You are on page 1of 11

Voornaam en naam: Charlotte Neuts

Jaar en optie: OF2 - biologie


Datum: 17 oktober 2021
Vakdidacticus: Lieve Evens

OBSERVEREN – ASSISTEREN – DOEN

1 IDENTIFICATIEGEGEVENS

Stageschool: KOSH! Herentals Campus Ieperstraat


Graad: Eerste graad Jaar: 1ste jaar Specifiëring: B-stroom, klas: 1B01
Aantal leerlingen: 10 leerlingen
Mentor: Gert Bouwen
Datum: 22 oktober 2021
Uur: van 14.45 tot 15.35u
Lokaal: B012

Leervak: Natuur
Lesonderwerp:
Hoe zijn dieren aangepast aan hun omgeving + de zintuigen (oog en oor)
Groep Lerarenopleiding
Bachelor Secundair Onderwijs (BaSO)
Campus Diepenbeek, Agoralaan – gebouw B – bus 4
3590 Diepenbeek, tel. 011 18 04 00

2 DIDACTISCHE GEGEVENS

Situering in het leerplan: D/2019/13.758/020


LPD 52 De leerlingen leggen uit dat planten en dieren met bepaalde kenmerken, in een
welbepaalde omgeving, meer waarschijnlijk dan andere planten en dieren zullen
overleven en zich voortplanten.

Handboek: Nerf 1
- auteur: Anita Bongaerts, Eliane Weltjens
- titel: Nerf 1
- deel: Thema 3: levenskringloop: aanpassingen van dieren aan hun omgeving, de zintuigen
- uitgever: Plantyn
- jaar: 2019

Geraadpleegde bronnen:
- Microscoop 1
- NW voor jou 1
- Hoezo 1 (2uur)
- Biogenie 1

Bijlagen: (aanvullende documenten voor leerlingen)


- PowerPoint gemaakt door de student zelf
- Voorleestekst proefje oren.

Didactische beginsituatie:
Leerstofgebonden:
De leerlingen hebben tijdens de vorige lessen de aanpassingen van planten en dieren aan hun omgeving
besproken. De leerkracht start met een nieuw subonderdeel de zintuigen.

Materiële:
We bevinden ons in het natuurwetenschappen lokaal B012. In het lokaal is een whiteboard + beamer +
computer aanwezig.

Leerlinggebonden:
Leerlingen uit de b-stroom. Deze leerlingen hebben nog geen specifieke keuze gemaakt in hun traject.
Groep Lerarenopleiding
Bachelor Secundair Onderwijs (BaSO)
Campus Diepenbeek, Agoralaan – gebouw B – bus 4
3590 Diepenbeek, tel. 011 18 04 00

3 LEERDOELSTELLINGEN

Toepassing model1 voor binnenklasdifferentiatie binnen deze les

Cognitieve lesdoelstellingen:
C1: De leerlingen kunnen uitleggen dat organismen met bepaalde kenmerken, in een welbepaalde
omgeving, meer waarschijnlijk dan andere organismen zullen overleven en zich voortplanten.
C2: De leerlingen kunnen uit de stand van de ogen afleiden of een gewerveld dier een groot of een klein
gezichtsveld heeft.
C3: De leerlingen kunnen uit de stand van de ogen afleiden of een gewerveld dier dieptezicht heeft.
C4: De leerlingen kunnen uit de stand van de ogen afleiden of een gewerveld dier een prooi- of roofdier is.
C5: De leerlingen kunnen de functie van de oren van een gewerveld dier groot en beweeglijk zijn
verklaren.
C6: De leerlingen kunnen uit de bouw van de ledematen afleiden of een gewerveld dier voortbeweegt in de
lucht, op de bodem of in het water.
Psychomotorische lesdoelstellingen:
P1: /

Dynamisch-affectieve lesdoelstellingen:
A1: De leerlingen kunnen aandachtig luisteren

1
Castelein, E. et al. (2016). Binnenklasdifferentiatie, een beroepshouding, geen recept. Praktijkgids voor leraren, student-leraren en lerarenopleiders.
Leuven: Uitgeverij Lannoo.
Groep Lerarenopleiding
Bachelor Secundair Onderwijs (BaSO)
Campus Diepenbeek, Agoralaan – gebouw B – bus 4
3590 Diepenbeek, tel. 011 18 04 00

4 INHOUDELIJKE STRUCTUUR

Levende natuur

Aanpassingen van
Biologisch planten en dieren aan
Levenskringloop
evenwicht hun omgeving

