Professional Documents
Culture Documents
1. Wat is marketing
Definitie van marketing
Definitie: het proces waarmee bedrijven (of instellingen) waarde creëren voor de klant en sterke
klantrelaties opbouwen om in ruil daarvoor waarde van de klant terug te krijgen.
Doel:
− Nieuwe klanten aantrekken door hun superieure waarde te beloven en te geven.
− Bestaande klanten behouden door hen blijvend tevreden te stellen.
− Sluiten van transacties
− Op rendabele wijze waarde voor de klant genereren.
Commerciële bedrijven Non-profit-organisaties
Voorbeelden Unilever, Dove, Toyota, Apple, Scholen, Fairtradebedrijven, kerken,
Proximus… ziekenhuizen, musea, politie…
Product Directe voordelen Zwakkere USP, minder directe voordelen
Prijs Vaste prijs Wat is de prijs voor een stem voor een
bepaalde partij? Hoeveel doneer je aan
liefdadigheid?
Betrokkenheid Extreem engagement, ofwel sterk voor
ofwel sterk tegen
Segmentatie Gedifferentieerde marketing Vaker ongedifferentieerde marketing
Missie De beste willen zijn Cause-related, oorzaakgerelateerd
Cause-related marketing
− Commerciële organisaties proberen zich te differentiëren door populaire sociale doelen te
sponsoren in een poging om het publiek voor zich te winnen
− Een commerciële activiteit waarin bedrijven en non-profit organisaties een alliantie vormen om
een imago, product, of dienst voor hun wederzijds voordeel te vermarkten.
→ Positief merkimago
→ Werknemers respect
→ Klantentrouw
Peter Drucker: Het doel van marketing is de verkoopfunctie overbodig maken. De klant zo goed te
leren kennen en begrijpen dat het product of dienst precies past en zichzelf verkoopt.
Marketing Verkoop
Bevrediging behoeftes Lange-termijn klantbehoeften Korte-termijn klantbehoeften
Invloed consument Gaat voor een groter stuk uit van Gaat voor een beperkt stuk uit van
input van de klant in het design van input van de klant in het design van
het aanbod (co-creatie) het aanbod (co-creatie)
Doel Stimuleren/bevorderen van de Tegemoetkomen aan bestaande
vraag vraag
→ Niet enkel verkopen, maar ook de behoeften van klanten bevredigen.
Co-creatie
Waarde komt maar tot stand in co-creatie tussen de aanbieder - consument
1
− Aanbieder kan een ‘waardepropositie’ doen
− Aanbod heeft pas waarde voor de consument in (correct) gebruik in functie van het vervullen
van de eigen behoeften/wensen/vraag (‘value in use’)
Specifiek vanuit het bedrijf: Opbouwen van rendabele, op waarde gebaseerde relaties met klanten.
Marketingproces
1. Analyse
Begrijpen van klantenbehoeften en -wensen.
Relevant zijn bij afnemers, maar ook verschillend van concurrenten.
2. Strategie
Doelmarkten bepalen.
Waardepropositie formuleren → nieuwe klanten winnen, bestaande klanten vasthouden
3. Tactiek
Marketingstrategie omzetten naar korteretermijnprogramma’s = tactiek, beleid.
4. Implementatie en evaluatie
Tactiek uitvoeren, periodieke evaluatie: Plan, do, check & act (PDCA)
2. Stap 1 analyse
Niveaus van planning
Voordelen formele planning
− Stimuleert vooruitdenken
− Dwingt bedrijf om zich op concrete doelstellingen toe te spitsen.
− Betere coördinatie
− Duidelijkere resultaatnormen → controle
− Veranderingen in omgeving kunnen voorzien worden.
− Het bedrijf kan zich beter voorbereiden op plotse ontwikkelingen
1. Ondernemingsniveau – concernniveau
Visie en missie van het bedrijf in zijn totaliteit en hoe waarde toevoegen aan de onderneming. De
planning op ondernemingsniveau wordt vertaald naar de verschillende SBU’s en PMC’s.
2
Bedrijfsonderdeel met een eigen missie en doelstellingen, een aparte afnemersgroep en specifieke
concurrenten waarvoor een onafhankelijke planning opgesteld kan worden. Dit kan een divisie zijn,
een productlijn binnen een divisie of enkel een product of merk.
3. Product/marktcombinaties – PMC
Afgebakende productgroep gericht op een duidelijk gedefinieerde markt.
Voor elke productgroep worden marketingplannen gemaakt die moeten passen binnen het
strategisch plan van het bedrijf.
Strategisch plan
Een plan waarin wordt beschreven hoe een bedrijf zich zal aanpassen, zodat haat sterktes en
eventuele zwaktes die verbeterd moeten worden, blijven aansluiten op de kansen en bedreigingen
in een veranderende omgeving.
Voorbeeld: Nestlé
Concern: Nestlé
SBU: persoonlijke verzorging, huishoudelijke verzorging, voeding
PMC: Kitkat (chocolade), Gourmet (dierenvoeding), Buitoni (culinair)
Visie en missie
Visie
De kijk op toekomstige ontwikkelingen in de branche dan wel een definitie van wat een bedrijf in de
toekomst wil zijn. →Visie gaat vooraf aan de missie.
Missie
Formulering van de doelstelling van een bedrijf. Beschrijven wat men wil doen, voor wie, waarom en
hoe dit kan bedragen aan de visie over de toekomst.
De missie geeft de bestaansreden van een bedrijf aan in het heden. De missie draagt bij tot de visie
die we over de toekomst hebben.
3
− Specifiek: De missie moet bij het bedrijf passen en specifieke, werkbare richtlijnen bevatten.
− Gebaseerd op onderscheidende competenties
− Motiverend: Medewerkers moeten het idee hebben dat hun werk belangrijk is en een positieve
bijdrage levert aan het leven van mensen.
Motto of slogan
Manier waarop de missie vereenvoudigd naar buiten wordt gebracht.
→ Bedrijf wordt als merk herkenbaar bij het publiek
Voorbeeld: Philips
Let’s make thing better → Sense and simplicity → Innovation and you
Activiteitenterrein
Productdefinitie/technologische definitie
Bedrijven formuleren hun activiteiten in termen van producten.
Marktgerichte definitie
Omschrijven van de marktactiviteit.
− Activiteitenterrein wordt omschreven obv de bevrediging van de basisbehoeften van de klant.
Voorbeeld activiteitenterrein Rolls-Roys: kracht leveren, zorgen voor voortstuwing, en niet lucht-
en ruimtevaartmotoren produceren.
− Marktgerichte definitie heeft meer zin, want producten en technologieën raken uit de tijd, maar
elementaire behoeften van de markt kunnen blijven bestaan.
Strategisch planningsproces
Het proces waarin de doelstellingen en de capaciteiten van het bedrijf voortdurend optimaal worden
afgestemd op de veranderende marketingkansen en bedreigingen.
4
Marktafbakening
Abell & Hammond-diagram
Geeft het werkgebied/business domain van het bedrijf weer aan de hand van 3 vragen:
1. Wat zijn de klantenbehoeften?
2. Wie zijn de afnemersgroepen/klantengroepen?
3. Hoe worden in hun behoeften voorzien door middel van producten/technologieën?
Doelstellingen
De missie wordt vertaald in doelstellingen voor de 3 niveaus → Hiërarchie van doelstellingen
SMART-formulering
− Specifiek
− Meetbaar
− Acceptabel/ambitieus
− Realistisch
− Tijdgebonden
Ondernemingsdoelstellingen
Vb Behalen van een wereldwijde omzetstijging van 5% in 2018.
Vb Behalen van een return on investment van 8% over de komende 2 jaar.
5
SBU-doelstellingen
Vb Behalen van een omzetstijging van 10% in de markt voor persoonlijke verzorging in de komende 3
jaar.
Vb Het vergroten van de winstgevendheid met 5% van het complete productportfolio in 2017. Vb
Toevoegen van een nieuwe productlijn aan de markt organic food binnen de 2 jaar.
→ Onderneming en SBC = algemeen in termen van omzetgroei, winst als percentage van de omzet,
winst als percentage van de investeringen (return on investment)
PMC-doelstellingen
Directe consequenties voor de omzet en winst
Vb Vergroting van het marktaandeel in de Nederlandse scootermarkt van 8% tot 10% binnen 2 jaar.
Wensen
De concrete vorm die de menselijke behoefte aanneemt, afhankelijk van cultuur en persoonlijk
karakter.
Vraag
Wensen die worden gesteund door koopkracht.
Consumenten zien een product als een bundel van voordelen (benefits) en kiezen het product dat de
beste benefits oplevert tov de ervaren sacrifices/costs (prijs, risico, tijdverlies…).
→ Mensen wegen hun wensen en middelen af en kiezen het product dat de grootste bevrediging
geeft.
6
→ Zowel fysieke producten als diensten.
→ Ook betrekking op personen, plaatsen, organisaties, informatie, ideeën.
Marketingmyopia/ marketingbijziendheid
Overmatige focus op het eigen product, waardoor aan de onderliggende klantbehoeften voorbij
wordt gegaan.
Aanbieders concentreren teveel op het specifieke product ipv de behoefte waarin ze voorzien. Ze
vergeten dat een product slechts een middel is om een probleem van een klant op te lossen.
Productdifferentiatie
Echte marketeers kijken verder dan de eigenschappen van producten en diensten. Als bedrijven
onderling vergelijkbare producten maken, neemt de differentiatie in producten en diensten af.
→ Ze creëren een merkbetekenis door associaties aan het merk te koppelen en merkervaringen voor
de consumenten te creëren.
→ Aanbod onderscheidt zich in ervaringen
→ Voorbeeld: Tommorowland
Relatiemarketing
Het proces waarin het bedrijf sterke, waardevolle relaties opbouwt, onderhoudt en verbetert met
klanten en andere belanghebbenden. Marketing houdt zich bezig met het opbouwen en
onderhouden van wenselijke ruilrelaties.
→ Klanten vasthouden en hun klandizi bij het bedrijf versterken
→ Transactiemarketing is onderdeel van relatiemarketing
Transacties
Een ruil tussen twee partijen waarmee en minste twee zaken van waarde gemoeid zijn, plus
overeengekomen voorwaarden, een tijd en een plaats van overeenkomst – concreet
Een markt
Alle wenselijke en potentiële afnemers van een product op dienst.
Marktvervaging
Waar vroeger marktgrenzen duidelijk waren, komen nu spelers uit verschillende industrieën in
elkaars vaarwater.
Marketingsysteem en omgevingsinvloeden
Marketingsysteem
7
Elk bedrijf moet rekening houden met de omgevingsfactoren en partijen waarmee het te maken
krijgt.
Elke partij in het marketingsysteem voegt waarde toe. Het succes van een bedrijf hangt niet enkel af
van de eigen activiteiten, maar ook naar de mate waarin de totale keten voorziet in de behoefte van
de uiteindelijke afnemers.
Voorbeeld: Ikea
Ikea kan enkel verkopen tegen lage prijzen als hun leveranciers verkopen tegen lage prijzen.
De waardeketen is een model om te zien hoe afdelingen/partners binnen een bedrijf met elkaar
samenwerken.
→ Zo kunnen bedrijven manieren vinden om meer waarde voor de klant te genereren.
Primaire activiteiten
− Inkomende logistiek: materiaal het bedrijf binnen brengen
− Operationele activiteiten: verwerken van de materialen
− Uitgaande logistiek: het product versturen
− Marketing en verkoop: het product aan de man brengen
− Service: dienstverlening
Ondersteunende activiteiten
− Infrastructuur: management, planning, financiën, administratie, juridische en
overheidsaangelegenheden
− Humanresourcesmanagement
− Technologieontwikkeling
− Inkoop: aankoop van inputs voor elke primaire
activiteit → Vinden plaats bij elk van de primaire activiteiten.
8
Het bedrijf moet de kosten en prestaties in elke waarde genererende activiteit controleren op de
mogelijkheid tot verbetering.
Concurrentievoordeel
Door elke activiteit te vergelijken met de concurrentie kan het bedrijf een concurrentievoordeel
opbouwen.
Vb sommige activiteiten kunnen beter uitbesteed worden aan een externe partij die dit goedkoper
kan.
4. Stap 2: marktstrategie
Er bestaan heel wat modellen en benaderingen die het mogelijk maken om de grote lijnen van
bepaalde marktgerichte strategische keuzes te formuleren.
Non-profit-organisaties:
Imago, bezoekersaantallen, verwerven van fondsen
Doelgroep
Wie wil je bedienen?
9
Je verdeelt de markt in klantsegmenten → marktsegmentatie.
Vervolgens kies je de segmenten die je wilt benaderen → doelgroepkeuze, targeting ➔
Je moet alleen de klanten kiezen die je goed en rendabel kunt bedienen.
Waardepropositie
Hoe wil je de doelmarkt bedienen?
→ Hoe wil je je differentiëren en positioneren op de markt?
Voorbeeld: Carglass
Benefits: Carglass kijkt of herstelling mogelijk is, voor te vervangen
Snelheid = weinig sacrifices
Emotioneel aspect van stressvermindering, want Carglass is er 7/24
Het verkrijgen van nieuwe klanten kost meer tijd en geld (reclame, bekendheid opbouwen) dan het
behouden van bestaande klanten.
→ Belangrijke om klanten vast te houden = klantresistentie
Klantaandeel vergroten
Klantaandeel = het aandeel dat een bedrijf heeft in de totale aangekochte hoeveelheid prodcten of
diensten door een klant in een bepaalde productcategorie.
Voorbeeld:
− Banken willen een groter share of wallet = ‘portemonneeaandeel’.
− Restaurants willen een groter ‘maagaandeel’.
− Luchtvaartmaatschappijen willen een groter ‘reisaandeel’.
Customer equity
De som van de klantwaarde van alle huidige en potentiële klanten van het bedrijf.
Goede maatstaf voor prestaties van het bedrijf, heeft betrekking op de toekomst ipv het verleden
(omzet, huidige marktaandeel).
− Product: marktaanbod
− Prijs: ruilwaarde van een goed of dienst uitgedrukt in een rekeneenheid
1
0
− Plaats: hoe het aanbod bij de doelklant gebracht wordt
− Promotie: activiteiten om het product of dienst over te brengen op doelklanten en hen te
overreden tot aankoop
→ Perspectief van de aanbieder
Het bedrijf moet al deze marketingmixintstrumenten combineren tot een compleet geïntegreerd
marketingprogramma om de geplande waarde te communiceren naar en te leveren aan de gekozen
doelmarkt.
De 4 C’s
Perspectief van de klant
4 P’s 4 C’s
Product Customer needs and wants
Prijs Cost tot he customer
Plaats Convenience
Promotie Communication
Relatiemanagement
Customer relationship management (CRM)
Het totale proces van het opbouwen en onderhouden van rendabele relaties met klanten door
klanttevredenheid te genereren door middel van blijvende superieure waarde voor de klant.
1
1
→ Waarde voor de klant is dus de subjectieve waarde die de klant toekent aan het aanbod van het
bedrijf, of het vermogen van het product om in de behoeften van de klant te voorzien.
→ Vooropgestelde waardepropositie (bedrijf) wordt niet noodzakelijk op dezelfde manier door een
klant gepercipieerd.
Klantevredenheid wordt bepaalde door de gepercipieerde prestatie van het product in verhouding
tot de verwachtingen van de klant.
→ Klant verrassen, waardoor zo opnieuw kopen en anderen vertellen over hun ervaringen.
→ Niet streven naar maximale klanttevredenheid, maar naar een grotere klanttevredenheid dan de
concurrent.
→ Tevredenheid kan vergroot worden door lagere prijzen of ruimere service, maar dit leidt
tot lagere winst.
Precaire balans: meer waarde voor de klant en tevredenheid genereren, maar rendabel blijven.
Klantrelatieniveaus en -instrumenten
− Relaties met zorgvuldig gekozen klanten (geen massamarketing)
− Duurzame relaties (bv. loyaliteitsprogramma’s Frequent
Flyer) − Direct contact (bv. pc banking)
Nieuwe uitdagingen
→ Consumenten hebben meer macht en controle
→ Klanten kunnen betrokken worden op een persoonlijker en interactiever niveau.
→ Sociale media:
Op en onopvallende en niet storende manier relevante merkboodschappen in sociale
conversaties van consumenten invoegen.
Gevaar
Sociale media wordt gebruikt om klachten te delen.
Wanneer niet snel en adequaat gereageerd wordt, kan dit tot reputatieschade, een verlies aan
marktaandeel en een dalende klantenwaarde leiden.
Klantrelatiegroepen
Welke klanten moet een bedrijf werven en vasthouden?
→ Loyale klanten kunnen onrendabel zijn en niet-loyale klanten rendabel.
1
2
− Vreemdelingen: weinig rendabel, weinig loyaal
→ Aanbod past niet bij hun behoeften → niet investeren
− Vlinders: rendabel, niet loyaal
→ Aanbod past bij behoeften.
→ Vb mensen die bij banken gaan die de hoogste rente op spaarrekeningen geven. →
Aantrekken met promoties
− Echte vrienden: rendabel, loyaal
→ Aanbod past bij behoeften.
→ Investeren in duurzame relaties.
− Plakkers: weinig rendabel, zeer loyaal
→ Aanbod past beperkt bij behoeften.
→ Problematische klanten, genereren niet genoeg rendement om de kosten te dekken.
→ Rendabiliteit verbeteren door aan hogere prijzen te verkopen of de service te
verminderen.
Partnerrelatiemanagement
Samenwerken met diverse marketingpartners
1
3
6. Stap 4: marktstrategie implementeren en evalueren
Implementatie van het marketingplan
Het proces waarin de strategie en de tactiek in daden worden omgezet om de doelstellingen te
verwezenlijken. → Vaak wordt een jaarplan opgesteld
Managers menen dat de dingen goed doen (implementatie) net zo belangrijk is als de goede dingen
doen (strategie en tactiek)
Implementatie is moeilijk
Het is vaak makkelijker een goede strategie en tactiek te bedenken dan deze uit te voeren.
→ Bedrijven kunnen door effectieve implementatie een concurrentievoordeel behalen.
→ Wanneer bedrijven dezelfde tactiek en/of strategie hebben, kunnen ze meer succes behalen door
snellere implementatie.
Vb als managers beloont worden voor korteretermijnwinst, worden ze niet geprikkeld om te werken
aan lange termijn doelen.
Controle
Marketingcontrole
Het proces waarin de resultaten van marketingstrategieën worden gemeten en beoordeeld en een
organisatie zo nodig corrigerend optreedt om de marketingdoelstellingen te realiseren.
Operationele controle
Controleren of de werkelijke prestaties in overeenstemming zijn met de plannen en eventueel
corrigerend optreden.
→ Verwezenlijking van doelen in het jaarplan.
→ Winstgevendheid van producten, afzetgebieden, markten en kanalen controleren.
Strategische controle
Controleren of de basisstrategie van het bedrijf aansluit bij de kansen en sterke punten.
→ Marktstrategieën kunnen snel verouderen en moeten dus periodieke herbekeken worden.
Stappen controleproces
1. Formuleren van specifieke doelen.
2. Resultaten op de markt meten.
3. Corrigerend optreden om de kloof tussen de doelstellingen en resultaten te dichten.
Verantwoording en rendement
Marketing accountability
1
4
De effecten van de marketinginspanningen moeten daadwerkelijk aangetoond worden.
→ Vroeger meende men dat de productiviteit of rendement niet kon worden aangetoond.
Klantgerichte maatstaven
Klantverwerving, klantretentie, customer lifetime value
→ Leidt tot betere waarde voor de klant en klanttevredenheid
7. Veranderende marketinglandschap
Marketing management concepten
Productieconcept (1900)
Consumenten gaven de voorkeur aan producten die beschikbaar en betaalbaar waren.
Bedrijfsvoering moet zich richten op een efficiëntere productie en distributie.
Productconcept (1915)
Consumenten gaven de voorkeur aan producten met de beste kwaliteit, prestatie en functionaliteit.
