Professional Documents
Culture Documents
Noodzaak? : aantal nieuwe belangrijke trends (bv. toename van media, opkomst
van internet, duurzaamheid, verandering van consumentengedrag)
Marketingmix
Vier P’s (voorbeelden pg. 3)
- Product : drie lagen
o Kernproduct = unieke productvoordeel dat in de markt wordt
gezet
o Tastbaar product = tastbaarheid, kernproduct wordt
gevisualiseerd bv. verpakking, kwaliteit, ontwerp
o Uitgebreid product = service-laag, verrijkt product, brengt meer
waarde bv. bezorging, serviceverlening, installatie
- Prijs : catalogusprijs = officiële prijs
product wordt aantrekkelijker gemaakt door kortingen, incentives :
o Pro : aantrekken van klanten
o Contra : lagere winsten, klanten raken gewend aan kortingen,
letten enkel op prijs waardoor men overstapt op andere merken
(=merkswitching), kan schadelijk zijn voor merkimago
- Plaats of distributie : hoe komt het product tot bij de klant?
exclusief (bij hoge kwaliteit), intensief of selectief
o Transport
o Onderhouden van voorraden
o Kiezen van groot- en detailhandels
o Selecteren van verkooppunten en assortiment
Soorten communicatie
- Thema- vs. actiecommunicatie
o Thema-, imago- of above-the-line-communicatie = adverteerder
wil doelgroep informeren over merk of producten doel :
verbeteren van relatie tussen adverteerder en consument,
vergroten van klanttevredenheid, versterken van merkbekendheid
= grote focus op merk ipv product!, wordt dus steeds belangrijker
o Actie- of below-the-line-communicatie = koopgedrag beïnvloeden
en klanten overhalen om product aan te schaffen doel : tot
actie laten overgaan
Below- en above-the-line? Vroeger commissie van 15% op de aangekochte
mediaruimte (en themacommunicatie hoort hier dus bij, actie- niet)
Through-the-line = 360° communicatie
Lastig onderscheid te maken in realiteit, grens vervaagt
- Cultuur = het collectief programmeren van de geest, wat de leden van de ene
groep of categorie mensen van de andere groep onderscheidt
- Self-reference criterion = onbewuste neiging om onszelf als uitgangspunt te
nemen foute ingesteldheid bij marketing, men moet inzicht hebben in
culturele verschillen, want verschillende culturen anders reageren op een
boodschap
Standaardiseren of aanpassen?
- Standaardiseren = globaliseren : campagne uitvoeren in verschillende landen
met hetzelfde concept, hetzelfde thema, dezelfde setting, dezelfde appeal en
boodschap, met uitzondering van enkele vertalingen
Voordelen :
o Kostenbesparing
o Kwaliteit wordt vergroot
o Creatieve ideeën zijn schaars goed creatief idee kan zo
makkelijk wereldwijd geëxploiteerd worden
o Coördinatie + communicatie is in verschillende landen makkelijker
o Creëren van mondiaal imago wordt vaak geassocieerd met
prestige en kwaliteit
Werkt goed bij :
Glocaliseren
= wereldwijde toewijding aan een lokale visie : think global, act local
Beter dan aan één van de twee uitersten vast te houden
Combineren van globale elementen en positionering met lokale elementen
(bv. lokale bekendheid, nationale symbolen)
Onderzoek : welke van de strategieën spreekt de consument het meest aan?
- Drie landen met verschillende openheid voor buitenlandse markt (KOF)
o België : 91,61 > India : 50,41 > Iran : 41,27
- Twee variabelen die op de drie mogelijke manieren worden gepresenteerd in
fictieve reclame : bekendheid en reclametekst
- Resultaat : alle landen, ongeacht openheid, vinden volledig aanpassing van
reclame het best (= lokaliseren), maar
o Bij gematigd open landen werkt glocalisatie even goed
o Bij volledig open landen werkt standaardisatie even goed
Verschillende visies door de jaren heen
- Jaren ’60: meer standaardisatie nodig
- Jaren ’70: oproep naar meer aanpassing wegens flaters
- Ook jaren ‘80 – ’90: vraag naar aandacht voor culturele diversiteit, want
verschillende appeals niet overal effectief (bijv. humor, stereotypes)
- 2000: Charles Ray Taylor: “stop the standardization “debate” and called for
more managerially relevant research to examine what elements of
advertising could be standardized and when.”
9. Integratieniveaus
Belangrijkste visie : 7 fases (eerste vijf gericht op integratie op niveau van
consumenten en marketingcommunicatie, twee laatste gericht op integreren van
corporate communicatie en marketingcommunicatie)
- Bekendheid = overbrengen van éénzelfde imago- en merkbekendheid
- Integratie van imago = overbrengen van éénzelfde imago- en
merkbekendheid
- Functionele integratie = van instrumenten in één enkele afdeling
- Integratie op basis van coördinatie = functionele integratie van
marketingcommunicatieafdeling + pr-functie
- Op consumenten gebaseerde integratie : marketingcommunicatieafdeling +
pr-functie geïntegreerd in een enkel systeem waarmee een consistente
boodschap onder bestaande + potentiële klanten wordt verspreid
- Op stakeholders gebaseerde integratie
- Geïntegreerde relatiemarketing
HOOFDSTUK 2 : MERKENBELEID
1. Inleiding
Oorsprong : merk bestaat al zeer lang om producten van elkaar te onderscheiden
- Oudste : India (1300 v.C.), ook in de middeleeuwen bij ambachtslieden in
diverse branches, maken die merken zichtbaar door merktekens
- 20ste eeuw : explosieve groei door toename van bevolking en welvaart
meer aankoop van producten meer fabrikanten die dezelfde
producten aanbieden = onderscheid wordt belangrijker
2. Merken
Merk
= naam, term, teken, symbool of ontwerp, of combinatie, bedoeld om goederen
en diensten van verkoper/groep verkopers te onderscheiden van de concurrent
= product, dienst, persoon of plek waarmee de gebruiker zich kan identificeren en
een koper/gebruiker een relevante, unieke toegevoegde waarde ervaart die nauw
aansluit op zijn of haar behoefte
Merkcategorieën
- Fabrieksmerk = door de producent zelf ontwikkeld + in de markt gezet
- Huismerk = door groothandel of detailhandel ontwikkeld + in de markt gezet
(bv. AH huismerk, Derby van Delhaize, Clever van Billa)
meeste Europese retailers doen dat met submerkenstrategie
o Reguliere huismerk
o Goedkoper budgetmerk
o Kwalitatief hoogwaardig A-merk
+ vaak ook nog verschillende thematische huismerken, zoals
submerk voor gezondheid, ethisch, culinaire…
- Generiek merk = geven een productcategorie aan, maar zijn merkloos
veel voorkomend in de farmaceutische industrie
3. Succesvolle merken
Gedifferentieerd = unieke voordelen + verschillen met producten van concurrent
Superieure productkwaliteit, ook verbonden aan service
Voortdurende innovatie, afgestemd op veranderen voorkeuren van consument
Management + overige werknemers zetten zich 100% in voor merk, elk contact
met het merk doet ertoe voor consument!
Langdurige en significante communicatieve ondersteuning, niet te graag winst
willen nastreven op korte termijn
4. Merkstrategieën
Eerste vraag : heeft product merknaam nodig? Soms is het onnodig/zinloos,
vooral bij homogene + ongedifferentieerde producten MAAR!! bv. brood,
fruit, groenten, vlees… eerder uitzondering, maar ook groei van merknamen
Tweede vraag : welke merkstrategie passen we als bedrijf toe?
Resultaat :
5. De merkenportefeuille
= verzameling van alle merken en merklijnen die een bedrijf in bezit heeft
Voor het behouden van merkwaarde, moet merkenportefeuille soms
aangepast worden
- Marktbereik moet gemaximaliseerd worden
- Overlapping moet geminimaliseerd worden merken mogen niet met
elkaar concurreren, maar enige kannibalisatie is onvermijdelijk
- Elk merk moet toegevoegde waarde hebben voor het bedrijf
Voorbeeld : Unilever = hebben portefeuille van 1600 naar 400 merken
gereduceerd op basis van twee criteria
o Brand appeal = aantrekkingskracht tov consument
o Vooruitzichten voor consistente groei, kunnen de nodige
investeringen, technologie, communicatie gerechtvaardigd worden?
Model merkenportefeuille : dominant merk of vlaggenschipmerk die meest
winstgevend is moet beschermd worden door
- Flankeermerk = zelfde prijs-winstverhouding als dominant merk, maar is
gericht op kleiner marktsegment (of niche)
- Vechtmerk = tussen dominante en discountmerken, kwaliteit iets lager
- Prestigemerk = luxueuze merken met uitstekende kwaliteit, voor
consumenten op zoek naar status en selecte psychosociale associaties
6. Merkwaarde
= brand equitity : waarde die door de merknaam aan product wordt toegevoegd
Vanuit financieel perspectief en consumentenperspectief
De financiële merkwaarde
= financiële waarde van de merkenportefeuille, vaak belangrijkste van bedrijf
(bv. Adidas kocht Reebok over, nummer 2 en 3 om Nike, nummer 1 te verslaan)
Vier analyses van Interbrand om waarde te berekenen
- Financiële analyse : algemene inkomsten
- Marktanalyse of branding index : hoeveel van inkomsten komen van het
merk zelf, belang van het merk in relatie tot andere activa
- Merkanalyse of brand strength score : hoe sterk is het merk in ogen van de
consument sterke merken = trouwe klantenbasis
- Juridische analyse : hoe goed is het merk beschermd
Merkpersoonlijkheid
= verzameling van menselijke persoonlijkheidskenmerken die toepasbaar zijn op
en relevant voor merken
Jennifer Aaker : Brand Personality Scale (BPS) om persoonlijkheid te meten
met vijf dimensies of ‘big five’, probleem was dat niet alle factoren in de
meest prominente landen voorkwamen
o Oprechtheid
o Opwinding
o Competentie
o Gedestingeerd
o Stoerheid
Nieuwe schaal om tekortkomingen op te lossen, ook bestaand uit vijf
dimensies
o Verantwoordelijkheid
o Activiteit
o Agressiviteit
o Eenvoud
o Emotionaliteit
Merkgevoelens
= emotionele reactie van de consument op het merk
Kunnen voortkomen door marketingcommunicatieprogramma, ervaringen,
voordelen of eigenschappen van het merk zelf
Zes associaties samengevat in doel-middelenketen
Kenmerken Voordelen Waarden
Concrete Functionele Instrumentele
Abstracte Psychologische Eind-
Merkloyaliteit
= mentale betrokkenheid van consument bij een merk
Tevreden kopers blijven niet alleen merk afschaffen, maar zullen ook het
merk promoten bij familie en vrienden
Kostenbesparend : aantrekken van nieuwe klanten is zes keer zo duur
8. Marketingcommunicatie en merkwaarde
Verschillende instrumenten kunnen worden gebruikt om de merkwaarde op
te bouwen en te versterken
9. Overige onderzoeken
Succes van extensies = uitbreidingen van het hoofdmerk (80% van de
introducties)
- Voordeel van een extensie :
o Succes van extensie zelf, meer verkoop van producten
o Spill-over naar het hoofdmerk
- Maar….de helft faalt
o Belang van innovativiteit: functioneel en vernieuwend
o Hoe belangrijk is een goede fit met het hoofdmerk?
Sterke reputatie: groter effect voor low fit (meer
diepgaande verwerking info + men wordt verrast)
Zwakke reputatie: groter effect voor high fit (men heeft
meer vertrouwen)
- Anders beoordeeld door volwassenen dan kinderen:
o Volwassenen beoordelen extensies die dicht bij de product-
categorie aanleunen (= fit) positiever dan incongruente extensies
o Kinderen laten zich eerder leiden door oppervlakkige cues, zoals
productnaam (bijv. als de naam rijmt, zijn ze positiever – Coca Cola
Gola vs. Coca Cola Higley), dus fit is minder van belang
Merkkarakters
- Parasocial interaction theory (Horton & Wohl, 1956):
o Illusie van een relatie met fictieve mediakarakters
o Eenzijdige interactie (enkel van producent of dus karakter)
o Beschouwd als vriend betrouwbaar/geloofwaardig
- Experimentele studie (N = 209, 4-8 jaar) : verpakking met vs. zonder
merkkarakter
o Congruente (studie 1) en incongruente paren (studie 2)
o Proeven van product 1, daarna van product 2
- Wat wordt onderzocht?
o Product voorkeur (Welke is het best?) + keuze
o Merkkarakter herkenning en liking
- Resultaten:
o Hogere liking van product met merkkarakter (behalve voor pom-
bear)
o 73% koos voor het product met merkkarakter
o Zelfde resultaten voor congruente als incongruente paren
Cool brand
- Betekenis van ‘coolness’?
o Over het algemeen : positief gewaardeerd
o Perceptie! : subjectief (= verschilt per persoon) & dynamisch (= ene
jaar wel, misschien andere jaar niet)
o Cruciale rol van autonomie (= in staat eigen waarden na te streven,
ongeacht wat anderen denken)
o Afwijken van de norm : focus theory of normative conduct :
Descriptive norm (wat de meesten doen)
Injunctive norm (wat je zou moeten doen)
- 6 experimentele studies: afwijken van de norm is positief, maar enkel
indien gepast (Warren & Campbell) :
o Wanneer norm beschouwd wordt als niet legitiem
o Bounded Autonomy (= tot op een bepaald punt)
o Enkel wanneer even succesvol als normatief gedrag
o Vnl. voor consumenten die uniek willen zijn
Implicaties?
o Makkelijker voor de underdog, dan voor ‘top of mind’
o Onmogelijk om bij iedereen cool te zijn
Brand love
Kan je liefde voelen voor een merk?
