Professional Documents
Culture Documents
Hoofdstuk 1: Marketingproces
1.1) Wat is marketing
Marketing = het proces waarmee bedrijven (of instellingen) waarde creëren voor de klant en
sterke klantrelaties opbouwen om in ruil daarvoor waarde $ van de klant terug
te krijgen = leveren van klanttevredenheid op een winstgevende manier
Doel;
nieuwe klanten aantrekken door hun superieure waarde te beloven en te geven
bestaande klanten behouden door hen blijvend tevreden te stellen
=> Succesvolle bedrijven zijn sterk klantgericht en vinden marketing uiterst belangrijk, klant
TW leveren
Marketing Verkoop
LT klantbehoeften KT klantbehoeften
Gaat voor een groter stuk uit input van de Gaat voor een beperkt stuk uit van input van
klant in het design van het aanbod de klant in het design van het aanbod
(co-creation)
Marketing is niet alleen verkopen maar... het bevredigen van de behoeften van de klant
We vinden marketing overal terug, bij vrijwel alles wat we doen
Marketing is niet enkel voor producten maar ook voor mensen, steden…
ook voor non-profit organisaties.
Profit Non-Profit
Achter marketing zit een omvangrijk netwerk van mensen en activiteiten, die allemaal
strijden om onze aandacht, onze voorkeur en onze bestedingen.
Marketing is hard-selling overbodig maken, de consumenten gaan spontaan kopen, dus
het draait niet enkel om verkopen.
Bij recessie van de economie is het heel stom om te knippen uit uw marketingbudget
vb: Soap operas
1
Cause-related marketing vb: WWF en Coca Cola
Het marketingproces
2
1. Niveaus van planning
Bij grote bedrijven (vb; Nestlé) → strategische planning bestaat uit 3 niveaus :
2. Visie en missie
Missie = formulering vd huidige doelstellingen vh bedrijf, vaak onder vorm van slogan of
motto, moet veranderd worden indien ze geloofwaardigheid verliest of niet langer
een optimale koers aanduidt in functie van visie.
→ voor wie, hoe, waarom...
Voorwaarde missie
3
3. Marktafbakening
4. Doelstellingen
4
1.3) Analyse op niveau van product/markt
1. Behoeften, wensen, vraag
Behoefte
= het idee van een individu dat hem aan iets ontbreekt
belangrijkste begrip waarop marketing berust
vb: Honger
Wensen
= concrete vorm die de menselijke behoeften aannemen, afhankelijk van cultuur en
persoonlijk karakter
vb: Frietjes (belg) , Pizza (italiaan)
Vraag
= wensen die ondersteund worden door koopkracht
vb: Je koopt frietjes aan frietkraam
Consument ziet product als een bundel benefits en kiest het product dat de beste benefits
oplevert t.o.v. van de ervaren sacrifices/costs (prijs, tijdsverlies).
Kennis van behoeften, verlangens en wensen van de klant levert belangrijke informatie op
voor het formuleren van marketingstrategieën op basis van waarde.
Vb: ‘Je wil geen boormachine (=product), je wil een gat in de muur (=behoefte)’
5
3. Ruil, transacties, relaties
Ruil
= de handeling waarbij men het gewenste object van iemand anders verwerft door
zelf iets anders in ruil aan te bieden
Relatiemarketing
= proces waarin het bedrijf sterke, waardevolle relaties opbouwt, onderhoudt en
verbetert met klanten en andere belanghebbenden
Transacties
= een ruil tussen twee partijen waarmee er minstens twee zaken van waarde
gemoeid zijn, plus overeengekomen voorwaarden, een tijd en een plaats van
overeenkomst – concreet
4. Een markt
Markt
= Verzameling van alle werkelijke en potentiële afnemers van een product/dienst
Marktvervaging
= de marktgrenzen zijn niet meer duidelijk, spelers uit verschillende industrieën
komen in elkaars vaarwater (vb: Google)
Marketingsysteem
= alle omgevingsfactoren en betrokken partijen van een bepaalde markt
Pijlen tonen relaties, elke partij in het systeem voegt waarde toe
6
activiteiten/afdelingen is van groot belang
voor het welzijn bedrijf.
2. Waardepropositie
Met waardepropositie wil je klanten overtuigen om voor jouw merk te kiezen i.p.v.
concurrentie, een merk/bedrijf wil zich differentiëren en positioneren op markt
Customer lifetime value = De waarde van de totale stroom/hoeveelheid aankopen die een
klant zou doen tijdens de duur van de relatie
Waarde voor onderneming = winst, omzet,… → geaggregeerd over alle klanten
Als je een klant verliest is dat meer dan een eenmalig een verlies aan omzet
Je verliest de customer lifetime value
Het is beter om bestaande klanten te behouden en ervoor te zorgen dat ze meer
kopen omdat het aanwerven van nieuwe klanten veel tijd en geld kost
Bedrijven moeten hoog mikken bij het opbouwen van klantrelaties goed
klantrelatiemanagement ⇒ realiseren van een groter klantaandeel
Doel: customer equity (= som van customer lifetime value van alle huidige en
potentiële klanten van een bedrijf) zo groot mogelijk maken
7
Omzetten naar de 4 C’s → perspectief v.d. consument
zo beter aansluiten bij de effectieve leefwereld in het hoofd van de klant
2. Relatiemanagement
Management van klantrelaties: niet alleen klanten aantrekken maar ook behouden
Klanttevredenheid
= mate waarin de gepercipieerde prestaties van een product voldoen aan de
verwachtingen van de klant
Speelt een grote rol bij de retentiewaarde
= kans dat een klant in een opvolgende periode opnieuw een aankoop doet
bij hetzelfde bedrijf 8
Slimme bedrijven proberen hun klanten te verrassen door meer meer te leveren dan
beloofd en zo een hogere klanttevredenheid te bekomen
Bedrijven maximaliseren klanttevredenheid niet (dit zouden bvb lagere prijzen of meer
service zijn) omdat dan de winst dan daalt
8
We kunnen de klanten indelen in verschillende klantrelatie groepen op basis van hun
rentabiliteit en loyaliteit. Elke groep vereist in een andere relatie managementbenadering.
Buiten het bedrijf : De manier waarop marketeers omgaan met hun leveranciers, partners
en zelf concurrenten is van belang.
Supply chain management : bedrijven die hun relaties met hun partners binnen een
supply chain versterken. Hun succes is van hele supply chain afhankelijk.
9
1.6) Stap 4: marktstrategie implementeren en evalueren
Implementatie van een marketingplan:
= de strategie en de tactiek omzetten in daden om de doelstellingen te
verwezenlijken (vaak jaarplan)
bedrijven kunnen concurrentievoordeel behalen door effectieve implementatie
‘Om de kloof tussen strategie en prestatie te dichten moeten bedrijven de
planning en uitvoering verbeteren’
vb: bedrijven realiseren gemiddeld maar 63% van de financiële prestaties die hun
strategie beloven
2. Controle
Tijdens implementatie stuit je vaak op verrassingen → constante controle nodig
Marketingcontrole
= proces waarin een organisatie de resultaten van het marketingbeleid meet en
beoordeelt en zo nodig corrigerend optreedt om de marketingdoelstellingen te
realiseren.
Stappen controleproces:
1. Specifieke doelen formuleren
2. Resultaten gemeten, eventuele verschillen tussen verwachte en werkelijke
resultaten
3. Corrigeren om kloof tussen doelstellingen en resultaten te dichten
Operationele controle
= controle van de behaalde resultaten t.o.v. het jaarplan en indien nodig corrigerend
optreden (in jaarplan gestelde doelen verzekeren)
Strategische controle
= controleren of de basisstrategieën v.h. bedrijf afgestemd zijn om de kansen en
sterke punten, periodieke herbezinning (veroudering)
3. Verantwoording en rendement
Ervoor zorgen dat marketing gelden goed worden besteed
10
1.7) Veranderende marketinglandschap
1. Marketing management concepten
= strategieën ifv winstgevende relaties met doelgroepen van consumenten
Marketingstrategie moet
waarde leveren aan de klant
op een manier die het welzijn v.d.
consument en de samenleving
in stand houdt en verbetert.
2. Duurzame marketing
11
promotie verstandiger dan prijzen↓. Het doel in een onzekere economie is om marktaandeel
op te bouwen& klantrelaties te versterken ten koste van concurrenten die snijden in hun
kosten.
4. Online omgeving
5. Snelle globalisering
12
Hoofdstuk 2: Marktomgeving
2.1) Omgevingsniveaus
de marketingomgeving
= spelers en krachten binnen en buiten het bedrijf die de mate bepalen waarin het
marketingmanagement in staat is succesvolle relaties met klanten uit zijn doelgroep
te beginnen en te onderhouden
→ alles buiten de afdeling marketing
→ door analyse hiervan verkrijgt men inzicht in sterke en zwakke punten van bedrijf
⇒ de omgeving verandert aan een heel hoog tempo, het bedrijf moet hierop snel en
adequaat reageren (marketeers moeten trends opsporen, strategieën herzien en
aanpassen → sterke punten inzetten en bedreigingen het hoofd bieden)
Micro-omgeving
= Krachten in het bedrijf die het bedrijf kan beheersen of beïnvloeden.
(binnen de afdelingen van het bedrijf)
Wordt behandeld in interne analyse.
Meso-omgeving
= Onbeheersbare maar min of meer beïnvloedbare omgevingsfactoren buiten het
bedrijf op het niveau van de bedrijfskolom. Grote bedrijven kunnen de
meso-omgevingen makkelijker beinvloeden dan kleine ondernemingen.
Wordt behandeld in externe analyse.
Macro-omgeving
= Grotere maatschappelijke krachten die de micro- en meso-omgeving beïnvloeden.
(niet of vrij moeilijk beïnvloedbaar door bedrijf)
Wordt behandeld in externe analyse.
13
2.2) Interne analyse van de micro-omgeving Extra: waardeketen Porter
Intern
= Binnen het bedrijf en beheersbaar
dient om vast te stellen wat de uitgangspunten en wat de sterke en zwakke punten zijn van
de organisatie opdat deze haar doelstellingen zou bereiken.
Onderdelen:
Analyse van de noodzakelijke competenties:
Men evalueert in welke mate de competenties bijdragen aan de
marketingstrategie en -doelstellingen. De missie v.e. bedrijf is hier belangrijk.
Analyse van de rol van afdelingen:
Via waardeketen nagaan welke activiteiten/afdelingen meest bijdragen aan
waardecreatie.
Prestatie-analyse:
Nagaan hoe het bedrijf er financieel voor staat, wat marketing daaraan heeft
bijgedragen en hoeveel ruimte er is voor investeringen. Men evalueert ook
de effectiviteit van het gevoerde marketingbeleid.
Accountability = het kunnen verantwoorden van bepaalde (marketing-)
activiteiten, door het leggen van een relatie tussen een bepaalde
marketinginspanning en het effect daarvan (lees p49)
14
2.3) Meso-omgeving (extern omgevingsniveau)
Succes in marketing bestaat uit het
opbouwen van relaties met andere
afdelingen, maar ook met klanten,
leveranciers...
a) Klanten
= soorten afnemers
belangrijkste groep in meso-omgeving
(bestaansreden vh bedrijf)
5 soorten afzetmarkten
= een aantal klanten met ongeveer dezelfde behoeften
Business-markt = industriële markt (= B2B)
= Kopen goederen/diensten om verder te bewerken of in eigen
productieproces te gebruiken
Wederverkopers
= inkopen om met winst te verkopen Groothandel
Institutionele markten
= goederen en diensten leveren aan de mensen die aan hun zijn
toevertrouwd Scholen, gevangenissen, ziekenhuizen…
Consumentenmarkt (= B2C)
= individuen en huishoudens die goederen en diensten kopen voor eigen
gebruik
Overheidsmarkt
= overheidsinstellingen die goederen en diensten kopen om openbare
diensten te produceren of die deze producten en diensten doorgeven aan
anderen die deze nodig hebben
elk van deze markten kan zich in binnen of buitenland bevinden (international)
Bedrijven hebben vaak te maken met meerdere klantenmarkten,
telkens ook andere marketingbenadering
b) Leveranciers
= bedrijven en individuen die bedrijven en misschien ook hun concurrenten voorzien van de
middelen en materialen die ze nodig hebben om producten en diensten te produceren
Belangrijke schakel in het leveren van klantwaarde
ontwikkelingen bij de leverancier
grote gevolgen voor de marketing;
betrouwbare aanvoer grondstoffen/producten
betrouwbaarheid kwaliteit
15
CSR (= Corporate Social Responsibility)
evolutie inkoopprijzen
= bedrijven die een ander bedrijf helpen om hun producten te promoten, verkopen en
distribueren aan de eindafnemers of andere ondersteuning bieden
d) Belangengroepen
= groepen die, nu of in de toekomst, belang of invloed hebben op het vermogen van het
bedrijf om zijn doelstellingen te verwezenlijken.
6 groepen:
Financiële groepen : hebben invloed op mate waarin bedrijven in staat zijn
vermogen te verwerven. (banken, beleggers, aandeelhouders)
Mediagroepen : Kranten, tijdschriften, radio, tv, e-zines, sociale media,…
Overheid : Bedrijven moeten rekening houden met ontwikkelingen binnen de
overheid. Marketeers moeten overleggen met juristen over zaken als
productveiligheid en waarheidsgetrouwe reclame.
Specifieke consumentengroepen en actiegroepen : marketingbeslissingen kunnen
aangevochten worden door consumentenorganisaties, milieugroepen,
minderheidsbelangengroepen,…
Lokale groepen : buurtbewoners en buurtcentra.
Maatschappij : bedrijven hebben een groot belang om in de publieke opinie van
hun merk/product te investeren. Dit kan het koopgedrag beinvloeden.
Een bedrijf kan zowel marketingplannen opstellen voor doelgroepen als voor
belangengroepen.
16
e) Concurrenten
17
2. Doelstellingen van de concurrent bepalen:
Als je de doelstellingen kent, kan je inschatten hoe het bedrijf zich zal positioneren
in de markt en hoe het zal reageren op optreden van concurrentie.
Nagaan welke product-/marktsegmenten de concurrent beoogt
18
f) Vijfkrachtenmodel van Porter
19
2.4) Macro-omgeving (extern omgevigsniveau)
= Ruimere externe omgeving die zowel micro als meso-omgeving beïnvloedt
onbeheersbaar en voor een onderneming onbeïnvloedbaar
biedt (markt)kansen en (markt)bedreigingen
6 Factoren die
van invloed zijn op de
macro-omgeving vh
bedrijf (DESTEP)
Demografische Omgeving:
De bestudering van de bevolking op basis van de grootte, dichtheid, plaats, leeftijd, geslacht,
etniciteit, bezigheid, opleiding, gezinsstructuur… De mensen die deel uitmaken van de
bevolking bepalen de afzetmarkt. Marketing houdt de trends bij.
20
Economische omgeving:
Sociaal-culturele omgeving:
Cultuur
= reflectie van normen en waarden in maatschappij
(vb: individualisme vs collectivisme)
Continuïteit van culturele waarden (basis):
(vb: stelen mag niet)
Verschuivingen in culturele waarden (secundaire):
(vb: illegaal muziek downloaden kan wel)
Er zijn trends die merkbaar zijn aan de politiek, techniek, welvaartsniveau en vergrijzing.
(vrije tijd, wat eten, social media, technologische ontwikkelingen, rol v.d. vrouw, milieu)
(vb: students4climat, #metoo, polygamie, gayparade)
Al deze trends kunnen elkaar versterken, maar zorgen voor een ander uitgavenpatroon.
Vaak zijn er wel enkele normen en waarden diep geworteld in een samenleving, deze
evolueren minder snel dan de meeste trends.
(vb Huwelijk is de norm, op latere leeftijd trouwen is een trend)
21
Technologische omgeving:
Deze kan heel veel kansen met zich meebrengen. Met elke technologische vooruitgang vallen
bepaalde producten uit de belangstelling, maar kunnen er weer andere, betere producten
gemaakt worden. De snelheid waarmee technologische veranderingen plaatsvinden stijgt
enorm. Bedrijven moeten dit opvolgen willen ze niet voorbijgestreefd worden. Technologie
stelt mensen steeds meer en meer in staat om zaken met elkaar te verbinden en te
berekenen. Technologie maakt het mogelijk om analyses te doen met grote hoeveelheden
data en daarop voorspellingen te baseren.
(vb: AI, drones-leverende pakjes, robots, zelfrijdende auto’s)
Ecologische omgeving:
Politiek-juridische omgeving:
Toename van wetgeving (o.a. EC) (ook op internationaal niveau) i.v.m. concurrentiegedrag,
productnormen, aansprakelijkheid bij commerciële transacties
- ter regulering van het bedrijfsleven
- ter bescherming van de consument
- ter bescherming van de samenleving
vb: Bedrijven zouden aan oneerlijke concurrentie kunnen doen, of de klanten misleiden
met leugens.
Ook data verzamelen is een punt waar steeds meer regulatie rond komt.
Het kan ook zorgen voor investeringsklimaat, meer transparantie waardoor bedrijven betere
keuzes kunnen maken etc. Bedrijven kunnen ook zelf onderling afspraken maken.
Ook besparingen zijn een belangrijke factor in consumentengedrag.
22
2.5) Noodzaak duurzame marketing (p.72-78 niet te kennen)
2.6) Internationale marketingomgeving (p.79- 85 niet te kennen)
Hoofdstuk 4: Consumentengedrag
Bedrijven willen graag weten wat, wanneer, waar en hoeveel klanten kopen.
Zo kan het zijn strategie optimaliseren.