De organisatie moet zich inspannen om de producten constant te verbeteren.
Verkoopconcept (1930)
Producen moesten voldoende onder de aandacht gebracht worden → veel energie in verkoop en
promotie.
Marketingconcept (1960)
Een bedrijf kan zijn doelstellingen enkel bereiken wanneer het de behoeften en wensen van de klant
kan bepalen en de gewenste bevrediging hiervan doelmatiger en efficiënter levert dan de concurrent
1
5
Maatschappelijke marketingconcept (1975)
Een organisatie moet voorzien in de behoeften van zijn huidige klanten op een manier die het
welzijn van de consumenten en de maatschappij als geheel in stand houdt en verbetert, nu en in de
toekomst.
Voorbeeld: Ikea
Evenveel mannelijke en vrouwelijke werknemers (people), duurzame materialen (planet),
gedragscode voor omgang met leveranciers, donaties aan goede doelen (profit).
Uitdaging: waardepropositie bieden die past in de huidige tijd en de waarde van het merk op langere
termijn vergroot. In plaats van prijzen te verlagen, moeten de prijzen op niveau blijven en moeten
bedrijven uitleggen waarom hun merken die prijs waard zijn.
Doel in onzekere economie: marktaandeel opbouwen, klantrelaties versterken, ten koste van
concurrenten.
Online omgeving
Uitbreiding communicatiemogelijkheden
Consumenten komen op veel meer manieren dan vroeger in contact met bedrijven, maar bedrijven
hebben minder controle over wat er over hun merk gezegd wordt.
Bricks-and-mortal-spelers
Traditionele, fysieke bedrijven
1
6
Click-and-mortal-spelers
Traditionele, fysieke bedrijven die online activiteiten hebben toegevoegd om nieuwe klanten aan te
trekken en hun relaties met bestaande klanten te verstevigen, vb Polaroid, Delhaize, Philips
Internet of thing
Gewone producten worden digitaal.
Voorbeeld: Philips
Philips bracht Hue-lampen op de markt, die kunnen gestuurd worden via internet en bediend via de
smartphone. Dit creëert waarde voor de klant door in te spelen op de online omgeving.
Snelle globalisering
Globalisering: Door technologische ontwikkelingen wordt de wereld steeds
kleiner. → Producten kunnen snel en goedkoop getransporteerd worden →
Arbeid kan in andere landen worden ingekocht. → Dit zorgt voor internationale
concurrentie
Gevolg: het is minder goed na te gaan waar merken worden gemaakt en ontworpen en wie de
eigenaar is.
Maatschappelijke marketingcampagnes
Overheidsinstanties en liefdadigheidsinstellingen formuleren deze om mensen aan te zetten tot
energiebesparing en milieubewustzijn of om roken, overmatig drinken en druggebruik te
ontmoedigen.
1
7
Hoofdstuk 2: Marktomgeving
1. Omgevingsniveau
De marketingomgeving van een bedrijf bestaat uit de spelers en krachten binnen en buiten het
bedrijf die de mate bepalen waarin het marketingmanagement in staat is succesvolle relaties met de
klanten uit zijn doelgroep te beginnen en te onderhouden.
3 niveaus:
− Micro-omgeving: De krachten in het bedrijf die het bedrijf kan beheersen of beïnvloeden. Zij
spelen zich af binnen het bedrijf. De micro-omgeving wordt doorgelicht in een interne analyse.
− Meso-omgeving = taakomgeving. De onbeheersbare maar min of meer beïnvloedbare
omgevingsfactoren buiten het bedrijf op het niveau van de bedrijfskolom. (bv. Overhandelen
met LV over prijzen & Concurrenten, je kan me hun spreken en me hun gaan werken)
− Bedrijfskolom: opeenvolgende participanten die betrokken zijn bij het voorbrengingsproces van
een bepaald product/dienst van grondstofproducent tot afnemer.
− Macro-omgeving: De grotere maatschappelijke krachten die de hele micro- en meso-omgeving
beïnvloeden. De externe analyse licht de meso- en macro-omgeving door. (Bv. Overheid beslist
restos toe in corona)
18
− Productie: verantwoordelijk voor de vervaardiging van het gewenste aantal
producten
Voorbeeld: Een bedrijf dat voor een lagere prijs wil gaan, moet kostenefficiënt zijn.
Voorbeeld: Een bedrijf dat inzet op een sterke dienstverlening naar klanten toe, moet het
dienstverlenend personeel goed opleiden.
Analyse van de rol van afdelingen als R&D, productie en HRM in het marketingbeleid:
De waardeketen kun je gebruiken om na te gaan welke activiteiten & afdelingen het meest bijdragen
aan waardencreatie.
Prestatie-analyse
Hoe staat het bedrijf er financieel voor, wat heeft marketing daaraan bijgedragen en welke financiële
ruimte is er voor nieuwe investeringen.
Interne analyse want bedrijf verzamelt gegevens over de eigen prestaties.
Accountability: Het kunnen verantwoorden van bepaalde activiteiten, door het leggen van een relatie
tussen een bepaalde marketingspanning en het effect daarvan.
19
Intern
Uitdaging om conflicterende doelstellingen van de verschillende schakels (functionele eenheden) af
te stemmen op harmonieus (‘ )متناغمvanuit de klant denken’ (bv. avondlessen werkstudenten)
Extern
Uitdaging om verder te kijken dan de eigen waardeketen (bv. die van leveranciers, distributeurs, en
de klant). Waardeleveringsnetwerk kan bestaan uit B2B, B2C, C2C, C2B.
3. Meso-omgeving
Klanten
Klanten zijn de bestaansreden van het bedrijf → belangrijkste groep in meso-omgeving
Afzetmarkt = een aantal klanten (soorten afnemers) met ongeveer dezelfde behoeften. 5 soorten:
20
business-to-businessmarketing (B2B) institutionele markt (gericht op andere bedrijven)
Trademarketing of detaillistenmarketing Specifieke vorm B2B, marketingactiviteiten van
fabrikanten gericht op detaillisten.
Leveranciers
Ontwikkelingen bij de leverancier kunnen gevolgen hebben voor marketing.
Belangengroepen/publieksgroepen/stakeholders
Financiële groepen: hebben invloed op de mate waarin bedrijven in staat is zijn vermogen te
verwerven (banken, beleggers, aandeelhouders).
Overheid: Marketing moet met de juristen van het bedrijf overleggen over zaken als
productveiligheid en waarheidsgetrouwe reclame
21
Maatschappij: Een bedrijf moet zich verdiepen in publieke opinie ten aanzien van zijn producten en
activiteiten. Daarom investeren bedrijven gigantische bedragen in het promoten en opbouwen van
een gezond ondernemingsimago.
Concurrenten
Bedrijfstak: alle aanbieders van een gelijksoortig product/dienst
Concurrentieanalyse
Het proces waarin de belangrijkste concurrenten vastgesteld worden, hun doelstellingen, strategieën,
sterke en zwakke punten en reactiepatronen worden geëvalueerd en ten slotte beslist wordt welke
concurrenten je aanvalt en welke je uit de weg gaat.
Concurrentiestrategie
Tweede fase
Strategieën die het bedrijf sterk positioneren tegenover de concurrent en dit bedrijf het grootst
mogelijke strategisch voordeel geven. Zie H7 en H8.
Benchmarking
Het bedrijf moet voortdurend zijn marketingstrategieën, producten, prijzen, kanalen en promotie
met die van de directe concurrenten vergelijken. Doel: eigen prestaties beter inschatten en
verbeteren.
22
Concurrentiebijziendheid ( )قصر النظر المنافسة: Directe concurrentie maakt het bedrijf blind voor latente
(verborgen) concurrenten.
Voorbeeld:
prijs/productkwaliteit of prijs/servicekwaliteit.
Stap 6: Beslissen welke concurrenten je wilt aanvallen en welke je uit de weg wil gaan
Fatsoenlijke concurrenten houden zich aan de spelregels die gelden in de bedrijfstak.
Verstorende concurrenten niet. Zij proberen marktaandeel te kopen, nemen risico’s, investering in
overcapaciteit…
Vijfkrachtenmodel
= Competitive forces model van Michael
Porter
23
Deze analyse kan inzicht geven in de bedreigingen en helpen om zo goed mogelijk in te spelen op de
dynamiek van de bedrijfstak.
4. Macro-omgeving
Demografische factoren
Economische factoren
Sociaal-culturele factoren
Technologische factoren
Ecologische factoren
Politiek-juridische factoren →
De step
24
− Ruimere externe omgeving die zowel micro als meso omgeving beïnvloedt.
− Onbeheersbaar en voor een onderneming
onbeïnvloedbaar. − Biedt (markt)kansen en
(markt)bedreigingen.
Demografische factoren
Demografie ( = )التركيبة السكانيةde beschrijving van de bevolking naar grootte, dichtheid, plaats, leeftijd,
geslacht, bezigheid en andere gegevens. Belangrijk want mensen vormen immers de markt.
Verandering in gezinsopbouw
Traditioneel standaard gezin loop terug. Mensen krijgen minder kinderen, meer scheidingen, minder
trouwen, veel eenpersoonshuishoudens… → Andere behoeften.
Singles: kleinere woonruimte, goedkope en kleine apparaten, kleinere porties verpakt voedsel…
Werkende moeders: kinderdagverblijven schoonmaakdiensten, kant-en-klaarmaaltijden…
Verschuiving in het traditionele rolpatroon man en vrouw: man neemt huishoudelijke taken op zich.
Migratie
Angst voor tekort aan geschoolde arbeidskracht en het feit dat er minder economisch actieve werkers
via belastingen en premies de kosten van de gezondheidszorg dekken zorgt voor een
arbeidsimmigratiebeleid.
Redenen: betere vooruitzichten op het werk, betere levenskwaliteit, beter weer, schoner milieu…
Economische factoren
= Factoren die de koopkracht en het bestedingspatroon van consumenten beïnvloeden.
25
Wet van Engel: Naarmate het inkomen stijgt, neemt het percentage van het inkomen dat wordt
besteed aan noodzakelijke producten zoals voedsel af en neemt het percentage van het inkomen dat
wordt besteed aan luxegoederen toe.
Evolutie werkeloosheid
Wisselkoers
Prijsniveau - inflatie
Sociaal-culturele factoren
Sociaal-culturele omgeving bestaat uit krachten die de elementaire waarden, perceptie, voorkeuren
en gedrag binnen een maatschappij beïnvloeden.
Sociale trends
Trends die het gedrag en levensstijl van de consument beïnvloeden. Gevoed door invloeden van
buitenaf zoals politiek, techniek, vergrijzing…
Het sociale gedrag is veranderd door technologische ontwikkeling → Marketing: online reclame in
het spitsuur waarop mensen op hun gsm zitten in afwachting van hun trein.
Geloof in huwelijk is een basisnorm, het idee dat men best vroeg trouwt is een secundaire norm.
“Regel uw uitvaart vooraf” probeert de secundaire norm te creëren dat je vooraf moet stilstaan bij de
kosten en moeite voor nabestaanden.
Technologische factoren
Nieuwe technologieën = nieuwe markten en kansen. Wanneer men niet bij blijft met de
technologische ontwikkelingen raken producten snel uit de tijd. Technologische levenscycli worden
steeds korter.
Ecologische factoren
− Groeiend tekort aan grondstoffen
• Producten gebasseerd op schaarse grondstoffen worden duurder.
• Nieuwe grondstoffen en materialen ontwikkelen.
26
• Cradle-to-cradle-principe: Het oude product vormt de grondstof voor nieuwe producten,
zonder dat het milieu belast wordt of afval ontstaat → vergaande vorm van hergebruik
• Verminderen van CO2 uitstoot.
• MVO en duurzame marketing
Politiek-juridische factoren
Wetten en overheden die organisaties en individuen in een maatschappij beïnvloeden en beperken.
Zelfregulering: Bedrijven maken zelf afspraken en regels waar iedereen zich aan houdt.
27
Hoofdstuk 6: Van analyse naar marktstrategie
1. Van analyse naar strategie
Strategisch planningsproces
= Het proces waarin de doelstellingen en de capaciteiten van het bedrijf voortdurend optimaal
worden afgestemd op de veranderende marketingkansen en bedreigingen
SBU = een onderdeel van het bedrijf met een eigen missie en doelstelling, dat onafhankelijk van
andere activiteiten kan gemanaged worden (bv. divisie, productlijn, merk)
2. Portfolioanalyse
Inzicht in de huidige marksituatie en bedrijfssituatie.
Portfolioanalyse
Taak 1: Identificeren van de hoofdactiviteiten, meestal gegroepeerd in SBU’s
(strategic business units)
Doel: Beslissen welke activiteiten meer, minder of geen investeringen toegewezen krijgen.
Winstgevende activiteiten ondersteunen en zwakke onderdelen afbouwen/schrappen. (adhv SWOT
analyse).
- Een SBU heeft een levenscyclus, producten kunnen verouderen (vb mp3)
- Afhankelijk van de fase binnen de levenscyclus heeft de SBU andere financieringsvereisten/-
potentieel.
- Doel van portfolio analyse is om de winstgevende activiteiten te ondersteunen met sterke
middelen en de zwakke onderdelen af te bouwen/ te schrappen.
28
BCG-matrix (horizontal ;market share & vertciaal; market growth)
Boston-matrix of
marktgroei/marktaandeel-matrix
Strategieën:
1. Question mark: investeren om aandeel uit te bouwen.
2. Star: net genoeg investeren om aandeel te handhaven.
3. Cash cow: eenheid oogsten door haar uit te melken.
4. Dog: eenheid afstoten
MABA-matrix – GE-matrix
MarktAantrekkelijkheid BedrijfsAantrekkelijkheid-matrix of General Electric-Matrix
29
Eerst in tabelvorm, daarna in grafiekvorm.
Voorbeeld:
- SBU A: marktaandeel van 75% in een aantrekkelijke markt → verder uitbouwen
- SBU B: marktaandeel van 50% in een niet erg aantrekkelijke bedrijfstak → niveau handhaven
- SBU C en D: klein marktaandeel en weinig activiteitensterkte → uitmelken of afstoten
3. SWOT-analyse
Stap 1: Inventarisatie
Lijst met kansen en bedreigingen (externe analyse), sterktes en zwaktes (interne analyse).
Kansen: elke kans beoordelen op potentiële aantrekkelijkheid en de kans van slagen. De manager
moet beslissen of de verwachte opbrengst opweegt tegen het risico.
Bedreiging: de waarschijnlijkheid en ernst inschatten en beoordelen welke schade ze tot gevolg zou
kunnen hebben.
Kansen Bedreigingen
− Nieuwe Markten − Nieuwe concurrenten
− Veranderende markten − Vervangende producten - substituten
− Groei van de markt − Negatief overheidsbeleid
− Technologische ontwikkelingen − Veranderde behoeftes
− Veranderde regelgeving − Demografische veranderingen
30
Sterktes en zwaktes:
− Enkel kenmerken die betrekking hebben op kritische succesfactoren worden vermeld.
− Berusten op feiten vanuit klantperspectief.
− Sterke en zwakke punten zijn relatief, niet absoluut: sterk of zwak in vergelijking met
concurrenten en ten opzichte van afnemende bedrijven in het distributiekanaal.
Sterktes Zwaktes
− Onderscheidend vermogen − Onduidelijke strategische richting
− Financiële middelen − Verouderde faciliteiten
− Concurrentiestrategie − Onvoldoende winst
− Goede naam bij afnemers − Achterstand R&D
− Marktleider (spositie)
Kostenvoordelen
−
Stap 2: SWOT’s beoordelelen
Alle punten worden op relevantie en gewicht beoordeeld. De (maximaal) 5 belangrijkste worden
geselecteerd → input voor confrontatiematrix.
Stap 4: Analyse
De belangrijkste (strategische) issues worden vastgesteld door per combinatie te bepalen hoe
belangrijk deze is voor het toekomstig beleid van het bedrijf. Vervolgens wordt de optie met de
meeste impact gekozen om verder uit te werken.
De confrontatiematrix bevat hoofdaandachtspunten die de basis vormen voor een SBU of PMC om
een aantal strategische opties te benomen op basis waarvan uiteindelijk een strategische koers
bepaald wordt.
31
Issue 3: De bedreiging van een nieuwe concurrent in combinatie met de zwakte van een overmatig
productieassortiment leidt ertoe dat het bedrijf het assortiment drastisch moet saneren.
32
Hoofdstuk 7: Marktgerichte marketingstrategie
Analyse van de huidige bedrijfsactiviteiten
- Portfolioanalyse
- Beslissen welke activiteiten meer, gelijk, minder of geen investeringen toegewezen krijgen
- BCG of GE matrix
Groeistrategieën ontwikkelen;
- Bepalen welke nieuwe producten en activiteiten aan de bedrijfsactiviteiten worden toegevoegd
- Ansoff matrix (marktontwikkelingsmatrix)
Expansiestrategie = groeistrategie
Strategieën die men kan gebruiken ten opzichte van de concurrenten. Soms
kiezen bedrijven ook voor inkrimpen in plaats van groeien.
Marktpositiestrategie
Op welke manieren kunnen bedrijven hun marktpositie verbeteren obv hun huidige marktpositie.
1. Expansiestrategieën
Inleiding
Groeistrategie Na WOII. Consumenten beschikten over meer financiële middelen.
Groeien door nieuwe markten te betreden of nieuwe producten te
ontwikkelen.
Concurrentiestrategie Markten raakten verzadigd.
(Porter) Aanbod differentiëren of besparen op kosten.
Blue Ocean-strategie Bedrijf richt zich op een nieuw te ontwikkelen markt waar geen
concurrentie is, door waardevergroting te creëren voor klanten.
Merk op: Groeimogelijkheden worden bezien vanuit de situatie van het bedrijf. Als een bedrijf gaat
groeien door nieuwe producten te leveren en te verkopen aan nieuwe markten, dan is dat een
nieuwe situatie, ondanks het feit dat er concurrenten zijn die al hetzelfde doen.
33
Bestaande producten Nieuwe producten
Bestaande markten Marktpenetratie Productontwikkeling
Nieuwe markten
Marktontwikkeling Diversificatie
Marktpenetratie
- Bestaande producten nog meer gaat proberen verkopen binnen u bestaande doelgroep/ markt
je maakt uw marktaandeel groter
- Meer afnemers of het gebruik per persoon vergroten.
Hoe? Door reclame, promotie, bestaand product updaten/mooier maken, zo valt die meer in smaak
Productontwikkeling
- Nieuwe of gewijzigde producten in dezelfde markt brengen.
- Vb. Mercedes brengt een kleiner model op de markt: baby benz en smart. Nieuw product
verwant aan een bestaand product.
Marktontwikkeling
- Nieuwe markten aanboren met bestaande producten
- Nieuw geografisch (landen waar je nog ni actief bent), nieuwe segment/doelgroep, nieuwe
toepassing v/h product
- Vb. Axe was enkel vr mannen ma ze hebbe ook vr vrouwen gemaakt (toetreding tot nieuwe
markt), markt uitbreiden naar China, Japan
Diversificatie
- Met nieuwe producten nieuwe markten veroveren waarop het nog niet eerder actief was.
- Voorbeeld: autoproducent naar de markt van lucht- en ruimtevaart, Apple maakt Apple watch.
Bestaande markt – nieuwe markt
Zolang het bedrijf acties organiseert om een groep mensen voor een toepassing te bereiken (vb cola:
dorstlesser), gaat het om een bestaande markt. Wanneer het bedrijf mikt op een nieuw segment,
met nieuwe kopers om een andere reden (bv gezondheid) is het een nieuwe markt.
Integratieve groei
− Achterwaartse integratie: product zelf ontwikkelen. Kan door bedrijven op te kopen. (Delhaize
cola)
34
− Voorwaartse integratie: producten zelf aan de man brengen. (Nike
Store)
− Horizontale integratie: Concurrentie wegnemen door bedrijven op te kopen. (Whatsapp
– Facebook) ))) nieens gezegd in hoc?