Liefde = basisemotie (positieve valentie of waardigheid en arousal of
opwinding)
3. Attitudevorming- en verandering
Attitude = iemands algemene beoordeling van een object, product, persoon,
organisatie, advertentie enz. : deze algemene houding tov een merk is een
maatstaf voor merkvoorkeur of de mate waarin iemand een positief of negatief
beeld van dat merk heeft
hoe gunstiger de attitude, hoe groter kans dat merk wordt aangeschaft : het
doel van marketingcommunicatie is dus veranderen van attitude ten gunste van
eigen merk!
kan niet rechtstreeks geobserveerd worden + is
dynamisch
Ao = attitude
bi = overtuiging
ei = beoordeling
n = aantal relevante attributen
- In marketingcommunicatie
= op basis van het TPB-model kunnen communicators op verschillende
manieren houding en gedrag van consumenten proberen te veranderen
- Onderzoeksinzicht, vergelijking met ander model = Relationship Quality-
model : een sterke relatie resulteert in een overeenkomstig hoge
koopintentie en koopgedrag
Onderzoek : voorspellen van kopen van kleding
Resultaten :
o TPB met algemenere begrippen voorspelt koopgedrag beter
o RQ- en TPB-begrippen worden volledig gemedieerd door de
gedragsintenties
o Wanneer kopen-niet kopen als afhankelijke variabel wordt
gebruikt, heeft koopintentie een significant effect op kopen van
kledij, sterker dan effecten van gedrag uit het verleden
Zelfovertuiging
= eigen gedachten en argumenten zorgen voor overtuiging, niet sterke
merkargumenten van de marketeer
gaat gepaard met inlevingsvermogen, soms bedenken consumenten zelfs
nieuwe toepassingen (bv. kreeftensoep sausbasis maken)
Mere exposure
= eerdere blootstelling aan stimuli beïnvloedt de affectie ten opzichte van deze
stimuli in positieve zin
- Reden? Niet enkel bekendheid stijgt, maar ook makkelijker te verwerken
- MAAR!
o Invloed beperkt, moet eerder als onderdeel van leren gezien worden
o Wear-out: als de consumenten te vaak met een bepaalde boodschap
of reclame worden geconfronteerd, is er geen mogelijkheid meer tot
leren en zal de boodschap gaan vervelen negatieve invloed
- Onderzoeksinzicht : eten van snoep (popcorn of kauwgom = orale
interferentie) tijdens kijken naar advertenties van merken in een cinemazaal
o Onderzoek : 1 week later werd gemeten in welke mate mensen bereid
waren om geld te besteden aan geadverteerde vs. nieuwe producten
o Resultaten : reclame heeft enkel impact bij groep zonder orale
interferentie beïnvloedt merkkeuze en merkattitude van de
geadverteerde merken
o Verklaring : merknaam ‘inwending’ uitspreken (‘subvocal
pronunciation’) DUS motorische interferenties verhinderen mere
exposure effect
Post-experience-model
= veronderstelt relaties tussen de huidige aankoop enerzijds, en eerdere
aankoop, eerdere reclame, eerdere promotie, huidige reclame en huidige
promotie anderzijds
Resultaten van onderzoek : huidige aanschaf wordt niet beïnvloed door
eerdere reclame en zelfs negatief door eerdere promoties (want promoties
maken consumenten merkwisselaars)
+ eerder koopgedrag voornaamste beïnvloedende factor
Perceptie-ervaring-geheugenmodel
= model dat het effect van marketingcommunicatie beschrijft op de eerdere en
de huidige perceptie, ervaring en herinnering
Routinematigresponsmodel
= voor groot aantal producten routinematig koopgedrag, komt heel vaak voor bv.
tandpasta, wasmiddel, toiletpapier
Geen/weinig cognitieve inspanning, beperkt aantal mogelijkheden overwogen
Gedrag uit verleden bepaalt huidig gedrag : men neemt een merk omdat ze
die altijd nemen
Daarom : merkbekendheid en -loyaliteit belangrijk!
HOOFDSTUK 4 : MARKETINGCOMMUNICATIEPLANNING
1. Inleiding
3. Marktsegmentatie
Segmentatie gebeurt op basis van bepaalde criteria
Gedragsmatig – objectief
- Gebruiksgelegenheid : welk tijdstip, welke plaats (bv. Minute Maid Hot &
Cold, als thee en als koude appelsap)
- Loyaliteit : merkwisselaars worden beïnvloed door incentives, merkloyale
klanten blijven door loyaliteitsacties en reclame om TOMA te behouden
- Gebruikersstatus : niet-gebruiker, ex-gebruiker, potentiële gebruiker,
regelmatige gebruiker, eerste gebruiker
- Mate van gebruik : veelgebruikers voor grootste deel van verkoop
verantwoordelijk, lichte gebruikers opnieuw via incentives of aanbiedingen
Gedragsmatig – subjectief
- Gezocht voordeel : door consument gewenste voordeel, mogelijk door alle
toepasbare voordelen op een bepaalde productcategorie te onderzoeken
- Koopbereidheid : bewust, onbewust of geïnteresseerd in het merk
5. Doelgroepbepaling of targeting
Strategieën voor doelgroepbepaling
= zodra bedrijf profielen heeft opgesteld van segmenten, moet men beslissen op
welke segmenten men zich zal richten : moeten winstgevend zijn + concurrentie mag
niet te sterk zijn
Markdifferentiatie : voor verschillende segmenten verschillende strategieën
toepassen <-> ongedifferentieerde marketing
Verschillende strategieën
- Concentratie op 1 segment : één product voor één markt, nadeel is dat men
afhankelijk is van dat ene segment en kwetsbaar voor concurrentie
- Selectieve specialisatie : uitkiezen van enkele, aantrekkelijke segmenten
- Productspecialisatie : één product voor meerdere markten
- Marktspecialisatie : meerdere producten voor één markt
- Volledige bestrijking van de markt : alle gewenste producten voor alle
consumentengroepen
Categoriebehoeften ontwikkelen
= de aanwezigheid van koopmotieven en de perceptie van de productcategorie
als middel om deze motieven te verwezenlijken
Voor meeste producten is categoriebehoefte duidelijk, maar noodzakelijk bij :
o Nieuwe producten
o Nieuwe gebruikers
o Niet-gebruikers
Voor gebruikers = nieuwe voordelen benadrukken
Soms herpositionering nodig om andere gebruiksmomenten of toepassingen
te introduceren
Merkkennis
= merkbegrip, kennis van consument van de belangrijkste eigenschappen,
voordelen en kenmerken van een merk
Merkattitude
= waargenomen waarde van een merk, merkassociaties
- Sterker bij grotere differentiatie met ander merk
- Geen permanent attitude, want die verandert vaak ten gevolge van acties
van concurrenten en dynamiek in de markt
- Attitude moet stapsgewijs opgebouwd worden
Koopintentie
= intentie om een merk of product aan te schaffen of om andere aan aanschaf
gerelateerde acties te ondernemen
Aandacht besteden aan dit element afhankelijk van betrokkenheid
- hoog: noodzakelijke tussenstap voor attitude en effectieve aanschaf
= genereren koopintentie en proefgebruik via reclame en verkooppromotie
- laag: koopintentie niet benadrukken = belang van aankoop te faciliteren &
categoriebehoefte aan te duiden
Aankoopondersteuning
= consument geruststellen dat er geen obstakels (o.a., gelinkt aan prijs, product,
plaats) zijn voor de aanschaf van een product of merk
Aanschaf
= realiseren van het product, belangrijkste marketingdoelstelling
op korte termijn via verkooppromoties
zeer geschikt om verkoop te evalueren/meten : directresponse-reclame = elke
reclame waarin de aangeboden goederen of diensten rechtstreeks van de
aanbieder door middel van schriftelijke, elektronische of telefonische reactie
verkregen kunnen worden
Tevredenheid
= wanneer product voldoet aan de verwachtingen en die overschreden worden
Minder geld nodig om klant tevreden te houden dan nieuwe klant te werven
Beter geen te hoge verwachtingen, want die vallen moeilijk te overschrijden
Ontevreden klanten : kiezen volgende keer voor ander merk + zullen klagen bij
familie + vrienden, dus klantenmanagement belangrijk (bv. beoordeling vragen)
Merkloyaliteit
= mentale betrokkenheid van consument bij het merk of de relatie tussen
consument en merk, zes types (HT 2)
≠ herhalingsaanschaf : resultaat van routine of gewoonte, men koopt hetzelfde
merk zonder dat men er een speciale relatie mee heeft uiteindelijk kan dit wel
leiden tot positieve attitude en zo tot merkloyaliteit
Loyale klanten denken er niet aan om een ander merk te kopen (ondanks
promotie of fouten door merk) + doen er alles aan om dit merk te promoten
10. Budgetteringsmethoden
Aantal methoden zijn eenvoudig, maar heel ineffectief (2 + 3 + 4)
Ook efficiënter methoden, maar meteen ook complexer om toe te passen
Marginale analyse
= middelen investeren zolang deze door een
minstens even groot extra rendement
worden gecompenseerd
- Winst = verschil tussen brutomarge en
communicatie-uitgaven investeren
mag zolang de afstand tussen de twee
lijnen groot genoeg is (optimale punt op
de figuur te zien)
- Valkuil : zelden in praktijk toegepast,
want moeilijk om omzetrespons in te
schatten
Inertie
= jaar na jaar hetzelfde budget inzetten waarbij de markt, acties van
concurrenten en consumentengedrag worden genegeerd
Willekeurige toekenning
= wat de algemeen manager of managing director (= CEO) beslist, wordt
geïmplementeerd
zeer subjectief, vooral bij kleine bedrijven waarbij persoonlijke voorkeur en
contacten van de algemeen manager belangrijker zijn dan wat omgeving doet
De sluitpostmethode
= middelen die na alle inputkosten (personeel, operationele kosten en financiële
kosten) overblijven, worden in communicatie geïnvesteerd (vnl. bij KMO’s)
communicatie wordt gezien als kost en investering, geen marketing-
doelstellingen voorop gesteld
De omzetpercentagemethode
= budget is een percentage van de huidige/verwachte omzet (0,5% - 10%)
zeer vaak gebruikte methode, maar kent enkele nadelen :
- Bij lage omzet is vaak communicatie nodig om tij te keren
- Bij hoge omzet kan het leiden tot overinvestering in communicatie
- Gaat ervan uit dat andere P’s slechts kleine impact hebben op omzet
- Bij percentage van vorig jaar, wordt de huidige situatie gelijkgesteld aan het
verleden en kan er geen vooruitgang komen in het bedrijf
De pariteitenmethode
= concurrentie volgen en budget gelijkstellen, vertrouwen op marktwerking want
dat zal leiden tot optimaal budget voornamelijk voor FMCG (= fast-moving
consumer goods, dagelijkse consumentenartikelen)
- Nadelen
o Promotie-variabelen enige variabele met invloed op omzet?
o Promotiebudget van concurrent effectief en efficiënt opgesteld?
o Cijfers uit verleden betrouwbaar? concurrenten kunnen voor komend
jaar volledig ander budget samenstellen
o Niet zeker of middelen, methoden en doelstellingen van concurrent ook
voor eigen bedrijf gelden
- Methode : kijken naar de verhouding share-of-voice (SOV) t.o.v. share-of-
market (SOM)
o SOV = verhouding tussen eigen communicatie-investeringen en de
communicatie-investeringen van alle andere spelers in de markt
o SOM = marktaandeel
- Invloed van SOV op SOM
o Reclame-uitgaven hebben enkel invloed op SOM wanneer gedurende
lange tijd wisselende reclame-intensiteit wordt toegepast
o Hangt sterk af van hoe concurrenten reageren op wijzigingen in
communicatie-investeringen
- Jones’ onderscheid in merken
o Winstmakende merken: SOM > SOV
Minder communicatie/ reclame nodig, ‘premium pricing’,
schaalvoordelen, ‘penetration supercharge’ (=populaire
merken worden vaker en meer door zelfde consumenten
aangeschaft)
Onderinvesteringsdrempel (SOM –SOV) op 5%? te weinig
investering in communicatie zal ook effect hebben op omzet
Marktleiders vs. nichespelers : moeten beide minder
investeren in communicatie, nichespelers omdat ze slechts op
kleine doelgroep moeten mikken en marktleiders omdat ze al
groot marktaandeel hebben
o Investeringsmerken: SOM < SOV volgers
De taakstellende methode
= vertrekt vanuit de communicatiedoelstellingen, één van de beste methoden
- Vereist veel strategische planning en investeringsanalyses, dus complex
- Budgetten elk jaar beoordeeld feedback zorgt voor betere beslissingen
inschatten van invloed die diverse communicatieactiviteiten op winst
hebben, blijft wel lastig
13. Communicatiestrategieën
= wat en hoe moet er worden gecommuniceerd?