Koopbeslissing
Wat? Waarom? Wanneer? Waar? Met wie? Welk merk? Tegen welke prijs? Getwijfeld?
Hoe beslist?
Men bestudeert hoe consumenten reageren op prikkels, een nieuwe trend hierin is
neurotechnologie
= neuromarketeers doen onderzoek naar waarom klanten kopen en hoe ze reageren.
(vb: hoe mensen op het internet zoeken, hoe ze op advertenties reageren en hoe ze naar de
schappen in de winkel kijken)
De klant weet immers zelf niet eens altijd waarom hij iets doet, de beslissing vindt plaats in
de black box.
23
De blackbox bestaat uit 2 delen:
1. De karakteristieken v.d. consument bepalen hoe hij de prikkels waarneemt en
erop reageert
2. via een besluitvormingsproces tot bepaald koopgedrag
Wat een consument koopt hangt in sterke mate af van culturele, sociale, persoonlijke en
psychologische factoren. Marketing heeft nauwelijks of geen greep op deze factoren maar
moet er wel rekening mee houden.
a) Culturele factoren
Cultuur
= stelsel van elementaire waarden, perceptie, wensen en gedrag dat een lid van de
maatschappij meekrijgt uit het gezin en andere belangrijke instituten in de
samenleving
Members share a system of beliefs and practices
Cultuur heeft effect op: Wat we kopen, hoe we consumeren, decision-making,
communicatie....
Menselijk gedrag is voor een groot deel aangeleerd.
Culturele verschuivingen zijn dus ook belangrijk om in de gaten te houden.
Subcultuur
Elke cultuur omvat kleinere subculturen:
= groepen mensen met redelijk uniforme waardestelsels, gebaseerd op
overeenkomsten in levenservaringen en situaties.
nationaliteiten
religies
etnische groepen
geografische regio’s
Muzikale voorkeur...
Cross-cultural marketing:
= De praktijk van het opnemen van etnische thema's en interculturele perspectieven
in de mainstream marketing.
Cross-cultural marketing doet een beroep op de overeenkomsten tussen
consumenten in (sub)culturen in plaats van op de verschillen. Veel marketeers
merken dat inzichten die zijn verkregen uit etnische consumenten hun bredere
markten kunnen beïnvloeden.
Sociale klassen
= Redelijk permanente en gestructureerde lagen binnen de maatschappij,
24
waarvan de leden een sterke gelijkenis vertonen in waarden, interesses en gedrag
(combinatie van loon, opleiding, beroep,...)
Klasse A: welgestelden
Klasse B1: bovenlaag middengroep
Klasse B2: onderlaag middengroep
Klasse C : minder welgestelden
Klasse D : de minst welgestelden
Sommige klassensystemen hebben meer invloed op het koopgedrag dan andere.
b) Sociale factoren
Het gezin
Kooprollen binnen
het gezin
Vanaf kind 9j is, beïnvloeden zij ook steeds vaker wat er aangeschaft wordt.
Rol en status
positie binnen de groep en het respect dat dit afdwingt van mensen in de maatschappij
Rol
= de activiteiten die iemand volgens de mensen uit zijn omgeving verwacht wordt te
verrichten.
Elke rol brengt een sociale status met zich mee, een afspiegeling v.h. respect v.d.
25
maatschappij voor de rol
en elke rol heeft invloed op het koopgedrag.
Vb : Een willekeurige vrouw speelt de rol van dochter, echtgenote, manager
Elke rol van deze vrouw heeft invloed op haar koopgedrag
De rol van manager heeft een hogere status in onze maatschappij dan dochter.
c) Persoonlijke factoren
Leeftijd en levensfase
inkomen en de gezinstoestand zijn
hier grotendeels van afhankelijk In
verschillende fasen van hun leven
kopen mensen andere producten
en diensten.
Beroep
Het beroep dat iemand uitoefent heeft invloed op welke producten en diensten die hij koopt.
Sommige producten en diensten zijn specifiek voor bepaalde beroepen.
Softwareproducenten maken producten voor brandmanagers, boekhouders…
Financiële situatie
Sommige marketeers richten zich op consumenten met veel geld en middelen, en de prijzen
zijn dan ook navenant. (vb: Gucci)
Andere marketeers richten zich op consumenten met bescheidener middelen. (vb: Zeeman)
De persoonlijke financiële situatie heeft sterke invloed op de productkeuze.
Levensstijl
Mensen uit dezelfde subcultuur, sociale klasse of met hetzelfde beroep kunnen toch een
sterk verschillende levensstijl hebben.
Levensstijl
= leefpatroon zoals dit tot uitdrukking komt in activiteiten, interesses en
meningen/opinies.
de techniek waarmee iemands levensstijl wordt gemeten = psychografie
Aspecten van
levensstijl
dimensies
AIO-dimensies + demografie
Verschillende onderzoeksbureaus hebben indelingen naar levensstijl ontwikkeld.
Deze indeling wordt het meest gebruikt. ↑
26
Vb van verschillende lifestyle segmentaties: VALS-classificering , Elmo Roper, het Mentality-
model
Zo’n lifestyle-indelingen kunnen marketeers gebruiken om doelgroepen in te delen of inzicht
te krijgen in wat hun doelgroepen beweegt, door welke waarden zij gedreven worden en
welk (media)gedrag zij vertonen, zodat het marketingaanbod hierop kan worden afgestemd.
Consumenten kopen niet alleen producten, ze kopen de waarde en de lifestyle die het
product vertegenwoordigt.
Persoonlijkheid en zelfbeeld
Het persoonlijkheidsconcept kan van pas komen bij de analyse van consumentengedrag wat
betreft product - en merkkeuze. (‘merken hebben ook persoonlijkheden’)
een merkpersoonlijkheid
= specifieke combinatie van menselijke eigenschappen die je kan toeschrijven aan
een bepaald merk. (vb: eerlijkheid, spanning, competentie, verfijning, stoerheid)
Zelfbeeld: bezittingen zijn een afspiegeling van iemands indentiteit.
d) Psychologische factoren
Motivatie
Mensen zijn constant bezig allerlei behoeften te bevredigen. De meeste behoeften zijn niet
sterk genoeg om iemand onmiddellijk tot handelen (kopen) te motiveren.
Een behoefte wordt een motief wanneer de intensiteit wel sterk genoeg is.
⇒ motief is een behoefte die zo sterk is dat het individu actief naar bevrediging streeft.
Theorieën:
Freud : mensen zijn zich grotendeels niet bewust van de ware psychische krachten
die hun gedrag sturen. Mensen onderdrukken veel driften terwijl ze
opgroeien. Deze driften verdwijnen nooit helemaal en je hebt ze nooit
onder controle. Koopbeslissingen worden beïnvloed door onbewuste
beweegredenen.
Vb: Een man koopt een cabrio, hij verklaart zijn keuze omdat hij de wind in
zijn haren leuk vindt. Op een dieper niveau wil hij imponeren met zijn
succes. Op nog een dieper niveau omdat hij zich jong en onafhankeli
wil voelen (zijn jongensdroom).
Maslow : deelt behoeften op in urgentie en probeert zo motivatie te verklaren.
Mensen proberen de dringendste behoefte eerst te vervullen, dan vormt
deze geen motivatie meer, waarna ze de daarna dringendste behoefte in
het vizier nemen. Niet in alle samenlevingen/culturen komen behoeften
op dezelfde plaats.
27
Perceptie
= proces waarbij mensen informatie selecteren, indelen en interpreteren om zich een zinvol
beeld van de wereld te vormen
→2 mensen met dezelfde motivatie kunnen toch anders reageren omdat zij de situatie
anders waarnemen.
DE 5 ZINTUIGEN
Leren
= blijvende verandering in gedrag of mentale processen als gevolg van een bepaalde ervaring
→ Leren vindt plaats door een samenspel van drang, prikkels, secundaire prikkels, reacties en
bevestiging.
28
vb: Een consument koopt een camera van Canon. Als dat een prettige ervaring is, zal hij de
volgende keer wanneer hij een camera ofzo gaat kopen, waarschijnlijker een Canon-
product kopen.
Overtuigingen en attitudes
Consumenten hebben ideeën over dingen: ze zijn overtuigd van bepaalde zaken en dat heeft
een invloed op hun koopgedrag. Marketeers kunnen deze veranderen.
Vb: iPhones zijn gebruiksvriendelijk
Attitudes zijn hoe consumenten naar een verzameling van ideeën kijken. Ze zijn moeilijk te
veranderen.
Het koopgedrag vd consument verschilt sterk en is afhankelijk van wat hij koopt.
Bij complexere beslissingen zijn meestal meer mensen betrokken en wordt de koop
zorgvuldiger overwogen
Complex koopgedrag:
product duur, riskant of niet vaak gekocht of sterke mate van zelfreflectie
vb: sportauto, kleren
Koper moet veel leren over de productcategorie.
Hij maakt een weloverwogen keuze.
Marketeers moeten een inzicht hebben op de manier waarop consumenten
informatie verzamelen over product en alternatieven. Zij moeten de kopers
helpen om meer over de kenmerken vd productklasse te weten te komen.
Marketeers moeten de kenmerken van hun merk onderscheiden vd
concurrentie.
Dissonantiereducerend koopgedrag:
zelfde als complex koopgedrag, maar weinig verschillen tussen merken
vb: tapijt
Consument koopt relatief snel omdat ze weinig verschillen zien tussen alle
merken. Prijs en koopgemak vinden ze belangrijk.
Marketeers moeten na de aankoop klanten geruststellen dat ze de goede
keuze gemaakt hebben (ook al zijn er nadelen aan product, of voordelen aan
ander niet-gekocht product).
Gewoontekoopgedrag:
goedkoop en vaak gekocht, weinig betrokkenheid
vb: fleswater, zout...
Consument doet aankoop geregeld, zonder veel nadenken. Ze zoeken niet
naar uitgebreide info en evalueren geen eigenschappen.
Marketeers doen en prijs- en verkooppromotie en korte, herhaalde
29
reclameboodschappen (tv,yt...). (passief leren) Kopers leren een product
kennen door een symbool dat herhaaldelijk daaraan gekoppeld wordt.
Variatiezoekend koopgedrag:
goedkoop, weinig betrokkenheid, maar groot verschil in merken
vb: snoep, koek,...
Mensen stappen vaak van het ene naar het andere merk over, niet vanwege
ontevredenheid maar door nood aan variatie.
Marketeers proberen gewoontekoopgedrag te stimuleren (door schapruimte
domineren, reclame, lagere prijzen, speciale aanbieding)
vb: snoep, na een tijd wilt men een andere smaak testen.
1. Behoefteherkenning: (= probleemherkenning)
er is een verschil tussen de huidige en de gewenste situatie, dit wordt opgemerkt
door interne (vb: dorst, jas nodig) of externe prikkels (vb: commerciële stimuli).
2. Informatieverzameling:
Hoe sterker de drang hoe actiever de consument op zoek gaat.
Persoonlijke, commerciële en openbare bronnen, ervaring...
4. Koopbeslissing:
de consument heeft beslist om te kopen, hij kan enkel nog beïnvloed worden door:
reactie van anderen, onverwachte situaties (vb: ontslag)...
Dan kan hij nog uitstellen, veranderen, vermijden…
5. Gedrag na de koop:
voldoet het product aan de verwachtingen, dan is de klant tevreden,
anders niet en zal hij niet meer opnieuw kopen door
cognitieve dissonantie (= ongemakkelijk gevoel na innerlijke conflicten na aankoop).
Cognitieve dissonantie proberen verlagen door raad aan vrienden vragen, rationale
zoeken waar het oké is… (wil van klachten af)
Bedrijven moeten hun klanten tevreden stellen na aankoop om negatieve reclame te
vermijden en ervoor te zorgen dat de klant nog eens koopt.
30
Adoptieproces
= mentale proces dat consument doormaakt vanaf het moment dat hij van een
nieuwigheid hoort tot de uiteindelijk acceptatie/adoptie daarvan.
De eigenschappen van een nieuw product en de mate waarin die gewaardeerd worden,
zijn van invloed op de snelheid waarmee het wordt geadopteerd.
Sommige producten ‘maken het’ vd ene dag op de andere, in andere gevallen duurt de
acceptatie jaren.
⇒ ook vertrouwen, risico, kosten en sociale aanvaardbaarheid zijn belangrijke factoren voor
consumenten.
31
Hoofdstuk 5: B2B marketing
5.1) Businessmarkten
= alle organisaties die goederen en diensten kopen om te gebruiken/bewerken of om tegen
winst te verkopen/verhuren
→ Bedrijven kopen dus goederen en diensten aan om zelf goederen en diensten voor
derden mee te produceren.
Het merendeel van alle transacties wereldwijd zijn B2B (omdat goederen en diensten vaak
meerdere malen worden doorverkocht vooraleer bij consument terecht komen)
Marktstructuur en vraag
32
kenmerken van businessmarkten
Afgeleide vraag
= de vraag van organisaties vindt zijn oorsprong in de vraag van de eindafnemers van
bepaald product
= Bedrijfsmatige vraag
(vb: vraag naar leer hangt af van vraag naar schoenen)
Inelastische vraag
= totale vraag product niet of nauwelijks beïnvloed door prijsveranderingen
(vooral KT)
→ veel B2B-markten hebben ermee te maken
(vb: wanneer prijs leer daalt is geen reden voor schoenenfabrikant om ineens meer
schoenen te verkopen)
door deze relatieve ongevoeligheid voor prijs en de enorm stijgende vraag in
opkomende economieën, zijn de grondstofprijzen de laatste jaren flink gestegen
Fluctuerende vraag
= de vraag naar veel B2B-goederen & -diensten verandert sneller en sterker dan de
vraag naar consumenten-goederen & -diensten
een kleine stijging vd consumentenvraag kan leiden tot een heel grote stijging in
de bedrijfsmatige vraag (= bull-whip effect of opslinger effect)
Wanneer een bedrijf inkoopt zijn hierbij meer besluitvormers betrokken dan wanneer een
consument iets koopt.
Alle personen en eenheden die op een of andere wijze meebeslissen over de inkoop
= groep besluitvormers = DMU
→ Complexe aankoop heeft vaak meer besluitvormers (supply managers) en een langere
duur.
33
Grote aankopen vereisen uitvoerige productspecificaties, geschreven inkooporders,
weloverwogen leverancierskeuze en een formeel akkoord ook wel
SLA= service level agreement = (optionele) overeenkomst met afspraken tussen
aanbieder en afnemer
De koper en verkoper in een koopproces zijn vaak sterker van elkaar afhankelijk
(vb: klanten helpen met problemen, oplossingen zoeken, nazorg na de verkoop…).
Vaak wordt het aanbod aangepast aan de behoeften van de klant.
De laatste jaren staan klanten en leveranciers niet meer als opponenten tegenover elkaar,
maar zijn de relaties hecht en vriendelijk.
Veel afnemers doen aan supplier development
=ontwikkelen van netwerken van toeleveranciers om zich te verzekeren van een
betrouwbare toevoer van producten en materialen
Binnen de retail en logistiek vindt een zeer groot aantal transacties plaats via
EDI = Electronic Data Interchange → om orders, pakbonnen, facturen… uit te wisselen tussen
bedrijven (zo relatie hechter en de communicatie
efficiënter).
De digitale omgeving
Opkomst van internet zorgt voor nieuwe markt voor digitale producten.
(vb: reclame en promotie websites)
→ een hele nieuwe branche: B2B-leveranciers- en kopers die uitsluitend een digitaal product
leveren. Vb: Google, AdWords
→ Ze gebruiken vaak het no-cure, no-pay principe.
= bedrijven betalen pas wanneer resultaat geboekt
34
Model van bedrijfsmatig koopgedrag
Straight rebuy
= routinematige heraankoop (zonder wijzigingen iets wat hij al eerder besteld heeft,
automatisch bestelsysteem)
Modified rebuy
= gewijzigde heraankoop met enkele aanpassingen (vb: productspecificaties, prijs,
leveranciers..) meer beslissers zijn betrokken, leveranciers onder druk
New task
= nieuwe aankoop:
meer tijd en beslissers (vb: financieel directeur voor prijs, magazijnmanagement
voor grootte…) voor nodig, eerste aankoop van iets
(System selling = verkoop van complete oplossing, pakket)
DMU:
Gebruikers: Gebruiken goederen/diensten. In veel gevallen geven zij de aanzet tot
koopvoorstel. Zij stellen mede de productspecificaties op
35
Problem Solving Unit (PSU): Moet achterhalen wie er betrokken is bij de beslissing (DMU),
welke invloed elke deelnemer heeft en welke evaluatiecriteria hij
hanteert (→ van de klant) en lost hun problemen op
Wanneer het aanbod van twee bedrijven erg gelijkende is, kijken inkopers ook naar
persoonlijke factoren. (inkopers zijn op rede en emotie aanspreekbaar) Wanneer er meer
verschil is tussen de bedrijven zullen inkopers meer rekening houden met de economische
eigenschappen (laagste prijs, beste product of dienstverlening).
→ mix van objectieve en subjectieve prioriteiten
lees eventueel p 171-172
36
1. Probleemherkenning: Door een interne (vb: nieuwe machine nodig) of
externe prikkel (vb: advertentie, beurs) wordt een behoefte beseft
die kan worden opgelost door de aankoop van goederen/diensten.
4. Een leverancier zoeken: lijst met meest geschikte opstellen via collega-bedrijven of
internet.
→ tijdrovend proces, bij complexe aankopen komen er veel
mensen bij kijken, (longlist adhv criteria⇢shortlist⇢) enkele
leveranciers gecontacteerd.