35
2. Marktpositiestrategieën
Voor de verschillende SBU’s of PMC’s hanteren bedrijven vaak een andere strategie, afhankelijk van
de concurrentie.
Marktleidersstrategieën
Marktleider: het bedrijf met het grootste marktaandeel. Hij zet toon qua prijsveranderingen,
introductie van nieuwe producten, distributiedekking en promotie-uitgaven.
Uitdagersstrategieën
Uitdager: een bedrijf net onder de top dat vecht om zijn marktaandeel te vergroten.
36
2. Zwakke plekken aanvallen. Dit is gunstig wanneer het bedrijf over meer middelen beschikt dan
de concurrent. (Vb. Redbull viel Cola aan door te verkopen in bars en clubs. Ze hebben hun
product zo bekend gemaakt voor het groot publiek, niet via de supermarkten want daar waren
Pepsi Cola VS. Coca Cola heel sterk en gingen ze dus geen succes kunnen maken. Dus ze hebben
op een stiekeme manier een sterke launch kunnen doen voordat de grote spelers hun eig
doorhadden & voordat ze konden reageren). = aanval in flank
- Gaten zoeken die nog niet door de producten van de bedrijfstak worden opgevuld, deze opvullen
en tot sterke segmenten ontwikkelen. Vb markt voor zuinige auto’s.
Volgersstrategieën
Marktvolger: een bedrijf onder de top dat zijn aandeel wil vasthouden zonder tveel commotie ()هياج
& zonder aanval m/d leider.
Voordeel: De marktleider draagt de hoge kosten van ontwikkeling van nieuwe producten en
markten, de uitbreiding van de distributie en het informatie verstrekken aan het ‘opleiden’ van de
markt.
Marktvolger kan leren van de leider en zijn producten en marketingprogramma’s imiteren, tegen
een lagere investering. Een volger moet weten hoe hij huidige klanten moet vasthouden en nieuwe
klanten kan binnenhalen. Hij moet de productiekosten laag houden, de kwaliteit hoog en nieuwe
markten betreden wanneer die zich voordoen.
Nichespelersstrategieën
Nichebedrijf: een bedrijf dat een klein segment bedient waarin andere bedrijven (nog) geen interesse
hebben. Het draait om specialisatie op de markt, de klant, het product of de marketingmix.
(Goede vb. van nichespeler zijn zwangere vrouwen, ds enkel vr een bepaald periode v/hun leven)
37
3. Extra: marketingstrategie en mix + marketing management
38
Hoofdstuk 8: Klantgerichte marketingstrategie
Uitgangspunt: realiseren van klantwaarde
- Welke segmenten zijn er en op welke doelgroepen gaat men zich richten (targetting)?
- Hoe onderscheid men zich van de concurrenten (differentiatie) en hoe gaat men dit
communiceren (positionering)?
1. Marktsegmentatie
Redenen Voordelen Nadelen
Bedrijven kunnen niet alle klanten in de markt tevredenstellen, of toch niet op dezelfde manier. Men
gaat meer van massamarketing naar doelgroepmarketing:
Ze delen de markt op in segmenten, kiezen er een of meer uit en ontwikkelen voor elke doelgroep
een aparte positionering met op maat gemaakte producten en marketingprogramma’s.
Men richt zich op klanten die de grootste belangstelling hebben → individuele klantenbenadering.
Marktonderzoek:
− Kwantitatief onderzoek: gegevens over opbouw en samenstelling van segmenten.
− Kwalitatief onderzoek: inzicht in specifieke wensen en behoeften van segmenten.
→ Biedt de kans om inzicht te krijgen in de wijze waarop concurrenten invulling geven aan
de wensen en behoeften.
Klantgerichte marketingstrategie:
1. Marktsegmentatie: is het opdelen van de grote, heterogene markt in kleinere homogene
subgroepen van mensen die dezelfde behoefte hebben of op dezelfde manier reageren op een
speciaal voor hen ontwikkelde marketingmix. Deze homogene subgroepen hebben gelijksoortige
behoeften, kenmerken of gedrag.
2. Doelgroepkeuze/targetting: Evalueren van aantrekkelijkheid van elk segment en kiezen op
welk(e) segment(en) het bedrijf zich wil richten.
3. Differentiatie: Klantenwaarde creëren door iets anders te bieden dan de concurrentie.
- Wat: definiëring van de voordelen van het product/dienst.
- Waarom: Op welke aspecten wordt gedifferentieerd.
39
- Voor wie: doelgroep.
- Tegen wie: concurrenten.
4. Positionering: het realiseren van een duidelijke en onderscheidende plaats van een organisatie,
business unit, merk of product in het hoofd van de afnemers (breinpositie) tov vergelijkbare
concurrenten. → Psychologisch van aard
1. Geografisch
Indeling van de markt naar geografische eenheden, zoals landen, deelstaten, steden, provincies,
wijken met inachtneming van de verschillen in behoeften en wensen.
Voorbeelden:
- Paprika-Pringles in België, sojasaus-Pringles in Azië.
- Smart auto in dichtbevolkte gebieden waar weinig parkeetplaats is.
2. Demografisch
Indeling van de markt naar leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid, gezinsgrootte, gezinscyclus,
inkomen, beroep, opleiding, religie, nationaliteit. Dit zijn de meest gebruikte criteria, omdat
behoeften en wensen en gebruikte hoeveelheden nauw samenhangen met deze factoren
Voorbeelden:
- Leeftijd segmentatie: Finley (drank): “ervaring vereist” → enkel voor volwassenen / LEGO
spelletjes; kids
- Geslacht: kleding, cosmetica, tijdschrijften, Jupiler: “mannen weten waarom”
40
- Inkomen: Auto’s, boten, kleding, reizen. Hoge inkomenssegmenten (luxeartikelen) VS. lage
inkomenssegmenten (Aldi, Action, Zeeman). Deze bereiken ook mensen die uit zijn op koopjes →
psychografisch
- Religie; halal eten
3. Psychografisch
Het opsplitsen van de markt in verschillende groepen op grond van sociale klasse (arbeidsklasse,
middenklasse, onderste klasse, bovenste klasse), levensstijl of persoonlijkheid.
Voorbeelden:
- Levensstijl: komt tot uiting in activiteiten, interesses, meningen, kledingstijl,
vrijetijdsbestedingen, vakanties… (VALS= waarden, attitudes & lifestyle)
- Sociale klasse: Volvo:“if your dog has a wardrobe, the Volvo S60 isn’t for you” → niet voor hoge
klasse
- Waarden: doneren aan een goed doel
4. Gedragsmatig
Het proces van het opsplitsen van de markt in verschillende groepen naar hun kennis van, houding
ten opzichte van, gebruik van of reactie op een product.
Voorbeelden:
- Koopgedrag: trouw nr merk, variëteit, …
- Segmentatie naar gelegenheid: speciaal of geen speciale gelegenheid. (Valentijn, trouw ofz)
Vb. sinaasappelsap bij het ontbijt, bloemen en kaarten bij Moederdag en Vaderdag
- Benefitsegmentatie/koopeisen ()besparing, kwaliteit, goede service): voordelen die mensen
verwachten van een bepaalde productklasse. Tandpasta, waterproof camera
- Gebruikersfrequentie: lichte/gewone/zware gebruiker
- Loyaliteit: clubkaart bv. , Apple
- Mate van gebruik: nutella in kleine en grote verpakkingen
- Gebruiksgelegenheid: bv. cote d’or in verschillende groottes, eentje die je naar school neemt
(kleine reep), een ander thuis (grote reep), kleine vierkantje (je serveert ze met koffie)
- Fase van koopbereidheid: (on)bewust, geïnformeerd, koopintentie … over het product
- Mening over het product: positief, negatief, vijandig, enthousiast, twijfelaars …….
Overzicht criteria Toepassingsmogelijkheden
Segmentatie op basis van meerdere
variabelen Geografisch
Klimaat
Geodemografie: Segmentatie op basis Cultuur/tradities Schaatsen
Stad versus platteland Jenever
van meerdere geografische, Klompen
Grootte van de gemeente
demografische variabelen/ Bevolkingsdichtheid Bioscopen
Demografisch Fietsen
Een combinatie van geografische, Inkomen
demografische en levensstijlinformatie Sociale klasse Afwasmachines
Leeftijd Theaters
die doelmarktlocaties identificeert op Fase in gezinscyclus Babyvoeding
basis van verschillende Godsdienst Meubilair
Etnische achtergrond en Drank
gedragsovereenkomsten. ras Cosmetica
Psychografisch
Persoonlijkheid Sigaretten
Levensstijl Vrijetijdskleding
Segmentatie van businessmarkten Benefits Tandpasta
Grotendeels volgens dezelfde criteria: Gedragbeschrijvend
- Geografisch; onderscheid in regio’s, Verbruik Bier
Merktrouw Benzine
ze kijken nr een bepaald gebied Koopbereidheid Computers
41
- Demografisch: onderscheid wordt gemaakt tussen kleine/grote bedrijven, bedrijfstak,
bedrijfsgrootte, … zo kan je je producten aanbieden omdat dat gwn andere behoeftes zijn.
- Koopgedrag: ni alle bedrijven zijn op zoek nr hetzelfde, gezochte benefits, gebruiksstatus van
pers tot pers (genre da kan da ze al klant zijn of juist ni), frequentie van aankopen… zal
verschillen.
- Situationeel: dringendheid, specifieke toepassing, ordergrootte
Extra factoren
- Operationele kenmerken: Technologie v/h bedrijf, of ze nood aan service hebben…
- Inkoopmethode/-criteria: machtsstructuur, bestaande relaties, inkoopbeleid ( )سياسة الشراء
- Persoonlijke kenmerken: gelijkenissen bij bedrijven, loyaliteit aan je bedrijf, kennis, houding,
karakter, ervaring… Kan persoonsgebonden zijn bv de mate waarin risico’s genomen worden.
Voorbeeld: Een fabrikant van meubelen kan zijn klanten eerst segmenteren in bedrijfstakken zoals
banken, verzekeringen, elektronica. Daarna in kleinere lokale of regionale klanten.
Toegankelijk/bereikbaar:
De mate waarin een marktsegment kan bereikt en bediend worden.
Omvang:
De mate waarin een marktsegment groot of winstgevend genoeg is.
Differentieerbaar:
De mate waarin segmenten conceptueel te onderscheiden zijn en anders reageren op
marketingprikkels. (uw product zelf/ reclame)
Vb: links- en rechtshandigen is differentieerbaar in scharen, niet in schoenen.
Bewerkbaarheid:
42
De mate waarin effectieve programma’s kunnen worden opgesteld om een bepaald segment aan te
trekken en te bedienen.
Vb: een luchtvaartmaatschappij dat 7 segmenten onderscheidde, had te weinig staf om voor elk
segment afzonderlijke marketingprogramma’s te ontwikkelen.
2. Keuze doelgroep
= Targeting: proces waarbij de aantrekkelijkheid van verschillende segmenten wordt geëvalueerd en
een of meerdere doelgroepen worden gekozen om zicht op te richten
Marktsegmenten beoordelen
Omvang en groei van het segment
Huidige omzet, verwachte groei en verwachte winst van de verschillende segmenten.
Bedrijfsdoelen en -middelen
Eigen langetermijndoelstellingen en middelen.
➔ Een bedrijf moet zich enkel richten op segmenten waaraan het superieure waarde kan bieden en
waarin het bedrijf sterker kan zijn dan concurrenten.
43
Gedifferentieerde Micromarketing
Ongedifferentieerde Geconcentreerde
(gesegmenteerde) (lokale of individuele
(massa)marketing (niche)marketing
marketing marketing)
Ongedifferentieerde/massa marketing
Het bedrijf negeert de verschillen tussen
segmenten en richt zich met 1 aanbod/product
op heel de markt. → Concentratie op
gemeenschappelijke behoeften, niet op de
verschillen (VB. coca cola)
Gedifferentieerde marketing/
segmentatiemarketing
Verschillende doelgroepen worden
aangesproken met een verschillend
marketingaanbod.
Micromarketing
Producten en marketingprogramma’s worden aangepast aan de smaak van specifieke personen en
specifieke locaties.
44
Nadelen: productie- en marketingkosten zijn hoog, algemene imago kan verwateren.
Individuele marketing/Massamaatwerk
Voorbeelden:
− NikeID: iedereen kan online zijn eigen schoenen ontwerpen
− Nutella & Coca Cola laten personaliseren, Vedett met naam of foto op verpakking
Zelfmarketing: individuele klanten nemen steeds meer verantwoordelijkheid bij het bepalen van
welke producten en merken ze kopen.
45
Positionering: Het realiseren van een duidelijke, onderscheidende en wenselijke positie van een
organisatie, business unit, merk of product in het hoofd van de afnemers (breinpositie) ten opzichte
van vergelijkbare concurrenten.
➔ Elk bedrijf moet zijn aanbod differentiëren door een niek pakket van concurrentievoordelen te
bieden dat voor een aanzienlijke groep in het segment aantrekkelijk is.
Productdifferentiatie:
- Sommige producten zijn weinig differentieerbaar: oliemaatschappijen
- Anderen kan je differentiëren obv functie, prestatie, stijl, ontwerp, uniformiteit, duurzaamheid,
betrouwbaarheid, repareerbaarheid
Gedifferentieerde service
- Snelle, betrouwbare levering
- Snelheid: tijdwinst door een snelle service is het verlagen van een sacrifice, niet het verhogen
van een benefit.
- Installatie
- Reparatieservice
Kanaaldifferentiatie
- Kanaaldekking, -expertise, -prestaties
Imago
Bedrijfsimago of merkimago moet een boodschap uitstralen die de belangrijkste kwaliteiten en
positionering van het product duidelijk maakt.
- Symbolen zorgen voor sterke herkenbaarheid
- Ondersteuning door beroemdheid
- Kleuren
- Imago creëren door de soorten evenementen die het sponsort
Positionering; under positioning (mensen weten niet goed wat je doet/waarvoor je staat omdat het
ni duidelijk is), confused positioning (je boodschap is ni altij hetzelfde waardoor mensen kwijt
46
geraken en ni weten waarvoor je staat), over positioning (te sterke positie op 1 bepaald
ding/product, waardoor het nimeer duidelijk is dat je vr iets anders staat moest je erna iets doen
en uitbreiden), ongeloofwaardige postitionerig (je kan ni de beste en de goedkoopste zijn)
- Belangrijk voor afnemer: Het verschil vormt een door de doelgroep gewaardeerde kwaliteit.
(genre verschillen die je benadrukt die moeten belangrijk zijn bij de keuze v/d afnemer, op basis
daarvan zal hij voor jou kiezen)
- Onderscheidend: je moet aantonen welk verschillen je hebt tegenover concurrenten
- Superieur: je moet een concurrentieel voordeel hebben, je kwaliteit moet superieur zijn.
- Communiceerbaar: Het verschil kan duidelijk overgebracht worden aan de klanten.
- Exclusief: De concurrent kan het niet makkelijk nabootsen.
- Betaalbaar: kopers kunnen het prijsverschil veroorloven ()لتحمله.
- Winstgevend: Het bedrijf kan het verschil winstgevend maken.
Positioneringsgrafieken
Geeft de consumentenperceptie van het merk in vergelijking met concurrerende producten weer op
belangrijke koopaspecten.
47
Relatie tussen het waarde aanbod (mate waarin je voordelen levert tov concurrentie) en het
prijsniveau (in vergelijking met de concurrentie).
Donkere vakken
- Hetzelfde voor meer
- Minder voor meer
- Minder voor hetzelfde
Gevolgen voor de marketingmix
Het samenstellen van de marketingmix (prijs, plaats, product en promotie) houdt in dat je tactische
details van de strategie uitwerkt. Positionering implementeren en duidelijk onder de aandacht
brengen.
48
Hoofdstuk 4: Consumentengedrag
1. Factoren die van invloed zijn op het consumentengedrag
Consumentengedrag
Het koopgedrag van de eindconsument: de individuen en huishoudens die producten en diensten
kopen voor persoonlijk gebruik.
Consumentenmarkt
Alle individuen en huishoudens die producten en diensten kopen of verwerven voor persoonlijk
gebruik.
Businessmarkt
Producten en diensten aangekocht voor het bedrijf. Vb kapper die een schaar koopt.
Het stimulus-responsmodel
Neuromarketing
Het gebruik van neurotechnologie om de marketingbesluitvorming te verbeteren. Doel: producten
en diensten beter te laten aansluiten bij behoeften van de consument en marketingactiviteiten
effectiever te maken. → Men kijkt in de black box van de consument
Stimulus-responsmodel
Stimulus
− Marketingprikkels: product, prijs, plaats, promotie
− Andere prikkels: economisch, technologisch, politiek, cultureel
Black box
− Hier worden alle prikkels opgeslagen en omgezet in waarneembare reacties.
− Black box bestaat uit 2 delen:
o Karakteristieken van de consument: bepalen hoe hij op prikkels reageert
Respons
− Reacties omvatten de keuze van het product, merk en dealer, het tijdstip van aankoop en de
hoeveelheid.
49
Culturele factoren
Cultuur
Het stelsel van elementaire waarden ( )نظام القيم األولية, perceptie, wensen en gedrag dat een lid van
de maatschappij meekrijgt uit het gezin door opvoeding en andere belangrijke instituten in de
samenleving. → Invloed op bijv. voeding, kleding, vakantie en type woning
Voorbeeld: ontbijt
USA: cornflakes als ontbijt. Mensen overtuigen om net uw cornflakes te kopen
(ds easy want iedereen eet da daar ni zoals in EU)
Subcultuur
Elke cultuur omvat kleinere subculturen, groepen mensen met redelijk uniforme waardestelsels,
gebaseerd op overeenkomsten in levenservaringen en situaties.
− Nationaliteiten
− Religies
− Etnische groepen
− Geografische regio’s
→ Etnomarketing
Sociale klasse
Redelijk permanente lagen binnen de maatschappij, waarvan de leden een sterke gelijkenis vertonen
in waarden, belangstelling en gedrag. = welstandsklassen
50
− Klasse C – minder welgestelden
− Klasse D – de minst welgestelden
Sociale factoren
Groepen en sociale netwerken
Membership groups: groepen waar we deel van uitmaken en die rechtstreeks invloed uitoefenen op
ons gedrag.
− Primaire groep; groepen waarmee regelmatige, informele interactie plaatsvindt: gezin, buren,
vrienden, collega’s.
− Secundaire groep: Interactie is formeler en minder frequent: religieuze groepen, vakbonden (
)النقابات العمالية, beroepsverenigingen.
Referentiegroepen: groep die direct of indirect invloed heeft op de houding en het gedrag van een
bepaald individu (referentiekader) (Groepen mensen die een grote invloed hebben op de houdingen
en gedragingen van een persoon, omdat deze zich met die groep vergelijkt of erbij wil horen.)
Aspiratiegroep: een groep waar iemand graag bij zou willen horen. Hij identificeert zich met de groep,
hoewel hij er geen direct contact mee heeft.
Invloed op 3 manieren:
− Stelt individu bloot aan nieuw gedrag en nieuwe levensstijlen.
− Vormt mentaliteit en zelfbeeld (zelfconcept) van degene die erbij wilt horen.
− Oefent druk uit op de persoon om zich aan de referentiegroep te conformeren.
Opinieleiders: mensen in een referentiegroep die vanwege speciale vaardigheden, kennis, karakter of
andere eigenschappen invloed op anderen uitoefenen
(→ buzz marketing: opinieleiders inzetten/ influencers /creëren om ‘het voort te zeggen’.)
Sterk
op productkeuze
Gezin
Oriëntatiegezin: De ouders van de koper.
Zij geven het individu een oriëntatie voor religie, politiek, economie, eigenwaarde, liefde,
persoonlijke ambitie.
51
Kerngezin: gezin van de koper, bestaande uit ouders en kind(eren) Belangrijkste
inkooporganisatie.
− Initiatiefnemer: degene die het eerst met het idee komt om een bepaald goed/dienst te kopen.