Positioneringsstrategieën
- Zes belangrijke vragen
o Welke positie bekleden we nu?
o Welke positie willen we innemen?
o Is het Welke concurrenten zullen we hebben op die positie?
o marketingbudget groot genoeg?
o Focus op 1 consistente positionering?
o Past de creatieve aanpak bij de positionering?
- Visualisatie : mapping = op basis van twee dimensies kijken wat jouw positie
is/ kan zijn in een bepaalde categorie (voorbeeld pg. 148)
- Mogelijke positioneringsstrategieën
o Productkenmerken – en voordelen : unieke verkooppropositie
o Prijs/kwaliteit : dezelfde of betere kwaliteit dan concurrent, met
lagere prijs
o Gebruik of toepassing : wat zijn de specifieke toepassingen (bv.
ontbijtgranen die ook als snack gebruikt kunnen worden)
o Productklasse : bv. trein nemen is beter dan vliegtuig nemen
o Productgebruikers : product sterken aan groep van gebruikers
(bv. Aquarius richt zich op sporters)
o Concurrentie : vergelijkende reclames inzetten (bv. Avis : zijn nummer
twee en geven dat toe, slogan is ‘we try harder’)
o Culturele symbolen : gebruik van merkpersoonlijkheid en -karakters
- USP = unique selling propositions
Op één focussen hoeft niet, maar kunnen ook meerdere zijn
Let op! Goed overwegen, want je bedrijf kan niet in alles de beste zijn +
komt met zoveel claims onbetrouwbaar over
Voorwaarden : betaalbaar, in lijn met eigen waarden en de doelgroep,
moeilijk te kopiëren, gemakkelijk te communiceren
- Positioneringsfouten
o Onderpositionering = niet in slagen het verschil met concurrent over
te brengen
o Overpositionering = te grote nadruk op één enkel voordeel
o Verwarrende positionering = niet duidelijk waar je als merk op in zet
Creatieve strategie
= kernboodschap vertalen naar een creatief idee en concept (HT 5)
- Opzet : creatieve briefing = door de adverteerder geleverd document voor
het reclamebureau, bevat uitgebreide informatie (over boodschap, maar ook
over bedrijf, markt…) om mee aan de slag te kunnen
HOOFDSTUK 5 : RECLAME
1. Inleiding
- Eén van de oudste, meest zichtbare en belangrijkste instrumenten van de
marketingcommunicatiemix
- Veel onderzoek naar effectiviteit : ondanks twijfel over effectiviteit, blijven
de uitgaven voor reclame hoog (en blijft stijgen)
- Belangrijkste stap bij reclamecampagne : vertalen van boodschapstrategie in
een creatief platform en tactische aanpak daarom belangrijk vormen en
inhoudstechnieken van reclame te bekijken
2. Reclamevormen
Wat is reclame?
- Reclame = betaalde, onpersoonlijke communicatie via diverse media door
een bedrijf, non-profitorganisatie of persoon die bij naam wordt genoemd
in de volksmond veel ruimer gebruikt
- Doel : mensen overtuigen en informeren over dienst, product of idee
- Vorm van massacommunicatie
3. Creatief concept
Hoe ga je te werk?
Zie HT 4 voor verloop : positionering - boodschap – creatief concept
Onderzoeksinzicht : afstemmen van boodschap op de doelgroep
Creativiteit in reclame
- Belangrijk bij vertalen van USP naar een inhoudelijke strategie
- Cannes Lions : prijsuitreiking voor meest creatieve campagne wat is
creativiteit/ goed creatief idee?
Reclameappeals
- Rationele appeals = aanspreekstrategie met kenmerken, praktische details,
en controleerbare en feitelijke elementen als beoordelingscriteria
- Emotionele appeals = aanspreekstrategie die affectieve respons moet
uitlokken en bepaalde beeldvorming moet overbrengen
- Endorsers : aanbevelingen, van bv. experts, beroemdheden
4. Rationele appeals
Informatieve elementen
o Gemiddeld twee per reclame
o Meest voorkomend : prestaties, beschikbaarheid, prijs, onderdelen,
kwaliteit en speciale aanbieding
5. Emotionele appeals
= bepaalde gevoelens opwekken bij de consument, vooral non-verbale elementen
Humor
- Ongeveer 35% van alle tijdschrift- en buitenreclame bevat humor
- Consumenten appreciëren humor, maar moeilijk om in te bedden in
internationale campagnes : appreciatie is anders door cultuurverschillen
- Reclame-effecten van humor
o Eenduidige conclusie : humor trekt aandacht
o Positieve gemoedstoestand, minder tegenargumenten
o Positieve attitude t.o.v. de advertentie (kleiner effect op merkattitude
& koopintentie, want advertentie overschaduwt vaak het merk)
o Snellere wear-out, worden vlugger oninteressant
- Modererende variabelen voor effectiviteit van humor : producttype,
humorvorm, eerdere merkbeoordelingen, relatie humor/product, bestaande
of nieuwe producten
- Verschillende vormen
o Cognitieve : onverwacht of incongruent element integreren
o Sentimentele : schattige grappigheid, bv. dieren of kinderen
o Ook seksueel getinte humor, satire
Erotiek
= gedeeltelijke of volledige naaktheid, fysiek contact tussen twee volwassenen,
sexy geklede mensen, verleidelijke gelaatsuitdrukkingen, suggestieve tekst of
seksueel beladen muziek
Men gaat er steeds verder in, in jaren 70 nog ongezien om zoiets te doen
- Reclame-effecten : vergelijkbaar met humor = trekt aandacht + kleiner effect
op merkattitude en herinnering door overschaduwing van merk
- Doelgroep : mannen (alhoewel moeite wordt gedaan voor vrouwen door
mannelijke figuren te gebruiken), mensen met lage betrokkenheid
- Werkt beter
o Voor functionele producten ipv hedonische
o Bij erotische link met product
o Wanneer de erotiek niet té intens is, anders negatieve reactie
Warmte
= zachte, positieve gevoelens zoals vriendschap, empathie, liefde, affectie
- Reclame-effecten
o Positievere affectieve respons en minder negatieve gevoelens (zoals
irritatie)
o Positievere attitude ten opzichte van de reclame en het merk
o Betere koopintentie
- Doelgroep : vrouwen, emotionele mensen, personen met veel cognitieve
empathie
Angst
= wijst consumenten op bepaald risico of dreiging risico kunnen ze
verminderen door het geadverteerde product te kopen of iets te doen
- Fysiek : lichamelijke schade (bv. pijnstillers, tandpasta)
- Sociaal : sociale sluiting (bv. Axe)
- Tijd : verlies van tijd, terwijl activiteit veel sneller kan gaan (bv. Dreft)
- Productprestaties : concurrerende merken werken niet zo goed
- Financieel : verlies van geld (bv. verzekeringen)
- Gemiste kansen : bepaalde kansen mislopen door niet op tijd actie te
ondernemen (bv. kort lopende actie)
Vaak gebruikt in sociale marketing, minder in commerciële marketing (want
daarbij perifere verwerking, maar diepgaande nodig) MAAR! niet te veel angst
of ernst opwekken, want dan zullen mensen die reclame vermijden om zich te
beschermen (zie omgekeerde curve)
Protection motivation theory = angst appeal is effectief met vermelding van
o Ernst van dreiging
o Waarschijnlijkheid van voorkomen
o Self-Efficacy : mate waarin je zelf in staat bent het product aan te
kopen (bv. ben je in staat brandverzekering te nemen?)
o Response-Efficacy : hoe effectief het product is in het vermijden van
het risico
Shocktactieken
= vergelijkbaar met angst appeal, wekt angst en afkeer bij consumenten op maar
veel extremer onverwachte overrompeling, zoals breken met wetten of
sociale/morele codes
Nadeel : kan negatieve reacties teweeg brengen
Voordeel : aandacht wordt vastgehouden van consument, zorgen voor mond-
tot-mond reclame en mediapubliciteit
Muziek
- Trekt aandacht, creëert sfeer, roept gevoelens op (als perifere cue)
- Intensief gebruik bij tv- en radiocommercials
- Reclame-effecten : soms positief, soms negatief
o Aandacht trekken afleiding, minder onthouden van de info
o Moet congruent zijn met de boodschap incongruentie = afleiding
Endorsers
Zowel direct (argumentatie, bv. uitleg van tandarts) als indirect (associatie, bv.