37
E-procurement: kopen via internet
Institutionele markten
= ziekenhuizen, scholen, gevangenissen, kantine universiteit en andere non-profit
instellingen die producten/diensten leveren aan mensen die aan hun zorg zijn
toevertrouwd
Vaak laag budget
‘gebonden/gedwongen’ klantengroep
vaak speciale divisie en aangepaste producten voor deze markt
(vb: kleine potjes ketchup voor universiteiten, ziekenhuis… ze stellen ook hoge
eisen qua hygiëne)
Overheidsmarkten:
biedt veel kansen aan bedrijven, in veel opzichten gelijk aan bedrijfsmatige inkoop en
verloopt ook steeds meer online. Maar er zijn verschillen waaraan de leveranciers
zich moeten houden. De aanbieders moeten de gewoontes en
inkoopbeslissingsproces van ambtelijke organisaties goed begrijpen, de belangrijkste
beslissers vinden en de factoren bepalen die hier het koopgedrag beïnvloeden.
Overheidsorganisaties eisen dat leveranciers offertes uitbrengen en plan.
Vaak verplichte openbare aanbestedingen (= overheidsopdracht)
lage prijs KT vs LT soms vergeten (lage prijs → niet beste product)
leveranciers uit eigen land
Betaling laat soms op zich wachten
Overheidsinkopers worden ook beïnvloed door omgevingsfactoren, de
activiteiten worden nauwlettend in de gaten gehouden door externe
belangengroepen. Heel veel papierwerk (alles wordt strikt gecontroleerd).
Niet-economische criteria spelen ook steeds meer een rol,
overheidsinkopers krijgen vaak de taak bepaalde aanbieders te
begunstigen. (bedrijven in gebieden met recessie, kleine bedrijven,
bedrijven die ethisch verantwoord zijn…) Politici kiest ook bedrijven uit
eigen kiesgebied, zo wil m'n stemmen ronselen.
De aankoop is ook heel erg bureaucratisch en complex waardoor dit bij
leveranciers voor frustraties kan zorgen.
38
Vaak schrijven overheden opdrachten uit waar dan leveranciers op kunnen
reageren (in de EU kunnen bedrijven uit de hele EU inschrijven op zo een
opdrachten). Bedrijven kunnen ook zelf voorstellen doen aan de overheid,
waar die misschien niet mee bezig zijn.
Door elementen uit beide analyses worden een aantal strategische opties geformuleerd
die als leidraad kunnen dienen voor een toekomstige strategie van de PMC, kan ook leiden
tot aanpassing vd marktafbakening.
6.2) Portfolioanalyse
*SBU = een onderdeel van het bedrijf met een eigen missie en doelstelling, dat onafhankelijk van andere
activiteiten kan gemanaged worden (bv. divisie, productlijn, merk)
39
Portfolioanalyse: belangrijk instrument in de strategische planning
→ is bedoeld om de sterke punten v.h. bedrijf zo goed mogelijk in te zetten
om de kansen te benutten
Taak 1: het identificeren van SBU’s*
Taak 2: het bepalen van de aantrekkelijkheid van de SBU’s
(= aantrekkelijkheid van de bedrijfstak/markt en de positie van de eenheid
in deze bedrijfstak/markt)
Doel: Beslissen welke activiteiten meer, minder of geen investeringen toegewezen
krijgen (o.b.v. van SWOT)
⇒ winstgevende activiteiten ondersteunen met sterke middelen en de
zwakke onderdelen af bouwen/schrappen
Hoe: via planningsmethoden → BCG of General Electric Model
Relatief marktaandeel
= eigen marktaandeel
/ marktaandeel
Relatieve marktaandeel
40
question marks & nieuwe productontwikkeling
Deze gevestigde en geslaagde SBU’s vereisen minder geïnvesteerd vermogen om het
marktaandeel te handhaven. Zij genereren het geld waarmee het bedrijf de
rekeningen mee betaalt en andere strategische eenheden steunt. De cash cows
vormen de kurk waarop de gehele onderneming drijft.
Vb: Coca Cola
(vaak worden ze na een tijd voorbijgestreefd en worden het dogs)
→ de stippen staan voor alle SBU’s die het bedrijf (staat er vrij goed voor) heeft.
De oppervlakte van de stippen is recht evenredig met de omzet
Wanneer de eenheden geclassificeerd zijn, moet de rol die zij in de toekomst zullen spelen
vastgelegd worden.
→ 1) meer investeren om aandeel ↑ 2) net genoeg investeren om aandeel =
3) eenheid oogsten door haar uit te melken of er cashflow aan te ontrekken
4)eenheid afstoten
De aanpak neemt bij het bepalen van de marktaantrekkelijkheid (MA) niet alleen de
marktgroei, maar ook veel andere (externe) factoren in overweging.
→ aantrekkelijkheidsindex (marktgrootte, tempo marktgroei, seizoensgebondenheid en
cyclus vd vraag, winstmarges en kostenstructuur in de bedrijfstak...) Deze factoren krijgen
waarderingscijfers die worden gecombineerd tot een index vd marktaantrekkelijkheid.
41
voorbeeld van MABA-analyse in tabelvorm
→ idee van weging criteria in het MABA-model kent veel andere toepassingen
erg duur en onduidelijk kan zijn om een SBU volledig te analyseren en dan juist te plaatsen.
(Is een SBU klein op een brede markt of groot op een niche markt?)
Ook wordt er enkel gefocust op huidige activiteiten en leert het weinig over opkomende
producten: welke middelen moet aan welk nieuw project gegeven worden?
Bedrijven zijn vaak ook onzeker over wanneer te stoppen met investeren en knijpen dus
volgroeide activiteiten te snel uit, vooraleer ze het volledige rendement er hebben
uitgehaald.
6.3) SWOT-analyse
Naast portfolio-analyse, tweede instrument om van
analyse tot strategisch plan te komen.
Het bestaat uit bevindingen van de externe en
interne analyse.
42
Interne analyse: onderzoekt de micro-omgeving
voor zover beïnvloedbaar
→Strenght + Weakness
Externe analyse: onderzoekt de macro-omgeving en het deel van de meso-omgeving dat
niet-beïnvloedbaar is
→Opportunities + Threats
Het opstellen van een SWOT-analyse dient volgens stappenplan plaats te vinden:
Stap 1 : inventarisatie
(lijst kansen/bedreigingen en sterktes/zwaktes
→ Wat zijn de trends en hoe spelen die in op onze sterktes en zwaktes.
Deze zijn het gevolg van vorig beleid en die resultaten.
Sterktes en zwaktes zijn relatief: je moet altijd vergelijken met de concurrenten,
en moeten op feiten berusten en ondersteund kunnen worden vanuit
klantenperspectief. Belangrijk is om gefocust enkel hoofdzaken te vermelden).
Stap 2 : selectie
(SWOT-punten op relevantie en gewicht beoordelen)
Stap 3 : opstellen confrontatiematrix
(geselecteerde SWOT-punten combineren)
Stap 4 : analyse
(belangrijkste (strategische) issues vaststellen: welke combinaties zijn belangrijk voor
het toekomstige beleid; de optie met het meeste impact op het toekomstig beleid
wordt verder uitgewerkt).
Sommige sterktes zullen matchen met de kansen wat wilt zeggen dat de huidige sterktes ons
in staat stellen om de kans te benutten, na verdere uitwerking van een marketingplan. Ook
zullen enkele zwaktes matchen met bedreigingen waardoor er snel aan een oplossing
gewerkt moet worden.
/ Kansen Bedreigingen
Sterktes ++ +-
Zwaktes -+ --
43
Kansen (extern): Bedreigingen (etern):
Nieuwe Markten Nieuwe concurrenten
Veranderende markten Vervangende producten - substituten
Groei van de markt Negatief overheidsbeleid
Technologische ontwikkelingen Veranderde behoeftes
Veranderde regelgeving Demografische veranderingen
... ...
Confrontatiematrix
44
Strategieën die een bedrijf kan gebruiken binnen een markt ten opzichte van zijn
concurrenten (soms kiezen bedrijven ook voor inkrimpen ipv groeien)
Doorheen de jaren zijn er verschillende expansiestrategieën ontstaan, elk met een specifieke
invalshoek die verklaard kan worden vanuit de toenmalige maatschappelijke context.
De vraag of een strategie geschikt is hangt dus samen met de marktomstandigheden,
de aard en de mate van de concurrentie en de competenties van een bedrijf.
Productontwikkeling: men ontwikkelt een nieuw of gewijzigd product (voor bedrijf nieuw
product) en biedt dat aan op bestaande markten.
Vb: A-klasse, Smart (nieuwe autosoort voor Mercedes)
Diversificatie: met nieuwe producten markten veroveren waarop het eerder nog niet actief
was.
vb: High technology(ruimtevaarttechniek) gebruiken in personenauto
45
Men kan hierbij de opmerking maken, wat zie je als een markt waar je al actief was en wat
niet. → Op dat vlak kan ‘marktdefinitie’ een betere maatstaf zijn.
Zelfde probleem bij: Geldt producten aanbieden aan een nieuw segment of
designswijzigingen als een nieuwe product of niet.
Als het om een incrementele verbetering en aanpassing gaat blijft het product hetzelfde.
Als het om radicale of breakthrough-innovaties gaat dan is het meestal een nieuw
product. Niet alleen producten, maar ook diensten.
Een andere opmerking is dat bedrijven niet enkel strategieën ontwikkelen voor uitbreiding
van hun bedrijfsportfolio, maar ook inkrimping ervan (wanneer een bedrijf merken of
producten voert die onrendabel zijn of niet langer passen in zijn totale strategie). Vaak doen
bedrijven dit niet waardoor ze minder winst maken in het algemeen. Bedrijven proberen op
KT ook vaak expansie te bereiken met huidige product/markt-combinaties. Het zal dus
nieuwe klanten moeten aanspreken (niet-kopers of bij concurrentie) of gebruiksfrequentie
moeten verhogen binnen bestaande markt.
Integratieve groei
Groeistrategieën
Ansoff-matrix
Integratieve groei
- Achterwaartse integratie (vb: Delhaize cola)
- Voorwaartse integratie (vb: Nike Store)
- Horizontale integratie (vb: Whatsapp – Facebook)
Deze strategie gaat er vanuit dat een bedrijf zich in het algemeen het beste kan
onderscheiden vd concurrent door het aanbod te differentiëren of door sterk op de kosten te
besparen. Deze keuze kun je maken voor hele markt of een deel vd markt (focus).
46
Kostenleiderschap: het bedrijf werkt hard om de laagste productie- en distributiekosten te
realiseren, zodat het zijn prijs lager kan houden dan de concurrentie en
zo een groter marktaandeel kan veroveren. (vb: Aldi)
Differentiatie: het bedrijf legt zich toe op een sterk gedifferentieerde productielijn en
marketingprogramma, zodat het overkomt als ‘ beste in zijn klasse’ in de
bedrijfstak. (vb: Bose)
Het bedrijf dat de gekozen strategie het beste uitvoert, maakt de meeste winst. Bedrijven die
geen duidelijke strategische keuze maken zijn slechter af. (stuck in the middle)
proberen goed zijn in alle strategieën → uiteindelijk nergens goed in.
Red Ocean: bedrijven concurreren met elkaar in een bestaande marktruimte waar al veel
aanbieders aanwezig zijn. Ze proberen de concurrenten te verslaan via
differentiatie of kostenleiderschap en richten zich op de bestaande vraag.
Vb: Ryanair
Blue Ocean: bedrijven richten zich niet op concurrenten (streven geen concurrentievoordeel
na). Ze zoeken ruimte in de markt waar geen concurrentie is.
→ nieuwe vraag creëren en deze af te schermen van andere aanbieders door
zich van hen te onderscheiden door relevante aspecten van het aanbod te
elimineren, te reduceren,te verhogen of te creëren.
Vb: Cirque du Soleil, airbnb
Ondernemende marketing:
market shaping
= zelf markten nieuw leven inblazen en nieuwe markten creëren
en market sensing
= aanvoelen dat er potentieel is
47
5. Bus. model canvas niet te kennen (p232-233 niet te kennen)
6. Expansie buitenlandse markten (p 233-238 niet te kennen)
7.2) Marktpositiestrategieën
→ houden zich bezig met de vraag op welke manieren bedrijven hun marketingpositie
kunnen verbeteren op basis van de huidige marktpositie
Bedrijven die concurreren op een bepaalde doelmarkt verschillen op een gegeven moment in
doelstellingen en middelen.
Concurrentiestrategieën gebaseerd op de marktpositie die de ondernemingen innemen
op de doelmarkt:
40% vd markt is in handen vd marktleider (bedrijf met grootste marktaandeel).
30% is in handen van een uitdager (bedrijf net onder de top dat vecht om
marktaandeel te vergroten).
20% is in handen van een marktvolger (andere bedrijf net onder top dat
marktaandeel wil vasthouden, zonder al te veel commotie).
Resterende 10% is handen van nichebedrijven (bedienen klein segment waarin
andere bedrijven (nog) geen intresse in hebben)
a) Marktleiderstrategieën
Het bedrijf geeft de toon aan in prijswijzigingen, introductie van nieuwe producten,
promotie-uitgave... Het staat vaak centraal in de strategie van concurrenten.
Andere bedrijven dagen het bedrijf constant uit. Wanneer een bedrijfsleider een verkeerde
beslissing maakt, concurrenten verkeerd inschat, het bedrijf verouderd is, er goedkopere
varianten vh product zijn of er een productinnovatie voordoet kan het bedrijf terugvallen
naar 2de of 3de plaats. Om zijn positie te behouden kan het:
De totale marktvraag proberen te vergroten:
meer klanten lokken door nieuwe toepassingen of bestaande klanten
vaker laten consumeren.
Het huidige marktaandeel beschermen (tegen concurrenten):
zwakke punten die concurrentie kansen biedt voorkomen of
verhelpen. Het moet de kosten laag houden en de prijzen in
overeenstemming brengen met de waarde die de klant in het merk
ziet. De leider moe ‘gaten dichten’ zodat de concurrent er niet in
springt. Het bedrijf valt aan, bepaalt het tempo en buit de zwakke
punten vd concurrentie uit. Voortdurende innovatie is key.
Het huidige marktaandeel vergroten:
door klanten werven, loyaliteit verwerven en concurrenten opkopen.
Zo zal winstgevendheid stijgen.
b) Uitdagersstrategieën
48
Het doel kan zijn zelf marktleider worden of meer marktaandeel veroveren.
Uitdagers hebben vaak het voordeel: second-mover, kijkt wat leider succesvol
maakt en verbetert het.
Bedrijven van gelijke grootte of plaatselijke of regionale bedrijven
aanvallen(/opslokken). Het bedrijf moet zijn tegenstanders zorgvuldig kiezen en
een duidelijke, haalbare doelstelling formuleren.
c) Volgersstrategieën
Wanneer je aanvalt is het vaak een harde strijd en de bedrijven kunnen erna zelfs slechter af
zijn. (de leider heeft een groot uithoudingsvermogen).
Daarom zijn er dus veel bedrijven die de leider gewoon volgen ivp aanvallen.
Een volger kan veel voordelen realiseren. De marktleider draagt vaak de kosten die gemoeid
zijn met de ontwikkeling van nieuwe producten en markten, de uitbreiding vd distributie en
het informatie verstrekken aan de markt.
De marktvolger kan leren vd ervaring vd leider en zijn producten en marketingsprogramma’s
imiteren, doorgaans tegen een veel lagere investering.
Hoewel de volger de leider waarschijnlijk niet gaat inhalen, is de volgerrol vaak net zo
winstgevend. Een volger moet weten hoe klanten vast te houden en deels nieuwe aan te
trekken
→ balans vinden tussen dicht genoeg volgen en klanten te winnen van marktleider.
Elke volger probeert duidelijk ander voordeel te brengen (locatie, service, financiering).
Volgers = eerste doel v.d. uitdagers
d) Nichespelersstrategieën
Het bedrijf moet zich specialiseren op de markt, de klant, het product of de marketingmix.
Het nichebedrijf kan kiezen uit verschillende rollen:
Eindgebruikerspecialist: bedrijf legt zich toe op bedienen van 1 soort klant
Specialist op klantengrootte: bedrijf verkoopt aan kleine, middelgrote of grote
klanten. klanten bedienen die grote bedrijven links
laten liggen.
Specialist voor specifieke klanten: Het bedrijf verkoopt aan 1 of meer grote klanten
(in nauwe samenwerking).
Geografische specialist: bedrijf verkoopt enkel in een bepaald gebied of bepaald
deel vd wereld
Kwaliteit/prijsspecialist:
bedrijf opereert aan onderkant of bovenkant vd markt:
49
zeer exclusief met hoge kwaliteit of goedkoop met lage kwaliteit.
Bedrijven kunnen meerdere strategieën combineren zolang ze een gelijke richting blijven
aangeven.
8.1) Marktsegmentatie
Bedrijven kunnen niet van alle klanten hun behoeften op dezelfde manier bevredigen.
(er zijn te veel klanten, zijn te verspreid en te verschillend in hun behoeften en koopgedrag)
Van massamarketing naar doelgroepmarketing.
→ marktsegmentatie
= Het opdelen van de grote, heterogene markt in kleinere homogene subgroepen van
mensen (doelgroep) die dezelfde behoefte hebben of op dezelfde manier reageren
op speciaal voor hen ontwikkelde marketingmix.
Deze homogene subgroepen hebben bijvoorbeeld gelijksoortige behoeften, kenmerken of
gedrag.
→ Deze groepen hebben nood aan andere marketingmix
(→ voor elke doelgroep juiste waardepropositie, op maat gemaakt producten en
marketingsprogramma).