Dieren
- Waarom?
- Functie
- Zintuigen
o Oog
o Oor
- Ledematen
- Camouflage
- Andere
aanpassingen
Groep Lerarenopleiding
Bachelor Secundair Onderwijs (BaSO)
Campus Diepenbeek, Agoralaan – gebouw B – bus 4
3590 Diepenbeek, tel. 011 18 04 00
5 LESSCHEMA
D.
Duur Leerinhoud Methodische verwerking Media
nr.
Lesbegin INLEIDING
A1 2’ Vervolg les op de les van 21 oktober 2021.
Llk legt uit wat ze deze les gaan doen.
Midden
Probleemstelling 1 : Hoe zijn consumenten (dieren) aangepast
aan hun omgeving?
A1 5’ Oefening 42, pagina 86 Llk maakt klassikaal oefening 86.
C1 Oefening ter controle.

Deelprobleemstelling 1: Staan de ogen bij alle gewervelde dieren OLG + onderzoekend practicum
op dezelfde plaats?
C1 25’ Llk toont enkele afbeeldingen van dieren. PowerPoint
C2 Whiteboard stiften
C3 Bij prooidieren staan de ogen zijdelings: - Als we kijken naar de ogen van een konijn. Potlood of balpen
C4 Wat valt er jullie dan op?
A1 - Waar staan deze?
- Welke dieren die hier afgebeeld staan hebben
Bij prooidieren staan de ogen vooraan. hun ogen zijdelings staan?
- Kijk eens naar de ogen van een uil. Waar staan
deze?
Groep Lerarenopleiding
Bachelor Secundair Onderwijs (BaSO)
Campus Diepenbeek, Agoralaan – gebouw B – bus 4
3590 Diepenbeek, tel. 011 18 04 00
- Welke dieren die hier afgebeeld staan hebben
nog hun ogen vooraan?

Llk maakt aan de hand van een proefje het


gezichtsveld duidelijk.
Sub probleemstelling: Hoe groot is het gezichtsveld?
- Kom dit nu eens aanduiden op bord. Welk deel
Proefje gezichtsveld: zie je?

- Kom dit nu eens aanduiden op bord. Welk deel


1. Doe je rechteroog dicht. Kijk enkel met je linkeroog voor
zie je?
je. Toon met gestrekte armen welk deel je ziet.
2. Kijk enkel met je rechteroog voor je. Toon met gestrekte
- Kom dit nu eens aanduiden op bord. Welk deel
armen welk deel je ziet.
zie je?
3. Kijk met beide ogen voor je. Toon met gestrekte armen
welk deel je ziet.
- Welk deel zie je zowel me je beide ogen? Llk
duidt een lln aan om aan bord te komen.
Waarneming:

Besluit:
Llk legt het begrip gezichtsveld uit aan de leerlingen.
Gezichtsveld
De stand van de ogen bepaalt hoeveel je van de omgeving kunt
zien.

Sub probleemstelling: Wat is dieptezicht?


Groep Lerarenopleiding
Bachelor Secundair Onderwijs (BaSO)
Campus Diepenbeek, Agoralaan – gebouw B – bus 4
3590 Diepenbeek, tel. 011 18 04 00
- Wanneer kan je het beste de punten naar
Proefje dieptezicht: elkaar toebrengen?

1. Neem in elke hand een potlood of balpen. Zorg dat je


ellenbogen niet op de bank steunen. Breng de punten in
één beweging tegen elkaar.
2. Doe dit opnieuw maar dan met één oog gesloten.

Waarneming:

Met beide ogen is het makkelijker dan met oog.

Besluit:
Llk komt samen met de leerlingen tot het begrip
dieptezicht.
Dieptezicht
 Om de afstand van een voorwerp goed in te schatten heb je
beide ogen nodig. Dieren met de ogen vooraan geplaatst kunnen
goed afstanden inschatten.

Llk maak tmet de leerlingen oefening 31 op pagina


78. Hier zijn prooi en roofdieren op afgebeeld.
Llk laat enkele leerlingen aan bord komen om de
Oefening 31: roofdieren aan te duiden.
Llk laat enkele leerlingen aan bord komen om de
Roofdieren prooidieren aan te duiden.
Uil, vos, leeuw, kat, .. - Welke dieren hebben naar voor gerichte ogen?
 dieren die andere dieren opeten. (eten vlees) - Wat eten die dieren?
- Hoe noemen we deze dieren?
Prooidieren - Welke van deze dieren hebben zijdelings
Konijn, duif, hert, schaap, … geplaatste ogen?
 dieren die opgegeten worden (eten planten) - Wat eten die dieren?
- Hoe noemen we deze dieren?
Groep Lerarenopleiding
Bachelor Secundair Onderwijs (BaSO)
Campus Diepenbeek, Agoralaan – gebouw B – bus 4
3590 Diepenbeek, tel. 011 18 04 00

Uitzonderingen: Llk toont enkele afbeeldingen van uitzonderingen en


geeft hier een woordje uitleg bij.
Kleinere apen  prooidieren voor de grotere soorten  ogen Llk tekent de 360° mee op bord.
vooraan  afstand inschatten om van tak naar tak te springen.