afgebeeld naast product)
- Soorten endorsement
o Experts of deskundigen
o Beroemdheden (bv. acteurs, atleten, voetballers)
o Merkkarakters
o Cartoonfiguren
o Influencers = populaire social media gebruikers, opinieleiders,
expertise in bepaald domein : worden gecontacteerd door merken om
bepaalde producten te promoten gratis toesturen, betalen
o Friend endorsements = vrienden worden ingezet als endorser, vaak
zonder dat men ervan op de hoogte is, vooral online
- Reclame-effecten
o Kunnen aandacht trekken, hebben directe impact op attitude (zowel
merk- als reclame)
o Verklaringen adhv theoretische modellen
Source credibility : betrouwbaar = eerlijk en geloofwaardig,
door proces van internalisatie
Source attractiveness : mate waarin beroemdheid bekend is,
fysiek aantrekkelijk is, de doelgroep aanspreekt, door proces
van identificatie
Product match-up hypothesis : mate waarin imago, levensstijl,
persoonlijkheid enz. passen bij het product of congruentie
ook incongruentie werkt, wanneer consumenten een
verklaring hiervoor kunnen geven
- Problemen
o Vampire effect : beroemdheid trekt alle aandacht
o Overexposure : beroemdheden aan veel producten of merken gelinkt
6. Nieuwe reclameformats
Traditionele formats : staat onder druk, bv. bij televisie wordt mediagebruik
verstoord en leidt tot irritatie
Mensen kritisch ten opzichte van reclame, nieuwe formats zijn vaak hybride
of verborgen, MAAR! roept ethische vragen op, ethische reclame moet
herkend worden door consumenten als het ‘opzettelijk overtuigen van’
Merkplaatsing
= product placement, betaalde opname van merken en producten in redactionele
inhoud
Heel oud en effectief, oorspronkelijke soaps dienden in jaren 30 al als
reclamedrager voor wasmiddelen
Ambient advertising
= guerrillamarketing of straatreclame : reclame met wow-factor, op plaatsen
waar mensen het niet verwachten (bv. flashmobs)
Native advertising
= online advertenties die de uitstraling overnemen van de website waarop ze
verschijnen traditioneel ook al bestaande
- Advertorials : printadvertenties
- Informercials : tv-reclames
Contentmarketing en storytelling
= relevante inhoud aanleveren bij je groepen
bv. sponsored magazines : tijdschriften die worden gemaakt door marketeers om
context voor hun merk te creëren en promoten (zoals Lego magazine)
Story telling = speciale vorm van contentmarketing, in vorm van verhalen
Stealth advertising
= heimelijke reclame, niet duidelijk gelabeld als reclame
bv. mensen die op openbare plaatsen (café, in de straat) een merk of product
promoten tegen betaling
Buzzmarketing
= marketingcampagnes die heel veel reacties opwekken bij reclames, zorgen voor
mond-tot-mond reclames
Viral marketing = gebruik makend van sociale netwerken op internet om
commerciële boodschappen te verspreiden (en geen mediaruimte nodig)
Andere reclamestijlen
- Zonder woorden, visuals zeggen alles
- Combinatie van realiteit en fictie
- Vergelijking (voor/na, met ander object of dier)
- Herhaling en opstapeling, veelvuldig product tonen
- Overdrijving : voordelen van product in overdreven mate weergeven
- Omkeren : verdraaiing van realiteit (bv. meer ketchup dan frieten)
- Informatie beperken : suggesties doen (bv. letters weglaten)
- Paradox : uitgaan van tegenstelling (bv. reclame voor scherpe messen door
een onscherpe advertentie)
- Perspectief veranderen (bv. broodroosters in de rij voor brood)
- Spoof en parodie : mensen beetnemen, parodie maken op bestaand verhaal
- Symbolen en tekens (bv. reclame met streepjescode, aantonen van fijnheid)
- Absurd, surrealistisch, vreemd
- Letterlijk nemen : iets letterlijk visualiseren
- Alternatief gebruik voorstellen
- Met woorden en letters spelen
- Anders framen : product op andere manier weergeven (bv. condoom als
reddingsboei)
Communicatiecontext
- Lagecontextculturen = veel nadruk leggen op woorden
- Hogecontextculturen = woorden slechts deel van boodschap, andere deel
door lichaamstaal en context gevormd
Online adverteren
= commerciële boodschappen plaatsen op bepaalde plekken van websites van
andere bedrijven
Enorme groei voor mobiele reclame, videoreclame en sociale media
- Vormen
o Banners : afbeeldingen die worden gebruikt als advertentie
verschillende vormen, te bepalen of die statisch of dynamisch moet
zijn, verschillende formaten (bv. rechthoekig, skyscraper) door IAB
gestandaardiseerd zodat adverteerders maar ook media rekening
kunnen houden met de grootte
o Pop-ups : banners die in een apart venster wordt worden
weergegeven, voor het venster van de website (<-> pop-unders :
achter het venster)
o Interstitials : advertenties die worden weergegeven wanneer er een
nieuwe webpagina wordt geladen
o Rich-media ad : webadvertentie die buiten tekst en afbeeldingen ook
audio en video bevat
- Zoekmachineadverteren (SEA) manieren :
o Pay-per-click/ Cost-per-click (kliks op advertenties) vs. Cost-per-mille
(views, per 1000 vertoningen een bepaalde kost)
o Programmatic advertising : webadvertenties die op basis van
zoekwoorden of context verschijnen, adverteerders met het hoogste
bod krijgt de advertentieruimte
- Affiliate marketing : drie partijen = adverteerder, affiliate en
netwerkorganisator affiliates plaatsen producten van de adverteerder op
hun website, zonder zelf eigenaar te worden van het product/de dienst +
verdienen hier ook geld aan
o Vergoedingsmodellen :
Commissie : voor iedere verkoop die rechtstreeks gevolg is van
doorklikverkeer
Pay-per-click, pay-per-lead, pay-per-sale
Overwinst : voor elke keer dat klant extra producten koopt of
service verlengt na initiële doorklik van affiliatiewebsite
o Voorbeelden : Cheaptickets, Zalando, Trivago (vergelijkingssites)
o Voordeel : groter bereik (van doelgroep en niet-doelgroep)
o Nadeel : adverteerder kunnen geen invloed uitoefenen op affiliaties
- Andere vormen van online reclame
o Advertorials of native advertenties = informatieve advertenties met
een redactionele inslag (dus zelfde lay-out, vorm, functie als website),
maar duidelijk waarneembare adverteerder
o Contentsponsoring = plaatsen van de boodschap van de adverteerder
op een plek die van de andere advertenties gescheiden is, bv. vaste en
exclusieve aanwezigheid
o Anchor deal = langdurige samenwerking, bv. Pepsi en Yahoo (pg. 219)
- Doelgroepsgericht online adverteren, op basis van
o Context/content targeting : content en context van website gebruikt
o Webserver/webbrowser : op basis van het profiel van de bezoeker
van de website, dus adhv IP-adres, browser, besturingssysteem…
o Registratiegegevens/klantgegevens : verkregen door registreren op
website, deelname aan prijsvragen, aankopen
o Clickstreamgegevens/gedragsgegevens = behavioral targeting :
gebaseerd op de content die de bezoeker bekijkt
o Collaborative filtering : op basis van vergelijking met profiel van
gebruikers met zelfde interesse
Advergames
= online, aan het merk gerelateerde spelletjes voor merkinteractie en -ervaring
Voordeel : langere blootstelling aan boodschap, interactief, sterkere
betrokkenheid
- Doelen
o Opbouwen van merk- of productbekendheid
o Verkrijgen van traffic : meer verkeer naar merkwebsite
o Conversie/verkopen
o Data verzamelen : database uitbouwen door het vragen naar naam en
adresgegevens voor het spelen van de game
o Scholing : voorlichting, toegankelijk maken van serieuze onderwerpen
= serious games (bv. Reclamewijs)
- Drie types
o Gesponsorde games = in-game advertising, merk betaalt voor
plaatsen van naam op een bestaande game
o Games speciaal gecreëerd voor het promoten van product of merk
o Een rond een bedrijf of productfunctie gecreëerde game
- Bij kinderen, worden heel vaak hieraan blootgesteld + is effectief
o Advergames leuker dan traditionele TV reclame
o Effect op voedselkeuze van kinderen
o Advergames zorgen voor meer zeurgedrag dan traditionele TV
reclame
Viral marketing
= een reeks technieken waarmee merkgebruikers, merkliefhebbers, spel-
deelnemers en pleitbezorgers in de doelgroep aangezet worden om het merk bij
vrienden en familie aan te raden, vorm van online WOM (= word-of-mouth)
- Hoe promoten? Via e-mail, ‘tell a friend’ knop, sociale media, beoordelings –
sites
- Voordelen
o Hoge geloofwaardigheid van de bron, 90% vertrouwt aanbevelingen
van mensen die ze kennen
o Groot bereik, steeds meer mensen online bereikbaar
o Goedkoper: adverteerder creëert de boodschap, consumenten
verspreiden het gratis
o Online meer impact (snel + globaal)
- Nadeel : geen controle als zender of het viraal gaat of niet
- Belangrijke eigenschap : sneeuwbaleffect – exponentiële groei
o Starten met goede uitzaaibasis
o Als iedereen de boodschap met iemand anders deelt lange
levensduur : 81% stuurt een aanbeveling naar iemand anders, 50%
naar 2-3 personen
o Vaker gedeeld: grappig, controversieel, betekenisvol, seks gerelateerd
- Specifieke vorm : buzz marketing = ‘buzz’ creëren onder mensen, je wilt dat
mensen over je merk/product gaan spreken
Online merkactivatie
- Online versie van prijsvragen en sweepstakes : merkbekendheid opbouwen,
loyale klanten belonen + enthousiasme opwekken bij mensen
o Prijsvragen: creativiteit nodig van consument, bv. creëren van LE
flesje voor Heineken succesfactoren zijn hoge speelwaarde en
geschikte incentive
o Sweepstakes : willekeurige loting
- E-coupons = online waardebonnen, makkelijk om doelgroep te bereiken die
niet bereikbaar is met gewone waardebonnen
E-mailmarketing
- Waarom? Steeds meer mensen gebruiken e-mail, ook jongeren verkiezen dit
nog steeds boven sociale media
- Verschillende manieren
o Rechtstreekse e-mails: voor inkomende en uitgaande activiteiten,
bv. consumenten aanbiedingen sturen, tot actie aanzetten
o E-mails om klanten te behouden: bv. nieuwsbrieven, reminders
o Advertenties in e-mails van derden: adverteerders kiezen mails en
nieuwsbrieven van derden uit en komen hierin advertentieruimte
- Voordelen:
o Hogere respons
o Lagere kosten
o Snelheid (van internet)
o Makkelijk af te stemmen op groepen of individuen
- Privacy : permissiemarketing = e-mail mag pas verzonden worden na
toestemming van de consument
o Opt-in = instemming om commerciële e-mailberichten te krijgen over
interessante onderwerpen vaak aan te duiden op websites door
vakje aan te klikken, dubbele opt-in vraagt ook e-mail te accorderen
o Opt-out = de gelegenheid moet altijd bestaan om zich uit schrijven
5. Mobiele marketing
= wireless advertising: alle activiteiten gericht op het communiceren met klanten
door middel van mobiele apparatuur ter promotie van producten en diensten of het
doen van aanbiedingen
Vaak gericht op jonge consumenten, hebben innige relatie met telefoon :
jongeren praten graag terug, verwachten dat merk naar hen luistert en
hebben hekel aan reclame die ongewenst of irrelevant is
Mobiele reclame zal uitgaven van TV overtreffen
Smartphone : cruciaal keerpunt voor deze industrie, consumenten kunnen vanaf
dan op elk moment en overal bereikt worden
- Ook 4G-netwerk, de belangrijkste oorzaak van de groei van mobiele data
- Apps = softwareapplicaties, gewoonlijk ontworpen om op smartphones en
tablets te draaien
Twee categorieën:
- Push-reclame = pro-actief boodschappen sturen naar gebruikers, is wel
toestemming voor nodig (dus geen nieuwe klanten te verwerven)
bv. waarschuwingen, sms-berichten :
o Direct, nog groter bereik dan e-mail (en is effectiever)
o Nog preciezer de doelgroep te benaderen, want elk toestel maar één
gebruiker
o Erg goedkope strategie
- Pull-reclame = reclameboodschappen die wordt getoond aan gebruikers als
ze zelf informatie opvragen, bv. bij gratis app, verschijnen van pop-up
MMA: Global Code of Conduct = belangrijkste regulerende instellingen voor
mobiele sector, gedragscode bevat vijf categorieën
- Berichtgeving: informeer de gebruikers
- Keuze en toestemming (opt-in en opt-out)
- Maatwerk en beheersing
- Veiligheid
- Handhaving en aansprakelijkheid
6. De socialemediarevolutie
Opkomst
- Van Web 1.0 Web 2.0 = van statisch en weinig interactie naar een sociaal
platform waaraan gebruikers actief kunnen deelnemen
- Mogelijkheid tot user-generated content (UGC) = door de gebruiker
gegenereerde content zoals blogs, podcasts en wiki’s
- Sociale media volgens twee dimensies
o Zelfpresentatie/zelfonthulling = mate waarin iemand informatie
geeft over zichzelf
o Sociale aanwezigheid/mediarijkdom = mate van sociale deelname
Collaboratieve projecten
= project waaraan vele deelnemers tegelijk werken zonder afhankelijk te zijn van
één expert (bv. Wikipedia)
- “Wisdom of the crowd” : de gezamenlijke inspanningen van vele deelnemers
zorgen tot een betere uitkomst dan de situatie waarin een enkele expert zijn
eigen gang gaan
- Voor zeer veel consumenten een belangrijke informatiebron
Virtuele werelden
Hoogste mate van sociale aanwezigheid
Onderscheid
o Lage zelfrepresentatie: MMORPG = massively multiplayer online role-
playing game (bv. Word of Warcraft), zeer strenge regels
o Hoge zelfrepresentatie: virtuele sociale werelden (bv. Second Life)
7. Online relatiemarketing
= opbouwen van vertrouwen en uitbouwen van een relatie enkele tips:
- Kwaliteitscontent bieden
- Eerlijk & gepassioneerd
- Selecteer sociale media zorgvuldig
- Aanbiedingen, call to action, interactie nodig
- IMC, zowel offline als online instrumenten implementeren + consistente
positionering en stijl
- Toegankelijk
- Stimuleer eWOM = online mond-tot-mond reclame
- Database is de basis
- Personalisatie!
o Bijna 50% van consumenten spendeert meer aan ervaring als die
gepersonaliseerd is, 74% is gefrustreerd als ze content zien die
irrelevant is, 90% van marketeers gelooft dat personalisatie de
toekomst is
o Manieren
Behavioral targeting = surfgedrag en voorkeuren van
bezoekers wordt verzameld door middel van ‘cookies’,
daarvoor moet je deze wel accepteren
Personal targeting = organisaties kunnen berichten
afstemmen op persoonlijkheidskenmerken (aan de hand van
digitale voetafdruk met likes, tweets…)
o Privacy Paradox: kloof tussen attitudes en gedrag ondanks
bezorgdheid over privacy geven mensen toch data vrij, waarom?
Review van academische literatuur (N = 32), totaal van 35
theorieën die de paradox kunnen verklaren
Rationele theorie, mens is rationeel wezen : Privacy Calculus
Theory
a) Rationele afweging verwachte kosten en voordelen
b) Wanneer voordelen > kosten: data disclosure uit vrije
wil data delen
Irrationele theorie: consument is niet altijd in staat rationeel
te redeneren
a) Voordelen wegen door (kosten worden niet overwogen)
b) Baseren zich op heuristieken
Waarom denkt men vaak niet rationeel?