50
Nadelen: Ontwerpkosten, Productiekosten, Promotiekosten, Voorraadkosten,
Marktonderzoekskosten
De vier belangrijkste stappen voor het ontwerpen van een klantgerichte marketingstrategie:
In de eerste 2 stappen selecteert bedrijf de klanten die het zal bedienen.
Segmentatie, het bedrijf gebruikt verschillende manieren om de markt te
segmenteren en stelt profiel op vd bijhorende marktsegmenten.
Bij doelgroepkeuze wordt de aantrekkelijkheid van elk segment geëvalueerd en
zoekt bedrijf 1 of meer segmenten uit waarop het zich wil richten.
In de 2 laatste stappen wordt een waardepropositie gekozen, waarde creëren voor
doelklanten.
Differentiatie: klantwaarde creëren door iets anders aan te bieden dan concurrent
(wat, waarom, voor wie, tegen wie).
Positionering: realiseren van duidelijk en onderscheidende plaats van een
organisatie, business unit, product of merk in het hoofd vd afnemers
(breinpositie) tov vergelijkbare concurrentie. Het gaat om beleving,
ervaring…(psychologisch).
(Markten bestaan uit kopers die verschillen in wensen, middelen, locatie, koopgedrag)
Het doorlopen vd stappen voor marktsegmentatie en positionering leidt tot een effectieve
waardecreatie voor de beoogde klanten
51
Geografisch:
- Regio: streek, stad, land, buurt
vb: Carrefour Market, Hypermarket, Express, Drive
- Grootte stad: aantal inwoners
- Dichtheid: Stad, voorstad, platteland
vb: Mini-auto’s handig in de stad
- Klimaat: zeeklimaat, landklimaat, tropisch
Demografisch:
- -Leeftijd/levensfase (vb: plop hespenworst) - Inkomen
- Geslacht (vb: venusgilette) - Nationaliteit
- Religie (vb: hallalfrikandellen) - Ras
- Gezinsgrootte
- Gezinslevenscyclus: single, jong gezin, getrouwd… (vb: grote gezinswagens)
- Beroep: manager, ambtenaar, technisch personeel…
- Opleiding: geen opleiding, beroepsopleiding, unief…
veel gebruikt (makkelijk te meten, nauwe link met behoeften, wensen...)
Psychografisch:
- Sociale klasse: arbeidsklasse, middenklasse,
onderklasse, bovenklasse…
- Levensstijl & waarden: gelovigen, avonturiers,
hipsters, hippies…
- Persoonlijkheid: sociaal, ambitieus,
openheid voor nieuwe ervaringen…
Gedragsmatig:
- Koopgedrag: trouw aan merk, variëteit zoeken...
- Gelegenheid: geen bijzondere aanleiding, speciale gelegenheid
- Koopeisen, gezochte benefits: besparing, kwaliteit, goede service…
- Gebruikersstatus: niet-gebruiker, gewone gebruiker, reguliere gebruiker
- Mate van gebruik: lichte, gewone, of zware gebruiker
- Loyaliteit: laag, hoog…
- Fase van koopbereidheid: (on)bewust, geïnformeerd, van plan om te kopen
- Mening over het product: positief, negatief, vijandig, enthousiast...
52
Een vorm hiervan : GEODEMOGRAFIE
= Een combinatie van geografische, demografische en lifestyle-informatie dat
doelgroep-locaties identificeert door verschillende gedrags-
overeenkomsten.
Door zich op segmenten te richten en niet op hele markt heeft bedrijf meer kans de afnemer
waarde te leveren en te worden beloond voor de speciale aandacht.
Criteria:
Geografisch
Demografisch: bedrijfstak, bedrijfsgrootte
Koopgedrag: gezochte benefits, gebruiksstatus, loyaliteit, frequentie…
Operationele kenmerken: Technologie, nood aan service…
Inkoopmethode/-criteria: machtsstructuur, bestaande relaties, inkoopbeleid...
Situationeel: Dringendheid, specifieke toepassing, ordergrootte…
Persoonlijke kenmerken: gelijkenissen, kennis, houding, loyaliteit… van diegene dat
betrokken zijn bij het koopproces
Eenmaal bedrijfstak gekozen verder segmenteren naar grootte en geografische locatie
De meeste bedrijven beperken zich tot een aantal landen. Het internationaal zaken doen
brengt nieuwe uitdagingen met zich mee (verschillen op cultureel, politiek en economisch
vlak).
Geografische locatie vb: EU, Nafta (handelsbarrières)
Economische factoren (nationaal inkomen, nationale economische ontwikkeling)
Politieke en juridische factoren (soort en stabiliteit regering, protectionisme…)
Culturele factoren (talen, godsdiensten, waarden en standpunten, gewoonten…)
Alternatief: Intermarktsegmentatie : clusters van consumenten die internationaal dezelfde
kenmerken hebben (ongeacht nationaliteit)
De markt kan op vele manieren worden gesegmenteerd niet alle manieren zijn effectief
(indeling door haarkleur heeft geen invloed op koopgedrag van zout)
Toegankelijkheid/bereikbaar:
Kunnen marktsegmenten
effectief worden bereikt en
bediend?
53
Differentieerbaar: de segmenten zijn conceptueel te onderscheiden en reageren anders op
verschillende marketingmixelementen en -programma’s.
Meeste bedrijven betreden nieuwe markten door 1 segment te kiezen en als dit succes blijkt,
uitbreiden naar andere segmenten. Totale marktdekking kan ook.
Marktsegmenten beoordelen
Grootte, groei, winstgevendheid: groot segment is niet altijd aantrekkelijkheid, er zijn niet
altijd de middelen voor en veel concurrentie
Structurele aantrekkelijkheid van segment (Porter 5 forces):
→ huidige en potentiële concurrenten, mogelijke substituten, relatieve
macht van de kopers en relatieve macht van de leveranciers
Doelstellingen en middelen van het bedrijf: sommige segmenten passen niet in de
LT-doelstellingen vh bedrijf, enkel richten op
segmenten waaraan het superieure waarden
kan bieden
Na beoordeling hoopt bedrijf op 1 of meer segmenten die de moeite waard zijn. Op hoeveel
segmenten gaat het bedrijf zich richten?
Doelgroep = groep klanten met gelijke behoeften/eigenschappen, waarop bedrijf zich wil
richten.
(eigenlijk is elke afnemer = doelgroep want iedereen heeft unieke behoeften dus voor elke
afnemer afzonderlijk marketingprogramma maar voor meeste bedrijven loont dat niet dus
54
grotere groepen)
Doelgroepkeuze kun je uitvoeren op verschillende niveau’s ↓↓↓
Ongedifferentieerde marketing:
verschil tussen segmenten negeren
en met 1 aanbod richten op hele markt.
Concentreren op gemeenschappelijke behoeften.
Moeilijk om goederen/diensten te produceren
dat alle consumenten tevreden stelt en om te
concurreren met bedrijven die veelal beter in
de behoeften van specifieke segmenten en niches voorzien. (-)
+ eenvoudig en goedkoop
- negeert behoeften van specifieke segmenten
Gedifferentieerde marketing:
(= segmentmarkting)
verschillende doelgroepen worden
aangesproken met een verschillend marketingaanbod.
Door segmenten product- en marketingvariaties te bieden hopen bedrijven op
hogere omzet en sterkere positie binnen elk marktsegment
Vb: luchtvaartmaatschappijen
+ voldoet aan behoeften en wensen van specifieke segmenten
- complex om uit te voeren en zeer kostbaar
Geconcentreerde marketing:
(= nichemarketing)
Specialiseren zich in klantsegmenten die grote
concurrenten over het hoofd zien. Je richt je op een
groot deel van 1 of meerdere kleine marktsegmenten
of niches. Een ideale marktniche is groot genoeg om winsten op te leveren en heeft
groeipotentieel, bedrijf kan het effectief bedienen en is niet aantrekkelijk voor grote
concurrenten. Door geconcentreerde /effectieve marketing realiseer je sterke
marktpositie (door grote kennis consumentenbehoeften) en speciale reputatie.
→ zeer rendabel maar grotere risico’s (risico beperken door diversifiëren over
meerdere segmenten) Aantrekkelijk wanneer middelen beperkt zijn.
Vb: HelloFresh
+ voldoet aan behoeften van specifieke segmenten, uitvoerbaar, betaalbaar
- gevaar dat bedrijf ‘verkeerde’ segmenten kiest of concurrent beter segment
Micromarketing
= praktijk waarbij producten en marketing programma’s worden aangepast aan de
smaak van specifieke personen en specifieke locaties.
Zo kunnen ze voorzien in de behoeften van verschillende marktsegmenten.
55
Lokale Marketing:
merken en promotieacties worden aangepast aan behoeften en wensen van
lokale groepen (→ steden, buurten, specifieke winkels …)
via smartphones en GPS op locatie gebaseerde sociale media inspelen
Vb: Uber
Effectiever bij uitgesproken regionale en lokale verschillen in demografie en
levensstijl, het voorziet in de behoefte van detaillisten.
Individuele Marketing:
producten en marketingprogramma’s worden toegesneden op de behoeften
en voorkeuren van individuele klanten. ‘Marketing op maat’
Door de huidige technologieën zoals location based services is dit mogelijk
Vb: NikeID, Nutellapot met naam
⇒Door Massamaatwerk (mass customization) is het mogelijk om op grote
schaal individueel ontworpen producten te maken en te communiceren om
te voldoen aan de eisen vd klant. Ook bij B2B. Klantrelaties zijn heel
belangrijk. Internet vergemakkelijkt het.
+ voldoet aan behoeften van kleine subsegmenten, uitvoerbaar, betaalbaar
- zelfde als geconcentreerde marketing, verhoogt productie- en marketingskosten
(schaalvoordeel kleiner), logistieke problemen, algemeen imago van merk kan
verwateren
56
Het realiseren van een (relatieve) positie van een organisatie, business unit, merk of product
in de perceptie van afnemers (breinpositie), tov vergelijkbare concurrenten.
Positionering van een product = complex samenstel van percepties, indrukken en gevoelens
die consument in verband met product/merk ervaart in
vergelijking met concurrerende producten.
Aanbieders plannen hun positionering die hun product de gunstige plaats oplevert bij de
doelgroep en stellen een marketingmix samen om de geplande positionering te
verwezenlijken. Effectieve positionering door differentiatie.
Zodra bedrijf gewenste positie heeft gekozen, moet het stappen ondernemen om positie
waar te maken en te communiceren naar doelconsumenten. Het hele marketingprogramma
moet de gekozen positioneringsstrategie ondersteunen.
Solvay
↳ Positioneringsdiagram ↳ Positioneringsgrafiek
Vb: bier Vb: shampoo
In vele gevallen streven bedrijven naar zelfde positionering. Zij moeten manier vinden om
zich te onderscheiden → aanbod differentiëren (concurrentievoordelen)
Het proces goede differentiatie en positionering bestaat uit een aantal stappen:
57
emotionele (personeel, imago, klimaatvriendelijk) voordelen.
Sommige goederen en diensten zijn heel moeilijk te differentiëren andere makkelijker adhv
functie, prestatie, ontwerp, duurzaamheid, betrouwbaarheid, repareerbaarheid, service…
Mogelijk waardeaanbod → Relatie tussen waardeaanbod (mate waarin voordelen levert tov
consument) en het hierbij horende prijsniveau (in vergelijking
met concurrentie)
Groen → gunstig waardeaanbod
58
- Meer voor meer: MontBlanc pen
- Meer voor hetzelfde: Lexus
- Hetzelfde voor minder: Aldi
- Meer voor minder:
‘hoogste kwaliteit voor de laagste prijs’
- Minder voor veel minder:
easyGroup
(easyjet, easycar, easyhotel…)
Blauw → ongunstig waardeaanbod
9.1) Product
Wat is een product?
Producten, diensten en ervaringen (Niet vermeld in de les, maar ook niet gezegd dat we het
niet moeten kennen)
Productniveaus
59
behoeftes vervult het
voor de afnemer.
(ontspanning)
2. Tastbaar product:
Wat er waarneembaar is
→ onderdelen, kwaliteit,...
Elk niveau voegt meerwaarde voor de klant toe functies, stijl… die samen de
voordelen van het kernproduct leveren. (Vb: Wii)
3. Uitgebreid product:
De extra diensten en ondersteuning die men rond het kern- en tastbare product
bouwt. (vb: 5 jaar garantie, er bij horen)
Productindelingen
60
B2B = worden gekocht voor verdere verwerking of voor gebruik in een bedrijf of instelling:
- Grondstoffen/halffabrikaten: ruwe olie, banden in autofabriek, ijs in
restaurant..
- Kapitaalgoederen: (installaties, hulpapparatuur) assemblagelijn, gebouwen…
- Hulpstoffen & diensten: bureaumateriaal, boekhoudkantoor, poetsbureau...
= MRO = Maintance, Repair, Operations
61
Merkbeslissingen (werkelijk product)
Merk = ieder teken (naam, term, cijfer, symbool, ontwerp of combinatie) dat de fabrikant of
de aanbieder aan het product of dienst verbindt.
→ met merkgeving waarde toevoegen aan product of dienst
→ consumenten zien het als een belangrijk onderdeel vh product (garantie
betrouwbaarheid en kwaliteit)
→ Bijna elk product heeft een merk, er zijn uitzonderingen:
Generieke producten (witte merken) = merkloze goedkopere versies
(vanwege lagere reclame- en verpakkingskosten en lagere kwaliteit) van
normale producten Keukendoekjes
Etikettering
= geeft product/merk een identiteit, kan kwaliteitsklasse aangeven of
productaspecten beschrijven (wie waar wanneer gemaakt, wat product bevat,
gebruiksaanwijzing…) en een (anti-)promotie functie vervullen
Wetten om de etikettering te reguleren
productondersteunende diensten
= dienstverlening als uitbreiding van het tastbare product (bepalen via enquête)
Belangrijk middelen om concurrentievoordeel te halen
9.3) Productgroepbeslissingen
Product beleid houdt ook de opbouw van _____ in:
Productgroep = groep producten die nauw verwant zijn omdat ze ± hetzelfde
functioneren, aan dezelfde klantengroepen en via dezelfde soorten
verkooppunten worden verkocht en/of binnen bepaalde
62
prijscategorie vallen.
En Assortiment = geheel van productgroepen
63
gebruik maken van geavanceerde technologieën
(→ gespecialiseerde diensten nodig voor installatie en onderhoud apparatuur),
toenemende complexiteit vd markt en technologieën
→ behoeften aan expertise en kennis van dienstverlenende bedrijven, bedrijven die
constante druk hebben om kosten te verlagen, flexibel willen blijven en
niet-kernactivitieten doorgeven aan derden.
→Producten die niet tastbaar zijn (niemand werkelijk eigenaar) Je kan het niet beoordelen
voor je het koopt. (je weet resultaat niet van tevoren) Om onzekerheid hiervan te verlagen
moet dienstverlener enkele aspecten tasbaar maken (prijs, plaats, mensen, materieel,
communicatie, aftersaleservice, garantie, levering…) en de juiste signalen geven over de
kwaliteit.
De klanten nemen actief deel aan de productie vd dienst. Andere klanten kunnen ook
aanwezig zijn bij de dienst (hun gedrag bepaalt mede de klanttevredenheid).
→overheids-/publieke sector, particuliere non-profit sector, bedrijfssector
“Marketing has to include consumer not as a target for the products but as a co- producer of
experience and value”
Essentie van postmoderne ervaring = PARTICIPATIE
Of zelfs Co-creatie
Vb: reviews,…
Service recovery = als er iets mis gaat dan kan je als bedrijf proberen om die failure op een
goede manier op te lossen
Vb: restaurant geeft het verkeerde eten en je krijgt een voordelige
oplossing
“We are at the start of a collaborative revolution n, that will be as big as the industrial
revolution” (2009)
peer to peer vb: uber, Airbnb, …
er is nog steeds geen enorme revolutie achter de rug (revolutie nog bezig)
vertrouwen nodig
(HOC 6 deel II, 7:35 als je meer info wilt)
64
Drie extra P’s
65
Tevreden en trouwe klanten (kopen vaker, sturen andere klanten)
→ zorgt voor:
Gezonde winst en groei. Betere prestaties vd dienstverlenende organisatie.
Groei en winst begint dus met het zorgen voor degenen die voor de klanten zorgen. Voor
dienstenmarketing is ook interne en interactieve marketing nodig.
Interactieve marketing Kwaliteit van de dienst zoals de klant die ervaart. Klant beoordeelt
dienst niet enkel obv technische kwaliteit (goed verloop operatie) maar ook obv functionele
kwaliteit (vriendelijkheid arts) internettechnologie!
Een andere manier is dat klanten het evalueren op basis van hun eerdere ervaringen.
Men moet verwachtingen vd klant overtreffen.
Factoren die perceptie dienstkwaliteit bepalen:
66
10 kwaliteitsaspecten die de perceptie van de klant beïnvloeden:
- Toegankelijkheid: is dienst gemakkelijk toegankelijk en wordt ze op tijd geleverd
- Geloofwaardigheid: is het bedrijf geloofwaardig en betrouwbaar
- Begrip van de klant: Begrijpt de dienstverlener werkelijk de behoeften vd klant
- Betrouwbaarheid: hoe betrouwbaar en consistent is de dienst
- Veiligheid en geborgenheid: wat zijn de risico's
- Bekwaamheid: Zijn de werknemers kundig en hebben ze alle vaardigheden
- Communicatie: Hoe goed heeft het bedrijf de dienst toegelicht
- Beleefdheid: Is het personeel beleefd, attent en begripvol tov de klanten
- Responsiviteit: Is het personeel bereid de dienst snel uit te voeren.