Hamerhaai  zicht van 360°  elk oog 180°  zien eigen neus
kan hij niet zien.

Deelprobleemstelling 2: Waarom zijn de oren van sommige OLG + onderzoekend practicum


dieren groot en beweeglijk?
C5 10’ Proefje oren: PowerPoint
A1 Voorleestekst
Llk leest een stukje tekst.
1. Plaats je handen achter je oorschelp. Wanneer de - Wat merken jullie op?
leerkracht een teken geeft. - Wanneer hoor je de leerkracht het beste?
2. Draai op het teken van de leerkracht je handen - Wanneer hoor je de leerkracht het minste?
achterwaarts en blijf luisteren naar wat de leerkracht - Wat heb je met de oorschelpen gedaan om
vertelt. beter te kunnen horen?
Achter oorschelp  luider praten
Voor oorschelp  minder luid spreken
Beter horen  oorschelpen vergroten
Minder goed horen  richting handen veranderd.  dempen
oorschelp

Oefening 33: Llk maakt samen met de leerlingen oefening 33 op


pagina 79.
Grote oorschelpen  geluid opvangen - Waarvoor dienen deze grote oorschelpen?
Belangrijk  om vijanden op tijd te horen + vluchten - Waarom is dit belangrijk?
Wat doen de dieren?  bewegen hun oren naar het geluid? - Wat doen dieren om geluid goed op te
vangen?
Groep Lerarenopleiding
Bachelor Secundair Onderwijs (BaSO)
Campus Diepenbeek, Agoralaan – gebouw B – bus 4
3590 Diepenbeek, tel. 011 18 04 00

Llk stelt nog enkele vragen aan de leerlingen ter


controle.
- Wat is het voordeel van beweeglijke oren?
- Wat als bij de ree de ogen vooraan in de kop
stonden?
- Wie waren weer dieren die andere dieren
opeten?
- Wie waren dieren die opgegeten worden door
andere dieren?

Llk vult het leerschema in samen met de leerlingen.

C6 5’ Bij tijd over start de leerkracht met het onderdeeltje PowerPoint


van de ledenmaten.
Llk toont enkele foto’s van dieren. Llk maakt een
soortgelijke oefening zoals oefening 37 maar dan in
PowerPoint.
Llk start met een foto om de ledenmaten te ontdekken
op de foto.

- Waar leven deze dieren?


- In welke omgeving leven ze?
- Welke aanpassingen hebben deze dieren?
- Wat valt er jullie op?
- …
- Wat als een vleermuis in het water zou leven?
Besluit - Wat als een mol in de lucht zou leven?
 Door aangepaste ledematen kunnen dieren zich goed - Wat als een kat geen klauwen had?
voortbewegen en overleven in hun omgeving.
SLOT AFRONDING
5’ Synthese – leerschema leerlingen PowerPoint
Kladblad
Groep Lerarenopleiding
Bachelor Secundair Onderwijs (BaSO)
Campus Diepenbeek, Agoralaan – gebouw B – bus 4
3590 Diepenbeek, tel. 011 18 04 00
Bij tijd over maakt de leerkracht met de leerlingen
3.3 Hoe zijn dieren aangepast aan hun omgeving? een leerschema op een cursuspapier.
3.3.1 De zintuigen

Aangepaste zintuigen  overleven


Stand van de ogen:

Roofdieren  ogen voorwaarts  afstand tot bij


prooi inschatten  goed dieptezicht.

Bv. Leeuw, kat, vos, uil, …

Prooidieren  ogen zijwaarts  vijand snel op te


merken  groot gezichtsveld.

Bv. Konijn, hert, schaap, duif, …

Oorschelpen:

Sommige dieren:
o grote oorschelpen  beter horen.
o beweeglijke oorschelpen  richting geluid
bepalen.
Groep Lerarenopleiding
Bachelor Secundair Onderwijs (BaSO)
Campus Diepenbeek, Agoralaan – gebouw B – bus 4
3590 Diepenbeek, tel. 011 18 04 00
6 BORDSCHEMA

You might also like