Theory of Incomplete Information: consument vaak
niet bewust van hoe data wordt verzameld en
waarvoor het wordt gebruikt
Construal Level Theory: morele bedenkingen zullen
vaker impact hebben op toekomstig dan nabij gedrag
(eerder gestuurd worden door directe prikkels)
o MAAR! Ook negatieve ervaringen met personalisatie, heeft invloed op
merkperceptie (bv. Forever 21 had dieetrepen verstuurd met kledij,
waardoor plus size maten zich beledigd konden voelen)
o Recente trends
Artificial intelligence
Voice marketing: geluid van een ad is even belangrijk als het
visuele aspect, consument centraal (bv. Bacardi bootste het
geluid na van maken van een cocktail)
HOOFDSTUK 7 : MEDIAPLANNING
1. Inleiding
Media = verschillende kanalen waarmee de boodschap kan worden verzonden
Mediaplanning = opstellen van een geschikt mediaplan
Mediaplan = document waarin beschreven is welke media wanneer moeten
worden ingezet, tegen welke kosten en met welke doelen
2. Het mediaplanningsproces
= vijf stappen
Communicatieomgeving beoordelen : vergelijkbaar
met omgevingsanalyse, communicatieomgeving
analyseren = regels, juridische aspecten, maar ook
beoordelen van de communicatieactiviteiten van de
concurrenten
- Categorie-uitgaven : reclame-uitgaven in een
productcategorie
- SOV = share-of-voice : reclame-uitgaven van het
merk / totale categorie-uitgaven ook SOM en
de verhouding tussen de twee
- Mediamix : verdeling van reclame-uitgaven over
verschillende media
Doelpubliek beschrijven
= ruim aan bod in HT 4 centraal bij mediaplanning = mediaconsumptie van het
doelpubliek
Mediadoelstellingen formuleren (puntje 3)
De mediamix samenstellen (puntje 4)
Mediaruimte inkopen (niet uitgebreid)
Frequentie
= aantal keer dat een consument binnen de doelgroep binnen een bepaald
tijdsbestek gemiddeld aan de boodschap van de adverteerder werd blootgesteld
geschat op basis van aantal keer aan blootstelling van mediakanaal, niet
specifiek aan de boodschap zelf
- Tweefactorenmodel = relatie tussen de frequentie en de effectiviteit van de
boodschap, in omgekeerde u-vorm :
o Wear-in = respons wordt positiever na enkele herhalingen
o Wear-out = op bepaald moment leidt te veel herhalingen tot
negatieve respons, verveling of irritatie te vermijden door kleine
aanpassingen te doen in reclame, zodat consument niet steeds
dezelfde boodschap ziet
- Optimale vertoningsfrequentie
o Voordelen van hoge vertoningsfrequentie
Hogere merkherinnering
Positieve invloed op attitude en vertrouwen van de consument
in eigen attitude
Hogere geloofwaardigheid van de reclame
Hogere top-of-mind bekendheid
Hogere perceptie van kwaliteit van het merk
o Effectieve (of motiverende) frequentie = minimale aantal
blootstellingen dat nodig wordt geacht om de gemiddelde consument
in de doelgroep te motiveren een reclamedoelstelling te vervullen
veel onenigheid over aantal blootstellingen : hangt af van
situationele variabelen, bekendheid van merk, mediaruis…
o Onderzoeksinzicht : impact van frequentie van banner ads op CTR
(= click through rate)
Opzet : dataset van 5,8 miljard impressies, die 1,8 miljoen
klikken hebben gegenereerd impact van frequentie en
recency (= interval tussen zien van de advertenties)
Resultaten : hogere frequentie + ad recency zorgt voor minder
CTR vooral bij minder diverse campagnes en grote
adverteerders (die meer spenderen aan reclame)
o -coëfficiëntanalyse (van Morgensztern) = effectiviteit van de
boodschap adhv relatie tussen het aantal blootstellingen en het
percentage van de consumenten in de doelgroep dat zich de
boodschap kan herinneren
percentages van herinnering nemen af, sterkere afname naar
gelang het aantal blootstellingen (= afnemende meeropbrengsten)
Coëfficiënt is afhankelijk van het specifieke medium : hoogst
bij bioscoop, laagst bij outdoor reclame
Bereik en weging
- Totale bereik = aantal mensen dat wordt blootgesteld aan de
reclameboodschap binnen een bepaald tijdsbestek (medium)
- Bruikbare bereik (of bereik, dekking) = aantal leden van de doelgroep dat
reclame te zien krijgt (medium) voor adverteerder het belangrijkst, maar
opnieuw schatting door aantal blootstellingen aan het medium, niet aan de
boodschap
- Brutobereik = het totale aantal mensen binnen de doelgroep dat door elk
medium afzonderlijk werd bereikt, ongeacht het aantal keren dat een
persoon wordt bereikt (medium X + medium Y = 2)
- Nettobereik = het totale aantal mensen dat ten minste één keer wordt
bereikt (medium X + medium Y = 1)
o Opportunity to see : de kans die de gemiddelde consument uit de
doelgroep loopt om aan reclameboodschap te worden blootgesteld
= brutobereik / nettobereik
= aantal GRP’s / bereik als percentage
o GRP (=gross rating points) : bereik als percentage X frequentie voor
gebruikte mediakanalen 1 GRP = 1 % kijkdichtheid van doelgroep
(bv. reclame met 200 GRP : doelgroep twee keer bereikt)
= nettobereik (als percentage van de doelgroep) X OTS
- Effectieve bereik = aantal consumenten uit de doelgroep dat aan de
reclameboodschap wordt blootgesteld bij een effectief frequentieniveau
Continuïteit
= drie mogelijke schema’s
- Continu schema : gedurende de hele campagne wordt een vast bedrag
geïnvesteerd
- Pulsschema : gedurende de hele campagne worden investeringen gedaan,
maar er wordt in bepaalde perioden meer uitgegeven
- Discontinu schema : uitgaven zijn geconcentreerd in slechts enkele perioden
Twee plaatsschematechnieken
- Roadblocking : waarbij 2 commercials in hetzelfde programma worden
geplaatst om de kans op het behalen van effectieve frequentie te vergroten
- Double spotting : waarbij een commercial op hetzelfde tijdstip op
verschillende zenders wordt getoond om het bereik te vergroten
Kosten
- Uitdrukkingen
o CPM = kosten-per-duizend, van het bereiken van duizend
consumenten : kosten van medium / publiek van medium (x 1000)
o CPM-TM : kosten van het medium / bruikbare bereik (x 1000)
- Online afrekenmodellen : CPM betekent hier afrekening per duizend
vertoningen van advertentie, interessant voor aanbieders van advertentie-
ruimte voor adverteerders zijn eerder clicks en daaruit voortkomende
conversie van belang
o CPC : cost per click
o CPA : cost per action
o CPS : cost per sale
- Mediumselectiviteit = mate waarin het medium op de doelgroep is gericht
selectiviteitsindex: hoe goed de doelgroep is vertegenwoordigd in het
mediumbereik, in verhouding tot de volledige doelgroep
o <100: doelgroep is ondervertegenwoordigd
o =100: doelgroep is evenredig vertegenwoordigd
o >100: doelgroep is oververtegenwoordigd
4. Media selecteren
Media ≠ media-items
- Media = communicatiekanaal om boodschap te verspreiden (bv. televisie)
- Media-items = specifieke media (bv. Voice van Vlaanderen)
Criteria van de mediamix
= beoordeling van verschillende media adhv kwalitatieve, kwantitatieve en
technische criteria
- Kwantitatief : elementen van de mediadoelstellingen
- Kwalitatief : betrokkenheid, passief of actief medium, levensduur van de
boodschap, aanwezigheid van ruis…
- Technisch : productiekosten van boodschap + gemak waarmee mediaruimte
kan worden ingekocht
Niet alleen voor- en nadelen van media belangrijk, maar ook naar de media-
items en de relatie tussen beide (dus wanneer kijken ze televisie, naar welke
zenders, in welke omstandigheden)
Meer uitleg pg. 263-269
Digitaal : banner blindness (= mensen gaan bewust content vermijden die lijkt op
op advertenties) op Facebook?
- Onderzoeksopzet: eye-tracking studie bij 20 participanten
- Resultaten: van de 746 banner ads werden er slechts 140 gezien, dus
blindness effectief een ding + meer aandacht voor aanbevelingen van
vrienden dan voor banner ads (voor adverteerders dus belangrijk digitaal om
in te zetten op organische content zoals influencers, brand ambassadors)
- Mogelijke verklaring: mensen lezen in F-vorm = eerst kijken ze in twee
horizontale lijnen, daarna in een verticale lijn traditionele bannerads op
Facebook vallen buiten dit patroon
Bestedingen : bijna een kwart van globale online ad spending, blijft stijgen
sinds 2014
5. De mediacontext
Twee onderdelen bij context
- Context van de ontvanger: situationele omstandigheden waarin een persoon
aan reclame wordt blootgesteld
- Context van het medium: de kenmerken van de mediainhoud waarin de
reclame wordt geplaatst, zoals die door de kijker of lezer worden gezien
(bv. in welke krant wordt advertentie geplaatst, tussen welke andere
reclames wordt de reclame getoond op televisie)
HOOFDSTUK 8 : MERKACTIVATIE
1. Inleiding
Overvloed aan keuzes : heel gemakkelijk door het internet om verschillende
merken en producten met elkaar te vergelijken (door reviews, prijzen vergelijken)
+ hevige concurrentie in veel markten nood aan merkactivatie
Merkactivatie = merk activeren bij de doelgroep : consumenten overbrengen van
een passieve naar actieve toestand, interactie creëren met de doelgroep om zo
een verandering te weeg te brengen
Uiteindelijke doel = aankoopproces stimuleren + merkloyaliteit verzekeren
Drie belangrijke instrumenten
- Verkooppromotie
- Point-of-purchasecommunicatie
- Merkervaringen
2. Verkooppromotie
Wat is verkooppromotie?
