling
onderdeel

BEOORDELING (zie cijfertabel)


Algemene feedback (eventueel)

HERKANSINGSOPDRACHTEN
(Indien de training onvoldoende is en de training niet opnieuw wordt gevolgd)
Herkansingsopdracht (gebundeld inleveren herkansingsdatum)
Actieve De volgende bijeenkomsten waren onvoldoende:
deelname

Voorbereiding De volgende bijeenkomsten waren onvoldoende:

Vormings- De vormingsgerichtheid en reflectieve houding was onvoldoende


gerichtheid bij de volgende thema’s:

13
Bijlage 1: Bewijsstukken bij een vervangende opdracht WIJ
Inhoud bewijsstuk vervangende opdracht
Voor het aantonen van competentie-ontwikkeling of het verwerven van competenties kan een student
gevraagd worden bewijsstukken aan te leveren.

Een paar voorbeelden:

 Je actieve participatie in een training is met een onvoldoende beoordeeld, omdat je niet hebt
voldaan aan de aanwezigheidseis. Voor de herkansing dien je met bewijsstukken aan te tonen
dat je zelf aan de slag bent gegaan met het oefenen van de vaardigheden en het werken aan de
bijbehorende competenties.

 In het eindverslag van de stage dien je aan te tonen dat je competent bent in onderhouden van
contacten met ouders. Hiertoe kun je een bewijsstuk samenstellen dat je opneemt in je
stageverslag.

 Voor de invulling van je vrije studiepunt heb je een boek bestudeerd over groeistoornissen bij
jonge kinderen en je hebt ook een congres over dit onderwerp bezocht. Met een bewijsstuk kun
je laten zien dat je de vereiste tijd hebt besteed aan deze activiteiten en dat ermee aan je
beroepscompetenties hebt gewerkt.

Een bewijsstuk geeft inzicht in het functioneren van een student in de uitoefening van een beroepstaak.
Voor de geldigheid van bewijsstukken gelden de hieronder geformuleerde criteria. Bewijsstukken
worden altijd voorzien van, of begeleid door een verantwoording.

De verantwoording

In de verantwoording worden op zijn minst de volgende zaken beschreven:

1. Inleiding

- Een korte uitleg over de context waarbinnen het bewijsstuk wordt ingezet en waarbinnen het
bewijsstuk is gemaakt. Deze uitleg maakt duidelijk wat het aangeleverde bewijsstuk binnen welk
kader moet aantonen. (Bijv. ‘Dit bewijs toont aan dat ik zelfstandig de vaardigheden heb
geoefend en heb gewerkt aan de competenties behorend bij de tweede les van training
Communiceren met kinderen’).

2. Onderwerp

- De pedagogische beroepstaak of –taken waarom het bewijsstuk draait;


- De focusgebieden waarop de beroepstaak betrekking heeft;
- De deelcompetenties waarin het bewijsstuk inzicht geeft;
- Het niveau van de opleiding waarvoor het bewijsstuk wordt opgevoerd:
o Niveau 1: beroepsgeschikt (jaar 1)
o Niveau 2: professionaliseringsbekwaam (jaar 2)
o Niveau 3: startbekwaam (jaar 3 en 4)

14
3. Leeswijzer

- Er is aangegeven welk deel van het bewijsstuk (bijv. pagina’s in een tekst, of bij welke minuten
van een filmpje) inzicht geeft in het werken aan, of beheersen van welke deelcompetenties.

4. (Eventueel) Reflectie

- Handelingsreflectie: Indien het bewijsstuk zelf niet of onvoldoende getuigt van reflectie op het
handelen zoals dat naar voren komt in het bewijsstuk (zoals bijv. het geval kan zijn bij een film
van gespreksvoering) dient deze alsnog opgenomen te worden in de verantwoording. Hierbij
dienen in elk geval de elementen van een STARR-reflectie terug te komen:
o Wat kenmerkt de SITUATIE waarin het handelen plaatsvindt (wie, wat, waar, wanneer,
waarom)?
o Wat was de pedagogische TAAK die werd uitgevoerd?
o Welke ACTIES zijn ondernomen?
o Welk RESULTAAT leverde die acties op?
o Geef een REFLECTIE op actie en resultaat (Wat ging goed en hoe verklaar je dat? Of wat
moet anders en hoe dan en waarom?)
- Theoretische reflectie: Indien het bewijsstuk niet getuigt van theoretische verantwoording dient
deze alsnog opgenomen te worden in de verantwoording. Verantwoord vanuit welke actuele,
betrouwbare theoretische inzichten gerechtvaardigd kan worden hoe gehandeld is, of wat als
voorstel voor toekomstig handelen is gegeven.