− Beïnvloeder: Iemand wiens idee of advies de koopbeslissing beïnvloed. (Kennis die het al heeft).
− Beslisser: Degene uiteindelijk de koopbeslissing neemt.
− Koper: Degene die het product daadwerkelijk koopt. Iemand anders kan kopen voor de beslisser.
− Gebruiker: Degene die het product gebruikt of verbruikt.
Rol: De activiteiten die de mensen uit de omgeving van een individu verwachten. Vb rol van dochter,
student, echtgenoot, werknemer.
Sociale status: Afspiegeling van het respect van de maatschappij voor de rol.
Persoonlijke factoren
Leeftijd en levensfase
Gezinslevenscyclus: De fasen die een gezin doormaakt wat betreft samenstelling en leeftijd van
gezinsleden: samenwonen, trouwe, kinderen, scheiden, huis kopen, pensioen…
Beroep
Interesses kunnen verschillend zijn van beroep tot beroep. Bedrijf kan zich specialiseren in producten
voor een specifieke beroepsgroep.
Financiële situatie
Persoonlijke financiële situatie heeft een invloed op de productkeuze. Bij recessie: productontwerp
aanpassen en lager prijzen.
Levensstijl
De levensstijl is het leefpatroon zoals dit tot uitdrukking komt in activiteiten, interesses en opinies.
→ Techniek om dit te weten = psychografie
AIO dimensies: activiteiten, interesses en opinies + demografie
Persoonlijkheid en zelfbeeld
52
Persoonlijkheid: De unieke psychografische eigenschappen die leiden tot een redelijk consequent en
permanent patroon van reacties op de omgeving. Zelfvertrouwen, dominantie, autonomie…
5 merkpersoonlijkheidstrekken
− Eerlijkheid → nuchter, eerlijk, opgewekt, positief
− Spanning → gedurfd, vitaal, fantasievol, modern
− Competentie → betrouwbaar, intelligent, geslaagd
− Verfijning → luxe, charment
− Stoerheid → sportief, gehard
Psychologische factoren
Motivatie
Mensen zijn constant bezig behoeften te bevredigen. Een behoefte zet niet meteen aan tot handelen.
Wanneer de intensiteit van de behoefte sterk genoeg is, wordt dit een motief.
Een motief (drang) is een behoefte die zo sterk is dat het individu actief naar bevrediging streeft
Voorbeeld: vrouw koopt camera. Motief: hobby of carrière. Dieper: indruk maken met creativiteit of
wil naar onafhankelijkheid.
53
Perceptie
Een gemotiveerd persoon is klaar om te handelen. Wat hij onderneemt, hangt af van zijn perceptie.
Perceptie: Het proces waarbij mensen informatie selecteren, indelen en interpreteren om zich een
zinvol beeld van de wereld te vormen.
Selectieve aandacht: De neiging van mensen om zich af te sluiten voor de meeste informatie waaraan
zij worden blootgesteld. Marketing moet hard werken om de aandacht te trekken.
Selectieve interpretatie: De neiging van mensen om informatie aan te passen aan hun persoonlijke
opvattingen. = selectieve interpretatie/vervorming.
Selectieve herinnering: De neiging van mensen om slechts een deel van de informatie waaraan zij
worden blootgesteld te onthouden, doorgaans de info die hun standpunt en overtuiging ondersteunt.
Ze onthouden goede punten van merken waar ze een voorkeur voor hebben en vergeten goede
punten van andere merken.
Leren
Leren is een blijvende verandering in het gedrag of mentale processen als gevolg van een bepaalde
ervaring. Leren vindt plaats door samenspel van drang, prikkels, secundaire prikkels, reactie en
bevestiging.
→ De vraag naar een product kan gestimuleerd worden door met het product in te haken op een
sterke drang, met behulp van secundaire prikkels en een positieve bevestiging.
Overtuigingen en attitudes
Overtuiging: Een beschrijvende gedachte van een individu over een bepaalde zaak. Overtuigingen
vormen het product- en merkimago.
Vb Overtuiging dat Apple iPhone de beste smartphone is
54
Attitude(houding): Een consequent gunstig of ongunstig standpunt of gevoel ten opzichte van een
object of idee. Attitudes zijn moeilijk te veranderen.
Complex
koopgedrag
Koopgedrag van de
consument in
situaties waarin de
consument sterk
betrokken is bij de
aankoop en
aanzienlijke
verschillen tussen
de merken zien.
Producten die duur of riskant zijn, niet vaak worden gekocht, sterke mate van zelfexpressie
vertegenwoordigd, vb een laptop, auto.
Voorbeeld: aankoop van een tapijt/matrass. Duur en vertegenwoordigd zelfexpressie, maar kopers
zien weinig verschil. Ze kopen relatief snel.
Cognitieve dissonantie = ongemakkelijk gevoel wanneer zij na aankoop bepaalde nadelen opmerken
of voordelen bij een ander niet-gekocht merk.
Gewoontekoopgedrag
Koopgedrag van de consument in situaties met een lage betrokkenheid en weinig als belangrijk
geziene verschillen.
55
Koopgedrag van de consument in situaties met een lage betrokkenheid en zowel aanzienlijke als
belangrijk geziene merkverschillen. Vb snoep, tandpasta, shampoo
Mensen gaan vaak van het ene merk naar het andere, eerder uit behoefte aan variatie dan uit
ontevredenheid.
Marketingstrategie: schapruimte domineren, voorkomen dat het product niet voorradig is, vaak
reclame tonen, speciale aanbiedingen…
Opmerking: Consument doorloopt niet telkens het hele proces, vb bij routineaankopen worden
stappen overgeslagen.
1. Behoefteherkenning/ probleemherkenning
De consument wordt zich bewust van een probleem of behoefte. Opgewekt door:
− Interne prikkels: normale behoefte die een drang
wordt (honger)− Externe prikkels: vb commerciële
stimuli (psht van het openen blikje cola in reclame, opeens
heb je erna dorst)
2. Informatie zoeken
De consument gaat zoeken naar informatie en heeft een vergrote aandacht voor alles wat kan
helpen de behoefte te bevredigen. Soorten bronnen: − Persoonlijke bronnen: vrienden,
buren, kennissen
− Commerciële bronnen: reclame, verkopers, internet, verpakkingen, displays
− Openbare bronnen: massamedia, consumentorganisaties
− Ervaring: omgaan met het product, het onderzoeken en gebruiken
Marketing moet achterhalen welke informatiebronnen de consument gebruikt en het belang van elke
bron vaststellen.
Keuzeset of choise set: Korte lijst van merken waaruit de consument zal kiezen.
Merkimago: het idee die de consument heeft over een bepaald merk.
56
Afwegen van alternatieven: Fase in het koopbesluitvormingsproces waarin de consument met
behulp van de informatie de verschillende beschikbare merken tegen elkaar afweegt. → Hoe
maken mensen een keuze?
Marketing onderzoekt hoe dit afwegingsproces voor het eigen product in zijn werk gaat, om daarop
met het marketingbeleid te kunnen inspelen.
Marketing moet zich eerder richten op het belang dat aan verschillende producteigenschappen wordt
gehecht, dan op wat als eerste opvalt aan het product.
4. Koopbeslissing
De consument ontwikkelt een koopintentie.
Koopbeslissing: De consument koopt het product waaraan hij de hoogste voorkeur heeft.
Houding van
anderen
Afweging
Koopintentie Koopbeslissing
alternatieven
Onverwachte
situatiefactoren
5. Gedrag na aankoop
Gedrag na aankoop: consument handelt afhankelijk van zijn tevredenheid of ontevredenheid. Dit is
afhankelijk van de samenhang tussen de verwachtingen van de consument en de kwaliteiten of het
functioneren van het product zoals de consument die ervaart.
Cognitieve dissonantie: Het gevoel van ongemak als gevolg van het innerlijke conflict na aankoop.
Consumenten zoeken vaak achter bevestiging dat zij een goede keuze hebben gemaakt.
Bedrijven proberen dit tegen te gaan door in after-sales-uitingen te benadrukken dat de consument
een goede koop gedaan heeft, met zinnen als ‘gefeliciteerd met uw aankoop’.
57
4. Besluitvorming bij de aankoop van nieuwe producten
Nieuw product
Een product, dienst of idee dat sommige potentiële klanten als nieuw ervaren.
Adoptieproces
Het mentale proces vanaf het moment dat de consument voor het eerst van een nieuw product hoort
tot de uiteindelijke acceptatie/adoptie ervan.
Adoptie
De beslissing van een individu om een product regelmatig te gaan gebruiken.
Fasen worden niet altijd in vast volgorde doorlopen. Soms worden fasen overgeslagen, bv bij een
impulsaankoop.
Innovators/ consumptiepioniers
Zij zijn avontuurlijk en proberen nieuwe ideeën en nieuwe daarbij enig risico.
Laggards/ achterblijvers
Wantrouwend ten opzichte van veranderingen en adopteren een vernieuwing pas wanneer deze zelf
alweer bijna een traditie is geworden.
58
Invloed van producteigenschappen op de adoptiesnelheid
5 kenmerken zijn van belang voor de adoptiesnelheid
Relatief voordeel (+):
De mate waarin het product de kwaliteiten van andere producen overtreft.
Vb. elektrische auto’s zullen eerder geaccepteerd worden als meer mensen waarde hechten aan de
voordelen tov gewone bezineauto’s of andere vormen van vervoer.
Compatibiliteit (+)
De mate waarin de vinding past bij de waarden/ervaringen/levensstijl van potentiële consumenten.
Vb. elektrische auto’s passen bij een duurzame levensstijl
Complexiteit (-)
De mate waarin de nieuwigheid eenvoudig te begrijpen of te bedienen is. Complex = negatief
Deelbaarheid (+)
De mate waarin het product op beperkte schaal kan worden uitgeprobeerd
Vb. samples, elektrische auto’s = grote investering
Communiceerbaarheid (+)
De mate waarin de resultaten kunnen worden waargenomen door of beschreven worden aan
anderen.
Vb. voordelen van elekrische auto’s kunnen makkelijk worden uitgelegd.
Andere kenmerken
Initiële en doorlopende kosten, risico en onzekerheid en sociale goedkeuring
59
Hoofdstuk 5: Business-to-businessmarketing (B2B)
1. Businessmarkten
Businessmarkt
Alle bedrijven/organisaties die goederen en diensten kopen om deze te gebruiken in de productie van
andere producten en diensten of om deze tegen winst aan anderen te verkopen/verhuren.
→ Standaardproducten (schroefjes), diensten (uitzendkrachten), op maat gemaakte machines,
producten die geen core business zijn (boekhouden), producten die het bedrijf ook zelf kan maken
(make or buy).
De meeste bedrijven verkopen uitsluitend aan andere bedrijven en de afzet aan bedrijven is groter dan
aan consumenten. Dit komt omdat verschillende fasen in het bedrijfsmatige inkopen werden
uitgevoerd voor maar 1 consumentenproduct → waardeketen
Bedrijfsmatige inkoop in het proces waarin organisaties de behoefte aan in te kopen goederen of
diensten vaststellen en de verschillende merken en leveranciers opsporen, evalueren en daaruit een
keuze maken.
Voorbeelden:
− Microsoft verkoopt software aan andere bedrijven.
− Proximus: zowel B2B als B2C. Biedt internet en cloud services aan aan
bedrijven. − Douwe Egberts verkoopt koffie aan bedrijven, scholen…
BUSINESSMARKTEN
Markstructuur
Bedrijfsmarkten tellen minder, maar grotere afnemers (minder afnemers, meer omzet per afnemer)
Groot budget nodig om 1 klant binnen te halen. Gevaarlijk wanneer 1 klant weggaat, want vaak is 1
klant 40% van de opbrengst.
Marktvraag
Afgeleide vraag = de vraag v/d organisatie vindt is afgeleid van de vraag van
eindconsumenten/eindafnemers van bepaald product
60
De oorsprong in de vraag ligt in de vraag naar consumentenproducten. De vraag naar leer is afhankelijk
van de vraag naar schoenen.
B2B-marketeers voeren soms ook promotie voor hun producten onder eindconsumenten om de
bedrijfsmatige vraag te vergroten.
Inelastische vraag = Totale vraag naar product wordt nauwelijks/niet beïnvloed door
prijsveranderingen (op KT).
Op korte termijn hebben prijswijzigingen minder invloed op producten die voor organisaties zijn
bestemd. Een daling in de prijs van leer is geen reden voor een schoenenfabriek om meer leer te
kopen, tenzij de daling doorwerkt in een lagere prijs voor schoenen.
Fluctuerende vraag
De vraag naar businessproducten (B2B) en -diensten verandert sneller en sterker dan de vraag naar
consumentenproducten en -diensten. → bull-whip (opslinger) effect
Vb. Toename van 10% in consumtenvraag kan een toename van 200% in de bedrijfsmatige vraag
betekenen.
Vb. beslissingsproces
Elektronic data interchange (EDI): elektronische uitwisseling van gegevens/informatie tussen bedrijven
(orders, pakbonnen, facturen). → communicatie is efficiënter, relatie is hechter.
Vendor Managed Inventory (VMI): voorraadbeheer door de leverancier, geeft zelf bestellingen in.
Stuurt na een periode 1 factuur in plaats van 1 factuur per bestelling.
(((Bij bedrijfsmatige inkoop werken aanbieders en afnemers nauw samen en bouwen ze langdurige
relaties op.
Korte termijn: Leverancier zoeken die aan directe behoeften kan voldoen.
61
Lange termijn: Leverancier die niet enkel in huidige behoeften voorziet, maar ook samenwerkt met
klant om hun huidige en toekomstige problemen op te lossen. Relaties zijn hecht en vriendelijk
Supplier development: Het systematisch ontwikkelen van netwerken van toeleveranciers om zich te
verzekeren van een adequate, betrouwbare toevoer van producten en materialen die worden gebruikt
bij de productie van eigen producten of doorverkoop aan anderen. ))) werd nieens gezegd in hoc !!!
De digitale omgeving
Nieuwe markt voor digitale producten, reclame en promotie.
No cure, no pay: enkel betalen als er effectief een order wordt geplaatst.
Organisatie wordt beïnvloed door marketingprikkels (prijs, product, plaats, promotie) en andere
prikkels uit de omgeving (economie, technologie, politiek, cultureel en concurrentie).
Invloeden/prikkels v/d organisatie zelf; Marketing moet begrijpen hoe deze prikkels worden omgezet
in een respons:
− Prikkels komen terecht bij de inkoopcentrum (DMU)
− Op basis daarvan start die een besluitvormingsproces
− Die beïnvloed door interne en externe bedrijfsfactoren en persoonlijke en individuele factoren.
62
Het bedrijf koopt een product of dienst voor de eerste keer.
- Nieuw product – hoog risico – veel beslissers – strategisch belangrijk – lang proces
Gebruikers
Leden van de organisatie die het product/dienst vaak gebruiken. Zij nemen vaak het initiatief tot het
koopvoorstel en helpen de productspecificaties opstellen.
Beïnvloeders
Helpen bij het opstellen van productspecificaties, stellen alternatieven voor. Vaak technische
medewerkers.
Inkopers
Officieel gematigd om leveranciers te selecteren en koopvoorwaarden (onderhandeling) te regelen.
Beslissers
Formeel of informeel bevoegdheid om uiteindelijke leveranciers te selecteren of fiatteren.
Gatekeepers (poortwachters)
Beheren de informatiestroom naar anderen. Vooral technisch personeel en secretaresses.
→ Iedereen die aankoop kan tegenhouden. Secretaresse die mail niet doorstuurt, vrouw van de baas
die voor een concurrerend bedrijf werkt…
Omgevingsfactoren:
− Economische omgeving zoals primaire vraag, economische vooruitzichten, kosten van financiering.
− Schaarse middelen = grote voorraden aanleggen.
63
− Technologische en politieke ontwikkelingen
− Concurrentie
− Cultuur en gewoonten bij internationale marketing.
Organisatiefactoren: Wie is er betrokken, hoeveel mensen zijn er betrokken, beoordelingscriteria?
Intermenselijke factoren: Factoren en groepsdynamiek moeilijk te beoordelen.
Individuele/persoonlijke factoren: Eigen persoonlijke motieven, perceptie en voorkeuren,
aankoopstijlen (diepteanalyse vs intuïtie)
1. Probleemherkenning
Het bedrijf beseft dat er een probleem is dat kan worden opgelost door een product/dienst.
Interne prikkel: kapotte machine, nood aan materiaal, betere prijs of kwaliteit zien…
Externe prikkel: nieuw idee op vakbeurs of advertentie…
3. Productspecificatie
De kopende organisatie legt de beste technische productspecificaties voor het benodigd product vast
= scope document. Voorbeeld duurzaam, goedkoop…
Short list:
Na toetsing a.h.v criteria en DMU wordt de long list verkort tot een short list van potentiële
leveranciers waarmee daadwerkelijk contact wordt opgenomen.
64
Deze bevat het scope document van daarvoor & leveranciers worden verzocht om een voorstel in te
dienen. Bij complexe of dure artikelen wenst de afnemer een uitvoerig schriftelijk voorstel van elke
potentiële leverancier.
Tender:
Uitnodiging aan potentiële leveranciers om in te schrijven voor een opdracht. Diverse bedrijven zullen
concurreren met elkaar.
6. Leveranciersselectie
De afnemer bekijkt de voorstellen en selecteert 1 of meerdere leveranciers.
Vaak hebben bedrijven liever meerdere bronnen om te voorkomen dat ze totaal afhankelijk worden
van 1 leverancier en om prijzen en prestaties in de loop der tijd te kunnen vergelijken.
7. Vastleggen bestelprocedure
Uiteindelijke bestelling met technische specificaties, hoeveelheid, levertijd, garantie... vastleggen.
Vendor-managed inventory
Bestel- en voorraadverantwoordelijkheid wordt overgedragen aan de leveranciers.
8. Prestatiecontrole
De afnemer vraagt de gebruikers om hun oordeel. Dit leidt tot voortzetting, wijziging of annulering van
de overeenkomst.
Voordelen
− Lagere transactiekosten en efficiëntere inkoop (je kunt prijzen vergelijken)
− Administratie van traditionele aanvraag- en bestelprocedures wordt overbodig.
− Verkort tijd tussen bestelling en levering
− Tijdsbesparing zorgt voor meer tijd voor voorraadbeheer of creatief werken met leveranciers.
65
4. Institutionele overheidsmarkten
Institutionele markten
Scholen, ziekenhuizen verpleeghuizen gevangenissen en andere non-profitorganisaties die producten
en diensten leveren aan mensen die aan hun zorg zijn toevertrouwd.
Kenmerken:
− Laag budget
− Winst is niet altijd de doelstelling.
− Ook strenge minimalisering van kosten is niet altijd het doel.
Veel aanbieders zetten een speciale divisie op die aansluit bij de speciale kenmerken en behoeften van
institutionele afnemers.
Overheidsmarkten
Alle overheden van verschillende niveaus die goederen en diensten kopen of huren van bedrijven voor
het uitvoeren van de belangrijkste overheidstaken.
Inkoop is op grote vlakken gelijk aan bedrijfsmatige inkoop. Ook beïnvloed door omgevings-,
organisatie-, interpersoonlijke en individuele factoren.
Verschillen:
− Bedrijven moeten offertes uitbrengen. Meestal wordt de goedkoopste gekozen.
→ Zorgt voor matige diensten, inferieur product of product onder de kostprijs
→ Uitzondering: stipte levering of superieure kwaliteit −
Voorkeur voor leveranciers uit eigen land.
− Overheid betaalt vaak veel te laat.
− ………………
Hoe komen overheidsafnemers tot hun koopbeslissingen?
Inkooppraktijken zijn complex en frustrerend: te veel administratie, bureaucratie, regels, nadruk op
lage prijzen, vertragingen in besluitvorming, verschuivingen in inkooppersoneel,
beleidsveranderingen…
66
Grotere opdrachten moeten opengesteld worden voor inschrijving door bedrijven uit alle lidstaten.