- Doel: omzet op korte termijn verhogen, men richt zich op zowel bestaande (=
blijvende aanschaf) als nieuwe klanten (= uitproberen)
- Kenmerken:
o Beperkt in duur en locatie (bv. voor één of twee weken)
o Meer waar voor je geld bieden (bv. 2 +1 voor hetzelfde geld)
o Directe gedragsmatige respons uitlokken, meteen kopen van product
- Verklaring : operante conditionering = leerproces waarbij een associatie
wordt gelegd tussen gedrag en het gevolg van dat gedrag; dis gedrag dat
wordt beloond, bekrachtigd toekomstig gedrag beloning moet
aantrekkelijk genoeg zijn en verschillen met de normale situatie, moet de ‘net
waarneembare verschildrempel’ overschrijden
3. Consumentenpromoties
Monetaire incentives
= geldelijke beloning om te stimuleren een actie te ondernemen
- Korting op het schap = directe korting bij aanschaf of aankoop van product
o Voordelen :
Voor consument : korting is direct en onvoorwaardelijk
Voor producent : snel te organiseren, extra omzet
o Nadelen :
Schade aan product en winkelimago
Kan verwachting scheppen bij consument als er te veel
kortingen zijn, waardoor men niet meer bereid is het product
te kopen aan een normale prijs
Korting duur voor zowel producent als retailer
- Waardebonnen = bonnen die een bepaalde monetaire waarde
vertegenwoordigen, in te ruilen om korting te krijgen op een product
aantal bonnen dat effectief gebruikt wordt = inwisselpercentage
o Voordelen :
Stimuleren van proefgebruik
Voor consument : korting is direct
Voor producent : leidt tot extra verkoop
o Nadelen :
Inwisselpercentage lastig te voorspellen
Kan gewoon loyale klanten subsidiëren ipv nieuw proefgebruik
te stimuleren (alhoewel dat ‘hamsteren’ ook voordeel kan zijn)
Voor retailer : meer werk aan kassa
- Geldteruggavepromotie = gedeelte van de aanschafprijs wordt teruggestort
nadat een bewijs van aanschaf werd opgestuurd, vaak hogere bedragen
o Voordelen :
Voor producent : snelle organisatie, mensen kunnen dit
vergeten, mogelijkheid tot opstellen van klantendatabase
Voor retailer : geen extra werk aan de kassa
o Nadelen :
Voor consument : meer werk om korting te verkrijgen, moet
eerst volledig bedrag betalen
Opnieuw risico dat men enkel loyale klanten bereikt
Ontstaan van misverstanden
- Klantenkaarten = krijgen van korting op producten of diensten wanneer je
gedurende bepaalde periode voldoende ervan aangeschaft hebt
o Voordelen :
Verhogen van loyaliteit
Consument niet geconditioneerd om lagere prijs te
verwachten
Voor retailer : aanleggen van klantenbestand
o Nadelen :
Duurt lang voor ontstaan van korting
Meeste consumenten hebben portefeuille vol kaarten,
moeilijk terug te vinden (maar tegenwoordig ook apps)
Productpromoties
= consumenten krijgen gratis productexemplaren als incentive
- Proefmonsters = kleine hoeveelheden van product gratis of voor een gering
bedrag verspreiden
o Voordelen : Stimuleren van proefgebruik
o Nadelen : dure onderneming en logistiek lastig voor producenten
- Extra volume of meerder producten voor de prijs van één = zowel monetair
als productpromotie, extra hoeveelheid aangeboden voor dezelfde prijs
o Voordelen :
Reguliere gebruikers kunnen voorraad aanvullen en worden
beloond door extra hoeveelheid aan te kopen
Voor producent : eenvoudige organisatie
Onvoorwaardelijk voordeel
Voor retailer : geen extra kosten en werk
o Nadelen :
Voor retailer : logistieke problemen = gebrek aan schapruimte,
niet wegkrijgen van oude voorraad zonder promotie
Voor producent : mogelijks duur door extra hoeveelheid
Na de voorraadaanvulling daalt de omzet, want consumenten
hebben het product minder snel nodig
- Postattenties = men krijgt gratis attentie opgestuurd in ruil voor een bewijs
van productaanschaf (zelfde als geldteruggave, maar in vorm van attentie)
o Voordelen :
Loyale klanten worden beloond
Voor producenten : kunnen klantendatabase aanleggen
o Nadelen :
Voor consument : meer werk om korting te verkrijgen
Retailer heeft niets aan dit soort promoties
- Premiums = kleine cadeaus die worden meegeleverd bij het product : in-,
near- of on-pack, soms is de verpakking zelf de premium
o Voordelen :
Loyale klanten belonen, die ook meteen het voordeel zien
Stimuleren van proefgebruik, herhalingsaanschaf
Voor retailer : genereert extra klanten en omzet
o Nadelen :
Alleen loyale klanten kunnen worden aangesproken, waardoor
hamsteren of proefgebruik niet wordt aangemoedigd
Voor retailers : in de gaten houden dat premiums niet worden
afgescheurd, kunnen met oude voorraden blijven zitten
- Zelfliquiderende premiums = cadeautjes die men krijgt in ruil voor een aantal
bewijzen van aankoop, al dan niet in combinatie met bijbetaling
(bv. spaaracties bij winkels waarbij je kan sparen voor servies, handdoeken)
o Voordelen :
Stimuleren van herhalingsaanschaf, loyaliteit
Voor consumenten : verkrijgen van kwalitatieve producten
tegen lage prijzen
Voor producent en retailer : campagne trekt de aandacht
o Nadelen :
Voor consument : heel wat moeite nodig
4. Handelspromotie
= promoties van de fabrikant of producent gericht op detail- of groothandel
Soorten handelspromoties
- Factuurkortingen = directe prijskortingen gedurende bepaalde periode
o Individuele (per eenheid), volume (meer korting naar mate meer
wordt afgenomen) of verkoop (na bepaalde tijd wanneer bepaald
verkoopvolume is bereikt)
o Telling/hertelling (o.a. korting/verkocht krat)
o Gratis handelswaar
- Slotting fee = éénmalig, vooraf betaald door producent/fabrikant, ter
compensatie van het in de rekken opnemen
- Reclame- en prestatiekortingen = monetaire incentives voor retailer om
reclame te maken voor het merk van de producent
- Coöperatieve reclame = distributeur stort een van tevoren vastgelegd % in
fonds + geld wordt gebruikt om reclame te maken voor merken producent :
fabrikant en de distributeur delen reclamekosten
- Terugkoopregeling = bij nieuw product neemt distributeur oud product terug
OF wanneer producenten aanbieden producten die na bepaalde tijdspanne
niet verkocht zijn terug te nemen
- Dealerwedstrijden = om verkoop producten te stimuleren prijzen koppelen
aan verkoop
- Dealer loaders = wanneer retailers tijdens campagne extra materiaal krijgen
(bv. ijskast bij promoten van frisdrank)
Doel van de promoties : leiden tot hogere winstmarges voor retailers, die
worden gebruikt om
- Een korting aan de eindklant door te rekenen
- Verkoop te stimuleren met meer schapruimte in dit geval leiden promoties
uiteindelijk tot afname, belang om voordeel door te geven aan consument
5. Point-of-purchasecommunicatie
= in-store, Point-of-Sales(POS)-communicatie : al het promotiemateriaal dat in, op of
bij het verkooppunt is geplaatst, zoals winkeldisplays, gedrukt materiaal, interactieve
kiosks, videodemonstraties, reclame op winkelwagens en verkopers bij het schap
Alle aspecten in de winkelomgeving die iets kunnen signaleren aan de klanten
over prijs, kwaliteit of het productassortiment : niet enkel POP-reclame, maar
ook de manier waarop producten in schappen worden geplaatst, winkelimago
en winkelatmosfeer
Effectiefst wanneer het deel uitmaakt van een geïntegreerd communicatie-
plan (best gecombineerd met reclame of verkooppromoties)
Ongeplande aankopen
POP-communicatie is er bij moment van beslissing van winkelaankopen
o 30% beslist pas in winkel welk merk hij koopt
o 1/10 koopt ander merk in winkel dan gepland
o 15% koopt ongepland product
o 1/10 verlaat de winkel zonder product dat hij/zij van plan was om te
kopen
kan dus zorgen voor ongepland aankopen
o Meer in onbekende winkel en wanneer veel tijd
o Meer in hedonistische productcategorieën
o Neemt toe met aantal gangpaden
o Meer wanneer klant abstract doel heeft (bv. voorraden aanvullen),
veel ontvankelijker voor de omgeving <-> specifieke doelen : wanneer
men exact weet wat men gaat kopen
o Meer wanneer je naar winkel gaat voor lage prijzen <-> wanneer je
naar winkel gaat vanwege het imago of productkwaliteit
+ rol personeel : onderzoek naar impact van interactie met het personeel
Aangename interacties tussen klanten en personeel leiden tot
tevredenheid bij klanten, wat op zijn beurt de kans verhoogt dat ze
terugkeren naar de winkel
DUS een goede coaching van het personeel wat betreft productkennis,
omgang met klanten, etc. is essentieel om bij te dragen aan de
klantentevredenheid
Winkelatmosfeer
= alle inspanningen gericht op het ontwerpen van koopomgevingen die specifieke
emotionele effecten oproepen en de waarschijnlijkheid vergroten dat klanten iets
kopen
- Verschillende dimensies op basis van de zintuigen
smaak wordt niet gezien als volwaardige dimensie van atmosfeer, want die
kan je niet echt ‘proeven’ (wel bv. proevertjes)
onderzoek reukdimensie : vergelijking van warme (bijv. vanille) en koude
geuren (bijv. pepermunt) in winkelomgeving
o Hogere sociale densiteit bij warmere geur
o Warme geur zorgt voor
meer aankoop van premium producten
meer aankopen met meerdere items bij één winkelbezoek
hogere algemene uitgaven
- Functies van winkelatmosfeer
o Aandacht genereren (bv. door kleur, muziek)
o Creëert een boodschap: uitdrukking van beoogde doelpubliek
o Prikkelt mensen, kan balans voor kopen van product doen doorslaan
- Onderzoeken : winkelatmosfeer heeft zeker effect op consumentengedrag,
schema toont aan hoe belangrijk emoties daarbij zijn
bv. verkoop van wijnen : Franse meer verkocht bij Franse muziek, Duitse meer
verkocht bij Duitse muziek
6. Merkervaring
Wat is het?
= geheel van sensaties, gevoelens, cognities en gedragsreacties opgewekt door
merkgerelateerde prikkels die onderdeel vormen van het onderwerp, de
identiteit, de verpakking, de communicatie en de omgevingen van een merk
Resultaten van merkervaring zijn sterker bij geïntegreerde aanpak + moet
consistent zijn met merkbeloftes
Meer klanttevredenheid en -loyaliteit
- Merkaandacht : trekken van aandacht naar het merk, zorgt voor verhoogd
merkbewustzijn en merkherinnering
- Merkbegrip door merkbelofte tastbaar te maken
- Merkimago versterken, bij nuttige en/of plezierige ervaringen
- Aankoop
- Merkrelatie : goede uitvoering van experiential marketing zorgt voor vergroot
gevoel van binding bij de klanten en dus betere band
- Sense : bv. typische geur in winkels van Abercrombie & Fitch waardoor we uit
de context ook aan dat merk denken, Lay’s chips in België organiseerde een
wedstrijd om eigen smaak te creëren en maakte ons nieuwsgierig om die
nieuwe smaken te proeven
o Krokante voeding hoekige verpakkingen
o Zachte, crèmeachtige voeding ronde verpakkingen
- Feel/relate : interactie met consument en consumenten onderling, bv. Disney
- Think : bv. LEGO Serious Play voor teambuilding in bedrijven waarbij men aan
de hand van Lego mensen probleemoplossend liet nadenken, ‘Proove us
wrong’ van UGent waarbij men mensen gingen laten nadenken over
onopgeloste wetenschappelijke vraagstukken
- Act : bv. Adidas in Frankrijk probeerde tiener sportiever te maken doordat bij
elk paar Climacool-loopschoenen dat gepast werd, men de kans liep om
ontvoerd te worden door een Adidas team en men een missie moest
volbrengen om tot de andere kant van de stad te geraken
Co-creatie, gelinkt aan act en think dimensie = vragen om input van klanten
voor nieuwe producten
o Juiste consumenten betrekken : bij technologische producten zijn dat
vooral eerste gebruikers, bij andere producten op basis van crowd
sourcing (= groep consumenten op internet) vier types motivatie
Gericht op beloning
Gestuurd door noodzaak, niet tevreden met huidige situatie
Uit nieuwsgierigheid naar ervaring
Geïnteresseerd in innovatie
o Beloning : ideeën zijn kwalitatiever en hogere deelnamefrequentie,
maar niet té aantrekkelijk : men zou het puur voor de beloning kunnen
doen (en minder hun best doen, geen intrinsieke motivatie hebben)
Direct marketing uitgaven : blijven stijgen, ookal nemen digitale toe, ook
traditionele direct marketing blijft belangrijk
- Case : bank ABN AMRO, promoten van jeugdrekening voor 6-12 jarigen
campagne gelinkt met Koninginnedag: traditie van vlooienmarkten (of
rommelmarkten), ook specifiek voor kinderen waarbij die geld kunnen
inzamelen
o Actie = multi-channel aanpak: 500 000 kartonnen kassa’s verspreid
via POS en direct mailing, waarmee kinderen geld konden opbergen
die ze verdiend hadden met de activiteiten 20 euro extra wanneer
kind online rekening opende
o Resultaat: kartonnen kassa groot succes, kassa’s werden maanden na
de campagne nog gebruikt
25.000 jeugdrekeningen geopend (8.000 nieuwe klanten)
+ 200% jeugdrekeningen in vgl. met zelfde periode jaar ervoor
o Voordelen:
Selectiviteit
Flexibiliteit i.v.m. creativiteit : het trekt aandacht van
consument, geneigd om net deze advertentie te bekijken
Snelheid
o Nadeel: lage respons, door overspoeling zorgt het voor gevoel van
junkmail
Verschuiving van post naar e-mail, brieven worden vervangen door mails
o Design van direct mail : trekt aandacht, heeft impact op opening rate
(OR) en keeping rate (KR of degene die ook de brief bijhouden)
Visuele elementen : gekleurde enveloppe zorgt voor minder
OR, maar grotere enveloppe, teasers en promotional design
op achterkant zorgen voor meer OR
Personalisatie van de enveloppe zorgt voor meer OR en KR
Geen relatie tussen OR en KR
o Lotus Bakeries : omschakeling naar volledig online CRM-platform
‘Lotus Friends’, was groot succes laatste papieren mailing naar
offline fans om zich bij Lotus vrienden aan te melden, daarvoor
kregen ze e-waardebon voor gratis proeven + online conversatie
gestart over koekje soppen of niet (gekoppeld aan Facebook game
met als prijs een trip naar New York)
- Telemarketing = verkoop(ondersteuning) aan de hand van telefoon
Voordeel is snelheid en interactiviteit, nadeel is opdringerigheid waardoor
irritatie ontstaat
indeling op basis van twee dimensies
o Initiatiefnemer
Inbound = klant of prospect neemt initiatief=
Outbound = marketeer of adverteerder neemt initiatief
o Mate waarin middel gebruikt wordt voor
Verkoop
Verkoopondersteuning
- Catalogi = lijst van producten of diensten die op een visuele en/of tekstuele
manier zijn gepresenteerd meestal visueel
o Soorten
Technische of referentiecatalogi : vooral technische
beschrijvingen van producten, industriële markt
Verkoopcatalogi : middel dat verkoop genereert zonder
tussenschakels
Ook andere om bv. winkelbezoek te stimuleren
o Veranderende rol : genereert ook web- en winkelverkeer, waardoor
ze met hun uitgebreide rol ook soms megalogues worden genoemd
- Nieuwe interactieve media = combinatie van bestaande media waarbij
specifieke info wordt geleverd aan de klant op het moment dat hij deze
informatie wenst te ontvangen ( hoofdstuk 6)
5. Databasemarketing
Wat is het?