Criteria voor bewijsstukken

Wil een bewijsstuk als zodanig gelden en kunnen worden ingezet in het onderwijs, dan dient minimaal
aan alle onderstaande criteria te zijn voldaan. Het gaat hierbij om de zogenaamde VRAAK-criteria:
Variatie, Relevantie, Authenticiteit, Actualiteit, Kwantiteit.

Elk bewijsstuk moet voldoen aan de volgende criteria:

Authenticiteit

Het bewijsstuk is betrouwbaar. Het moet duidelijk zijn dat het door de student gemaakt is of betrekking
heeft op het functioneren van de student. De authenticiteit moet vast te stellen doordat de naam,
handtekening, telefoonnummer en datum duidelijk op het bewijsstuk, dan wel de verantwoording te
vinden is (waarbij de verantwoording duidelijk betrekking heeft op dit bewijsstuk).

Wordt het bewijsstuk opgevoerd om aan te tonen dat een competentie daadwerkelijk eigen is gemaakt,
dan dient een professional te bevestigen dat er inderdaad sprake is van de betreffende
competentieverwerving aantoont. Dit is verifieerbaar doordat de naam, functie/ rol, handtekening en
telefoonnummer van de professional onder het bewijsstuk, dan wel de verantwoording zijn vermeld. De
ondertekening heeft de status ‘voor akkoord’ (dus niet alleen ‘voor gezien’).

Relevantie

Het bewijsstuk levert daadwerkelijk bewijs voor wat is beschreven in de verantwoording en uit de
verantwoording wordt dat ook duidelijk.

15
Actualiteit

Het is zonder twijfel dat het niveau van functioneren dat is aangetoond met het bewijsstuk op de dag
van de beoordeling nog altijd aanwezig is.

Kwantiteit

Het bewijsstuk geeft voldoende inzicht in het gedrag van de student, zodat aangenomen kan worden dat
functioneren dat zichtbaar wordt niet incidenteel is (‘een toevalstreffer’ moet uitgesloten zijn). Voor
bewijsstukken die worden ingezet om aan te tonen dat een bepaalde competentie daadwerkelijk
verworven is geldt nog het volgende criterium.

Gevarieerd

Het bewijsstuk maakt duidelijk dat de competentie op minimaal het juiste opleidingsniveau in ten minste
drie verschillende situaties (bijv. verschillende beroepstaken, of focusgebieden) is aangetoond.

Let op:

Bewijsstukken die persoonlijke gegevens van pupillen/ cliënten bevatten moeten zijn geanonimiseerd.
Indien dit niet is gebeurd, is het als bewijsstuk onaanvaardbaar.

Voorbeelden van bewijsstukken zijn:

- Verslagen van evaluatie/ beoordelingsgesprekken


- Een beschrijving van een zelf ontworpen en/ of uitgevoerd project.
- Vervaardigde producten (bijvoorbeeld op de opleiding of op de stage)
- Video- opnamen van het eigen handelen in beroepssituaties
- Verslagen van activiteiten, vergaderingen e.d. die de eigen taak en bijdrage duidelijk weergeven
- Een website die voor de stageplaats ontworpen is
- Een artikel ten behoeve van een periodiek die de stageplaats uitbrengt.
- Een logboek waarin systematisch de relatie tussen het (methodisch) handelen en het bereikte
resultaat duidelijk wordt gemaakt (bijvoorbeeld door gebruik te maken van STARR)
- Een reeks logboeken waarin de student de gedragsindicatoren behorende bij een bepaalde
competentie aantoont. Een reeks is nodig om een ‘toevalstreffer’ uit te sluiten.
- Een beroepsproduct (BP) waarin de student zijn eigen bijdrage binnen de totstandkoming van
het BP benoemt en kan aantonen.
- Etcetera.

Beoordeling

Bewijsstukken worden beoordeeld met voldoende (V) of onvoldoende (O). Een voldoende betekent in
dit geval dat het bewijsstuk volstaat als een bewijs voor wat ermee moest worden aangetoond (zie
inleiding verantwoording).

Voor de beoordeling van bewijsstukken wordt het onderstaande beoordelingsformulier gebruikt.

16
Beoordelingsformulier bewijsstuk vervangende opdracht
N.B. Dit beoordelingsformulier is alleen geldig in combinatie met het beoordelingsformulier van een onderwijsonderdeel.