- Tastbare zaken: Zijn het personeel, fysieke omgeving.. van hoge kwaliteit
Via klantenonderzoek nagaan welke criteria de klanten het belangrijkst, onderzoeken hoe
goed bedrijf en de concurrentie scoort op deze punten.
Een ander vaak gebruikte methode is de Net-promotor score (NPS). Peilt bij respondent in
welke mate hij een bepaald bedrijf, product of dienst aan anderen zou aanbevelen.
(Lees p 288 voor meer info)
Productiviteit beheren
Door snel stijgende kosten moet men de productiviteit verhogen. Vooral wanneer de
dienstverlening erg arbeidsintensief is.
Men kan dit doen door:
- Betere opleiding of nieuwe werknemers aannemen die beter werken voor zelfde loon
- Kwaliteit te verminderen om zo grotere kwantiteit te leveren
- Dienst te industrialiseren mbv apparatuur, standaardisering en technologie
- Effectievere diensten te bedenken
- Klanten enkele taken laten overnemen vb: Supermarkt zelfscan, self-carwash…
- Technologie in te zetten om tijd en kosten te besparen (taken over nemen) en personeel
productiever te maken.
→ Bedrijven moeten zorgen dat kwaliteit niet lijdt onder hun obsessie met productiviteit.
Hogere productiviteit levert winsten op op KT, maar kan schaden op LT. Bedrijven moet
letten op hoe ze klantwaarde blijven creëren en leveren.
Merkwaarde
67
een product/dienst
gebaseerd op naambekendheid, loyaliteit, kwaliteitsperceptie, merkassociaties,
patenten en relaties in het distributiekanaal. (customer-equity, life-time value)
Aanbieder:
- meerwaarde oogsten (loyaliteit, merkbesef...)
- basis voor merk management strategie, genereren klantwaarde, klantenrelaties
onderhouden (bv: segmentatie)
- concurrentieel voordeel (schapruimte, merkuitbreidingen, prijsconcurrentie...)
Afnemer:
- identificeren van alternatieve producten
- kwaliteitsindicator
Merkpositionering
MIDDEL-DOELKETEN (means-end-chain)
- bepaald productattribuut wordt in toenemend abstractieniveau gekoppeld aan
eindwaarden die via tussenstapjes bereikt worden (‘Laddering’ van product naar
einddoel)
68
- Betekenisstructuur achterhalen + relatie tussen producteigenschappen, uitkomsten
en waarden in kaart brengen
Merknaam
kan veel bijdragen aan succes, mix tussen wetenschap, kunst en gevoel
Voorwaarden:
- iets over benefits en kwaliteiten zeggen
- Makkelijk uitspreekbaar, herkenbaar, te onthouden
- Onderscheidend
- Uitbreidingsmogelijkheden
- Vertaalbaar
- Registreerbaar en juridisch beschermd
Wanneer merknaam gekozen → registreren in juiste handelsmerkenregister.
De eigenaar bezit dan intellectuele eigendomsrechten
Merkeigenaar
69
- Concurrentie tussen fabrikantenmerken en tussenhandelsmerken
= merkoorlog Voordelen tussenhandelaren: ze kiezen zelf: waar ze producten zetten, welke
ze in voorraad hebben, welke reclame ze maken (in hun folders enz…), prijzen...
- Bedrijven kunnen tegen betaling namen of symbolen die ooit door andere producenten zijn
gecreëerd in licentie nemen = Licentieverlening
- Een handelsmerk dat bekend is geworden in de ene categorie gebruiken in een
andere categorie = Handelsmerklicentie vb: Porsche zonnebrillen
- Twee gevestigde merknamen van verschillende bedrijven kunnen ook op hetzelfde
product gebruikt worden = Co-branding vb: Oreo Mcflurry
Voordelen: gecombineerde merken hebben grotere aantrekkingskracht en
verkrijgen grotere merkwaarde.
Nadelen: veel ingewikkelde contracten en licenties, ze moeten hun reclame
en andere marketingstrategieën goed op elkaar afstemmen, als
partners erop kunnen vertrouwen dat de ander goed voor het merk
zal zorgen.
Merkbeleid
Een bedrijf moet een algemeen beleid vaststellen om zijn producten van een merk te
voorzien en voor de naamgeving van nieuwe producten.
Er zijn 4 mogelijkheden wat betreft merkbeleid:
70
Risico: verwarrende positionering
rekening houden met bestaande Brand associations!
vb: Heinz Dierenvoer = raar
Innovatie = product, dienst, idee of proces dat de consument als nieuw ervaart.
draagt bij tot groei van de bedrijven en lossen problemen op en brengen
variatie in het leven van de consumenten
Diffusie van innovaties = proces waarbij een nieuw product, dienst of idee wordt
geaccepteerd en zich door de bevolking verspreidt.
71
Ontwikkeling kan riskant zijn: duur, tijdrovend en concurrentie ligt op de loer.
Risico’s: vertraagde lancering, onzekerheid, onvoorspelbaarheid marktomgeving
Continue innovatie = aanpassing van een bestaand product, waardoor het ene merk zich kan
onderscheiden van het andere.
Dynamisch continue innovatie = meer uitgesproken verandering in een product, wat een
bescheiden impact heeft op de manier waarop mensen
dingen doen.
Discontinue innovatie = grote veranderingen veroorzaken in de manier waarop consumenten
hun leven leiden.
Er zijn veel bronnen die een bedrijf kan gebruiken om ideeën te verkrijgen:
Interne bronnen:
Nieuwe ideeën kunnen voortkomen uit eigen R&D-afdeling.
Bedrijf kan ten rade gaan bij zijn managers, wetenschappers, technici, verkopers en
productiepersoneel of brainstormsessies organiseren. (geen idee is te gek)
72
Externe bronnen:
Observeren en luisteren naar klanten
→ vragen en klachten analyseren en nieuwe oplossingen creëren.
Consument kan ook op eigen initiatief nieuwe producten creëren en bedrijven
kunnen deze op de markt brengen. Sommige bedrijven geven hun klanten zelfs de
instrumenten en de middelen om hun eigen producten te ontwikkelen. Met behulp
van crowdsourcing worden hele communities (klanten, werknemers, onderzoekers,
het grote publiek) betrokken bij het innovatieproces. Klanten weten niet altijd wat ze
nodig hebben, wat toekomstige behoeftes zijn en willen verrast worden. Bedrijven
houden ook advertenties en mededelingen vd concurrent in de gaten. Ze doen
onderzoek naar concurrerende goederen en diensten (nagaan wat klant er slecht of
goed aan vindt, producten uit elkaar halen, afzet analyseren) en dan nagaan of ze
gelijkaardige producten willen uitbrengen. Distributeurs zitten dicht bij de markt en
kunnen informatie doorspelen over problemen bij de consument en mogelijkheden
voor nieuwe producten. Ze geven info over nieuwe concepten, technieken,
materialen. Er zijn ook nog overige bronnen zoals vakbladen, beurzen,
overheidsinstanties, consultants, ontwerp- marketing- en reclamebureaus,
(universiteiten) laboratoria, wetenschapsparken, uitvinders... Ze kunnen ook
werknemers op pad sturen naar scholen, clubs, festivals…
2. Ideeën screenen
Aantal ideeën reduceren door schifting. Alleen verder gaan met ideeën die potentieel
winstgevende producten opleveren en technisch en commercieel haalbaar zijn. Doordachte
systemen om product-ideeën te evalueren.
→ R-W-W screening framework: Is it Real? Can we Win? Is it Worth doing?
Productidee = idee voor mogelijk product dat bedrijf eventueel op de markt brengt
Productconcept = gedetailleerde beschrijving van het idee
Productimago = beeld dat consumenten hebben vh product en de manier waarop
consumenten een echt of potentieel product ervaren
Concepttesten = testen van nieuwe productconcepten met doelgroepen
→ Eerst ontwikkelen van het concept (kijken hoe aantrekkelijk elk concept is voor consument
en daarna best idee er uit kiezen) en dan testen van het concept
= het ontwerpen van een eerste marketingstrategie voor een nieuw product op basis van het
productconcept
73
Geplande waardepropositie (prijs, distributie, marketingbudget)
Verkoop, marktaandeel en marketingmix
5. Bedrijfseconomische analyse
= overzicht van de verkoop- kosten- en winstprognoses voor een nieuw product om erachter
te komen of deze factoren voldoen aan de doelstellingen vh bedrijf. Is dit het geval, dan
belandt het product in de productontwikkelingsfase.
(Mbv omzet- en kostencijfers wordt financiële aantrekkelijkheid geanalyseerd)
6. Productontwikkeling
= het ontwikkelen van het productconcept tot een fysiek product om ervoor te zorgen dat het
productidee kan worden omgezet in een werkbare markt aanbieden
R&D of de technische afdeling zet concept om in een fysiek product (als dat werkelijk kan)
om ervoor te zorgen dat het productidee omgezet kan worden in een werkbaar
marktaanbod.
Eerst proberen ze om een geslaagd prototype te maken. Vaak ondergaat het product
uitgebreide tests om te controleren of de consumenten de waarde ervan zien en of product
veilig en effectief presteert. Het nieuwe product moet alle vereiste functies hebben en ook
de verlangde psychologische benefits. Vaak wordt bij het ontwerp te weinig rekening
gehouden met de productie. (technici moet dan beste manier vinden om het geheel te
produceren).
Er bestaat een nieuw concept: design for manufacturability and assembly (DFMA), hierbij
wordt al in ontwerpfase klanttevredenheid én productieaspect in de gaten gehouden. (zorgt
voor kostenbesparing, hogere kwaliteit, betrouwbaarder product).
7. Testmarketing
Wanneer ontwikkeling en introductie product weinig kost of je vrij zeker bent van het
succes vh product dan is testmarketing niet nodig. De kosten van testmarketing zijn hoog
maar de kosten van mislukking groter. Als alternatief voor kostbare aanpak kan een
gecontroleerde testmarkt (bestaande uit winkels die tegen vergoeding nieuwe producten
voeren) gebruikt worden. Het onderzoeksbureau levert product af bij deelnemende
winkels, regelt schaplocatie en -ruimte, promoties en prijsstelling. De afzetreslutaten
worden bijgehouden om de invloed van deze factoren op de vraag te meten. Door dit
systeem kunnen bedrijven hun specifieke marketinginspanningen beoordelen. Bedrijven
kunnen producten ook testen in een gesimuleerde winkel. De simulatie geeft aan in
hoeverre klanten een product zullen uitproberen en kopen en meet de effectiviteit vd
reclame in vergelijking met concurrerende reclamespots.
8. Commercialisering
74
De introductie van een nieuw product vergt hoge kosten. Er moeten productiefaciliteiten
worden gebouwd of gehuurd, het bedrijf moet de productie kunnen opvoeren en aan de
toenemende vraag kunnen voldoen. Als dat niet gebeurt kan er een gat ontstaan in de markt
voor de concurrentie.
75
evalueren en managen
→ alle stakeholders betrekken bij het ontwikkelen van en zoeken naar nieuwe
producten. (afdelingsoverschrijdend, beloningsregelingen)
Zal zorgen voor innovatie gerichte bedrijfscultuur en levert groot aantal nieuwe
ideeën voor nieuwe producten op die systematischer worden ontwikkeld.
5 FASEN
Niet alle producten volgen dezelfde PLC. sommige begeven het al na de lancering,
sommige hebben een lange volwassenheidsfase en sommige belanden snel in de neergang
waarvan sommige dan weer een tweede jeugd beleven.
Het PLC-concept kan betrekking hebben op een hele productcategorie, productvorm, een
merk of type.
Een merk kan ten onder gaan door verwatering of aantasting vh imago
76
Stijl = elementaire, kenmerkende vorm van expressie (vb: casual/klassiek/retro,
Realistisch/Abstract) kan generaties duren, geraakt beurteling ‘in’ en ‘uit’ en heeft
een cyclus met verschillende pieken.
Mode = populaire of geaccepteerde stijl op een bepaald terrein op een bepaald moment,
maken veel fases door, klein aantal consumenten begint met iets nieuws om zich
te onderscheiden vervolgens imiteert de rest , mode komt langzaam op blijft enige
tijd en verdwijnt langzaam weer, kan nog terugkomen
Rage = tijdelijke periode van ongebruikelijke hoge omzet door enthousiasme vd consument
en directe populariteit vh product/merk, komt snel op bereikt de top en verdwijnt
weer snel, kan onderdeel zijn van een verder normale PLC (vb: jojo) of kan hele PLC
omvatten (vb: rubik’s cube), moeilijk van te voren weten of het rage is of het langer
zal meegaan, korte levensduur → voldoen niet aan sterke behoefte.
→ PLC-model kan helpen bij formuleren van goed marketingbeleid voor de verschillende
stadia. Prognose van resultaten of het volledig ontwikkelen vh marketingbeleid is niet
mogelijk enkel adhv het PLC-model want de exacte fase en de overgangen zijn niet altijd
vast te stellen. Ook afzet en lengte van elke fase en de vorm vd curve zijn moeilijk te
voorspellen. Een andere reden is ook omdat het marketingbeleid zowel de oorzaak als het
gevolg van de PLC is.
Introductiefase:
Begint bij lancering vh product. De introductie kost tijd en de groei komt langzaam op gang.
Product wordt steeds in grotere mate aangeboden en gedistribueerd op de markt. Het kan
even duren vooraleer een product aanslaat bij het grote publiek. Winst = laag of negatief
→ afzet is laag en distributie- en promotiekosten zijn hoog. De consument moet nu
informatie krijgen en overtuigd worden. Enkel basisversies vh product worden
aangeboden. Bedrijf concentreert zich op klanten met hoge koopbereidheid.
→ Het bedrijf kan de markt langzaam afromen door nieuwe product met hoge prijs en lage
promotie-uitgaven op de markt te brengen (= skimming).
→ Bedrijf kan ook het prijsongevoelige deel vd markt snel afromen door hoge prijs en hoge
promotie-uitgaven (=rapid skimming)
→ Bedrijf kan ook product introduceren aan lage prijs en hoge promotie-uitgaven wat zorgt
voor een snelle penetratie (=rapid penetration) en groot marktaandeel kan LT-inkomsten
opofferen voor KT-winst.
Groeifase:
Afzet stijgt eerst snel dan langzamer. Snelle acceptatie van de markt. De winst stijgt en de
productiekost per eenheid daalt. Bedrijf wil snelle marktgroei zo lang mogelijk behouden.
77
Concurrentie gaat toenemen.
Productkwaliteit wordt verbeterd en nieuwe functies en modellen gemaakt. Nieuwe
marktsegmenten en distributiekanalen worden aangeboord.
Reclamefocus wordt verschoven van kennis verspreiden naar consument overtuigen om
product te kopen. Prijs wordt op juiste moment verlaagd om meer consumenten aan te
trekken. Bedrijf staat voor de keuze : snel grote winst of groot marktaandeel op iets LT
→ Wanneer bedrijf veel geld uitgeeft aan productverbetering, promotie en distributie kan
het dominante positie veroveren.
Volwassenheidsfase:
groei vertraagt, langere fase. (grootste deel vh marketingmanagement houdt zich bezig met
producten in deze fase). Meeste potentiële kopers hebben product. Er ontstaat een
overaanbod wat leidt tot heftige concurrentie. De concurrenten verlagen hun prijzen,
versterken reclame en promotie en intensiveren R&D activiteiten om tot betere versies te
komen.
Hierdoor daalt de winst, enkel de sterke spelers blijven over en zo krimpt de bedrijfstak in.
Meest succesvolle producten worden doorlopend aan veranderende consumentenbehoeften
aangepast. Aanvallen is de beste verdediging tegen de concurrentie.
Marktontwikkeling en marktpenetratie:
bedrijf verandert doelmarkt om het verbruik vh huidige product te bevorderen.
(nieuwe gebruikers en segmenten) Ook gebruik vh product onder bestaande klanten
bevorderen.
Productontwikkeling:
productkenmerken, kwaliteit, functies of stijl veranderen
Marketingmix aanpassen:
meer promotie, lagere prijs, andere distributiekanalen
Neergansfase:
Afzet en winst dalen waardoor sommige bedrijven hun terugtrekken. Kan langzaam of zeer
snel gaan. Afzet kan helemaal stoppen of jarenlang op een laag niveau blijven.
Oorzaken kunnen zijn: technologische vooruitgang, verschuiving vd smaak vd consument,
toegenomen concurrentie. Bedrijven die niet stoppen reduceren het aanbod en verlagen het
promotiebudget. Men moet wel oppassen dat het niet schadend is voor het bedrijfsimago en
dat er niet te veel management tijd en middelen in kruipen die beter voor andere producten
ingezet kunnen worden.
78
Hoofdstuk 11: Prijsbeleid
11.1) Belangrijkste soorten prijszettingsbeleid
Wat is de prijs?
Mogelijke problemen:
- Bedrijven verlagen te snel hun prijs om iets te verkopen, terwijl ze ook hun afnemers ervan
79
kunnen overtuigen dat de producten de hogere prijs waard zijn.
- Prijszetting kan te sterk gericht zijn op kosten in plaats van op waarde voor klant, daardoor
is prijs lager dan wat klant zou willen betalen.
- Prijszetting kan niet passen bij rest vd marketingmix
→moet in lijn zijn met positionering en imago vh bedrijf.