- Database = verzameling van gerelateerde gegevens over klanten en
prospects, zowel persoonsgegevens (bv. naam, adres), transactiegegevens
(koopgeschiedenis) en communicatiegegevens (bv. respons) gebruikt voor
analyse, selectie, segmentatie, klantenbehoud, loyaliteit en ondersteuning
- Drie soorten informatie
o Marktinformatie
o Relatieinformatie = over relatie met de klant
o Bedrijfsinformatie
- Soorten gegevens
o Interne gegevens = gegevens van het bedrijf zelf
o Externe gegevens = gegevens opgesteld buiten het bedrijf dat het
bedrijf kan aankopen
- Direct marketing grotendeels bepaald door database : hoe beter de
structuur en kwaliteit van database, hoe beter men relevante boodschappen
kan sturen naar de consumenten
- Aantrekken van klanten
o Herhalingsaanschaf is makkelijkst en efficiëntst, men heeft hierover al
veel gegevens verzameld
o Bij nieuwe klanten is het belangrijk klanten aan te trekken met juiste
profiel + te leren van het huidige klantenbestand
- Vijf valkuilen
o Onvolledigheid : gegevens ontbreken
o Gegevensverloop : frequente updates cruciaal voor database
o Onbetrouwbaarheid : heel wat gegevens kloppen niet (omdat mensen
ze fout ingeven)
o Inconsistentie : gegevens worden niet automatisch bijgewerkt
o Duplicatie : klant of prospect meer dan één keer opgenomen in
database, waardoor die zelfde mailing meer dan één keer kan
ontvangen irritatie bij ontvanger
Privacy
- Voice assistents (zoals smartspeaker) en direct marketing = nieuwe manier
voor marketeers om consument te bereiken
o Waarom interessant? : in vertrouwde omgeving, helpen problemen
op te lossen + het leven makkelijker te maken
o Onderzoek : bij consumenten tussen 19 en 34 jaar welke
boodschappen zijn het meest acceptabel, wat ontvangen ze het liefst?
o Resultaten
Bereidheid bij jongeren om te luisteren naar +- 2,6
marketingboodschappen per uur
Controle is belangrijk (bv. optie om te kunnen skippen,
boodschap te herhalen of meer info op te vragen)
o Welke marketing boodschappen willen jongeren horen via hun voice
assistant?
Informatie ivm de beschikbaarheid en locatie van het product
Indien er een promotie is op een bepaald product
Producten promoten waarnaar gebruiker zelf vroeg
Voordelen (of rationele argumenten) van product voor
gebruiker opnoemen
o Effectieve boodschappen volgens de studie (voor smartspeakers):
“Authoritave messages” = gebruik van expert of data uit
onderzoek om product aan te bevelen
“Testimonial” = andere consumenten tonen hun ervaringen
met een product
“Slice of life” = promoten van producten als de oplossing voor
alledaagse problemen belangrijk dat het gaat om
problemen die gerelateerd zijn aan levensfase van consument
- Groeiende bezorgdheid over privacy en de gegevens die door bedrijven
worden bijgehouden
o Demografische gegevens oké voor meeste consumenten
o Levensstijlgegevens oké voor meeste consumenten
o Winkel-of koopgegevens (wat/waar je koopt)
o Financiële gegevens wordt het minst graag uit handen gegeven
o Identificatiegegevens
- Wetgeving : GDPR (= General Data Protection Regulation) of AVG (= Algemene
Verordening Gegevensbescherming) = wet sinds 2018 die privacy van
consumenten regelt
o Welke gegevens mag organisatie bezitten en wat mag ze ermee doen?
= persoonlijke gegevens: naam-adres-woongegevens, e-mailadres, IP-
adres, locatiegegevens, smartphone-identiteit, klantprofiel, klikgedrag
en aankoopgeschiedenis kunnen pas gebruikt worden zodra er
toestemming is!
o Rechten van de consument
Recht van verzet = mogelijkheid om zich af te melden
Recht om vergeten te worden = verzoek kunnen indienen om
gegevens te laten verwijderen
Recht op informatie = organisatie moeten kunnen aangeven
waarvoor gegevens worden gebruikt
Recht op dataportabiliteit = consument kan gegevens of deel
ervan opvragen en naar andere organisatie (laten) sturen
- Lijst : je kan hierop je naam laten zetten, dan mogen marketing- activiteiten
via post of telefoon niet meer plaatsvinden in België de ‘Robinson’-lijst
- Ik beslis = website waarbij jongeren en kinderen worden geïnformeerd over
wat met hun gegevens en hoe ze daarmee kunnen omgaan, ook gericht aan
scholen en ouders omdat zij hierin belangrijke rol kunnen spelen
- BDMA = Belgian Direct Marketing Association : gedragscode (of 4
funderingen) zodat direct marketing op zo’n eerlijk en transparant mogelijke
manier te laten uitvoeren
6. Relatiemarketing
= het creëren en in stand houden van een langdurige en wederzijds voldoening
gevende relatie met individuele afnemers
Belang van houden van loyale klanten
- lage jaarlijkse operationele kosten en servicekosten per klant
- stijgende jaarlijkse uitgaven van de klant
- lage prijssensitiviteit, minder prijsgevoelig
- positieve mond-tot-mond reclame voor het bedrijf
Klantenloyaliteit
- Loyaliteitsladder : prospect – klant – cliënt – supporter – pleitbezorger
- ‘Lifetime value’ = waarde van de winst die bedrijf uit klant haalt gedurende
bepaalde periode
o Bedrijf kan zo bepalen hoeveel het moet investeren in behouden en
aantrekken van nieuwe klanten, mag nooit hoger liggen dan de winst
o Pareto-principe = 80% vd tijd op 20% van de klanten richten : geen zin
om langdurige relatie aan te gaan met klant als die verlieslatend
wordt (dus juiste klanten selecteren op basis van database)
- Hoe verkrijgen?: beter te zijn dan concurrentie, maar ook door hanteren van
loyaliteitsstrategieën
o Beloningsstrategie : loyale klant belonen (bv. cadeautjes, prijzen,
geld), vooral voor rationeel ingestelde klanten nadeel is dat andere
bedrijven dit makkelijk kunnen kopiëren
o Relatiestrategie of -marketing : creëren van betekenisvolle relatie
tussen klant en bedrijf (bv. versturen van gerichte, relevante
boodschappen), vooral voor affectief ingestelde klanten zo zal
ongewenst gedrag ontmoedigd worden
- Vijf elementen die waarde van een loyaliteitsprogramma bepalen bij klant:
waarde in cash, geboden mogelijkheden, streefwaarde, relevantie, gemak
Additionele mechanismen
- Mere exposure: het blootstellingseffect (HT 3) = grotere bekendheid met het
merk als resultaat van blootstelling zal op lange termijn een voorkeur voor
het merk genereren
- Betrokkenheid = hoe sterk mensen betrokken zijn bij bepaald evenement:
hoe sterker betrokkenheid, hoe sterker invloed van sponsoring
- Gedragsmatig
o Operante conditionering = gedrag wordt door gevolgen van gedrag
geconditioneerd: bij sponsoring wordt de aandacht op een merk
gevestigd, waardoor gunstige merkervaring uit het verleden worden
bekrachtigd
o Broneffect (reclame) imitatiegedrag (sponsoring) = associëren van
een relevant merk met een geloofwaardige bron (bv. biermerk met
een bekende entertainer)
4. Ontwikkelingen in sponsoring
Belang van sponsoring
- Relatieve belang sponsoring in communicatiebudget: + 7% tot +13%
- Sponsorindustrie: 62,7 miljard dollar (2017), met groeiratio van 5%
- Duitsland (33%; 2,6 miljard Deutsche Telekom tot 90 miljoen) & Groot-
Brittannië (17%; 1,395 miljard) zijn grootste spelers + bedrijf Vodafone
Case : UPS sponsor geworden van Olympische Spelen (2000)
- Koerier- en vrachtbedrijf, wilden de waarden van OS overnemen zoals
vertrouwen, integriteit, ambitie en succes
- Zwakheden UPS
o Beperkte bekendheid met olympische sponsors
o Beperkte bekendheid merk & dienstverlening
o Ongedifferentieerde merkpositie
o Potentieel tot wereldwijde handel onbekend
- Effectiviteit was enorm, campagne succes: niet alleen stijging in
merkbekendheid, maar ook in aantal klanten en exportvolume
Betrokkenheid
- Naast hogere budgetten, ook (top)management steeds meer betrokken:
nemen initiële beslissing in > 50% van de gevallen, bij herhalingsbelissing 75%
- Betrokkenheid andere departementen moeten hier eigenlijk meer bij
betrokken zijn, want strategisch moet sponsoring geïntegreerd worden in het
volledige communicatieplan
o Sportevenementen: marketing of reclameafdeling
o Cultuurevenementen: PR taak
Andere trends
- Veranderende zienswijze van de bedrijfsleiding op sponsoring, richting meer
professionalisme
- Veranderende uitgavenpatronen, meer budget voor sponsoring
- Verspreiding van sponsoring naar andere branches
- Proliferatie van sponsoringactiviteiten
- Sommige gesponsorde evenementen ontwikkelen zich tot mondiale
projecten
- Sponsoring wordt meer relatie- dan transactiegericht
- Televisieaandacht wordt steeds belangrijker
Redenen
- Grotere diversificatie en toename van events
- Overheid trekt zich meer terug in subsidiëren, andere inkomsten nodig
- Adverteren minder effectief (door grote aanbod)
- Gesponsorde evenementen steeds vaker op tv, veel meer te profiteren van
die blootstelling
- Mediasponsoring: veel meer manieren om als sponsor in beeld te komen
5. Doelgroepen
Deelnemers, nemen deel aan evenement
Toeschouwers, komen het evenement live bekijken
Volgers/kijkers, op tv of andere media
6. Doelstellingen
Belangrijk
- Project kiezen adhv doelgroepen, maar ook doelstellingen
- Benutten media-aandacht: spreken specifieke media zelfde doelgroep aan?
- Belangrijkste doel is merkbekendheid men wil een doelgroep aanspreken
die het merk zullen opnemen in hun consideration-set
7. Sponsoringvormen
Event-related sponsoring
= sponsoring van verschillende typen evenementen of verwante fenomenen,
zoals een sportcompetitie, een team, een atleet, een toernooi, een
tentoonstelling, een reeks concerten, een orkest, een artiest, enz. bekendste
en meest voorkomende manier van sponsoring
- Kostenefficiënt instrument
- Grote diversiteit aan evenementen en mogelijkheden voor segmentatie
o Sport (86%, marketing): breed publiek
o Kunst, cultuur, muziek (PR)
Specifieke segmenten
Populairder door verzadiging sport
- Platform voor reclamecampagnes om sponsering op te bouwen
- Nadelen van (sport)sponsoring:
Programmasponsoring
= sponsoring van een merk van een televisie- of radioprogramma, de sponsor
heeft daarbij invloed op de inhoud van het gesponsorde programma
= ‘non-spot advertising’: vergelijkbare doelstellingen als reclame, maar positiever
beoordeeld en beter aanvaard door consument
- Wordt steeds populairder, in België enige mogelijkheid voor reclame-
blootstelling op publieke TV zenders
- Sponsors krijgen ook inspraak bij inhoud van gesponsord programma
- Langdurige benadering werkt het best
- Verschillende vormen
o Billboarding = bij het einde of begin van programma wordt je vermeld
als officiële sponsor van het programma
o In script sponsoring = waarbij merk of product belangrijk rol krijgt in
verhaallijn
o Programmaparticipatie = zelf als merk een impact op de verhaallijn
o Prijssponsoring = als merk de prijs aanleveren voor wedstrijd
o Product placement of productplaatsing = merk wordt geplaatst in het
programma waarbij personages het gebruiken/in beeld staat
Vormen: visueel en/of auditief
Mate van integratie: subtiel betere merkattitude
vs. prominent, link met verhaallijn betere recall
Sponsoring van goede doelen
= het geven van geld aan goede doelen in ruil voor het opbouwen van
merkbekendheid en een goed imago door associatie met het gesponsorde doel,
door winst gemotiveerde liefdadigheid vooral pr-geïnspireerd
- Soorten
o MUSH-sponsoring = geven van bedrag, geld aan organisatie
(vergelijkbaar met traditionele eventsponsoring)
o Transactiegerichte sponsoring (of cause-related marketing) =
verbinden aan aankopen die consumenten doen, per verkochte
eenheid wordt een bepaald bedrag aan een goed doel geschonken
o Sponsoring maatschappelijke issues, op televisie
- Waarom?
o Aandacht van klanten trekken en behouden
o Positieve impact op reputatie en merkimago
o Voor klant: eenvoudig manier om non-profit organisatie te steunen
o Extra loyaliteit onder het personeel, zorgt voor betere relaties onder
personeel en voelen zich meer waard (bv. Ford)
- Kernprincipes : integriteit, openheid, eerlijkheid, wederzijds respect,
wederzijds voordeel en partnerships belangrijk dat het bedrijf niet laat
uitschijnen dat het uit filantropie is, niet uit winstgevendheid
- Voorbeelden
o Sponsoring Ford voor Think Pink, gaan ook personeel enorm
motiveren om zich in te zetten
o Timberland sponsort City Year, een Amerikaanse jeugdorganisatie
o ConAgra Brands probeert ondervoeding uit de wereld te helpen,
bieden steun aan vijftig Kids Cafes
Ambush marketing
= de actieve associatie van een bedrijf met een bepaald evenement zonder dat
dat bedrijf een officiële sponsor van het evenement is, in de hoop dat het publiek
het bedrijf als legitieme of officiële sponsor gaat zien
- Verschillende manieren
o Door sponsoring van de media die over het evenement rapporteren
o Door onderdelen van het evenement te sponsoren (bv. een team)
o Door eigen betrokkenheid bij evenement te overdrijven door
reclame- of promotieactiviteiten
- Lokt controverse uit (zeker bij officiële sponsors) en soms dubieus en illegaal
bv. Jewel-Osco feliciteert Jordan voor introductie in Basketball Hall of Fame
in 2009 Jordan klaagt Jewel-Osco aan voor het gebruik van zijn naam
zonder toestemming
8. Branded entertainment
= de integratie van redactionele inhoud en merkboodschappen in een televisieformat
Simpelste vorm is productplaatsing of merkplaatsing (zie hierboven)
- Waarom zo effectief?