Naam student: Studentnummer:

Klas: Toetsdatum:
Titel bewijsstuk:

Algemene criteria (niet allen voldaan: bewijsstuk wordt beoordeeld als onvoldoende) V/O

- Bronvermelding volgens APA-richtlijnen

- Verslaglegging/taal (opzet, indeling verslag, spelling, zinsbouw etc.)

- Vormgeving volgens richtlijnen opleiding (voorblad, kopjes etc.)

Verantwoording V/ O Feedback

Inleiding

Onderwerp

Leeswijzer

Reflectie handelen

Reflectie theorie

Eindoordeel VOLDOENDE/ ONVOLDOENDE

Criteria bewijsstuk V/ O Feedback

AUTHENTIEK
ACTUEEL

RELEVANT
KWANTITATIEF

GEVARIEERD
Eindoordeel VOLDOENDE/ ONVOLDOENDE

Algemene feedback (eventueel): Eindoordeel (V/O)

Docent: Datum: Handtekening:

17
Bijlagen Casus

Noah is 12 jaar en zit in de brugklas, havoniveau. Hij heeft een Nederlandse vader en een Iraanse
moeder, beiden zijn hoogopgeleid. Noah woont thuis in een samengesteld gezin. Noah heeft een zusje
van 8 jaar en een halfzus (uit een eerder huwelijk van vader) van 17 jaar. Zijn halfzus woont deels bij
vader (en dus bij Noah), deels bij moeder. Het heeft wat voeten in aarde gehad om deze
omgangsregeling enigszins stabiel te krijgen. Dat is het nu wel. Alleen heeft de moeder van Noah's
halfzus nu wel aan de bel getrokken. Zij is bang dat haar dochter als ze bij haar vader is te veel last
heeft van het gedrag van Noah. Zeker nu ze eindexamen doet.

Noah was een temparamentvolle peuter met een sterke eigen wil. Ouders lieten Noah lange tijd Vrij
en vonden het moeilijk om hem te begrenzen. De start op de basisschool liep aanvankelijk goed. Noah
was druk, maar vrolijk en behaalde goede resultaten. De laatste jaren slaat zijn gedrag om. Eind
groep 6, begin groep 7, werd zijn gedrag steeds meer grensoverschrijdend. Vechtpartijtjes, pesten,
spijbelen, vandalisme. Doordat Noah's schoolprestaties toch goed bleven, heeft noch zijn school noch
zijn ouders hierop actie ondernomen. Met als gevolg dat zij dit gedrag min of meer onbewust hebben
- -

gedoogd. Nu hij op de middelbare school gestart is, is zijn gedrag verergerd. Hij heeft een nieuwe
vriendengroep, die zijn ouders niet kennen. Hij blijft weg van school. Blijft's avonds en 's nachts weg
van huis en is dan onbereikbaar. Ook is hij in aanraking met de politie gekomen omdat hij een zak
chips heeft gestolen in het winkelcentrum. Van kwaad tot erger, zoals zijn vader opmerkt.

Inmiddels hebben vader en moeder diverse malen geprobeerd om met Noah over zijn gedrag te
praten. Noah gaat dit soort gesprekken het liefst uit de weg en geeft weinig of geen antwoorden.
Toen hij na de diefstal huisarrest kreeg, wist hij via de regenpijp te ontsnappen en was hij opnieuw
lange tijd van huis. Er is veel ruzie in huis. Tussen Noah en zijn ouders en soms tussen ouders
onderling. Vader wil harder optreden dan moeder overweegt zelfs uithuisplaatsing en dat geeft
- -

verhitte discussies. Door de onrust en spanningen thuis trekt het zusje van Noah zich steeds meer
terug. Op haar kamer en het liefst na schooltijd bij vriendinnetjes.

Doordat de wijkagent zijn zorgen over Noah bij het buurtteam heeft besproken, is het buurtteam nu
op de hoogte. Vanuit die hoedanigheid is Ruben nu betrokken. Vader en moeder zijn zo
langzamerhand radeloos en staan open voor hulp. (Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming)

18
Luna is 3 jaar en woont met haar ouders in een eenvoudig rijtjeshuis. Ze heeft geen broertjes of
zusjes. Luna haar ouders leven van de bijstand. Haar vader is afgekeurd vanwege psychische
problemen die hij heeft opgedaan in zijn eigen jeugd. Hij is hiervoor al jaren onder behandeling
van een psychiater. De relatie tussen ouders is niet stabiel. Ze zijn op dit moment wel bij elkaar,
maar dat lijkt om de paar weken te wisselen. Ouders zijn hier niet zo transparant over.