Vraaggeoriënteerde prijszetting
Bedrijven vinden het vaak lastig om te bepalen welke waarde klanten toekennen aan het
aanbod, want deze waarde is subjectief en varieert voor verschillende consumenten in
verschillende situaties. Toch zullen consumenten deze waarde gebruiken om de prijs en het
80
product te evalueren en daarom moet een bedrijf moeite doen die te meten. Marketeers
moeten dus inzicht hebben in de reden waarom het publiek koopt en de prijs afstemmen op
de waarde die het product in de ogen vd consument vertegenwoordigt.
3 soorten waardegeoriënteerde prijszettingen:
Waar-voor-je-geldprijszetting:
precies juiste combinatie van kwaliteit en goede service bieden tegen redelijke prijs.
Bestaande merken moeten opnieuw worden ontworpen om meer kwaliteit te bieden
voor een bepaalde prijs of dezelfde kwaliteit voor een lagere prijs. Belangrijke soort
van waar-voor-je-geld prijszetting op detailhandelsniveau is
Elke Dag Lage Prijzen (EDLP): er wordt voortdurend een lage prijs gerekend met
weinig of geen tijdelijke prijspromoties en speciale aanbiedingen. (vb: Wal-Mart)
Toegevoegde-waardeprijszetting:
Om prijsmacht te verhogen → ipv prijzen te verlagen tot niveau vd concurrent,
aanbod differentiëren met waarde- toevoegende extra’s of diensten, zodat ze net
hogere prijzen kunnen rekenen.
Veilingen:
klanten zullen zelf de prijs bepalen. Door het internet worden ze steeds populairder.
Ze zijn enkel gebaseerd op gepercipieerde waarde.
Kostgeoriënteerde prijszetting
= Prijs gebaseerd op de kosten productie, distributie & verkoop product + een redelijk
rendement voor inspanning en risico van het bedrijf
→ Veel bedrijven proberen kosten zo laag mogelijk te houden, wat zorgt voor een lagere prijs
en wat weer leidt tot een grotere omzet en winst.
Soorten kosten:
vaste kosten (fluctueren niet met omzet of productie), variabele kosten (volgen
productieniveau) en totale kosten (vaste + variabele, deze wil men minstens dekken
met de prijs)
81
= lijn die daling vd gemiddelde productiekosten per eenheid weergeeft,
naarmate men productie-ervaring opdoet. (dalende curve)
De markt moet wel toe zijn aan deze hogere productie. Om veel voordeel op te doen
met deze leercurve moet bedrijf een groot marktaandeel veroveren in een vroegere
fase.
Aan prijsstelling met het oog op de leercurve zijn risico’s verbonden:
agressieve prijsstelling kan product goedkoop imago geven, bedrijf veronderstelt dat
concurrentie zwak is en geen zin heeft in confrontatie door hun eigen prijzen te
verlagen maar terwijl bedrijf toewerkt naar productie van grote hoeveelheden, vindt
concurrent misschien goedkopere technologie, waarmee het met nog lagere prijzen
kan beginnen dan de marktleider, die nog steeds opereert op grond van de oude
leercurve.
Kost-plus-prijsmethode:
standaard opslag optellen bij kosten vh product. Maar elke prijsmethode waarbij
actuele vraag en concurrentie buiten beschouwing blijven zal niet de beste prijs
opleveren. (vb: kosten + 30%)
Toch blijft opslagmethode populair vanwege:
1. Verkoper is beter op de hoogte vd kosten dan vd vraag, door prijs te koppelen aan
kosten wordt het eenvoudiger (niet altijd prijs aanpassen aan vraag)
2. Wanneer alle bedrijven in bedrijfstak deze methode toepassen ontlopen prijzen
elkaar niet veel en is prijsdiscriminatie minimaal.
3. Methode is eerlijker voor klanten (kopers niet uitgebuit) en aanbieders (redelijk
rendement).
Als het bedrijf minder een hogere prijs vraagt moet het minder producten verkopen om het
nagestreefde rendement te behalen en omgekeerd. Maar gezien hogere prijs koopt markt de
hoeveelheid misschien niet. Veel hangt af vd prijselasticiteit en vd prijzen vd concurrent. De
fabrikant moet verschillende prijzen overwegen en de break-evenhoeveelheden bij elk van
deze prijzen
Concurrentiegeoriënteerde prijszetting
82
→Als je product in de ogen vd klant hogere waarde vertegenwoordigt
→prijs verhogen, wanneer lagere waarde
→ prijs verlagen of klantperceptie veranderen
→ Wat je ook rekent, hogere of lagere prijs of tussenin, zorg er in elk geval voor dat je je
klanten een waarde levert die goed past bij de prijs.
Strategieën:
- Put-out pricing = kleine spelers uit de markt dringen door prijzen te verlagen.
- Premium pricing = mbv extra toegevoegde waarde (niches) een hogere prijs
verantwoorden als klein bedrijf tov vd grote bedrijven met lage prijzen.
- Prijzenslag = concurrentie gebaseerd op enkel en alleen de prijs van goederen
(cheaptickets) dit kunnen kleine bedrijven niet (reisbureaus), zij moeten het
adhv de extra toegevoegde waarde doen om klanten te behouden en aan te
trekken.
- Gangbare prijs = prijs wordt gebaseerd op de marktprijs en de prijs van concurrenten,
eigen kosten spelen weinig rol. Men vermijdt prijzenoorlogen, de meeste
concurrenten zullen wel een juiste inschatting gemaakt hebben van
welke prijs ze vragen.
- Aanbestedingen = prijszetting in de vorm van een geheime inschrijving. Bedrijf baseert
prijs op de vermoedelijke prijszetting vd concurrent ivp op eigen kosten
of de vraag. Aspirant-aanbieders kunnen slechts 1 inschrijving indienen,
zonder dat ze het weten zichzelf inschrijven. Het per geheim inschrijving
uitbrengen van een bod op het uitvoeren van een bouwwerk of groot
onderhoudsproject gebeurt in de B2B-markt. Overheden gebruiken het
ook.
- Veilingen = kopers bepalen zelf hun prijs (eBay), zowel B2B als B2C
Marketingstrategie:
Prijs is slechts een element van bredere marketingstrategie vh bedrijf. Voordat de
prijs wordt vastgesteld moet bedrijf de marketingstrategie vaststellen. Eens
doelgroep en positionering gekozen dan is het marketingmixbeleid inclusief de prijs
vrij duidelijk.
Doelstellingen:
Doelstellingen kunnen verschillen en de prijs kan hier afhankelijk van zijn.
KT-winst, overleven, LT-winst, marktaandeel veroveren, kwalitatief beste product,
beste ontwerpkwaliteit, stay-out-pricing…
83
Afhankelijk zullen bedrijven prijzen hoog of laag zetten, om deze doelstellingen op
alle niveaus zo goed mogelijk te bereiken.
Marketingmix:
De prijszetting kan niet los gezien worden van beslissingen over design, kwaliteit,
promoties, distributie wil het marketingprogramma een uniform en effectief geheel
vormen dat klanten kan overtuigen. Deze variabelen kunnen gevolgen hebben op de
prijszetting. Bedrijven nemen vaak eerst de beslissing over de prijs en baseren daar
dan de andere marketingmixelementen op. De prijs is de sleutelfactor in de
positionering vh product (bepaalt markt, concurrentie en ontwerp). Veel bedrijven
ondersteunen dergelijke prijspositioneringbeleid met een inverse prijszetting
(backward pricing/eindprijs-min-methode):proces omkeren:
voor de verkoopprijs die voor de afnemers acceptabel is vermindert met een marge
voor tussenhandel en een winstmarge zo het product maken? Kwaliteit moet ook
passend zijn bij imago vh bedrijf.
Markt en vraag bepalen de prijsbovengrens. Een goede prijszetting vereist inzicht in het
effect vd waardeperceptie vd klant op de prijs die hij bereid is te betalen.
De prijs-vraagrelatie loopt voor verschillende markten uiteen.
Monopolistische concurrentie:
veel afnemers en aanbieders die transacties sluiten tegen uiteenlopende prijs.
Prijsverschillen ontstaan doordat het aanbod varieert in kwaliteit, functies, stijl of
ondersteunende service. Aanbieders differentiëren aanbod door verschillende
klantensegmenten en hun aanbod onderscheidt zich door merk, reclame,
84
persoonlijke verkoop en de prijs. Doordat er zo veel concurrentie is hebben de
marketingstrategieën vd concurrentie minder invloed op elk afzonderlijk bedrijf.
Homogeen oligopolie:
enkele aanbieders die uiterst gevoelig zijn voor voor elkaar prijsbeleid, uniforme
goederen (staal, benzine), markt is moeilijk toe te treden, wanneer 1 aanbieder prijs
verlaagt (marktleider initieert meestal) moeten andere volgen of hun op andere
manieren onderscheiden, er bestaan veel regels en beleids tegen prijsafspraken
(kartel) → verboden
Heterogeen oligopolie:
beperkt aantal aanbieders die varianten van producten aanbieden
→ niet-uniforme goederen (auto’s) aanbieders onderscheiden genoeg van elkaar om
beperkt prijsvrijheid te hebben, aan specifieke segmenten binden
(zuiver) Monopolie:
1 aanbieder. Overheidsmonopolie (prijszetting onder kostprijs of winstgevende
prijszetting). Aan regels gebonden monopolie (redelijk rendement via
tariefregulering). Niet-gereguleerd monopolie (vrij prijs kiezen)
Een prijs die bedrijf rekent leidt tot een bepaalde vraag. Negatieve vraagcurve, (bij
statusartikelen positieve/contraire vraagcurve) verschuiving langs de curve bij prijswijziging
en verschuiving vd curve wanneer andere factoren (voorkeur consument, koopkracht land
verandert)veranderen. Curve anders bij elke markt.
De vraag van goederen en diensten hangt af vd prijs, inkomen en prijs van vergelijkbare
goederen
Prijselasticiteit van de vraag
= prijsgevoeligheid = mate waarin vraag reageert op veranderde prijs
% verandering∈gevraagde hoeveelheid
= (negatief getal)
% verandering∈de prijs
Wanneer kleiner dan -1 is het prijselastisch (luxegoederen)
Wanneer tussen 0 en -1 prijsinelastisch
85
(producten met lage prijzen, primaire goederen brood, unieke goederen).
Hoe minder elastisch des te meer het loont voor een aanbieder om de prijs te verhogen.
Wanneer wel elastisch is het vaak slim om de prijs te verlagen. Prijsgevoeligheid is de laatste
jaren gestegen door deregulering, mogelijkheden van prijsvergelijking via internet en
technologieën.
Alleen als er sprake is van een elastische vraag zal een prijsverlaging resulteren in een
dusdanige afzetverhoging dat ook de winst toeneemt.
Wanneer bedrijven nieuwe producten uitbrengen moeten zij voor de eerste keer de prijs
bepalen. Ze kunnen kiezen uit 2 soorten beleid:
Afroomprijsbeleid:
prijzen aanvankelijk hoog stellen zodat ze de markt laag per laag kunnen afromen (prijs na
verloop van tijd steeds verlagen).
Enkel zinnig als: imago en productkwaliteit hoge prijs rechtvaardigen, als segment in de
markt niet te prijsgevoelig is , als aanzienlijk aantal consumenten binnen dat segment
bereid zijn om die prijs te betalen, als de productiekosten voor kleine aantallen niet zo
hoog zijn dat het het voordeel van hogere prijs teniet doet en als concurrenten de markt
met een lagere prijs niet makkelijk kunnen betreden.
Penetratieprijsbeleid:
prijzen aanvankelijk laag zetten om de markt snel en diep te penetreren. Zo snel grote
86
hoeveelheid kopers aantrekken en groot marktaandeel veroveren. Door de grote
afzethoeveelheden worden de kosten lager, waardoor het bedrijf zijn prijs nog kan
verlagen.
⇒In verschillende omstandigheden is een lagere prijszetting gunstig. De markt moet uiterst
prijsgevoelig zijn, de productie- en distributiekosten moeten dalen naarmate de afgezette
hoeveelheid toeneemt, de lage prijs moet de concurrentie buiten de deur houden en de
aanbieder moet zijn lage prijs kunnen handhaven, anders is het prijsvoordeel misschien
maar tijdelijk.
De prijszetting van een product vereist soms frequente aanpassing wanneer dit product deel
uitmaakt van een assortiment. In die situatie wordt gestreefd naar een combinatie van
prijzen waarmee een zo groot mogelijke winst uit het totale assortiment wordt gehaald. Voor
elk product geldt wel een andere vraag, andere kosten en een uiteenlopende mate van
concurrentie. 5 situaties van prijszetting:
Productlijnprijszetting:
rekening houden met kostenverschillen, oordeel vd klant over de verschillende functies
(welke kwaliteitsverschillen rechtvaardigen in hun ogen de prijsverschillen) en de prijs vd
concurrentie. Vaak oplopende prijs en status.
Vb: Samsung tablets (3 prijs- en kwaliteitsniveaus) Galaxy Tab E, A en S2
87
Prijszetting van noodzakelijke toebehoren:
Vaak worden de hoofdproducten laag geprijsd en haalt men de winst uit de hooggeprijsde
toebehoren → balans vinden. Vb: Inktpatronen, scheermesjes, videospelen
In het geval van dienstverlening wordt dit beleid tweeledige prijszetting genoemd. De prijs vd
dienst wordt opgesplitst in vaste kosten plus een variabel gebruikstarief. Het vaste bedrag
moet laag genoeg zijn om het gebruik te stimuleren, de winst kun je dan maken via de
variabele gebruikstarieven.
Vb: Telefoonmaatschappij : Vast abonnement + extra betalen voor de gesprekken.
1.4) Prijsaanpassingsbeleid
Bedrijven passen doorgaans hun basisprijzen aan de verschillen in klanten en de
veranderende situaties aan.
Kortingen
88
korting voor klanten die grote hoeveelheid kopen. Vb: In Makro altijd.
Stimulans voor klant om meer te kopen bij 1 aanbieder → niet verschillende -
- Functionele korting voor tussenhandel/marge/functioneel rabat:
geboden aan schakels in distributieketen voor bepaalde functies die ze verrichten.
- Seizoenskorting:
prijsverlaging voor klanten die goederen en diensten kopen buiten hoogseizoen.
Doel: productie of benutting van de capaciteit zo constant mogelijk houden.
- Inruilkorting:
korting op nieuw product als je oude inlevert Vb: duurzame producten
- Promotiekorting:
vergoedingen of kortingen aan tussenhandelaren (detaillisten, dealers) die
deelnemen aan advertenties of promotionele acties.
Prijsdiscriminatie
= product of dienst wordt tegen verschillende prijzen verkocht, terwijl er geen verschil is in
kosten. Zo inspelen op vraag van verschillende segmenten.
Voorwaarden prijsdiscriminatie:
markt moet verschillende segmenten bevatten, leden van minder betalende segment mogen
het niet kunnen doorverkopen, klanten moeten logica vd actie inzien (anders protest), het
moet onmogelijk zijn voor de concurrentie om onder prijs te gaan van segment met hogere
prijs, oppassen dat kosten vh segmenteren en observeren niet de extra inkomsten op grond
van prijsverschil tenietdoen, moet legaal zijn en gesegmenteerde prijzen moeten afspiegeling
zijn vh verschil in waardeperceptie vd consument.
chologische prijszetting
= Een product goedkoper laten lijken dan het feitelijk is, door middel van de manier van
aanbieden door bepaalde prijzen.
89
Promotieprijszetting
= Bedrijf verkoopt product tijdelijk onder normale prijs, soms zelfs beneden kostprijs.
Verschillende vormen:
Loss leader om traffic te genereren:
enkele producten in winkel heel laag zetten (geen winst hierop) om consumenten
aan te trekken die dan ook andere dingen uit de winkel gaan kopen
Gelegenheidsprijzen
Korting als je binnen bepaalde tijd koopt
Financiering tegen lage rente, langere garanties of gratis onderhoud bieden om prijs op
indirecte manier te verlagen. Vb: bij aankoop auto
Promotieprijszetting kan averechts werken
- Koopjesjagers
- Uithollen van de waarde van het merk in de ogen vd consument
- Marketeers gebruiken dit voor snelle manier ipv effectief LT-beleid om hun merk
op te bouwen en is schadelijk bij regelmatig gebruik
- Prijzenoorlogen
Geografische prijszetting
5 soorten beleid:
Free-on-Board: klant betaalt de levering zelf (voor verre klanten duur)
Uniforme leverprijs: iedere klant betaalt dezelfde gemiddelde leverprijs
Op verzendpunt gebaseerde prijszetting:
bepaalde stad als uitgangspunt ongeacht werkelijk plaats van verzending
Prijszetting naar zone (per klantzone andere leverprijs)
Franco-huis (de aanbieder draagt de kosten van de levering)
‘In principe zou internet een einde kunnen maken aan vaste prijzen en een tijdperk van
dynamische prijszetting kunnen inluiden waarin de prijs voortdurend en onmiddellijk wordt
afgestemd op wat de markt verdraagt’
= realtime pricing
90
hebben betaald klagen ze
→ Randvoorwaarde: mate waarin afnemers bereid zijn bepaalde prijzen te accepteren. Die
kan van product tot product en van situatie tot situatie verschillen.
Afnemers zijn geneigd om mee te doen in het proces als:
prijs de grootte vd vraag naar het product weerspiegelt, er contact is tussen afnemer en
aanbieder en prijsverschillen worden verklaard door verschillen in beleefde waarde.
Internationale prijszetting
Beslissen welke prijzen ze willen rekenen in de verschillende landen. Rekening houden met
plaatselijke marktsituatie, kostenfactoren, concurrentie, wetten en regels, staat vh
distributie- en detailhandelsysteem en perceptie en voorkeur vd consument per land. En
wellicht variëren de marketingdoelstellingen vh bedrijf per regio. Kan speciale problemen en
complicaties met zich meebrengen.