o Reclame in content kan niet worden weggezapt of ontweken
o Veel tv-programma’s en films hebben langere houdbaarheid
o Leveren positievere respons en effecten op
o Meest effectief wanneer er fit is tussen merk, kijkers en personages
o Kijkers niet bewust van plaatsing, werk overtuigende dan traditionele
reclame
- Misleiding? Belangrijk om expliciet melding te maken van merkplaatsing voor
of na het programma/de film
- James Bond films staan enorm bekend om die merkplaatsing, uitstraling van
Bond is ideaal om op je merk of product over te dragen (pg. 388)
Andere vormen
- In-game advertising (HT 6)
- Reclamegefinancierde programma’s = televisieformat waarbij een
programma wordt opgebouwd rond een merk dat volledig in het programma
geïntegreerd is (bv. De Designer in België)
9. Selectiecriteria
Selectiecriteria (pg. 392)
- Drie categorieën
o Het gesponsord evenement of doel zelf
o Potentiële promotionele spin-off =
welke reclamecampagnes kan ik
rondom het event opzetten?
o Budget (puntje 10)
- Criteria die altijd van belang zijn
o Match met strategische doelstellingen
o Doelgroep bedrijf
o Imago
o Budgetten
10. Budgetten
Vaak taakstellende methode = wat zijn doelstellingen en hoe kan
sponsorprogramma aan doelstellingen bijdragen? op basis daarvan grootte
van sponsorbudget berekenen
Naast directe uitgaven ook
- Verkrijgen van rechten voor sponsoring
- Communiceren over sponsorschap (bv. public relations, reclame)
2. Reclameonderzoek
Pretesting : ontwikkelen en testen van aantal instrumenten
Posttesting : testen van impact van elk instrument
Effectiviteitsonderzoek : resultaat van de hele campagne wordt vergeleken met
de vastgestelde doelstellingen
3. Pretesting
Wat is het?
= reclamestimuli getest voordat de reclame in de media verschijnt, er wordt
bekeken of het reclameconcept in staat is de beoogde doelstellingen te realiseren
- Doelstellingen
- Selectie juiste stimuli : meerdere reclame-uitingen testen om te kijken welke
meeste effectief is/zijn
- Testen van voltooide stimuli : geselecteerde stimuli + verschillende
kenmerken testen
- Optimalisatie blootstellingsfrequentie : bepalen hoeveel keer de consument
de boodschap gezien moet hebben om het meest effectief te zijn
- Beoordeling van communicatie-effecten : bv. aandacht trekken, informatie
overbrengen, geloofwaardigheid…
- Methoden
o Interne evaluatie of eerste evaluatie
o Tussenliggende communicatie-effecten
o Invloed op gedrag
Tussenliggende communicatie-effecten
- Fysiologische tests = test waarmee de lichaamsreactie op reclamestimuli
wordt gemeten
o Arousal = meten activatie van het zenuwstelsel of prikkelingen
(= primaire affectieve reactie ten opzichte van reclame) zelden
toegepast : ingewikkeld en duur, lastig te interpreteren
Verwijding van de pupillen : groter bij meer prikkelingen
Galvanische huidreactie: meten van vochtigheid huid
Hartslag
Stemhoogteanalyse
Electro-encefalografie (EEG) elektrische activiteit in de
hersenen
o Aandacht trekken = potentieel dat de boodschap gezien wordt
Tachistoscoop : korte blootstelling, waarbij proefpersonen
zoveel mogelijk elementen uit de reclame moeten opnoemen
Eye-tracking onderzoek : meten van oogbeweging van persoon,
je kan zien waar de persoon naar kijkt tijdens de reclame
onderzoek : impact van verschillende types brand
placement disclosures op visuele aandacht van respondenten
a) Verschillende opties brand placement
Geen disclosure
PP-logo
“Dit programma bevat product placement”
Combinatie logo + tekst
b) Resultaten
Combinatie tekst + logo grootste effect op
reclameherkenning
Enkel PP logo leidt tot laagste reclameherkenning
- Herinneringstest = test waarbij wordt bekeken hoe goed iemand zich een
nieuwe advertentie of een nieuwe advertentieversie tussen andere
advertenties weet te herinneren
o Voorbeeld : portefeuilletest = onderzochte reclame samen met
andere reclames in een portefeuille
na bepaalde tijd wordt gevraagd aan proefpersonen om zoveel
mogelijk te benoemen : merknaam, advertentie, inhoud…
advertenties die beter herinnerd worden, trekken meeste aandacht
o Beperkingen
Men test het geheugen op zich
De betrokkenheid bij de productcategorie speelt een
belangrijke rol, aandacht groter als je geïnteresseerd bent
Weinig tijd tussen blootstelling en herinneringstest
- Directe en indirecte reactiemetingen
o Direct-opiniontest = test waarbij een proefpanel wordt blootgesteld
aan een aantal advertenties waarna de panelleden wordt gevraagd
bepaalde kenmerken van de advertentie te beoordelen (bv.
nieuwheid, duidelijkheid, opgeroepen emoties en attitudes…)
nadeel : onnatuurlijke omgeving, kan leiden tot ‘consumer jury
effect’ = neiging om zich te gedragen als experts, advertenties
beoordelen alsof je reclameprofessional bent
o Indirect-opiniontest = indirecte meting van reacties
Bioscooptest = test in een theatersetting waarbij deelnemers
wordt gevraagd om voor en na blootstelling aan een
commercial een merkkeuze te maken (dus producten worden
aangeboden en gekozen voor en na commercial te zien)
IAT = Implicit Association Test : proefpersonen worden
gevraagd om zo snel mogelijk op een reeks doelconcepten en
attributen te reageren zegt iets over sterkte van associaties
tussen begrippen en het geheugen: congruentieconditie =
congruent vs. incongruent (bv. feest bij onprettige woorden),
IAT-effect is het verschil in reactietijd tussen congruente en
incongruente condities
4. Posttesting
= test van effectiviteit van een reclameboodschap na plaatsing in de media, hebben
enkel zin bij controlemeting of benchmark
Meting van blootstelling aan reclame
= hoe goed de reclame het doelpubliek heeft bereikt adhv van diverse factoren
(bv. gross rating points, nettobereik, opportunity to see)
Meting van de invloed van communicatie
- Herkenningstest = test waarbij wordt bekeken of iemand in staat is bepaalde
reclames of advertenties te herkennen
o Starch-test: advertenties in kranten en tijdschriften beoordelen adhv
van interviews, proefpersonen zijn consumenten die aangegeven
hebben een tijdschrift te hebben gelezen
Niet-lezers: het percentage mensen dat zich de advertentie
niet kan herinneren
Opgemerkt: het percentage mensen dat meent de advertentie
gezien te hebben
Gezien/geassocieerd: het percentage mensen dat meent de
product- en merknaam te hebben gelezen
Zorgvuldige lezers: het percentage mensen dat meent ten
minste de helft van de advertentie te hebben gelezen
5. Campagnebeoordeling
= effectiviteit van de volledig campagne, niet van één advertentie of reclame-uiting
Door geïntegreerde marketingcommunicatie is het belangrijk de volledige
campagne te beoordelen, invloed bekijken van volledige communicatiemix
Opnieuw controlemeting nodig ter vergelijking
Moeilijkheid : effectiviteit van campagne is moeilijk te isoleren, geen andere
verklarende effecten (bv. financiële status, concurrentie)
Gedragsmetingen
- Omzet en marktaandeel : belangrijkste aspect is effectieve aanschaf, dus
veranderingen in omzet of marktaandeel
- Efficiencymeting = mate waarin reclame-investeringen leiden tot
commercieel gewin hoeveel levert elke geïnvesteerde euro op?
Formule : O = 1,5 + 0,2 X R
O = omzet
R= reclame-uitgaven
2. Marketingcommunicatie en ethiek
Moraal vs. ethiek
- Moraal = de overtuigingen of beginselen die mensen hebben over wat goed
en fout is, de moraal geeft richting bij het nemen van beslissingen
- Ethiek = de bestudering en toepassing van de moraal: die praktijken en
activiteiten waarvan het belangrijk is dat ze goed of fout zijn bestaan
eerder in het sociale bewustzijn, niet neergeschreven in regels
Deontologische vs. teleologischebenadering
- Deontologische = focus op plichten: sommige handelingen zijn intrinsiek goed
of fout
- Teleologische = focus op gevolgen: of bepaalde handelingen goed of fout zijn
is afhankelijk van de gevolgen van de handeling
Is marketingcommunicatie ethisch aanvaardbaar?
- Clash tussen praktijk en samenleving: marketingcommunicatie gericht op
groei, winstmaximalisatie, vrijheid van meningsuiting, creativiteit
<-> bezorgdheden van de samenleving: marketingcommunicatie zou
aanzetten tot materialisme, kwetsbare groepen proberen manipuleren
- Vormen of weerspiegelen van de maatschappij
o Vormen
Zorgt voor materialistische samenleving
Stimuleert overspenderen (‘Buy now, pay later’)
Opzichtige consumptie (conspicuous consumption, met als
doel om te tonen hoe goed je het hebt, hoeveel geld je hebt)
Stelt onrealistische verwachtingen wanneer deze niet
worden ingevuld zorgt dit voor ongelukkigheid
Drijft kosten van producten op (mindere kwaliteit)
Verkoopt producten die niet goed zijn voor ons (alcohol, tabak)
Smakeloos en visuele vervuiling: seks, geweld puur om
aandacht te trekken
o Weerspiegelen
Overredingskracht overschat (9 van de 10 productintroducties
mislukken)
Beantwoorden aan noden van consumenten, daarom
marktonderzoek nodig en heeft dus nuttige rol
Kwalitatief slechte producten verkopen = klanten verliezen,
bedrijven leveren geen producten als ze geloven dat deze van
mindere kwaliteit zijn
Is materialisme noodzakelijk fout?
Wat is sociaal acceptabel?
- Verandert in loop van tijd (bv. koffiereclame van vroeger waarbij man de
vrouw slaat omdat ze geen koffie heeft gemaakt)
- Verschillend per land of per cultuur (bv. Barbie: schaars geklede poppen met
veel make-up introductie van moslima-barbies): nagaan wat
controversieel, beledigend is (bv. reclames met controversiële thema’s,
doorbreken van taboes van United Colors of Benetton uiteindelijk heeft
fotograaf Toscani zijn ontslag gekregen)
Public relations: heeft een slechte reputatie als halve waarheden, onoprechtheid en
manipulatie
Op lange termijn hebben bedrijven er geen baat bij om belanghebbenden te
misleiden, omdat ze vertrouwen in het bedrijf zo kwijtraken
Corporate hospitality: waar ligt de grens met omkoping?
Direct marketing
- Gevoelig voor verkooptechnieken die koper onder druk zetten, vooral bij
kwetsbare groepen (bv. teleselling)
- Inbreuk van de privacy bij ongewenst contacteren
- Omgaan met persoonlijke data in databanken gevoelig issue Europese
wetgeving = GDPR (zie HT 9)
Verpakkingen
- Ten onrechte benadrukken meer wenselijke eigenschappen (bv. veel fruit in
bepaalde yoghurts)
- Ten onrechte benadrukken minder onwenselijke eigenschappen (bv. light-
producten, laten uitschijnen dat ze veel gezonder zijn dan andere producten)
- Niet altijd duurzaam of milieubewust
- Soms niet veilig voor kinderen
- Producten zien er mooier uit op verpakking dan ze zijn
Verkooppromotie
Soms niet duidelijk wat de winkans van een actie is
Actie opgezet met te weinig voorraad
JEP
= Jury voor Ethische Praktijken: onafhankelijke toezichthouder op reclame in
België
Willen consument beschermen, iedereen moet vertrouwen kunnen hebben in
reclameboodschappen die ze zien of horen
Advertenties juist, transparant en ethische verantwoord
Nemen klachten op van consumenten + werken preventief, waarbij
adverteerders JEP om advies kunnen vragen
Jury die oordelen, bestaat uit verschillende mensen met verschillende
achtergronden