Moeder is al jong in verwachting geraakt. Sinds de geboorte van Luna is moeder eigenlijk altijd
met het meisje thuis geweest. Luna gaat niet naar een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. Haar
moeder typeert Luna als lief en rustig. Kleuren en puzzelen vindt Luna heel leuk om te doen. Als
ze met andere kinderen is, is ze erg verlegen en wil ze alleen bij haar moeder zitten. Samen
spelen met andere kinderen doet ze niet echt.

De jeugdarts van het consultatiebureau uitte een aantal maanden geleden haar zorgen over de
taal-spraakontwikkeling van Luna. Hij heeft Luna en haar ouders doorverwezen naar het
audiologisch centrum waar een taal- spraak achterstand is vastgesteld. Het audiologisch
centrum raadt behandeling aan. Mirjam, al langer als gezinsvoogd bij dit gezin betrokken,
nodigt ouders en alle betrokken hulpverleners uit voor een gesprek.

In dit gesprek geven Mirjam en de jeugdarts heel duidelijk het advies om direct specialistische
hulp in te zetten. Als dit niet gebeurt, is hun verwachting dat Luna als ze 4 is naar het speciaal
onderwijs zal moeten. Met nog een jaar voor de boeg verwacht het audiologisch centrum door
behandeling zoveel verbetering bij Luna dat ze gewoon naar het regulier onderwijs kan. Een
nadrukkelijke wens van de ouders. Ouders moeten erg wennen aan het idee van behandeling.
Omdat zij de zorg voor Luna dan uit handen geven. Aan het einde van het overleg wordt
afgesproken dat er gestart wordt met een behandeling voor Luna, gericht op haar taal-
spraakachterstand. Daarom gaat Mirjam op zoek naar een geschikte plek. (Richtlijnen jeugdhulp
en jeugdbescherming)

1
Bijlagen IW:

Bijlage 2: Stellingen voor discussies

- Ouders die in een vechtscheiding zijn beland zijn meer met zichzelf bezig dan met het belang van hun
kinderen, en zijn daarom slechte ouders.
- Pedagogen moeten zich meer richten op ondersteuning van gezinnen en minder op het ondersteunen van
school en buurt. Kinderen leren hun basale vaardigheden immers in hun gezin.
- Een hulpverlener in een kamertraining kan een jongere voor straf zijn auto laten wassen.
- Een leerkracht op een basisschool die zegt dat hij niet op de hoogte is dat een leerling uit zijn klas gepest
wordt liegt. Je moet wel heel blind zijn om niet te zien dat een kind gepest wordt.
- In een weekenddienst kookt een hulpverlener voor een groep jongeren. Hij heeft wegens ziekte van een
collega geen tijd om naar een Islamitische slager te gaan, er zijn wel Islamitische jongeren in de groep. Het
vlees is niet halal, maar dat weten de jongeren niet en ze proeven het niet, moet kunnen voor een keer!
- Nederland hoeft vluchtelingenkinderen geen hulpverlening te geven, de kinderen hebben vaak nog geen
verblijfsvergunning dus wie betaalt het?
- Het is onzin dat bij co-ouderschap kinderen de ene week bij de vader, en de andere week bij de moeder
wonen. Waarom moeten de kinderen steeds verkassen, zij hebben niet voor de scheiding gekozen?

2
Bijlage 3

Training 2: Positionering

Casus 1.

Gezin: alleenstaande moeder; 3 kinderen van 11, 8 en 5 jaar oud

Gezinssamenstelling: Een alleenstaande moeder, drie kinderen (11, 8, 5). De vaders (twee verschillende)
van de kinderen zijn op dit moment niet in beeld. Af en toe is er contact maar er is geen omgangsregeling
en zowel moeder als de kinderen kunnen niet op hen rekenen qua financiën en bezoek/logeren.

Informatie uit de intake bij het wijkteam: Moeder werkt momenteel niet, ze krijgt een uitkering.
Moeder gaf in het gesprek aan erg moe te zijn. Zo moe dat ze soms niet uit bed komt in de ochtend. De
oudste is prima in staat om ontbijt te maken voor zichzelf en z’n broertjes, dus dat is geen probleem,
vertelt ze. In de middag is ze wel uit bed en soms gaan ze dan ook naar buiten met zijn allen. Alleen nu
niet, nu is het koud. Als de winter maar weer over is, dan gaat het wel weer.