11.5) Prijswijzigingen
Prijswijzigingen initiëren
Wanneer prijsverlagingen:
Overcapaciteit, Dalend marktaandeel beschermen, Markt overheersen
(kostenleiderschap), Reactie op concurrent zijn prijsverlaging
Wanneer prijsverhoging:
Kosteninflatie, Vraagoverschot, Impliciete prijsverhoging door waardevermindering
aanbod
91
Prijzen verlagen:
het bedrijf zal te veel klanten verliezen aan de concurrent met lagere prijzen.
Mogelijkheid om winstmarge op KT gelijk te houden is de kwaliteit verlagen, dit zal
echter schadelijk zijn op LT.
Kwaliteitsperceptie verhogen:
Wanneer het bedrijf het product beter laat lijken in de ogen van de klant kan het zijn
huidige hogere prijzen verantwoorden. Op LT is dit een erg goede strategie.
92
van oerproduct (vb: grondstoffen) tot finale
afnemer
⇒ Elkaar versterken
⇒ waarde moet optimaal zijn voor de klant
2. Aarde en belang van distributiekanalen (Focus op marketingkanalen & stroomafwaartse kant vh verhaal)
Duale distributie
= Combinatie van korte en lange kanalen
/ direct en indirect
= gebruik van verschillende kanalen
= Multi-channel
= Hybride marketingkanalen
Vb. restaurants, online, on-site naast de fabriek,
kleine winkel…
93
↪ stromen van producten, betalingen, eigendom,
informatie, promoties…
Tussenhandelaren:
+ Tussenhandelaren hebben betere middelen om de doelgroep te bereiken en zijn
vaak al bekend met doelgroep
+ Grotere efficiëntie met tussenhandel
+ Minder transacties nodig
- Minder controle en grotere complexiteit voor producent
- Verlies van greep op verkoop aan klanten
- Veel schakels = hoge prijs
Distributiekanalen zijn niet beperkt tot goederen, diensten hebben dus ook
distributiekanalen vb. distributiekanalen
Kanaalleden vervullen belangrijke kanaalfuncties
= specifiek rol die vervuld wordt door een partij in het distributiekanaal
Het overbruggen van het verschil in tijd,plaats en eigendom dat de goederen en
diensten scheidt van degene die ze gebruiken
94
Indirect kort marketingkanaal = marketingkanaal waarbij gebruikgemaakt wordt van 1
tussenschakel, meestal een detaillist
Indirect lang marketingkanaal = marketingkanaal waarbij gebruikgemaakt wordt van
twee tussenschakels: een groothandelaar en een detaillist
Distributie- /marketingkanaal
= verschillende bedrijven die gegroepeerd zijn in het kanaal en van elkaar afhankelijk
zijn in het bereiken van een gemeenschappelijk doel
→ Maar om de doelstelling vh kanaal als geheel te verwezenlijken, moeten de individuele
doelen vh bedrijf soms worden opgeven
→ De verschillende bedrijven zijn het soms oneens over de rolverdeling, doelen, beloningen..
⇒ Kanaalconflicten
Verticale kanaalconflicten
= Tussen 2 bedrijven op verschillende niveaus in het kanaal
(meest voorkomende) vb: Conflict Unilever en Delhaize
Horizontale kanaalconflicten
= tussen bedrijven op hetzelfde niveau in het kanaal vb. Zeb schendt
sperperiode van kortingen tov andere kledingwinkels
1. Conventioneel distributiekanaal
= bestaat uit 1 of meer afzonderlijke producenten, groothandels, detaillisten die voor
hun eigen persoonlijke winst samenwerken
Leidt meestal tot conflicten en slechte resultaten want:
geen formele rolverdeling/leiderschap, geen formele samenwerking (werken
namelijk voor eigen winst), totale winst ligt lager dan bij een goed
georganiseerde organisatie,
wel een gemeenschappelijk doel om iets bij de eindconsument te brengen
95
contractuele basis samenwerken om de kosten te
drukken of de afzet te vergoten
= onderneming A (franchisegever/ franschiser) heeft een contract met een
ander bedrijf B (franchisenemer/ franchisee) om te gaan samenwerken.
Onderneming B krijgt dan het recht om de naam/het merk van
onderneming A te gaan gebruiken en om hun producten en hun service
aan hun consumenten gaan aanbieden.
- Detailhandelsfranchise olv producent
Vb: Volvo geeft dealerslicentie om volvo te verkopen
- Groothandelsfranchise
Vb: Cola verkoopt licentie en concentraat aan bottelarijen
- Detailhandelsfranchise olv dienstverlenend bedrijf
Vb: Pizzahut, Panos…
c) Geleid VMS
= leiding in handen van een/enkele dominante kanaaldeelnemers,
maar geen contract or ownership
→ fabrikanten van topmerken (Vb: Unilever) kunnen rekenen op een
goede samenwerking met detaillisten
3. Horizontaal marketingsysteem
= 2 of meer bedrijven op hetzelfde niveau (al dan niet concurrenten) werken samen
om nieuwe marketingkans (opportuniteit) te realiseren
Vb: delhaize en colruyt gaan ziekenhuis medewerkers van hun boodschappen
voorzien in tijden van corona
96
5. veranderingen in de kanaalorganisatie
Disintermediatie
= De trend van het uitschakelen van tussenhandel en tussenpersonen om zelf die rol
als bedrijf over te nemen en te gaan verkopen aan de eindafnemer
Verticale integratie
= bedrijf vervult meer dan 1 set activiteiten in het kanaal
Achterwaartse integratie = bv detaillist staat in voor distributie en productie
Vb: Colruyt produceert eigen producten v/h merk Everyday
Voorwaartse integratie = bv producent zorgt zelf voor distributie
Vb: nike heeft eigen winkels in beheer
12.2) Kanaalbeslissingen
Verschil tussen de ideale situatie en wat haalbaar is.
Kanalen veranderen doorheen de tijd om tegemoet te komen aan marktkansen/-vereisten in
de markt.
Voor maximale effectiviteit bij kanaalbeslissingen moet je:
97
Op welke klantsegmenten ga je u richten - via welke kanalen?
Rekening houden met aard van producten
Vb: Coolblue verkoopt geen wasmachines in hun fysieke winkels, voeding vereist
directere vorm distributie
Ook andere factoren spelen een rol: econ. situatie, juridische factoren, concurrentie…
Beste geval heb je consumenten gesegmenteerd en weet je welke targeting en
positionering dat je wil doen
Doelstelling moet SMART zijn
Soorten distributiekanaal:
direct/indirect, eigen verkoopapparaat, fabrieksagent, tussenhandelaar, ...
= bedrijf in het distributiekanaal dat goederen zelf in handen krijgt om dan te
gaan verkopen aan iemand anders
Vb: Retailer, groothandelaar, industrieel distributeurs…
Aantal tussenhandelaars (3 strategieën)
Intensieve
= hoge intensiteit dus veel verkoopplaatsen en meestal weinig service
zoveel mogelijke verkooppunten (convenience service)
Vb: frisdrank
Exclusieve
= beperkt aantal dealers met exclusieve rechten voor verkoop
Vb: Porsche, YSL, Prada
Selectieve
= meer dan 1 maar niet alle tussenhandelaren inschakelen
Vb: winkels voor huishoudtoestellen, Miele
98
Logistiek
= de werkelijke verplaatsing van goederen, opslag, informatie tussen bedrijven in de
supply chain
= deel van de supply chain management dat gaat plannen, implementeren en controleren
dat alles effectief en efficiënt verloopt v/d werkelijke verplaatsing
Supply chain
= effectieve bedrijfskolom met al zijn partners en schakels
Het juiste product op de juiste plaats op het juiste moment bij de juiste klant
Fysieke distributie (marketinglogistiek)
= planning, implementatie, monitoren van de fysieke stroom van materialen, gereed
product, informatie, om op winstgevende wijze in klantbehoeften te voorzien
Klantgerichte logistiek
= begint bij de markt en werkt zo terug naar de fabriek/leveranciers (omgekeerde
distributie)
Supply chain management – ketenmanagent
Uitgangspunt voor het opzetten v/e logistiek systeem zijn de servicebehoeften van de klant.
Maximale service en minimale distributiekosten lukt niet
Maximale service:
snelle levertijd, grote stock, kwaliteit… kost allemaal veel geld
Minimale distributiekosten:
langere levertijden, kleine voorraden, lager serviceniveau
Nood aan een afweging:
Nood van onze klant, tegen welke kost, en hoe kunnen we deze samen
maximaliseren ifv de klant en onze eigen capaciteit
Doelstelling: een gericht serviceniveau tegen de laagst mogelijke kosten
Doelstelling: maximale winst, niet maximale omzet
99
Opslag:
in magazijnen worden goederen voor middel-/lange termijn opgeslagen.
Distributiecentra zijn niet zozeer bedoeld om producten (lang) op te slaan, als ze te
verplaatsen
Voorraadbeheer:
bv: Just-in-time = snelle, frequente en flexibele levering. Moet sterk geautomatiseerd
zijn
Transport:
heeft grote invloed op prijs vh product, leversnelheid, staat van het product bij
aankomst en klanttevredenheid. vormen: weg, spoorwegen, water, pijpleiding,
internet en lucht
Logistiek informatiemanagement
de supply chains managen door middel van informatie
Teamwork kan de klant betere diensten leveren en kosten laag houden. Op deze manier de
prestatie van het hele distributiesysteem maximaliseren
Detaillist
= Bedrijf waarvan de omzet hoofdzakelijk afkomstig is van detailhandel (dus van
verkoop van producten aan de eindconsument)
100
Shopper Marketing
= marketingbeleid waarbij men -van productontwikkeling tot logistiek, promotie en
winkelaanbod- zich erop richt van consumenten in de winkel kopers te maken
Soorten detaillisten
(onderscheiden naar de mate van service die ze bieden, de breedte en diepte van
hun assortiment, de prijsstelling die ze hanteren, online/offline verkoop en de
organisatorische opzet (keten, franchise, kleine boetiek… ))
Mate van de service
a) Zelfbedieningsdetaillisten
= detailhandelszaken die geen of beperkte service leveren aan
klanten; klanten voeren zelf het ‘zoeken-vergelijkings-selectie’-
proces (convenience producten)
Vb: Supermarkt, Ikea
b) Detaillist met beperkte service
= detaillisten die het winkelende publiek wel uitleg kunnen geven,
maar de focus ligt niet op service
Vb: Mediamarkt
c) Detaillist met volledige bediening (full service)
= detaillisten die het winkelende publiek een volledig scala van
diensten bieden
Vb: Ceremoniekledingwinkel, boetiek, winkel met dure fototoestellen
(b+c: shooping or specialty goods)
Productlijn (assortiment)
a) Speciaalzaak
= smal + diep assortiment (veel keuze bij 1 product)
Vb: Boekenwinkel, body shop
b) Warenhuis
= breed + niet diep (grote verscheidenheid van productlijnen)
Vb: Inno
c) Supermarkt
= breed (zelfbedieningszaak met lage kosten & marges en grote afzet,
die een grote verscheidenheid aan levensmiddelen en
huishoudelijke producten voert)
Vb: Vooral eten
d) Gemakszaak
= niet diep + vaak niet zo breed (een kleine winkel in of bij een
101
woongebied)
Vb: Nacht- of buurtwinkel
e) Superstore
= grotere supermarkt + ook aandeel ’non-food’ en diensten
Vb: Macro
f) Category killer
= eng + diep (focus op & grote categorie, bestaat eigenlijk uit
superstore + speciaalzaak)
Vb: Decathlon, mediamarkt, Ikea
g) Hypermarkt
= breed + diep (reusachtige winkel, levensmiddelen - meubels -
kleding en vele andere producten) 6 voetbalvelden
Prijsstelling
a) Discountwinkels
= standaard producten tegen lagere prijzen, want nemen lagere
marges aan
Vb: Harddiscounter Aldi vs soft-discounter colruyt
b) Winkels met voortdurend lagere prijzen
= winkels die onder de groothandelsprijs inkopen en de klanten
minder laten betalen dan de gewone detailhandel
- Factory outlets
= winkels waar restpartijen van oudere collecties of
producten met kleine foutjes worden verkocht van
fabrikanten van merken Vb: Maasmechelen Village
- Magazijnclubs
= koopjeshal die een beperkt assortiment
merklevensmiddelen, kleding, meubels… verkoopt tegen
grote korting aan leden (klantenkaart) Vb: Macro
Organisatorische opzet
a) Winkelketens
= 2 of meerdere met 1 eigenaar en leiding
Vb: HEMA, AH, Blokker...
b) Vrijwillig filiaalbedrijf
= Samenwerkingsverband tssn. een grossier en zelfstandige
winkeliers gezamelijke inkoop en promotie
(grossier levert een groot deel vd goederen aan de winkel)
Vb: spar
c) Inkoopcombinaties
= Samenwerkingsverband van winkeliers om gezamenlijk in te kopen
d) Franchiseorganisaties
= contractuele samenwerking (zie p.95)
102
Marketingstrategie:
in het verleden trokken ze klanten aan met een uniek assortiment en meer of betere
service. Vandaag zijn assortiment en service van verschillende aanbieders steeds
meer op elkaar gaan lijken.
13.3) Trends
1. Kortere levenscyclus van retail-formats
- Pop-up stores
- Peer-to-peer platforms
- Showrooming (om daarna online te bestellen)
Willen ze succesvol zijn, dan moeten ze zich voortdurend aanpassen en hun bedrijf
steeds opnieuw vormgeven
103
de consument koopt wat hij wil, wanneer en waar hij dat wil
- Veel bedrijven hebben op dit moment bijna alle soorten distributiekanalen
(om op die manier zoveel mogelijk mensen te bereiken)
Vb: Amazon heeft nu ook een paar fysieke winkels
Vb: Coolblue heeft een afhaalpunt waar ze ook service kan leveren
13.4) Groothandel
Groothandelaar
= verkoop van goederen & diensten aan degenen die ze verder verkopen/zakelijk
gebruiken
Groothandelaren voegen waarde toe door een vd volgende kanaalfuncties uit te voeren:
- Verkoop en promotie:
op een goedkope manier een groot aantal kleine klanten bereiken, veel
contacten en meer vertrouwen opbouwen
- Inkoop en assortimentsopbouw:
artikelen en assortiment opbouwen die hun klanten nodig hebben
- Opsplitsen van grote hoeveelheden (bulk breaking)
- Opslag:
genoeg ruimte om te stockeren
- Transport:
groothandel ligt dichter bij de retailer dan bij de producent
104
- Financiering:
financiering klant met krediet en financieren de leveranciers door vroeg te
bestellen en op tijd te betalen
- Risico:
zijn eigenaar dus dragen kosten van diefstal, schade, bederf, veroudering…
(ze nemen het risico van de detailhandel dus eigenlijk weg)
- Marktinformatie:
geven leverancier en klanten info over de concurrentie, nieuwe producten en
prijsontwikkelingen
- Managementdiensten en advies:
helpt detaillisten bij de training van verkopers, verbetering van
winkelinrichting en displays en het opzetten v/e boekhoud- en
voorraadsysteem
marketingcommunicatie (MC)
= identificeren van de doelgroep en het vormen van een goed gecoördineerd
promotieprogramma om gewenste publieksresponse te krijgen
gewenst response kan zijn: product kopen/ product proberen
105
Vroeger werd voornamelijk aan massamarketing gedaan.
Vandaag de dag meer direct marketing en interactiviteit.
Marketing is meer gesegmenteerd. Doordat bedrijven zoveel informatie kunnen verzamelen
door technologie is het makkelijker om segmenten te vinden en daarmee te communiceren.
In plaats van een bedrijf dat enkel communiceert naar klanten toe gaat hier het bedrijf
communiceren met klant, klant met bedrijf en mogelijke klanten kunnen ook makkelijk
communiceren met elkaar.
→ 4 P’s op elkaar afstemmen in functie van gewenste positionering (en integratie van
promotie-instrumenten)
Promotiemix = communicatiemix
= primaire communicatie activiteit van het bedrijf, MAAR hele communicatiemix
moet harmonieus éénzelfde boodschap uitademen!
- Product bv verpakking
- Prijs bv vaak gezien als indicatie kwaliteit
- Plaats bv exclusieve distributie draagt bij
tot perceptie van klassevol imago
106
niet zoals de marketeers een onderscheid tussen
deze bronnen. In het hoofd vd consument versmelten
Het bedrijf communiceert niet enkel met de consumenten maar ook met de tussenhandel en
verschillende belangengroepen. Tussenhandel communiceert met zijn consumenten en
belangengroepen en consumenten communiceren met elkaar en andere belangengroepen.
Elke groep geeft feedback aan alle andere groepen. Het bedrijf heeft dus te maken met een
ingewikkeld marketingcommunicatiesysteem:
107
Zender: de partij die de boodschap uitzendt naar de andere partij
Coderen: het proces waarbij een boodschap of gedachte in een symbolische vorm wordt
gegoten
Boodschap: datgene wat de zender de ontvanger duidelijk wil maken
Media: de communicatiekanalen waarmee de boodschap zich verplaatst van zender naar
ontvanger
Decoderen: het proces waarbij de ontvanger een betekenis toekent aan de door de
zender gecodeerde symbolen
Ontvanger: de partij die de boodschap ontvangt die door een andere partij is uitgezonden
Respons: de reactie van de ontvanger na het waarnemen van de boodschap
Feedback: het deel van de reactie van de ontvanger dat terugkomt bij de zender
Ruis = niet geplande storing of vervorming van de boodschap
vb: iemand kijkt tv en er is net een reclame over dreft maar juist op dat moment
krijgt hij telefoon dus hij heeft reclameboodschap niet goed ontvangen
Een boodschap kan pas effectief zijn als het coderingsproces van de afzender aansluit op het
decoderingsproces van de ontvanger.