Voor contracten boven een drempelbedrag mag niet worden geadverteerd in louter nationale
tijdschriften en bedragen moeten aangegeven worden in euro’s.
Veel bedrijven hebben een aparte marketingafdeling voor de overheid. Ze reageren op verzoeken en
stellen zelf ook project voor die aan de behoeften van de overheid voldoen.
Key accountmanagement: Key account= klant met hoog verkoop potentieel doordat:
67
Hoofdstuk 9: Product-, dienst- en merkbeleid
1. Product
Wat is een product?
Een product is het geheel van materiële en immateriële eigenschappen van een goed of dienst. Dit is alles
wat op een markt kan worden gebracht of aangeboden voor consumptie, gebruik, verbruik of attentie en
waarmee in een specifieke behoefte kan worden voorzien.
→ Materiële objecten, diensten, personen, plaatsen, organisaties, evenementen en ideeën.
Diensten zijn producten die bestaan uit activiteiten, benefits of behoeftebevrediging en die te koop
aangeboden worden. Ze zijn immaterieel en hebben geen eigendomsovergang.
Vb diner in restaurant
Eten en drinken is tastbaar, maar service van ober is dienst.
Productniveaus
1. Kernproduct (core product) Wat koopt de klant in feite?
Oplossing of verzameling kernbenefits die de klant verwerft wanneer hij het product koopt. Het product
wordt beschouwd in termen van functies voor de afnemer: het product als invuller voor een specifieke
behoefte van de koper.
Voorbeeld: Je koopt aantrekkelijkheid, geen make-up. Je koopt gaten, geen boren. Ontspanning,
entertainment.
68
2. Productindelingen
Duurzaamheid
Niet-duurzame producten Duurzame producten
Relatief korte levensduur Relatief lange levensduur (meestal jaren)
Snel geconsumeerd Keer op keer gebruiken
Eenmalig of meerdere keren
Vb zeep, cola, voeding Vb koelkasten, auto’s, meubels
Consumentenproducten (B2C)
Consumentenproducten worden gekocht door finale afnemers (klassieke consument= wij dus) voor
persoonlijk ge-/verbruik. Indeling op basis van de manier waarop consumenten ze kopen =
koopgewoonten.
Convenience product
= gewoontekoopgedrag, routinematig koopgedrag
- Regelmatige, frequente aankoop met weinig plannen of vergelijking.
- Klant is weinig betrokken bij de aankoop
- Lage prijs
- Intensieve distributie, makkelijke locaties
- Massapromotie
- Vb. Tandpasta, zeep, snoep, wasmiddelen, melk, mayonaise, toilet papier,
Shopping product
= Variantiezoekend koopgedrag, beperkt probleemoplossend aankoopgedrag
- Minder regelmatige aankoop met veel plannen
- Vergelijken van merken in prijs, kwaliteit en stijl
- Hogere prijs
- Selectieve distributie op minder plaatsen
- Reclame en persoonlijke verkoop door producent en wederverkopers
- Vb. grote huishoudelijke apparaten, meubels, kleding
Unsought product (levensverzekering, bloed geven,… je hebt er zelf ni veel aan)
- Weinig kennis over het product.
- Producten waarvoor de consument niet intrinsiek gemotiveerd is om het aan te kopen.
- Prijs en distributie is verschillend.
- Agressieve reclame en persoonlijke verkoop
- Vb levensverzekering, uitvaartdienst, alarminstallatie
Specialty product (Rolex, …)
= complex koopgedrag, dissonantiereducerend koopgedrag, uitgebreid probleemoplossend
koopgedrag
- Unieke eigenschappen of speciale merkidentiteit waarvoor een aanzienlijke groep klanten een
bijzondere koopinspanning overheeft.
- Weinig vergelijken van merken
- Tijd = tijd nodig om aanbieder te bereiken
- Hoge prijs
- Exclusieve distributie
- Zorgvuldiger gerichte promotie door producenten en wederverkopers
69
- Vb luxeproducten zoals Rolex-horloges, jukebox, professionele camera
Materialen en onderdelen
Industriële producten die volledig in het product opgaan.
- Grondstoffen: zijn onder andere agrarische producten (tarwe, vee) en natuurlijke producten (hout,
ruwe olie, ijzererts.
- Gefabriceerde materialen en onderdelen zijn basismaterialen (ijzer, garen, cement) en componenten
(band, motoren) die doorgaans verder verwerkt worden.
Kapitaalgoederen
Duurzame productiemiddelen die worden aangewend in productiehoudingen, waarbij hetzelfde goed
gedurende diverse productieprocessen kan worden gebruikt. Ze helpen bij de productie of het
uitvoeren van werkzaamheden voor de klant.
Hulpstoffen en diensten
Industriële producten die niet in het eindproduct opgaan.
70
- Ondersteunende diensten: onderhoud en reparatie (glazenwasser, reparatie computer) en
adviesdiensten (juridisch, managementadvies, reclame). Deze diensten worden op contractbasis
geleverd.
Personenmarketing
Activiteiten die worden ondernomen om de houding en het gedrag van doelconsumenten tov bepaalde
personen te creëren, in stand te houden of te veranderen.
Maatschappelijke marketing
= marketing van ideeën. Hierbij worden commerciële marketingconcepten gebruikt om het gedrag van
mensen te beïnvloeden voor hun eigen bestwil of in het belang van de samenleving.
3. Product- en dienstbeslissingen
Op 3 niveaus:
1. Beslissingen over afzonderlijk product/dienst (3)
2. Productlijnbeslissingen (4)
3. Beslissingen assortiment (4)
Product- en dienstkenmerken
Productkwaliteit
Kwaliteit begint met klantenbehoeften, gaat verder met klanttevredenheid en eindigt met klantretentie
of- behoud.
Kwaliteitsniveau: De mate waarin het product voldoet aan de eisen die voortvloeien uit het gebruik of
verbruik. Bedrijven streven niet het hoogst mogelijke niveau na, maar het niveau dat past bij de
doelmarkt en het niveau van concurrenten.
Total quality management (TQM): Beleid dat gericht is op een voortdurende verbetering van algemene
bedrijfsprestaties en een focus legt op het voldoen aan klanteisen en bedrijfsstrategie.
71
Productfuncties/eigenschappen
Uitgangspunt: basismodel, zonder extra’s
Extra functies die bedrijven onderscheiden van de concurrentie.
Periodiek onderzoek: wat vindt u van het product? Welke functies waardeert u en welke ontbreken?
Merkbeslissingen
Merk/brand: ieder teken (naam, term, cijfer, teken, symbool, ontwerp of combinatie) dat de fabrikant
of aanbieder van het product/dienst aanduidt.
Lagere prijs door ingrediënten van lagere kwaliteit, goedkopere verpakking, minder reclamekosten.
Verpakking
= Ontwerp en productie van het omhulsel van het product.
Verpakkingconcept
Wat de verpakking voor het product betekent of doet.
Bescherming, hersluitbaar, milieuvriendelijk… De verpakking moet afgestemd zijn op reclame, prijs en
distributie. (Soms zijn er producenten die verpakking na apen van andere producenten. Bv. Blikje cola
die nagemaakt wordt, qua kleur, vorm etc. Wnr klanten in winkel rondwandelen, gaan ze zonder op
te letten die na gemaakt product pakken.)
Etiketteringsbeslissingen
Functies;
- Geeft product/merk een identiteit.
- Kwaliteitsklasse aangeven of productaspecten beschrijven.
(Genre info geven. Bv; hala of ni, vegetarisch ofni,…)
- Promotiefunctie of antipromotiefunctie (sigaretten)
(promotie; Stel er staat daar vegetarisch op, fairtrade,…
sommige mense hebben interesse erin).
72
Vermelding prijs per hoeveelheid, houdbaarheidsdatum, samenstelling en voedingswaarde.
Assortiment
Een geheel van productlijnen.
73
Uitbreiden door het toevoegen van producten of productievarianten binnen de huidige productlijn en
prijsrange/ Meer artikelen gaan voeren binnen het bereik van de groep. Andere versies zonder veel te
veranderen. Vb een laptop op zonne-energie
Argumenten: extra winst, wensen van dealers, benutten van overcapaciteit, streven naar volledig
assortiment, opvullen van gaten.
Niet overdrijven: Leidt tot verwarring bij de klant en kannibalisatie: de verkoop van het nieuwe product
ten koste van het bestaande product. Producten moeten duidelijk verschillen van de bestaande.
Productmix
Productlijn Productlijn
Lengte
Breedte
Activiteiten uitbreiden:
1. Assortiment verbreden door een nieuwe productgroep toe te voegen.
a. Voortbouwen op reputatie van andere groepen.
2. Bestaande productgroepen uitrekken, zodat een volledig assortiment wordt bestreken.
3. Assortiment verdiepen door meer versies van een product uit te brengen.
4. Streven naar meer of minder consistentie.
5. Diensten
Factoren van de toenemende vraag naar diensten:
74
- Door stijgende welvaart willen consumenten alledaags werk uitbesteden (koken, schoonmaken)
- Door toegenomen vrije tijd is er een grotere vraag naar vrijetijdsdiensten en sportactiviteiten =
gemaksindustrie.
- Behoefte aan gespecialiseerde diensten voor installatie en onderhoud van geavanceerde
technologieën als alarminstallaties, pc’s…
- Bedrijfsmatige afnemers hebben behoefte aan expertise en kennis (marketingbureaus…)
- Bedrijven focussen zich meer op core business en besteden niet-kernactiviteiten uit.
- Activiteiten uitbesteden om intern kosten en druk te verlagen.
Kenmerken van diensten en gevolgen voor de marketing
Eigenschappen:
- Interactie tussen dienstverlener en klant.
- Andere klanten kunnen aanwezig zijn en hun gedrag kan mede de klanttevredenheid bepalen.
Vergankelijkheid
Diensten kunnen niet opgeslagen worden voor later gebruik.
75
Een dienst heeft geen eigenaar. Hierdoor moeten dienstverleners zich extra inspannen om merkidentiteit
en affiniteit met de klant te versterken:
- Een incentive bieden om opnieuw gebruik te maken van de deinst.
- Indruk geven van bezit door clubs of associaties
- Nadeel omzetten in voordeel
→ Vb dienst eenmalig inhuren is goedkoper dan iemand fulltime in te huren.
The service profit chain ( ;)سلسلة ربح الخدمةThe service-profit chain establishes relationships
between profitability, customer loyalty, and employee satisfaction, loyalty, and productivity. Satisfaction
is largely influenced by the value of services provided to customers. ... Value is created by satisfied, loyal,
and productive employees. ( تنشئ سلسلة ربح الخدمة عالقات بين الربحية ووالء العمالء ورضا الموظفين والوالء واإلنتاجية يتأثر
يتم إنشاء القيمة من قبل موظفين راضين ومخلصين ومنتجين... .الرضا إلى حد كبير بقيمة الخدمات المقدمة للعمالء.)
Physical environment: Diensten kunnen hun kwaliteit laten zien door een superieure fysieke omgeving.
Dienstverleners kunnen de waardepropositie zo overbrengen op doelklanten.
→ Maken van winst en bereiken van groei begint met het zorgen voor degene die voor klanten zorgen.
Interne marketing
Het marketingeleid om het dienstverlenend personeel en
ondersteunende werknemers op te leiden en te motiveren
zodat zij samenwerken als team om de klant tevreden te
stellen.
Interactieve marketing
De kwaliteit van de dienst zoals de klant die ervaart is in
grote mate afhankelijk van de interactie tussen de koper
en verkoper tijdens de dienstontmoeting.
76
De klant beoordeelt obv die ontmoeting de hele organisatie.
Aanbod
Aanbod differentiëren door bepaalde vernieuwingen. Secundaire service leveren bovenop primair
dienstpakket, vb hotels bieden vaak autoverhuur, gratis wifi…
Probleem: Je kan geen patent krijgen op diensteninnovaties en ze kunnen makkelijk worden gekopieerd.
De klant beoordeelt de kwaliteit door zijn verwachtingen te vergelijken met zijn ervaringen. Het gaat
erom de verwachtingen van de klant te overtreffen.
− Als de verleende dienst de verwachte dienst overtreft, zullen klanten terugkomen.
− Als de gepercipieerde dienst achterblijft bij de verwachte dienst zijn klanten teleurgesteld.
− Als de 2 niet overeenkomen = kwaliteitskloof
77
Net Promoter Score
In welke mate beveelt de consument een bepaald bedrijf, product of dienst aan bij anderen?
3. Productiviteit beheren
Dienstverlenende bedrijven worden door snel stijgende kosten gedwongen de productiviteit te verhogen.
Productiviteit verbeteren:
Spontane bekendheid of top-of-mind: als consumenten het merk uit zichzelf noemen.
→ Hoe meten?
78
− Verwachte netto huidige waarde van alle toekomstige kasstromen van het merk .
− Nadeel: andere factoren worden niet bekeken → te beperkt
Merkwaardebeoordeling of brand valuation: Het proces waarin men de totale financiële waarde van het
merk probeert in te schatten.
Beoordeling van verschillende bronnen van brand equity → goed diagnostisch tool
Merkpositionering
Merken positioneren op diverse niveaus:
Kenmerken:
− Feitelijke productkenmerken.
− Minst wenselijke niveau, want makkelijk te imiteren.
− Klanten zijn niet geïnteresseerd in de kenmerken op zich, maar in wat die kenmerken voor hen
betekenen.
− Vb Body Shop: natuurlijke, milieuvriendelijke ingrediënten, unieke geur
Benefits
− Kenmerken worden vertaald in emotionele en functionele voordelen.
− Riskant als concurrenten met dezelfde benefits naar voor
komen. − Vb Body Shop: schonere huid, gebruinde wangen…
Overtuigingen en waarden
− Een merk zegt ook iets over de waarden die de afnemer hanteert.
− Men moet specifieke groepen vinden van wie de waarden overeenkomen met die van het geleverde
pakket benefits.
− Vb Body Sop: Aanschaf van producten stel maatschappelijk bewust consumenten in staat om niet
alleen hun gezicht mooi te maken, maar ook hun geest.
79
Persoonlijkheid
− Het merk trekt mensen aan van wie het feitelijke of gewenste zelfbeeld overeenkomt met het imago
van het merk.
Merknaam
Voorwaarden goede merknaam:
1. De naam moet passen bij het merkenbeleid → Iets zeggen over benefits en kwaliteiten.
→ Abstract of concreet
2. Makkelijk uitspreekbaar, herkenbaar, te onthouden.
3. Onderscheidend van andere merknamen.
4. Uitbreidingsmogelijkheden
→ Abstracte naam: geen associatie met een product = kan uitbreiden naar andere
productcategorie.
→ Voordeel: bruikbaar als het bedrijf andere producten invoert.
→ Nadeel: grote, dure promotie vereist om consumenten duidelijk te maken wat voor product
het bedrijf verkoopt.
5. Vertaalbaar en met behoud van betekenis
6. De naam moet geregistreerd en juridisch beschermd kunnen worden.
Eenmaal de naam gekozen is, moet het geregistreerd worden in het juiste handelsmerkenregister om de
intellectuele eigendomsrechten te bezitten.
Veel bedrijven proberen een merknaam op te bouwen die men uiteindelijk met het product identificeert:
post-it, kleenex
Merkeigenaar
Fabrikantenmerk
Een merk dat wordt geïdentificeerd door de naam die de producent aan dat merk heeft gegeven dat dat
ook diens eigendom is.
Huismerk
= detaillistenmerk, distributeursmerk, winkelmerk, private brand, private label
Een merk dat eigendom is van een distributeursorganisatie die het verkoopt aan wederverkopers als
Albert Heijn, Jumbo en die het als winkelmerk verkopen in winkels over de hele wereld.
Licentiemerk
Bedrijven nemen tegen betaling namen of symbolen die ooit door andere bedrijven zijn gecreëerd in
licentie. Vb smurfenkoeken, Winnie de Poeh…
Handelslicentiemerk: een handelsmark dat bekend is geworden in de ene categorie gebruiken in een
andere verwante categorie. Vb Porsche-zonnebrillen
Voordelen
80
− Elk merk domineert in een andere categorie. Gecombineerde merken oefenen een grotere
aantrekkingskracht uit op de consument.
− Met minimaal risico en investering zich begeven op nieuwe markten.
Nadelen
− Ingewikkelde contracten en licenties.
− Reclame-, promotie- en andere marketingactiviteiten moeten op elkaar afgestemd worden.
− Vertrouwen dat de ander goed voor het merk zal zorgen.
Merkbeleid
Lijnextensie
De merkeigenaar gebruikt een reeds gevoerde merknaam voor productvariaties in dezelfde
productgroep. Vb Nieuwe smaak, vorm, kleur, verpakkingsformaat.
Redenen:
Klantbehoefte aan variatie, productieovercapaciteit, lijnextensie van concurrent evenaren, schapruimte
winnen…
Risico:
Valkuil van de lijnextensie: de merknaam verliest zijn specifieke betekenis
ROI: niet genoeg afzet om de kosten terug te verdienen Kannibalisatie
Merkextensie
Bestaande merknaam gebruiken voor nieuw/gewijzigd product in nieuwe productlijn.
Voordelen:
Groter marktaandeel, merk wordt onmiddellijk herkent wat helpt bij het introduceren van nieuwe
productgroepen, minder reclamekosten.
Risicio:
Verwarrende positionering
Merknaam mogelijk niet geschikt voor een nieuw product.
Merkverdunning: Wanneer consumenten het merk niet meer associëren met een specifiek product of
soortgelijke producten. Vb Virgin Media, Virgin, Atlantic, Virgin Trains…
Multibrands
81
Extra merken in dezelfde productlijn introduceren. Dit is een manier om verschillende functies naar te
zetten en aantrekkelijk te zijn voor verschillende koopmotieven.
Individuele merkenbeleid
1 aanbieder ontwikkelt 2 of meer merken in dezelfde productcategorie. Markt kan beter gesegmenteerd
worden. Vb Unilever wasmiddelen: Robij, Omo, Sunil…
Familiemerkenbeleid of paraplumerken
Het bedrijf gebruikt 1 merkneem en 1 visuele stijl voor producten binnen verschillende productgroepen.
Bedrijfsmerkenbeleid
De bedrijfsnaam is de belangrijkste merkidentiteit voor alle producten van het bedrijf.
Vb Philips, Virgin, Mitsubishi
Schaalvoordelen, grotere bekendheid, makkelijke introductie van nieuwe producten.
Nieuwe merken
Een nieuwe merknaam introduceren voor een nieuwe productlijn.
Merken beheren
Zowel managers als klanten zijn betrokken in het merkbeheer. Brand identity ≠ brand image Sterk
merk wanneer wat gecommuniceerd is en wat geïnterpreteerd wordt, gelijk is.
82
Hoofdstuk 10: Productontwikkeling en levenscyclusbeleid
1. Ontwikkeling nieuwe producten
Manieren om aan nieuwe producten te komen:
Overname: een bedrijf, patent of licentie kopen.
Continuous innovation:
Een kleine aanpassing aan een bestaand product. Vb nieuwe functie bij camera.
Discontinuous innovation:
Een grote verandering voor de consument, vb van taxi naar uber, 3D printer
Ideeën genereren
= Het zoeken naar ideeën voor nieuwe producten. Men zoekt een groot aantal ideeën om er enkele goede
over te houden. Ideeën kunnen uit interne of externe bronnen komen.
Interne bronnen
Eigen R&D afdeling, managers, wetenschappers, technici verkopers, productiepersoneel of
brainstormsessies.
Externe bronnen
Klanten: Observeren en luisteren om nieuwe ideeën op te doen. Ook klaagsessies: waar ergeren zich aan
en wat willen ze anders?
83
Bij sommige producten weten mensen niet wat ze willen of nodig hebben. Men moet mensen blijven
verrassen met een aanbod dat ze zich niet hadden kunnen voorstellen (introductie auto, gsm).
Distributeurs: Zij zitten dicht bij de markt en kunnen informatie doorspelen over problemen van
consumenten en mogelijkheden voor nieuwe producten.