Soms brengen de kinderen moeder iets te eten en thee op bed, dat is lief. Eigenlijk zijn het ook lieve
jongens, maar ze zijn zo druk. En omdat moeder zo moe is en zoveel aan haar hoofd heeft, kan ze dat er
niet bij hebben. Daarom laat ze de kinderen soms ook maar gewoon gaan, ook al zou ze eigenlijk in moeten
grijpen. En soms grijpt ze ook wel in, en kan het heel gezellig zijn. De jongens zeggen vaak dat ze gek zijn
op hun moeder.

Uit de intake blijkt dat er schulden zijn, moeder heeft geen zicht op de hoeveelheid, maar het gaat om
ziektekosten, huur, energie en telefoon. En dat van een aantal maanden. Ze maakt zich hier erg druk om en
wil de rekeningen niet meer zien (en gooit ze in een la). Onlangs kwam er nog een rekening van de
gemeente binnen, ze weet dat die altijd hoog zijn. Nog meer stress!

Moeder vertelt dat school vindt dat de kinderen vaak te laat zijn en niet altijd eten bij zich hebben. Ze
geven ook aan dat de kinderen druk zijn in de klas, dat ze niet goed luisteren en vaak betrokken zijn bij
akkefietjes. Moeder geeft aan dit enigszins te herkennen.

Wat voor plan kan er komen voor dit gezin? En vooral, wat moet er éérst gebeuren? Leef je in jouw rol en
beargumenteer vanuit jouw oogpunt waarom jouw punt van expertise als eerste opgepakt moet worden.
Kunnen jullie vaardig discussiëren/samenwerken en tot een plan komen?

De kinderen zijn bij dit gesprek niet aanwezig, dit was wel de bedoeling maar zij zijn op kamp met school.

3
Casus 1; Verschillende rollen

Schuldhulpverlener: Je begrijpt heel goed dat moeder zoveel last van de schulden heeft, daar word
je toch ook moe van. Als die schulden maar opgelost worden, dan lukt de rest
ook wel. Volgens jou is dit het eerste wat moet worden aangepakt.

Maatschappelijk Je snapt niet waarom die jonkies (je collega’s, net van de opleiding) zich zo
werker: druk maken. Vroeger heb jij ook voor je broertjes/zusjes gezorgd, zo erg was
het niet en jullie zijn er niet slechter van geworden. Wellicht is er nog familie
die de kinderen wat op kan vangen, dan kan moeder weer een beetje
bijkomen.

Psycholoog: Jij maakt je zorgen om de veiligheid van de kinderen, wie zorgt er nou voor
wie? Is moeder niet gewoon depressief? Misschien moet ze daar eerst hulp
voor krijgen, want anders blijft ze in bed liggen en dan worden de problemen
(opvoeding, schulden, huishouding) niet opgelost. Jouw advies is moeder
naar de huisarts sturen en afspraken met of de POH-ondersteuner, of een
doorverwijzing.

Pedagoog (de Je maakt je zorgen om de opvoeding. Deze kinderen moeten wel opgevoed
regiehouder of worden. Je ziet veel krachten bij moeder en zonen, maar moeder moet wel
hoofdhulpverlener van iets gaan doen. En daarnaast heb je school al gesproken en die vinden dat er
het gezin): nu echt wat moet gebeuren! Wat, dat weten ze niet, maar het kan niet langer
zo!

Moeder Je bent oververmoeid en somber. Alles is je te veel. Je hoopt dat de mensen


aan tafel het voor jou op gaan lossen. Zelf weet je niet hoe. Je hebt je oudste
dochter hard nodig om de boel draaiende te houden thuis. Je voelt je hier
schuldig over maar je weet ook niet hoe je het anders kunt oplossen nu. Je
bent te moe om zelf over oplossingen na te denken.

4
Casus 2:

Gezin: Vader en moeder met jongen van 11 jaar.