108
voor kleinere aankopen in bv de supermarkt.
Leren-doen-voelen:
wanneer consument weinig betrokkenheid voelt en nauwelijks verschil ziet
tussen producten vb: zout
Sluitpostmethode:
Wat kunnen we missen? (laagste prioriteit @ promotie; LT planning moeilijk)
Budgettering naar % van omzet:
geen verband met kansen, eerder berust op beschikbaarheid van geld, vaak gebruikt
door kleine ondernemingen, LT-planning moeilijk aangezien promotiebudget ieder
jaar weer onzeker is nadeel: als je weinig omzet hebt besteed je weinig aan reclame
terwijl je het dan juist meer nodig hebt (nefast voor krimpende merken)
Concurrentiegeoriënteerde methode:
concurrentie evenaren (maar kwantiteit vs kwaliteit)
Taakstellende methode:
afhankelijk van te bereiken doel, een promotiebudget opstellen
(meest logische methode)
109
1. te bereiken doel vaststellen
2. Bepalen welke taken moeten worden uitgevoerd
3. Schat de kosten die met de uitvoeringen verbonden zijn
rekening houden met:
levensfase product, marktaandeel, concurrentie & wildgroei, reclame frequentie,
product differentiatie, ...
Medium
- Bereik, frequentie, impact
- Mediatypen ( → mediagewoonten doelpubliek + type boodschap)
- Drager
- timing
(in boek p486 H15)
Medium selecteren
- Niet- persoonlijke communicatie:
middelen waarmee zonder persoonlijk contact of feedback berichten worden
doorgegeven (tv, radio, websites, bioscoopreclame, evenementen)
- Persoonlijke communicatie:
kanalen waar 2 of meer mensen direct met elkaar communiceren (fysiek of online
110
tegenover elkaar, individu tegenover publiek, telefoon, post)
- Mond-tot-mondreclame:
persoonlijke reclame over product tot potentiële klanten door buren, familie,
vrienden, bekenden en zakenrelaties
Stap 5: evaluatie
Copytesting:
= voor of na reclameboodschap
= met betrekking tot verandering attitude/herkenning/bekendheid/kennis/ voorkeur
OF afzeteffecten (worden mede beïnvloed door overige 3 P’s)
111
14.3) Communicatiemiddelen
Het POEM-model
Paid:
hoe doelgroep bereiken?
(klanten en niet-klanten)
een ander bedrijf betalen om voor u iets uit te
zenden
vb: radiostation betalen om voor jouw
reclamespot
Owned:
kanalen die bedrijf zelf creëert en in eigendom
heeft om met klanten te communiceren
je stuurt zelf de boodschap uit bv met een app,
met je website…
Earned:
ontstaan wanneer gebruikers enthousiast zijn
en ‘gratis’ promotie maken via
(of door bedrijf gedeelde) media, de kanalen
die je als bedrijf niet zelf onder controle hebt
vb: mond-op-mondreclame, tweets… (kan positief of negatief zijn)
De promotiemix
Marketingcommunicatiemix = promotiemix
= specifieke combinatie van promotie-instrumenten waarmee men
marketingdoelstellingen nastreeft
reclame, sales promotion, public relations, persoonlijk verkoop, direct
marketing, Social media, sponseringen, beurzen, evenementen, tentoonstellingen
Promotiemixstrategieën
Push-strategie:
product door de distributiekanalen duwen door promotie te voeren bij detaillisten
Pull-strategie:
112
je gaat als producent consumentgerichte promotie voeren zodat je de vraag
stimuleert en consument naar detaillist gaat
113
+ Gemak
+ Realtime
+ Privé Nadelen voor afnemers
+ Interactie - Spamming-gevoel
+ Informatie - Irritatie
+ toegang tot meer producten - inbreuk op de privacy
en vergroot de keuze - Regelgeving, ...
15.1) Reclame
Traditionele reclame
Reclame
= bepaalde vorm van niet-persoonlijke presentatie en promotie van ideeën/goederen
of diensten van een vernoemde opdrachtgever
vb: tv-reclame, reclame in magazines, billboards…
(zijn vormen van traditionele reclame)
- wordt al heel lang gebruikt
- Het doel: een bep reactie bij de doelgroep teweeg te brengen
114
- De respons kan de perceptie betreffen:
consument krijgt een bep. visie, bep. mening over het product/merk,
of zijn gevoelens hierover worden veranderd door de reclame.
- De respons kan gedragsmatig zijn:
de consument koopt het product of koopt meer van het product.
Online reclame
Webvertising
= online reclame
- doel: informeren en overtuigen
- Belangrijkste vormen:
- Banners (schermreclame)
- Zoekgerelateerde reclame (search engine)
- Pop-ups ads die plots verschijnen bovenop een pagina
115
reclamedoelstellingen formuleren, reclamebudget vaststellen, reclamestrategie
formuleren (beslissingen nemen over boodschap en media) en reclamecampagne
vaststellen.
(gezien in H14, hier gewoon toegepast op reclame campagne dus gaan we niet dieper op in)
monsters/ sample:
effectief voor product intro maar duur (vb: gratis Redbull)
Kortingsbonnen:
aankoop van volwassen merk stimuleren/ uitproberen van nieuw merk
aanmoedigen
Geld-terugcoupons (refunds):
klant kan aankoopbewijs naar fabrikant sturen die vervolgens een deel van
de aankoopprijs vergoedt.
Voordeelpakketten:
nog effectiever voor KT afzet dan kortingsbonnen
vb: 3-pack/ gevarieerde set Nivea-producten
116
Premiums:
extra artikel gratis of voor lage prijs erbij
vb: speeltje in Cornflakes, strandzak bij Nivea
Speciale reclame artikelen:
geschenk draagt naar van adverteerder
vb: balpen met naar van reclameleverancier
Beloningen van vaste klanten:
vb: 5% van huidige aankoop als kortingsbon voor volgende aankoop, frequent
flyer miles
Promotie op verkooppunt (POS):
omvat displays en demonsraties op verkooppunt
vb: proevertjesstand van Côte d’Or in Carrefour
Wedstrijd, loterijen, spelletjes:
geven de kans om iets te winnen (geld, reizen of producten)
vb: Lay’s maak je smaak
Congressen en vakbeurzen:
nieuwe producten introduceren, nieuwe klanten ontmoeten, meer verkopen
aan bestaande klanten, persoonlijk spreken en toelichten productgebruik...
Verkoopwedstrijd:
een wedstrijd voor vertegenwoordigers of dealers om hen te motiveren de
afzet te verhogen, gelinkt aan meetbare verkoopdoelstellingen bv Renault
zegt: ‘dealers die het meeste verkopen krijgen een reis’
Verschillende factoren hebben bijgedragen aan de snelle groei van sales promotion, vooral in
de consumentenmarkt:
Productmanager die zo hun merk ondersteunen, als gevolg van de druk om meer te
verkopen
117
De efficiëntie van reclame neemt af omdat er steeds fellere concurrentie is en
merken onderling van elkaar minder verschillen.
De consumenten steeds gevoeliger worden voor een goede deal, en detaillisten deze
deals vaker eisen van producenten.
Ontwikkelingen in de informatietechnologie
De doelstellingen van sales promotion lopen sterk uiteen (zie hiervoor: voor elk type sales
promotion aparte doelstelling) IN het algemeen zullen sales promotion op KT
omzetverhogingen veroorzaken, op LT zouden ze klantenbinding moeten bevorderen.
Adverteerders maken gebruik van websites van anderen om in contact te komen met de
doelgroep en om interactie te krijgen.
vb: vliegtickets.be / boekenverkoper vraagt aan reviewplatform van boeken om reclame te
maken voor hem en wanneer iemand op het reviewplatform is en doorklikt naar de
boekenverkoper en een boek koopt krijgt de ‘affiliate’ (=reviewplatform) hierop een %-tje
Direct mail:
houdt in dat er een aanbod, aankondiging of herinnering wordt gezonden naar een persoon
op een bepaald adres.
Sponsoring:
118
(financiële) ondersteuning voor evenement/ activiteit met als doel bekendheid of
geassocieerd te worden (bv Redbull sponsort autoraces).
Voordeel: merk associëren met iets dat doelgroep als positief ervaart.
Nadeel: als je ‘verkeerde’ mensen sponsort
Vb: Lance Armstrong die doping gebruikt heefts, Tiger woods die slecht in het nieuws
kwam…
Direct-response tv
Bestaat in 2 manieren:
Direct-response reclame:
waarbij er reclamespots van 1-2 min worden uitgezonden en dan kan de
klant via een telefoonnummer een aankoop doen. Hierbij is het belangrijker
om hoge verkoopaantallen te bereiken dan om LT klantrelaties op te
bouwen. Een speciale vorm van direct-response reclame zijn de Infomercials:
"experten" proberen lange tijd het product te verkopen, vaak gerelateerd
met dubieuze verkooppraatjes waarna via website of telefoonnummer een
aankoop gedaan kan worden.
Thuiswinkelkanalen:
televisieprogramma’s of hele kanalen die gewijd zijn aan de verkoop van
producten en diensten. Het doel van deze winkelkanalen is meer bestellingen
binnenhalen en langdurige klantrelaties ontwikkelen.
Interactieve televisie:
Beurzen,evenementen,...:
Bijeenkomst met publiek met als doel communiceren over bedrijf/merk (vb: Batibouw,
Autosalon, Voedingssalon…). Hierbij zijn afnemers zelf op zoek naar info/experience, kan B2B
zijn en B2C.
Narrowcasting:
Mobile marketing:
Al de activiteiten die communiceren met consumenten door het gebruik van een mobiel
device om goederen en diensten te promoten door informatie of aanbiedingen te
verstrekken. Booming, push & pull advertising!, vaak jongere consumenten.
119
Een voorbeeld van mobile marketing is zijn location based services (LBS), waarbij men
onderweg de beschikking heeft over ter plekke relevante informatie en diensten.
! sommige soorten online marketing vallen onder betaalde media → sommigen onder
eigen/verdiende media → H16
Advergames:
merkgerelateerde online spelletjes
Voordelen: Nadelen:
+ Buzz - Ontwikkelingskosten: zo een
+ Database aanleggen spelletjes maken is heel duur
+ Imago & bekendheid stimuleren - Overkomen door samen te
+ Vrijwillige blootstelling werken met onlinespel
+ Attgame → Attbrand
120
Websites verschillen sterk qua doel en inhoud.
Bedrijfswebsite/corporate website:
Deze is bedoeld voor interactieve communicatie en informatie. Hij dient niet zozeer
om direct te verkopen, maar veeleer om goodwill op te bouwen bij consumenten en
een aanvulling te bieden op andere kanalen.
Marketingwebsite:
Het initiatief tot communicatie en interactie gaat uit van de aanbieder. Ze moeten
proberen actief klanten te lokken naar hun website door middel van promotie. Ook
deze site moet waarde leveren, anders zullen klanten niet meer terugkomen.
Branded community websites:
proberen helemaal niets te verkopen. Hun doel is om merkencontent te presenteren
die consumenten erbij betrekt en een klant-merkcommunity creëert.
E-mailmarketing
We beschouwen virale marketing als eigen media omdat je als merk bewust dergelijke
(video)content creëert en op eigen medium publiceert met de verwachting dat de content
door anderen zal gedeeld worden via social media en zo eWOM zal genereren. Het is de
digitale versie van mond-tot-mond marketing en kan miljoenen mensen bereiken.
Vb: Lil Nas X probeerde heel hard zijn liedje ‘Old Town Road’ te pushen maar hij geraakte niet
in de countrylijsten in Amerika. Dit veroorzaakte veel ophef, mensen reageerden en
maakten filmpjes al dansend op het liedje. UIteindelijk kwam Billy Ray Cyrus en stelde
voor om het samen opnieuw op te nemen. Dit werd een gigantisch succes en deze versie
121
geraakte wel in de countylijsten. Dit is een goed voorbeeld van een zowel eigen als
verdiende media
- Viral marketing en buzz wordt vaak gecreëerd door een online Word Of Mouth (WOM) wat
zorgt voor een sneeuwbaleffect: hoe meer mensen erover praten, hoe groter de Buzz
wordt.
- Tell-a-friend button
- Common interests
Voordelen:
- Goedkoop nieuwe klanten aantrekken
- E-mailadresbestand uitbreiden
Bedrijven laten hun boodschappen via verschillende kanalen lopen om zo mensen met
verschillende interesses aan te spreken.
Content marketing maakt veel gebruik van blogs omdat in een blog gespecialiseerde analyses
van producten kunnen gebeuren waardoor er klanten met het bedrijf in contact komen.
Wanneer het bedrijf een goed platform lanceert kunnen gebruikers hiervan ook ervaringen
delen en hieruit kan het bedrijf behoeften leren kennen. Ook vlogs zijn een goede manier om
mensen te informeren over producten. Naast merkblogs zijn ook de blogs van derden handig
om berichten naar buiten te brengen. Ook vloggers compensaties geven om hun producten
te bespreken is een manier waarop je reclame kan maken via eigen en verdiende kanalen.
Catalogus- of postordermarketing:
een vorm van direct marketing waarbij je de catalogus naar klanten stuurt of in je
winkel beschikbaar is. Vroeger bood een catalogus tijdswinst, tegenwoordig hebben
websites en apps deze functie vaak overgenomen. Klanten kopen echter volgens
onderzoek toch vaker wanneer ze een fysieke catalogus hebben. Gedrukte catalogi
brengen echter vaak extra kosten mee. De online-versies maken het kopen ook
ineens mogelijk en kunnen ook informatie meegeven over de voorraad. Ook prijzen
kunnen aangepast worden in real time.
Telemarketing:
dit is telefonische verkoop, direct B2B en B2C. Met uitgaande telemarketing
verkopen aanbieders op proactieve wijze direct aan consumenten en bedrijven.
Voordelen: koopgemak en meer product- en service-informatie. Consumenten
ondervinden het vaak als een irritatie.
Vb: berichten die Coca-Cola op haar pagina's zet is een vorm van eigen media maar wanneer
die gedeeld worden door gebruikers en ze het op hun eigen Facebook-pagina’s zetten,
spreken we van verdiende media.
Voordelen:
+ Kan gericht en persoonlijk
122
+ Interactief
+ Luisteren naar klanten en starten conversatie met klanten
+ Fast en actueel
+ Kosteneffectief
+ Community building
Nadelen:
- Nog steeds veel experimenteren
- Gebruiker gestuurd:
je hebt het minder in de hand, ja kan heel mooie instagram uitbouwen maar je weet
niet wat ermee gaat gebeuren. De gebruikers hebben heel veel controle over de
media die jij als bedrijf uitstuurt
- Gebruikers hebben veel controle
- Onverwachte effecten bv heel negatieve reacties op bepaalde campagne
Geïntegreerde social-mediamarketing
Watching:
Sommigen gaan alleen content kijken
Sharing:
actief de content delen met anderen zonder dat je er
voor de rest iets mee doet
Commenting:
reageren op berichten, reviews geven,
vaak is commenting maar éénmalig
Producing:
consumenten die zelf content creëren, publiceren, blogs schrijven, je wilt gehoord/
bekend worden vb: influencers
Curating (=modereren):
deze mensen houden zich echt bezig met community’s en social-media elementen
Public relations
= goede betrekking opbouwen met diverse publieksgroepen door te zorgen voor
gunstige publiciteit, goed imago en ongunstige geruchten aan te pakken
123
vb: publicatie testwinnaar tablet pc’s in Test-Aankoop, vakantiekoffer onderzoek
door Neckermann, lancering nieuw product van Lancôme
! sommige bedrijven doen aan betaalde pr waarbij ze doelbewust een publieke opinie gaan
vormen in de maatschappij
Voordelen: Nadelen:
+ Geloofwaardig - Zelf geen volledige controle
+ Groot bereik van klanten die over de boodschap
verkopers/reclame mijden
+ Expressief
+ goedkoop
Persrelaties:
communicatiedienst persbericht Belga
Product publiciteit:
bepaalde producten in het nieuws brengen vb: Testaankoop
Public affairs:
het opbouwen en in stand houden van lokale, nationale en internationale relaties
vb: gratis abonnement omwonenden recreatiedomein
Lobbying:
contacten leggen met wetgevers en overheidsambtenaren om wetten en regelgeving
in een bepaalde richting bij te sturen
vb: elektrische wagens (FEBIAC), suikerlobby
Betrekking met beleggers:
het in stand houden van relaties met aandeelhouders en anderen in de financiële
wereld vb: aandeelhoudersvergaderingen
Ontwikkeling (donateurs etc.):
PR voor donateurs of leden van not-for-profitorganisaties om financiële steun of
vrijwilligers te werven vb: VUB
Bedrijven proberen op een goede manier in het nieuws te komen. Dit kan spontaan
gebeuren, maar bedrijven kunnen er ook evenementen of activiteiten voor organiseren die
als doel hebben een boodschap onder de doelgroep verspreiden en dus nieuws creëren.
Naast nieuws en speciale evenementen (buzz marketing) kan je dit ook doen met
vb: mobiele marketing, jaarverslagen/ brochures/ bedrijfswebsite, huisstijlmateriaal, CSR,...
124
consument
Bedrijven stimuleren eWOM met concrete doelstellingen en acties, en ontwikkelen
langetermijnstrategie
Resultaten goed te meten (mate van engagement, aantal volgers, retweets, ets.) waardoor
beleid aangepast kan worden
125