Ideeën screenen
Aantal ideeën reduceren. Bekijken of ze technisch en commercieel haalbaar zijn.
De meeste bedrijven hebben een commissie voor nieuwe producten die besluiten nemen adhv een
standaardformulier over product, doelmarkt, concurrentie, prijs, kosten van ontwikkeling…
Productconcept
Een uitvoerig versie van het idee, geformuleerd in termen die de consument begrijpt.
Productimago
Het beeld dat de consumenten hebben van het product en de manier waarop ze het uiteindelijke product
beleven.
1. Doelmarkt, geplande positionering en doelstellingen wat betreft verkoop, marktaandeel en winst voor
de eerste paar jaar beschrijven.
2. Geplande prijs, distributie en marketingbudget.
3. Geplande langetermijnafzet, winstdoelstelling en marketingmixbeleid.
84
Bedrijfseconomische analyse
Eens het productconcept en marketingbeleid gekozen is, moet de aantrekkelijkheid van het voorstel
geëvalueerd worden.
Product ontwikkeling
Het productconcept wordt ontwikkelt tot een fysiek en werkbaar product. → prototype
Design for manufacturability and assembly: in de ontwerpfase zowel rekening houden met de
klanttevredenheid als het productieaspect.
Testmarketing
De fase waarin het product en marketingprogramma in een realistische marketopzet (testmarkt) wordt
geplaatst. Zo ziet men hoe de consument reageert en kunnen de afzet- en winstprognoses accurater
gemaakt worden.
Standaardtestmarkt: Het bedrijf zoekt een klein aantal representatieve teststeden, waar het een
grootscheepse marketingcampagne kan houden.
Gecontroleerde testmarkt: Winkels die tegen een vergoeding nieuwe producten voeren.
Schaplocatie, displays en promotie verlopen volgens opgestelde plannen. De afzetresultaten worden
bijgehouden om de invloed van deze factoren op de vraag te meten.
Commercialiseren
De introductie van het product op de markt.
Wanneer
− Kannibaliseert geen andere producten
− Product kan niet meer verbetert worden
− Kinderziekten beperkt
− Juiste economische conjunctuur
− Vb geen ijs lanceren in november
Aan wie
− Testmarkt heeft een profiel geleverd van de beste potentiële klanten.
− Richten op innovators, early adopters
− Aandacht voor zware gebruikers en opinieleiders
Hoe
− Campagne
− Budget voor marketingmix
85
Klantgerichte ontwikkeling van nieuwe producten
Ontwikkeling van nieuwe producten is erop gericht om klantproblemen op te lossen en bevredigendere
ervaringen te creëren.
Teamaanpak is sneller en flexibeler. Het product wordt niet van afdeling naar afdeling doorgegeven. Aan
het begin wordt een team opgezet die tot het eind aan het product blijft werken.
Resultaten:
− Bevorderlijk voor een innovatieve bedrijfscultuur.
− Groter aantal ideeën voor nieuwe producten.
4. Productlevenscyclusbeleid (PLC-beleid)
Productlevenscyclus
Stijl
Elementaire, kenmerkende vorm van expressie. Dit kan generaties duren waarbij deze beurtelings in en
uit geraakt. De cyclus heeft pieken en dalen van afnemende en hernieuwde belangstelling.
Mode
Een populaire of geaccepteerde stijl op een bepaald terrein op een bepaald moment. De mode wordt
populair, vindt weerklank bij de massamarkt en verdwijnt ten slotte weer, wanneer consumenten op zoek
gaan naar andere zaken.
Rage
Een tijdelijke periode van ongebruikelijk hoge omzet door enthousiasme van de consument en direct
populariteit. De rage bereikt snel de top en verdwijnt vervolgens als sneeuw voor de zon.
86
De productlevenscylcus onderscheid 5 fasen:
→ Productontwikkeling
Geen afzet en hoge investeringskosten.
→ Introductiefase
Lancering product
Doel: consumenten info geven over het nieuwe product en overhalen het uit te proberen. Winst
is negatief of laag door lage afzet en hoge distributie- en promotiekosten.
→ Groeifase
Het product voldoet aan de behoeften van de markt.
Afzet neemt eerst snel en dan langzamer toe. Winst stijgt en productiekosten per eenheid dalen. Doel:
opvoeding van de markt, gevaar voor concurrentie.
→ Volwassenheidsfase
Groei vertraagt, topafzet, lage kosten per consument, hoge winst.
− Product verder ontwikkelen om nieuwe klanten aan te trekken en gebruik te stimuleren.
− Marketingmix wijzigen en het verbruik van het huidige product bevorderen.
→ Neergangsfase
De afzet kan stoppen of terugzakken tot een laag niveau.
Redenen: technologische vooruitgang, verschuiving in smaak van de consument, concurrentie.
− Handhaven in de hoop dat de concurrentie zich zal terugtrekken.
− Uitmelken door de kosten terug te dringen en te hopen dat de afzet het nog even volhoudt.
− Afstoten door het te verkopen of te ontmantelen
→ Relatie BCG matrix: question mark, cow, dog
87
88
Hoofdstuk 11: Prijsbeleid
1. De belangrijkste soorten prijszettingsbeleid
Wat is prijs? De ruilwaarde vr een product of dienst uitgedrukt in een rekeneenheid (geld)
Enge zin: de hoeveelheid geld die gevraagd wordt voor een product.
Ruime zin: Alle waarden die de consument moet inleveren (geld, afstand, parkeermogelijkheid…)
Belang?
- Opbrengstendrager in de marketingmix. (P van prijs is de enige p die kan beschouwd worden als
opbrengstdrager {inkomsten voor bedrijf})
- Prijs is flexibel
- Makkelijk te imiteren Kan leiden tot prijzenoorlog
1. Kostengeoriënteerde prijszetting
Prijzen worden gebaseerd op de kosten van de productie, distributie en verkoop van het product,
verhoogd met een redelijk rendement voor de inspanning en het risico van het bedrijf.
Soorten kosten: 1.Vaste kosten: fluctueren niet met de product of omzet, kost van u management,
CEO, verwarming, loon, huur
2.Variabele kosten: fluctueren/variëren met productie, vb materiaal, verpakking, grondstoffen
Totale kosten: vaste kosten + variabele kosten voor een bepaald productieniveau.
Ervaringscurve (leercurve)
Lijn daalt overheen de tijd. Hoe meer ervaring en hoe
meer da je leert, dan is er een daling van de
gemiddelde productiekosten per eenheid, naarmate
89
men productie-ervaring opdoet. (bv. Wn’s werken sneller en maken minder fouten). Er treden leer-
of ervaringsvoordelen op.
Productiekosten zullen sneller dalen bij grotere productie. Marketingstrategie: groot marktaandeel
veroveren door lage prijzen te zetten. Afzet (is de hoeveelheid verkochte producten in een bepaalde
periode) stijgt terwijl de kosten dalen doordat het bedrijf ervaring opdoet. Daarna kunnen prijzen
nog verlagen.
Risico’s:
- Goedkoop imago
- Veronderstelling dat concurrenten te zwak zijn/geen zin hebben om de confrontatie aan te gaan.
- Terwijl bedrijf toewerkt naar productie met grotere hoeveelheden, vindt concurrent misschien
goedkopere technologie waarmee het nog lagere prijzen kan zetten.
Kostprijs-plus methode
= Cost-plus pricing (or markup pricing). Kost product + marge/opslag
Voordelen:
- Bedrijven zijn zeker over kosten.
- Simpele methode. Je moet de prijs niet aanpassen bij veranderende vraag.
- Prijsconcurrentie is minimaal.
- Eerlijk voor zowel aanbieders als klanten
Nadelen: Houdt geen rekening met de vraag en prijs van concurrentie.
Break-even
Het bedrijf probeert de prijs te bepalen waarbij je precies quitte (omzet = kosten) speelt of een
gewenst rendement haalt (omzet = kosten + streefwinst).
2. Vraaggeoriënteerde prijszetting
Prijszetting is gebaseerd op de waardeperceptie van de klant, niet de kosten van de aanbieder.
Waardeperceptie: de waarde die de consument hecht aan de benefits van het product.
Vergelijking
Het bedrijf stelt zijn gewensnte prijs obv de waarde die de consument aan het product toekent. De
nagestreefde waarde en prijs bepalen dan de beslissing over het productontwerp en welke kosten er
mogen worden gemaakt bij de realisatie van het product. → Analyse van consumentenbehoeften en
beleefde waarde. De prijs wordt afgestemd op de waarde in de ogen van de klant. (value based
pricing)
↔ kostgeoriënteerde prijszetting:
Gebeurd obv het product. Het bedrijf
ontwerpt een goed product, telt bij
elkaar op wat het kost om het te maken
en stelt een prijs die de kosten dekt plus
een streefwinst. Marketing moet
vervolge de klanten ervan overtuigen dat
de waarde van het product bij die prijs de
aankoop rechtvaardigt.
90
Dergelijke waarde is subjectief en varieert over consumenten. Hoe beleefde waarde achterhalen? →
Hoeveel zou je betalen voor het basisproduct en elke extra benefit?
Verhouding tussen prijs en afzet is niet recht evenredig. Er komen prijsdrempels voor.
3. Veiling (aan ene kant bepaald het consument de waarde v/h product
Vier prijspositioneringsstrategieën
Kwaliteit
Prijs
Hoog
PremiumLaag
strategie Goede waarde strategie
Hoog
Rip-off strategie Economy strategie
Laag
3. Concurrentiegeoriënteerde prijszetting
Prijszetting obv het beleid, kosten, prijzen en het aanbod van de concurrent. Consumenten zullen
hun oordeel over de waarde van een product baseren op de prijzen die concurrenten vragen voor
vergelijkbare producten.
Hoe steekt het eigen marktaanbod qua klantwaarde af bij het aanbod van de concurrent?
− Hogere waarde = hogere prijs
− Lagere waarde = lagere prijs of klantperceptie veranderen
91
Hoe sterk zijn de huidige concurrenten en wat is het huidige prijszettingsbeleid (
→ ?)سياسة التسعيرput-out pricing, premium pricing
Strategieën
1. Put-out pricing: Kleine spelers uit de markt dringen met lagere prijzen (je verlaagt UW prijzen).
2. Premium pricing: Richten op hoger segment met hoge kwaliteit en prijs (je toont aan da je meer
aanbiedt aan consument) (nichemarkt).
3. Gangbare prijzen
De prijs wordt grotendeels gebaseerd op de prijs van de concurrentie, met minder aandacht voor
de eigen kosten. → Men kan meer, minder of evenveel vragen. Kleine firma’s volgen de leider:
voorkomt prijsoorlogen.
4. Prijzenslag: Prijzenoorlog, prijs steeds verlagen tot onder die van de concurrent.
5. Veilingen: Kopers bepalen zelf de prijs.
− Aanbesteding: Prijszetting in de vorm van een geheime inschrijving. Iedereen doet een bod en
het hoogste wint.
− Veiling bij opbod, vb kunst
− Veiling bij afslag: hoog beginnen en steeds lager gaan tot iemand het wil kopen.
Interne factoren
Algehele marketingstrategie
Het prijsbeleid wordt voor een groot deel bepaald door de positionering en de doelgroep.
Doelstellingen;
Overleven
In geval van overcapaciteit, sterke concurrentie of veranderende consumentenbehoeften. Prijs
wordt laag gezet om het product verkocht te krijgen en te overleven. (Enkel korte termijn!!!)
Markleiderschap
Streven naar een dominant/grootst marktaandeel. De prijs wordt zo laag mogelijk gezet.
→ Men meent dat het bedrijf met het grootste marktaandeel de laagste kosten en op lange termijn
de grootste winst boekt.
92
Product-leiderschap
Premiumstrategie. Positioneren naar de hoogste productkwaliteit. Dit wordt doorgerekend in de
prijs. (Hiervoor moete ze veel geld investeren in research & design etc.)
Marketingmix
Op prijs gebaseerde positionering
− Bedrijven nemen eerst de beslissing over de prijs en baseren daar de andere
marketingmixaspecten op. De prijs bepaalt de markt, concurrentie en ontwerp.
− Inverse prijszetting, backward pricing, eindprijs-min-methode: Je gaat uit van en verkoopprijs die
acceptabel is voor de afnemers, vermindert deze met en marge voor tussenhandel en een
winstmarge voor het bedrijf en kijkt vervolgens of het mogelijk is het product tegen de zo
berekende kostprijs te maken.
De invloed van
de marktvorm
− Veel kopers, beperkt aantal aanbieders − Veel kopers, beperkt aantal aanbieders die
93
− doordat de markt moeilijk te betreden is verschillende varianten v/h product gaan aanbieden.
− Homogeen product (vb.; olie, benzine,staal) − Heterogeen product
Marktleider = prijsleider - Beperkte prijsvrijheid
Zeer gevoelig aan elkaars prijsstrategieën
(als prijs van uw concurrent daalt, ga je
klanten verliezen)
(Zuiver) monopolie
- 1 aanbieder
− Vraagcurve is totale vraag op de markt.
− Overheidsmonopolie
O Prijszetting onder de kostprijs/ kei
goedkoop (zo is da betaalbaar
a/d maatschappij)
o Kostendekkende of winstgevende prijszetting
O Consumptie afremmen door een hoge prijs te berekenen.
o Telefoon, post, …
− Aan regels gebonden particulier monopolie = gereguleerd monopolie
(alsge als prive bedrijf misbruik maakt van u monopolie,
overheid gaat ertussen komen)
O Redelijk rendement o Geprivatiseerd energiebedrijf
− Niet-gereguleerd monopolie
O Prijs afstemmen op de markt
(overheidsmonopolie)
O Microsoft met Windows
Analyse prijs-vraagrelatie
Vraagcurve: vraag is omgekeerd evenredig met de prijs → hoge prijs = lage vraag
Prijsveranderingen = verschuiving langs vraagcurve
Verandering in voorkeur consument, koopkracht = verschuiving van vraagcurve
Contraire vraagcurve: Statusartikelen. Hogere prijs = betere kwaliteit = vraag neemt toe
94
Elastische vraag: prijsgevoelig. Bij een prijswijziging verandert de vraag relatief sterk. Tussen 0 en 1
Primaire goederen: inelastisch, vraagcurve stijl naar beneden Luxegoederen:
elastische vraag, vraagcurve meer horizontaal
Kruisprijselasticiteit
De procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid van het ene product in relatie tot de
procentuele verandering van de prijs van het ander product.
% 𝑣𝑒𝑟𝑎𝑛𝑑𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔 𝑖𝑛 𝑔𝑒𝑣𝑟𝑎𝑎𝑔𝑑𝑒 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑 𝑣𝑎𝑛 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 𝐵
𝑘𝑟𝑢𝑖𝑠𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠𝑒𝑙𝑎𝑠𝑡𝑖𝑐𝑖𝑡𝑒𝑖𝑡 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑣𝑟𝑎𝑎𝑔 =
% 𝑣𝑒𝑟𝑎𝑛𝑑𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔 𝑖𝑛 𝑑𝑒 𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑣𝑎𝑛 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 𝐴
95
Recessie (laag conjunctuur) = witte producten. Deze hebben een blijvend marktaandeel verworven.
Men kan niet de prijzen verlagen in slechte economische tijden en die daarna terug verhogen. Merk
is goedkoper in de ogen van de consument.
Wederverkopers
Wederverkopers eisen een redelijke marge. Winkels kunnen beslissen om merken niet meer te
verkopen als prijzen niet daalden.
Overheid
De overheid kan de vraag stimuleren (overaanbod door handelsboycot) of afremmen (suikertaks)
door belastingen en wet- en regelgeving.
Beperkende wetgeving
Een kartel is een overeenkomst tussen bedrijven die bedoeld is om onderlinge concurrentie te
vermijden. → verboden
Een verboden kartelafspraak is elke afspraak tussen ondernemingen die de concurrentie kan
verhinderen, beperken of vervalsen. Dit kan zorgen voor oneerlijke concurrentie met andere
bedrijven of te hoge prijzen voor consumenten.
Penetratieprijsstrategie
Prijszetting waarbij een nieuw product aanvankelijk laag geprijsd wordt om een groot aantal kopers
aan te trekken en een groot marktaandeel op te bouwen. (eerst laag prijs endan later hoog doen)
− Als de markt uiterst prijsgevoelig is, zodat een lage prijs zorgt voor een sterke marktgroei.
− Als de productie- en distributiekosten dalen bij grotere afzethoeveelheid. −
Als de lage prijs de concurrent afschrikt.
96
Prijsbeleid voor het assortiment (( )سياسة التسعير للنطاق5) (=Het assortiment is de verzameling van
producten of diensten die een leverancier aanbiedt voor de verkoop.)
Streven naar combinatie van prijzen waarmee een zo groot mogelijke winst uit het totale
assortiment wordt gehaald.
1.Productielijnprijszetting
Het prijsverschil tussen de verschillende modellen uit de lijn speelt een rol. Er wordt rekening
gehouden met de kostenverschillen, het oordeel van de klant en de prijs van de concurrentie.
Tweeledige prijszetting: Dienstverlening: de prijs van een dienst wordt opgesplitst in vaste kosten +
variabel gebruikstarief, vb pretpark: inkom + eten, telefoonabonnement + bellen, data
4. Prijsaanpassingsbeleid
Kortingen
Prijzen reduceren als beloning voor de reactie van de klant.
97
Functionele korting voor de tussenhandel (marge of functioneel rabat)
Wordt geboden aan schakels in de distributieketen in ruil voor bepaalde functies/taken die ze
verrichten, zoals verkopen, opslaan en administreren.
Seizoenskorting
Prijsverlaging voor klanten die producten kopen buiten het hoogseizoen. Productie of benutting van
capaciteit zo constant mogelijk houden. Vb fietsen, hotels, luchtvaartmaatschappijen.
Inruilkorting
Een korting op een nieuw product wanneer je het oude inlevert. Bij auto’s, kleren of duurzame
producten. (genre je brengt oude en ze recycleren die)
Promotiekortingen aan tussenhandelaren
Vergoedingen of kortingen aan tussenhandelaren die deelnemen aan advertenties of promoties.
Prijsdiscriminatie (U verkoopt uw product tegen een andere prijs, ook al is er voor u als bedrijf weinig of
geen verschil in productiekosten. Ook moet je echt wel zeker zijn om dit type van prijsaanpassing te laten
werken, da ge verschillende consumentensegmenten gaat aanspreken over behoeftes, anders gaan ze
goedkoopste optie kiezen)
Productdifferentiatie: producten worden tegen verschillende prijzen verkocht op basis van
verschillen in kostprijs.
Prijsdiscriminatie: product wordt tegen verschillende prijzen verkocht, zonder verschil in kosten.
Psychologische prijszetting
Prijszetting waarbij rekening houdt met de psychologie achter prijzen. Een product goedkoper laten
lijken dan het feitelijk is, door middel van aanbieden door bepaalde prijzen. (bv. 0.99$ ipv 1$)…
− Gepercipieerde relatie prijs ()سعر العالقة المتصور/kwaliteit → hogere prijs = hogere kwaliteit
− Referentieprijs → de prijs in het hoofd van de klant waar hij van uitgaat.
o Productlijn
o Adviesprijs: aangeven dat het oorspronkelijk duurder was.
o Ingewikkelde getallen zien er minder aantrekkelijk uit dan afgeronde
getallen.
o Prijs concurrentie
Promotieprijszetting (tijdelijk)
Het bedrijf biedt zijn producten tijdelijk onder de normale prijs aan, soms zelf onder de kostprijs.
98
Loss leader of traffic generator: producten laag prijzen zodat er geen winst gemaakt wordt om
klanten aan te trekken die dan hopelijk andere reëel geprijsde producten kopen. (bv. Aldi, je gaat
sws andere producten kopen eenmaal je daar bent.)
Tijdelijke korting; om de afzet te bevorderen en de te grote voorraad terug te dringen.
Financiering tegen lage rente, langere garanties of gratis onderhoud (nulfinanciering) om de prijs op
een indirecte manier te verlagen.