Situatie: Je (de pedagoog vanuit het wijkteam) zit met de leerkracht/ ib’er/ moeder aan tafel. M.
(jongen van 11 jaar) laat zeer lastig gedrag zien. Het kind scheldt, is bozig, laat zich niet
aanspreken door de volwassenen, kan niet zelfstandig werken en heeft veel conflicten met
leeftijdsgenoten. De leerkracht kan het niet meer aan, ze heeft een kindplan opgesteld, de IB-er
heeft begeleiding gegeven en dit heeft niet voldoende geholpen. Ouders zijn op de hoogte maar
leggen de problemen bij school, want thuis zijn er volgens hen geen problemen. Er zijn meerdere
gesprekken geweest op school, met en zonder kind aanwezig, en er zijn verschillende
oplossingen bedacht die voor weinig verbetering hebben gezorgd. School vindt dat M.
onderzocht moet worden, omdat zijn gedrag zo heftig is en de oplossingen niet helpen. Ouders
zijn hier echter fel op tegen, ze willen niet dat hun kind een label krijgt.
Het laatste gesprek, waarin het onderzoek is geopperd door school, zijn de ouders schreeuwend
de school uit gelopen en hebben gedreigd hun kind van school af te halen. Sinds deze ruzie
(vorige week) is M. ziekgemeld.
School heeft aangegeven de hulp van het wijkteam te willen inschakelen, ouders zijn hiermee
akkoord gegaan en daarom zitten jullie nu met elkaar aan tafel.

Uiteindelijke doel: Een plan voor M. zodat hij zich optimaal kan ontwikkelen. Iedereen
positioneert zich in zijn/haar rol en maakt zijn/haar visie duidelijk.

5
Casus 2; Verschillende rollen

Ouders/vader/moeder: Je bent woedend. Jouw kind wordt afgeschilderd als een monster,
terwijl die leerkracht gewoon geen idee heeft wat hij/zij doet. Wat
een onzin dat jouw kind als de boeman wordt neergezet. Jij bent boos
en voelt je niet gehoord. Wat je uit het gesprek wil halen weet je ook
niet. Je vindt het wel heel belangrijk om naar het gesprek te gaan,
want een schoolwissel zie je ook niet echt zitten. Je hebt dat wel
geroepen, maar eigenlijk wil je dat helemaal niet. Je was vooral zo
geschrokken van die vraag om onderzoek dat je uit boosheid van
alles hebt geroepen. Een oplossing heb je niet, maar zou je op zich
wel willen, alleen dat onderzoek wil je niet. Want je bent bang dat hij
straks naar een school moet waar alleen maar probleemkinderen
zitten.

Intern begeleider (IB’er) Jij kent dit kind en deze ouders als redelijk explosief. Ze roepen vaak
van alles wanneer ze gefrustreerd zijn, maar daarna volgt vaak niet
zoveel actie. De omgeving vindt het echter heel vervelend, je begrijpt
dat de leerkracht het niet meer ziet zitten met deze jongen. Je zou
graag zien dat de jongen meer tot leren komt en sociaal beter tot zijn
recht zou komen. Jij denkt dat het voor zijn ontwikkeling goed zou
zijn om te kijken waar zijn gedragsproblemen vandaan komen en wat
hem zou kunnen helpen.

Pas op dat je geen front vormt met de leerkracht tegen de ouders, dus
let goed op dat ouders zich niet aangevallen voelen.

Pedagoog vanuit het wijkteam Zoals je de casus leest, lijkt er vooral onbegrip bij beide partijen te
zijn. Je hebt het idee dat ze elkaar niet begrijpen, maar waarschijnlijk
wel hetzelfde doel voor ogen hebben, namelijk dat het goed gaat met
M. aan jou de taak om dit bespreekbaar te maken en te onderzoeken
om de samenwerking weer vlot te trekken.

Leerkracht Jij hebt volgens jou alles geprobeerd, maar deze ouders en dit kind
hebben gewoon gedragsproblemen! Jij hebt je zo ingezet voor M. en
dan lopen ouders zomaar weg uit het gesprek, dat vindt je
respectloos. Je snapt niet dat ouders geen onderzoek willen want
wellicht kan dat opheldering en goede oplossingen voor M. geven. Hij
komt nu niet voldoende tot leren, hij heeft geen vriendjes en loopt
sociaal emotioneel achter. Je hebt ook wel met de jongen te doen
want je ziet dat hij onmachtig is, maar je weet niet goed hoe je hem
moet ondersteunen.

Jongen van 11 jaar Je bent wel onder de indruk van het feit dat er zoveel mensen aan
6
tafel zitten om jouw gedrag te bespreken. Dus in eerste instantie wil
je er niet veel van weten en trek jij je terug. Je schaamt je voor jouw
ouders en hoe zij zich gedragen. Als je aangesproken wordt geef je
korte antwoorden en laat je niet zomaar het achterste van je tong
zien.

You might also like