Averechtse effecten (nadelen)
- Koopjesjagers (mensen die enkel kopen als er promo is)
- Uithollen van de waarde van het
merk (te veel promo is ni goe)
- Prijzenoorlogen
Geografische prijszetting
Free-on-Board (FOB-prijs): Klant betaalt de levering zelf.
Uniforme leverprijs: Iedere klant betaalt een gemiddelde leverprijs. (Ubereats, +2.5 vr een levering)
Prijszetting naar zone: Per klantzone andere leverprijs. (afhankelijk van afstand)
Op een verzendpunt gebaseerde prijszetting: Aanbieder kiest een bepaalde stad als uitgangspunt
van waaruit de vrachtkosten worden berekend, of de producten nu van daaruit worden verzonden of
niet.
Franco-huis De aanbieder draag de kosten van de levering.
Dynamische prijszetting (yield/dynamic pricing)
Prijzen constant aanpassen aan de vraag en hun voorraad of capaciteit. (match vraag & aanbod genre)
5. Prijswijzigingen
Prijswijzigingen initiëren
Wanneer prijsverlagen?
- Overcapaciteit (resto da nooit vol is, dan verlaag je beter je prijs om toch volle resto te hebbe
en zo meer te vedienen).
- Dalende vraag door sterke concurrentie of verzwakte economie.
- Dalende marktaandeel beschermen in combinatie met sterke concurrenten (prijs verlagen
met als doel uw omzet in de makrt te laten stijgen).
99
- Of om markt te overheersen (kostenleiderschap)
Wanneer prijsverhogingen?
- Kosteninflatie (تضخم التكلفة/productiekosten stijgen door bv stijging p grondstoffen/loonkost)
- Vraagoverschot (te veel vraag en te weinig aanbod zorgt ervoor dat prijs stijgt)
- Impliciete prijsverhoging door waardevermindering aanbod
Oplossingen
- Product kleiner maken
- Dure ingrediënten vervangen
- Beknibbelen op bepaalde kenmerken zoals service of verpakking.
- Ontbundelen: elementen die deel uitmaken van het aanbod isoleren of afzonderlijk prijzen.
Concurrent reacties
Prijs ook verlagen
Kwaliteitsperceptie
Prijs verhogen & kwaliteit verbeteren
Laaggeprijsd vechtmerk introduceren
10
0
Hoofdstuk 12: Distributiebeleid
1. Distributiekanalen en -systemen
De bedrijfskolom en het value delivery network
Om de waarde van producten bij de klant te brengen moeten bedrijven relaties opbouwen met
klanten, leveranciers en wederverkopers in de bedrijfskolom/supply chain. Partners bevinden zich
stroomopwaards of stroomafwaarts:
Supply chain: benaderd vanuit het perspectief van maken en verkopen. Te beperkt.
→ Grondstoffen, productie-imput en fabriekscapaciteit zijn het uitgangspunt van het marketingplan.
Circular economy: Wanneer klanten hun gebruikte producten terug aan de producent kan geven, die
ze weer opknapt en verkoopt.
Dit is een groep onderling afhankelijke organisaties die er samen voor zorgen dat een product ter
beschikking gesteld wordt aan de consument of een bedrijf voor gebruik of verbruik.
10
1
Hoe kanaalleden waarde toevoegen
Producenten besteden een deel van de verkooptaak uit omdat tussenhandelaren betere middelen
hebben om de doelgroep te bereiken en vaak al bekend zijn bij de doelgroep = efficiënter. De
producent kan zich focussen op de core taak en er zijn minder transacties nodig. Nadeel: je
verliest greep op verkoop aan klanten.
Kanaalfuncties: De specifieke rol die vervuld wordt door een partij in het distributiekanaal = het
overbruggen van plaats, tijd en eigendom dat producten scheidt van de consumenten.
Aantal schakels
Elke laag tussenhandelaren vormt een distributieschakel. De lange van het kanaal wordt vastgesteld
aan de hand van het aantal schakels.
Groter aantal niveaus = minder controle & grotere complexiteit. Alle leden zijn verbonden via
stromen als de fysieke stroom van producten, stroom van eigendom, van product, van informatie,
van betaling, van promotie…
10
2
Gedrag de van distributiekanalen
Distributie of marketingkanaal = verschillende bedrijven die gegroepeerd zijn in het kanaal en van
elkaar afhankelijk zijn in het bereiken van een gemeenschappelijk doel.
Elk bedrijf heeft een gespecialiseerde rol. Het kanaal werkt het best wanneer elk deelnemend bedrijf
de taken op zich neemt waarin hij het meest bedreven is. Het succes van de afzonderlijke bedrijven
hangt af van het hele kanaal.
MAAR: conflict tussen eigenbelang en gemeenschappelijk doel = kanaalconflicten
− Horizontaal conflict: conflict tussen bedrijven op hetzelfde niveau, (autodealars, fashion retailer)
− Verticaal conflict: conflict tussen bedrijven op verschillende niveaus (supermarkt over prijzen met
leveranciers).
Soorten distributiekanalen
Conventioneel distributiekanaal
Afzonderlijke producenten, groothandels, detaillisten werken voor eigen winst zonder formele
rolverdeling gericht op gemeenschappelijk doel. Ontbreken van sterk leiderschap met macht.
Vb. Franchise
De franchisenemer of franchisee krijgt het recht om onder de naam of het merk van de
franchisegever of franchiser goederen of diensten te verkopen. De franchisegever biedt een
merkidentiteit, ondersteuning bij de start en hulp bij marketing en boekhouding in ruil voor een
vergoeding.
Voordelen franchisenemer
− Beginnen met beperkt kapitaal en profiteren van de ervaring van de franchisegever.
10
3
− Franchisenemer profiteren van de gecentraliseerde inkoopmacht (franchisegever koopt in in bulk).
− Beschikken over kennis en ervaring van franchisegever in reclame, promotie en kunnen rekenen
op hulp wanneer er (juridisch) iets misgaat.
Voordelen franchisegever
− Snelle distributie zonder de volledige kosten van opzet en runnen.
− Sterk gemotiveerd management doordat de franchisenemer werkt voor zichzelf ipv salaris.
− Franchisenemer werkt volgens de normen van de franchisegever (contract).
Nadelen
− Franchisegevers moeten een deel van het beleid uit handen geven.
− Franchisenemers werken niet altijd precies volgens de normen van de franchisegever.
− De franchisenemers krijgen niet altijd een goede deal: hard werken voor omzetdoelen te halen.
Horizontaal marketingsysteem
Twee of meer bedrijven op hetzelfde niveau werken samen om een nieuwe marketingkans te
realiseren. Combineren van kapitaal, marketingmiddelen… Ook shop-in-shop constructies.
Hybride marketingsysteem
Bedrijven stappen over van 1 kanaal of 1 marktsegment of een distributiesysteem met meerdere
kanalen.
Duale distributie: 2 verschillende kanalen om een of meer klantsegmenten te bereiken.
Multichanneldistributie: meerdere kanalen en meerdere klantsegmenten.
Nadelen: moeilijk om controle te houden, kans op conflicten vergroot naarmate meer kanalen
concurreren om klanten en afzet.
Veranderingen in kanaalorganisatie
Disintermediatie: De trend van de uitschakeling van de tussenhandel. Producenten van goederen en
diensten omzeilen de tussenhandel en wenden zich direct op de eindkoper.
Pure internetwinkels (Coolblue, Amazon) onderzoeken of het zinvol is om fysieke winkels te openen.
Producenten van goederen en diensten ontwikkelen nieuwe kanaalmogelijkheden, zoals verkoop via
internet.
10
4
Verticale Integratie: bedrijf vervult meer dan 1 functie in het kanaal
− Achterwaartse integratie = bv. Detaillist staat in voor distributie en productie (bv. Colruyt
produceert eigen producten van het merk Everyday. Ze zijn zowel detaillist als producent.)
− Voorwaartse integratie = bv. Producent zorgt zelf voor distributie. De producent levert zelf aan de
eindconsument, ipv via detaillisten (bv. Nike heeft eigen winkels in beheer)
2. Kanaalbeslissingen
1. De behoeften van de klanten analyseren
Welke waarde moet het kanaal opleveren voor de consument?
Vb webshop, buurtwinkel, speciaalzaak, discounter, kopen in persoon, via telefoon of internet.
Soorten distributiekanalen
− Directe marketing: H14-H16
− Verkooporganisatie: direct verkopen via een eigen verkooporganisatie of een verkooporganisatie
contacteren (inhuren of uitbesteden).
− Fabrieksagent: zelfstandige bedrijven met een verkoopapparaat dat verwante producten van
meerdere bedrijven afhandelt.
− Tussenhandelaren: bedrijfsmatige distributeurs (groothandelaren, detaillisten).
− Mengvormen/nieuwe vormen: verkoop via internet, consumenten oriënteren zich in de winkel en
bestellen online…
Aantal tussenhandelaren
= intensiteit van de distributie. 3 strategieën:
Selectieve distributie: vb huishoudappartaten. Niet alle mogelijke tussenhandelaren, maar meer dan
1. De producent kan relaties opbouwen met geselecteerde kanaaldeelnemers. Dit geeft hem een
goed bereikt, greep op het proces en minder kosten dan bij intensieve distributie.
Exclusieve distributie: vb luxueuze auto’s. DIt geeft een beperkt aantal dalers het alleenrecht om
producten te distribueren in hun regio. De producent verwacht meer steun bij verkoopactiviteiten en
houdt een sterkere greep wat betreft prijs, promotie en service. Goed voor imago, hogere prijs.
10
5
4. De kanaalalternatieven tegen elkaar afwegen
Kanalen selecteren die het best bij de langetermijndoelstellingen van het bedrijf passen.
→ Beoordelen op 3 criteria: winstgevendheid, flexibiliteit, beheersbaarheid.
3. Marketinglogistiek en ketenmanagement
De aard en het belang van fysieke distributie en marketinglogistiek
Fysieke distributie (marketinglogistiek): Planning, implementatie en controle van de fysieke stroom
van goederen, diensten en bijbehorende informatie van punt van oorsprong naar punt van gebruik,
om met winst in de behoeften van klanten te voorzien.
→ Het juiste product, op de juiste moment, op de juiste plaats, bij de juiste klant krijgen.
Klantgerichte logistiek: Begint bij de markt en werkt zo terug naar fabriek/leveranciers (vgl. op
waarde beleefde prijszetting H.8)
10
6
Primaire logistieke functies
Opslag, voorraadbeheer, transport en logistiek informatiemanagement.
Opslag
Beslissen hoeveel en welke soorten magazijnen er nodig zijn en waar deze gevestigd moeten worden.
Voorraadbeheer
Te veel voorraad → hoge opslagkosten → risico op veroudering
Weinig voorraad → risico dat het product uitverkocht is → ontevredenheid, concurrentie… Just-in-
time (JIT): Producenten en detaillisten houden kleine voorraden van producten en onderdelen aan
die toereikend zijn voor een paar dagen. Nood aan accurate prognoses en een snelle, frequente en
flexibele levering → kostenbesparing.
RFID of smart tag-technologie: Het product of verpakking krijgt een zendchip waardoor de hele keten
intelligent en geautomatiseerd wordt.
Smart shelves: Automatische plaatsing van bestellingen.
Transport
Uitwerking op prijs, leversnelheid en staat van de producten.
Weg Water
− Flexibel in route- en − Zware, niet-bederfelijke producten met lage
tijdsplanning − Dure producten over waarde.
korte afstanden − File en − Lage kosten, trage transportwijze Hinder
volksgezondheid. van het weer
Spoorweg Pijpleidingen
− Grote hoeveelheid bulkgoederen over lange Transport van aardolie, aardgas en
afstanden binnen continenten chemicaliën van de bron naar de markt
Lucht Internet
− Bederfbare waren en hoogwaardige, lichte, − Brengt digitale producten van de producent
weinig volumineuze producten (sieraden, naar de klant via satelliet, modem of
technische instrumenten). telefoonlijn.
− Kleine hoeveelheden − Direct beschikbaar
− Hoge tarieven
− Snel en goed voor een verafgelegen markt.
Geïntegreerd logistiek management
Bedrijven beseffen dat men met teamwerk de klant een betere dienst verleent en dat men de
distributiekosten lager kan houden.
10
7
Logistiek van derden (bv. groothandel, detailhandel,…)
Bedrijven kunnen sommige of alle logistiek uitbesteden aan logistieke dienstverleners. Zij helpen
cliënten om trage, overvolle supply chains strakker te maken, voorraden te beren en producten
sneller en betrouwbaarder te bezorgen bij de klant. Vb: UPS
Redenen:
− Sneller en goedkoper → kostenbesparing
− Het bedrijf kan zich op zijn kernactiviteit concentreren.
− Logistieke dienstverleners hebben een beter inzicht in de complexe logistiekomgevingen.
10
8
Hoofdstuk 13: Detailhandel en groothandel
1. Detailhandel
Wat is detailhandel?
Alle activiteiten rond de verkoop van producten (en diensten) direct aan eindconsumenten voor
persoonlijk, niet-bedrijfsmatig gebruik.
Detaillisten: Bedrijven waarvan de omzet hoofdzakelijk afkomstig is van verkoop van producten aan
eindconsumenten. Zij doen aan detailhandelsmarketing (retailmarketing).
Shopper marketing: Het marketingbeleid waarbij het hele marketingproces zich richt om
consumenten in de winkel kopers te maken. Men begint bij de winkel en werkt terug naar de
aanbieder.
Bricks-and-mortar retailing
Soorten
Mate van service
Zelfbedieningsdetaillisten
Gericht op klanten die bereid zijn zelf te zoeken, vergelijken en selecteren. Vooral
convenience goods, discountzaken.
Productlijn en assortiment
Speciaalzaak
Smal, maar diep assortiment (bv. Twice as Nice, body shop)
Warenhuis
Breed en diep assortiment. Grote verscheidenheid van productlijnen (bv. Inno)
Supermarkt
Breed assortiment, voornamelijk voeding.
Lage prijs en hoog volume.
Populair bij fast moving consumer goods. Supermarkten spleen in op 4 trends: gemak, gezondheid,
genieten en goed maatschappelijk verantwoord gedrag.
Gemakszaak
Een kleine winkel in of bij een woongebied met een beperkte lijn gemaksgoederen.
Noodgevallen, tussendoorboodschappen, winkels zijn laat open en vragen een hogere prijs
Ondiep assortiment, vaak ook niet breed (bv. nacht-/buurtwinkel zoals AH to go)
Superstore of megastore
10
9
Groter dan een supermarkt, mmet een groot assortiment routinematige levensmiddelen en non-food
artikelen. Ook diensten.
Vaak buiten de stad, met veel gratis parkeerplaats (bv. Macro)
Category killer
Zeer grote winkels met een zeer groot, breed en diep assortiment.
Aggressieve discountwinkel, superstore & speciaalzaak (bv. Decathlon, Mediamarkt, ikea)
Hypermarkt
Reusachtige winkel (6 voetbalvelden) die een supermarkt, discountwinkel, magazijnverkoop en
verkoop in kleinere speciaalzaken combineert.
Breed en diep assortiment, zowel meubels, huishoudelijke apparaten, kleding, voedingsmiddelen…
Prijsstelling
Discountwinkels
Winkels waarin standaard producten tegen lagere prijzen worden verkocht door genoegen te nemen
met lagere marges, zodat de afzet verhoogt. Vb Aldi, Lidl, Colruyt.
Organisatievorm
Winkelketen
Twee of meer vestigingen met 1 eigenaar en leiding, vb C&A, HEMA, Inno Ze
kunnen grote hoeveelheden tegen lage prijzen kopen.
Vrijwillig filiaalbedrijf
Een samenwerkingsverband tussen de groothandel en zelfstandige detaillisten om de winkelformule
die de groothandel beschikbaar stelt te exploiteren, vb Spar
Inkoopcombinatie
Een samenwerkingsverband van winkeliers om gezamenlijk in te kopen. Vaak wordt hiervoor een
aparte vereniging opgezet. Vb Superunie
Franchise
Een vorm van contractuele samenwerking, gebaseerd op een uniek product, dienst, methode om
handel te drijven, merknaam, goodwill of patent. Het combineert de sterke punten van het
zelfstandig ondernemerschap met de schaalvoordelen van een centraal geleide organisatie.
− Hard franchising: De onafhankelijke ondernemer is verplicht het voorgeschreven assortiment te
voeren. Gebonden aan een bepaalde manier van bedrijfsvoering die 1 herkenbaar beeld voor de
consument schept.
− Soft franchising: Zelfstandig ondernemer heeft meer vrijheid.
Type winkel
Online of offline
11
0
2. Detaillisten en hun marketingbeslissingen
11
1
3. Detailhandelstrends
Bestedingen staan onder druk
Bestedingen hangen nauw samen met de economische situatie. Naast het terugbrengen van kosten
en het voeren van prijsacties zullen detaillisten reageren door de prijs te verlagen. Dit kan het imago
op lange termijn beschadigen. Detaillisten moeten focussen op het bieden van meer klantwaarde
binnen hun langetermijnpositioneringsstrategie.
Branchevervaging
Detaillisten breiden hun assortiment uit, zodat overlap met andere winkeltypen ontstaat.
Ze kunnen de klanten een betere selectie, goede service en sterke prijsbesparing bieden als gevolg
van hun koopkracht en superieure informatiesystemen. → vaak lage marges en prijsdruk voor
fabrikanten
Veel consumenten oriënteren zich online en kopen dan toch in de winkel omdat men online het
product niet kan zien, voelen of passen, de prijs, om het product direct mee te nemen, het
persoonlijk contact en de verzendkosten.
Consumenten kopen na oriëntatie in de winkel toch online door prijs, gemak, product niet in
voorraad, keuze/breedte van het assortiment.
Groene detailhandel
Belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen stijgt. De eerste stap is om de winkel
milieuvriendelijk te maken, daarna ook het assortiment.
Vb H&M zamelt tweedehandskleding in, in ruil voor korting.
11
2
Mondiale uitbreiding van detaillisten
Internationaal uitbreiden doordat de thuismarkt volwassen en verzadigd is.
4. Groothandel
De rol van groothandelaren
Groothandelaren verkopen goederen en diensten aan bedrijven die deze weer doorverkopen of zelf
zakelijk te gebruiken. Bedrijven zijn groothandels als ze zich voornamelijk bezighouden en
groothandelsactiviteiten.
Waarom zou een fabrikant een groothandel inschakelen in plaats van direct aan de detaillist te
leveren? → Groothandelaren voegen waarde toe door kanaalfuncties uit te voeren:
− Verkoop en promotie: groothandel bereikt op een goedkope manier een groot aantal klanten.
− Inkoop en assortimentsopbouw: hierdoor besparen klanten werk
− Opsplitsen van grote hoeveelheden (bulk breaking): grote partijen kopen = goedkoper −
Opslag: ze nemen klanten en leveranciers de kosten en het risico van de voorraad uit
handen.
− Transport: groothandelaren bevinden zich dichter bij de klanten en kunnen dus sneller leveren.
− Financiering: financieren klant met krediet en leverancier door op tijd te bestellen en betalen.
− Risico: groothandelaren nemen het risico op diefstal, schade, bederf en veroudering voor zich.
− Marktinformatie: leveren informatie over concurrenten, nieuwe producten, prijsontwikkelingen
− Managementdiensten en advies: bieden hulp bij training van verkopers, winkellay-out en het
opzetten van boekhoud- en voorraadsysteem.
Soorten
Onafhankelijke groothandelaren
Groothandelaren met volledige service: bieden volledige dienstverlening.
Groothandelaren met beperkte service: bieden minder diensten aan leveranciers en klanten.
Verkoopfilialen en verkoopkantoren
De filialen en kantoren bij het bedrijf zelf.
Marketingbeslissingen
De toenemende concurrentiedruk, veeleisende klanten, nieuwe technologieën en meer directe
inkoopprogramma’s van grote industriële, institutionele en detailhandelorganisaties zorgen dat
groothandelaren hun marketingstrategieën onder de loep moeten nemen.
11
3
Groothandelstrategie
Groothandelaren moeten hun doelmarkten bepalen en zich op effectieve wijze differentiëren en
positioneren: ze kunnen niet iedereen bedienen.
Markt segmenteren op basis van klantgrootte, klanttype, behoefte of andere factoren.
Marketingmix
Productenassortiment: Vaak staan ze onder hevige druk om volledige productlijnen en voldoende
voorraad te hebben. Ze zullen zich dus concentreren op de meest winstgevende productlijnen en
diensten die het mest bijdragen aan het bouwen van sterke klantrelaties.
Distributie (plaats):
Vroeger: locatie met lage huur, zonder veel investeringen in gebouwen, inrichting en systemen. Nu:
investeren in geautomatiseerde opslag en IT-systemen.
Trends
− Toenemende behoefte aan efficiëntie.
− Onderscheid tussen detaillisten en groothandelaren vervaagt soms.
− Diensten worden uitgebreid: voorprijzen of voorcoderen van producten, coöperatieve reclame,
marketing- en managementrapportages, extranet, elektronische gegevensuitwisseling…
− Drop shipping: De handelaar ontvangt een bestelling van de eindklant en plaatst deze door naar
de producent. De producent levert het product direct aan de eindklant. De factuur gaat van de
producten naar de (tussen)handelaar naar de eindklant. → Kostenbesparing op gebied van
inventaris, personeel en logistiek.
− Groothandelaren naar wereldmarkt als gevolg van de langzame groei op de thuismarkt en de
trend van mondialisering.
11
4
11
5
Hoofdstuk 14: Geïntegreerde marketingcommunicatie
Promotie → (marketing)communicatie.
Op welke manieren gaan marketeers communiceren, wat zijn hun doelstellingen? Wat is een goed
idee en wat is een minder goed idee?
1. Geïntegreerde marketingcommunicatie
Massamarketing: het verkopen van sterk gestandaardiseerde producten aan grote aantallen klanten.
→ Vooral grote bedrijven investeren in televisie, radio, tijdschriften…
Geïntegreerde marketingcommunicatie
Alle communicatiekanalen integreren en coördineren zodat er een heldere, consistente en
overtuigende boodschap over het bedrijf en merken wordt overgebracht naar de doelgroep via
verschillende kanalen.
→ 4 p’s moeten afgestemd worden in functie van de gewenste positionering.
Vb zinloos om met reclame een luxe imago neer te zetten voor een goedkoop product.
Onderscheid
− Persoonlijke communicatie: Interactief, verkoper kan helpen, overtuigen, maar duurder.
116
− Niet persoonlijke communicatie: Bereikt grote
groep. −
Deze
kunnen
betaald,
eigen of
verdiend
zijn
2. Effectieve marketingcommunicatie
Het marketingcommunicatiesysteem
Customer journey
Alle interacties die de klant kan hebben met het product en het bedrijf. Veel complexer tov vroeger.
Binnen de customer journey kijken wanneer de klant in aanraking komt met het merk. Voorbeeld
klantenservice, retour, ontvangst pakket…
117
Touchpoint
Alle ervaringen die de klant opdoet tijdens de customer journey. Dit is het verkrijgen van informatie,
ondergaan van reclame-uitingen, discussies op Facebook, ervaringen tijdens en na gebruik.
118
Stappen bij het ontwikkelen van effectieve communicatie
1. Doelgroep bepalen + kenmerken
2. Communicatiedoelstellingen bepalen
3. Boodschap creëren: inhoud en structuur
4. Media selecteren
5. Bronnen: bv bekend persoon
6. Feedback verzamelen
1. Doelgroep bepalen
Potentiële gebruikers, huidige gebruikers, degene die de koopbeslissing neemt, degene die de
koopbeslissing beïnvloed… De doelgroep kan individuen, groepen, belangengroepen of het algemeen
publiek omvatten.
→ Invloed op wat wordt gezegd, hoe, waar, wanneer en door wie.
2. Communicatiedoelstellingen bepalen →
Reactie die je teweeg wil brengen.
→ Doelstellingen worden SMART uitgedrukt.
De communicatiedoelstellingen sluiten veelal aan bij de fasen van koopbereidheid. Deze fasen
worden de hiërarchie van responsfasen van de consument genoemd.
119
Voorkeur: verkiezen ze het boven de concurrent?
Overtuiging: consumenten overtuigen dat dit product voor hen is. Intentie om te kopen. Aankoop:
uiteindelijke doelstelling. Consumenten verleiden om het te kopen.
Inhoud
Rationele boodschap
Appelleert aan het eigenbelang van het publiek, geeft de gewenste voordelen zoals kwaliteit, waarde,
resultaten. Waarom is dit merk beter? Informatief
Emotionele boodschap
Proberen om positieve of negatieve emoties op te wekken die een motivatie tot aankoop vormen.
Basisemoties: blijdschap, verrastheid, boosheid, afkeer, verdriet en angst
Morele boodschap
Appelleert aan het besef van goed en kwaad. Wordt vaak ingezet voor goede doelen of door de
overheid. Voorbeeld, BOB campagne.
Structuur
3 beslissingen nemen:
− Trek je expliciet een conclusie of laat je dit aan het publiek over?
− Geef je het sterkste argument het eerst of het laatst?
− Presenteer je een eenzijdig argument of laat je ook de andere kant (tekortkomingen) zien?
Vorm
Afhankelijk van het soort medium dat gebruikt wordt.
4. Media selecteren
Communicatiekanalen kunnen ingedeeld worden in persoonlijke en niet-persoonlijke kanalen. Door
de snelle ontwikkeling van internet veranderen de communicatiemiddelen voortdurend en vervagen
de grenzen.
Vb: e-mail kan onpersoonlijk zijn maar obv een selectie persoonlijker gemaakt worden.
Niet persoonlijk
Middelen waarmee zonder persoonlijk contact feedback berichten worden doorgegeven.
Via tv, radio, websites, sociale media, bioscoopreclame, evenementen…
Persoonlijk
Kanalen waar twee of meer mensen direct met elkaar communiceren. Dit kan fysiek of online,
individu tegenover publiek, telefoon, post… Communicator heeft een directe invloed.
120
Mond – tot – mondreclame
Persoonlijke reclame over het product voor potentiële klanten door buren, familie, vrienden,
bekenden, zakenrelaties…
6. Feedback verzamelen
Effect van de boodschap op de doelgroep onderzoeken.
Merk A: 80% kent het merk, 60% heeft het geprobeerd en slechts 20% was tevreden.
→ Consument kan teleurgesteld worden door overpromising. Product moet verbeterd worden,
belofte moet ingelost worden.
Merk B: 20% kent het merk, 30% heeft het geprobeerd en 60% is tevreden. →
Focussen op merkbekendheid verhogen.
3. Communicatiemiddelen
Vroeger: duidelijke indeling (televisie, dagbladen, tijdschriften, radio, billboards, bioscoopreclame)
Nu: indeling achterhaald door technologie, grenzen vervagen.
Het POEM-model
Paid media
Betaalde kanalen waar een bedrijf gebruik van maakt door ervoor te betalen. Proberen mensen te
bereiken die potentieel in de doelgroep zit, maar nog niet noodzakelijk klant is.
Owned media
Eigendomskanalen die een bedrijf zelf gecreëerd en in eigendom heeft en gebruikt om promotie te
maken, flyers… Hiermee worden vooral klanten bereik.
Earned media
Verdiende kanalen ontstaan wanneer gebruikers enthousiast zijn over de producten en men “gratis
promotie” maakt via zelf gecreëerde kanalen.
121
Vb vrienden, kennissen, influencers, opiniemakers…
De promotiemix
Promotiemix = marketingcommunicatiemix is een specifiek mengsel van reclame, sales promotion, pr
en persoonlijke verkoop dat het bedrijf gebruikt om overtuigend de waarde voor de klant te
communiceren en klantrelaties op te bouwen.
Reclame
Betaalde vorm van niet-persoonlijke presentatie en promotie van ideeën/producten van een
vernoemde opdrachtgever. Altijd betaald door een bedrijf. Vb Kranten, televisie, internet, radio…
Voordelen Nadelen
Lage exposurekost Onpersoonlijk
Geografisch verspreide doelgroep Minder overtuigend, minder opvallend
Herhaling van de boodschap Eenrichtingscommunicatie
Indicatie succes aanbieder en product Budget
Expressief
Lange termijn image / korte termijn verkoop
Sales promotion
Korte termijn prikkels om de verkoop van producten te stimuleren. Vb, promotie,
getrouwheidsprogramma’s zoals zegels of punten.
Voordelen Nadelen
Aandacht trekken – prikkel tot kopen Korte termijn effect, geen lange termijn
voorkeur.
Public relations
Goede betrekkingen opbouwen met diverse publieksgroepen door te zorgen voor gunstige publiciteit,
goed imago en ongunstige geruchten aan te pakken.
122
Dit wordt niet zelf betaald en heb je niet zelf in de hand. Kan bereikt worden door op events
journalisten uit te nodigen. Met verschillende stakeholders goede banden onderhouden. Kan
belangrijk zijn in tijden van crisis.
Vb Tommorowland: mensen die in de omgeving wonen gratis/goedkopere tickets aanbieden.
Voordelen Nadelen
Geloofwaardig Zelf geen volledige controle over de boodschap
Groot bereik van klanten die reclame mijden
Expressief
Goedkoop
Persoonlijke verkoop
Persoonlijke presentatie van je verkoopapparaat om te verkopen en klantrelaties op te bouwen.
Voordelen Nadelen
Opbouwen voorkeuren, overtuigingen Aanzetten Duurste promotie-instrument door
tot actie personeelskosten en langdurige inspanning
Ontstaan van relaties Niet flexibel
Persoonlijke interactie, observatie mogelijk
Directe marketing
Direct contact met geselecteerde individuele klanten om een directe respons te krijgen en duurzame
relaties op te bouwen. Bedrijven kunnen rechtstreeks met eindconsumenten praten. Vb e-mail.
Voordelen Nadelen
Doelgroepgericht voor 1-op-1 relatie Spamming
Distributie Niet openbaar
Direct op maat Gericht aan 1 persoon
Interactief
Social media
Online interactie en conversatie tussen gebruikers onderling en de organisatie.
Sponsering
(financiële) ondersteuning voor evenementen of activiteiten met als doel bekendheid of associatie te
verwerven. Vb wielrenners
Voordelen Nadelen
Merk associëren met iets wat de doelgroep als Vb Wielrenners die betrapt worden op
doping positief ervaart. Affiniteit met het evenement geeft een negatief beeld over het product.
wordt overgedragen naar het merk.
Promotiemixstrategieën
Twee elementaire promotiemixstrategieën:
Pushstrategie: het product wordt via de distributiekanalen naar de eindklanten geduwd. Marketing
richt zich vooral op partners in het kanaal. De producten worden door het proces geduwd. Als
123
detaillisten het product hebben zullen zij wel moeite doen om het te verkopen en verdere
communicatie op zich nemen.
Pullstrategie: De marketing is vooral gericht op de eindconsument om die tot kopen te bewegen. Als
de strategie effectief is, vragen de klanten om het product bij de kanaalleden, die er om vragen bij de
producenten.
Levensfase
− Introductiefase o Reclame en pr om bekendheid te
verkrijgen o Sales promotions stimuleren het
uitproberen o Persoonlijke verkoop bij
tussenhandel
− Groeifase o Reclame en pr o
Minder sales promotion
124
− Volwassenheidsfase o
Sales promotion o
Minder reclame
− Neergansfase o Reclame op
herinneringsniveau.
o Sales promotion om handel en verkoop te blijven stimuleren.
Sluitpostmethode
Wat kan het bedrijf missen? Het promotiebudget wordt vastgelegd op een niveau dat het bedrijf zich
kan veroorloven. Vaak bij kleine ondernemingen.
Voordelen:
− Management moet nadenken over de samenhang tussen promotie, uitgaven, prijs en
winst. − Stabiliteit tussen concurrenten.
Nadelen:
− Promotiebudget is gebaseerd op de beschikbaarheid van middelen en niet op kansen. Misschien
is een groter budget nodig om de omzet te doen stijgen.
− Lange termijn planning is
moeilijk. − Percentage is
willekeurig.
2 argumenten:
− Promotieoorlogen worden voorkomen
− Inzichten van de totale bedrijfstak worden
gecombineerd → Maar: waarom zou een concurrent het beter
weten?
Taakstellende methode
Beste maar moeilijkste methode
Afhankelijk van de te bereiken doelen wordt een promotiebudget opgesteld.
1. Doel formuleren
2. Bepalen welke taken uitgevoerd moeten worden
3. Kosten ramen
→ Som van kosten = promotiebudget.
125
5. Directe marketing
Rechtstreekse communicatie met een zorgvuldig uitgekozen doelgroep van individuele klanten, die
dient om een directe respons te krijgen en een blijvende relatie met de klant op te bouwen.
→ Belangrijke en snelst groeiende vorm.
→ Voorbeelden: direct mail, telemarketing, direct response televisie
Het is belangrijk om een goede klanten- en marketingdatabase te hebben. Je kan zien wat en
wanneer de klanten kopen (bv enkel in de solden), via emailcampagnes opvolgen naar wat klanten
kijken. Zo krijg je een goed beeld en kan je gericht communiceren.
126
Oneerlijkheid, bedrog en fraude
− Bedrijven kunnen misbruik maken van impulsieve of minder ontwikkelde kopers.
− Oplichterij zoals nep-investeringsprogramma’s, valse collectes voor liefdadige doeleinden.
− Phishing: soort identiteitsdiefstal
− Toegang van kwetsbare of ongeoorloofde groepen: vb minderjarigen
Inbreuk op privacy
Databases kunnen een inbreuk op de privacy vormen. Deze informatie kan makkelijk toegankelijk zijn
of uitgewisseld worden met andere bedrijven.
Milieubezwaren
Voornamelijk door papierverbruik.
Meer regelgeving
Zowel door bedrijven/branche zelf als door de overheid. → wet en zelfopgelegde codes
Organisaties als Belgian Direct Marketing Association (BDMA) en Data Driven Marketing Association
(DDMA) stellen regels op aangaande de consumentenprivacy.
127
Hoofstuk 15: Betaalde media (paid)
1. Reclame
Traditionele reclame
Reclame is elke betaalde vorm van niet-persoonljike presentatie en promotie van ideeën, goederen
of diensten door de massamedia, bv kranten, tijdschriften, tv of radio door een met naam genoemde
afzender.
→ Zowel gebruikt door bedrijven als non-profitinstellingen, vrije beroepsgroepen, overheid
→ Manier om mensen te informeren en overtuigen.
Online reclame
Online reclame of webvertising Doel:
informeren en overtuigen
Voordeel tov traditionele reclame: directe mogelijkheid om te klikken op de advertensie en
doorgeleid te worden naar de website.
Belangrijkste vormen:
− Banners (schermreclame) o Banner: bovenaan de
pagina o (small) skyscraper: zijkant van de
pagina
o Mpu: vierkant blok
o Leaderboard: groot formaat over de volle breedte van de site o Expandable:
reclame die uitklapt
o Interstitials: advertenties die verschijnen bij schermwisselingen op een site o Pop-
ups
o Rich media-schermreclame: met animatie, video, geluid en interactiviteit. Trekt
beter de aandacht.
− Zoekgerelateerde reclame (search
engine) − Online rubrieksadvertenties
Cookies
Doel: terugkerende bezoekers herkennen en aanbod aan hen aanpassen.
Door een cookie kan de server de browser herkennen en bijhouden wat de gebruiker (degene die
dezelfde computer gebruikt) in het verleden heeft gedaan. Vb login, instellingen, surfinformatie
1. Reclamedoelstellingen formuleren
2. Reclamebudget vaststellen
3. Reclamestrategie formuleren (boodschap en media)
4. Reclamecampagne evalueren
128
Doelstellingen formuleren
Doelstellingen zijn gebaseerd op eerder genomen beslissingen over doelgroep, positionering en
marketingmix. De reclamedoelstelling is een specifieke communicatietaak die wordt uitgevoerd over
een specifieke doelgroep en periode. → zo specifiek mogelijk
Informatieve reclame
Dit wordt intensief toegepast wanneer een nieuwe productcategorie wordt geïntroduceerd. Doel:
primaire vraag creëren.
Overredende reclame
Dit wordt toegepast wanneer het belang van de concurrentie toeneemt. Doel:
selectieve vraag opbouwen naar een specifiek merk.
Vergelijkende reclame
Een merk wordt direct of indirect met andere merken vergeleken. Strenge regels voor.
Herinneringsreclame (themareclame)
Dit wordt gebruikt voor volwassen producten, wanneer de consument aan de producten herinnerd
moet worden of om klantrelaties te onderhouden of versterken.
129
sluitpostmethode, budgettering naar % van de omzet, concurrentiemethode, taakstellende methode
Rekening houden met specifieke factoren:
− Stadium in de levensfase
− Marktaandeel
→ Groot marktaandeel = minder reclame en omgekeerd
− Concurrentie en wildgroei
→ Als er veel concurrentie is, zal er meer moeten besteed worden aan reclame.
− Reclamefrequentie
→ Is er veel herhaling nodig om de boodschap over te brengen?
− Productdifferentiatie
→ Merken die sterk op elkaar lijken zullen intensievere reclame nodig hebben om het
onderscheid duidelijk te maken.
Een groot budget is geen garantie voor succes. Het is belangrijk om de effecten te meten om zo tot
een steeds betere inzet en verdeling van middelen en media te komen.
De reclamestrategie ontwikkelen
De strategie bestaat uit 2 belangrijke elementen: de boodschap en de reclamemedia.
Reclameboodschap
Reclame is geslaagd wanneer de aandacht wordt getrokken en de boodschap goed overkomt.
− Advertainment
→ Advertenties zo onderhoudend of nuttig laten klinken zodat mensen ze willen bekijken.
− Branded entertainment
→ Merkuitingen met content vermengen en op deze wijze een merk in een informerende of
amuserende context plaatsen.
→ Vb kookprogramma’s waarin enkel producten van Lidl worden gebruikt.
− Brand messaging-platforms
→ Adverteerders creëren nieuwe contentvormen die minder op advertenties en meer op
korte films of shows lijken.
Proportie (wat?)
Welke algemene gedachte moet op de consument worden overgebracht?
130
Conceptontwikkeling en uitvoering (hoe?)
Idee moet omgezet worden in een concrete advertentie. Creatieve krachten moeten de beste stijl,
toon, woorden en vormgeving vinden. Deze 4 elementen moeten hetzelfde verhaal vertellen.
Uitvoeringsstijlen:
Toon:
Positieve toon die blijdschap en plezier oproept heeft meer effect dan een negatieve toon. Vaak
wordt gebruik gemaakt van humor.
Woorden:
Deze moeten de aandacht trekken en makkelijk te onthouden zijn.
Vormgeving:
De frequentie is het aantal malen dat de gemiddelde persoon in de doelgroep met de boodschap
wordt geconfronteerd.
Het mediaeffect is de kwalitatieve waarde van een exposure in een bepaald medium.
→ de adverteerder wil niet alleen de consument bereiken, maar ook boeien en betrekken.
Type medium
Hoe kiezen adverteerders het juiste kanaal uit de beschikbare media?
− Mediagedrag van de doelgroep
− Aard van het product
→ Kleurentijdschrift voor mode, kookadvertenties moeten bewegende beelden zijn
− Aard van de boodschap
→ Technische gegevens past beter in een tijdschrift
− Kosten
→ Televisie is duur, kranten zijn goedkoper.
→ Zowel kijken naar totale kosten als kosten per duizend blootstellingen/exposures
131
Mediamix moet regelmatig opnieuw bekeken worden.
→ Kosten voor massamedia stijgen, publiek is meer gefragmenteerd en nieuwe digitale media met
nieuwe mogelijkheden dienen zich aan.
→ Vb: viral marketing (Youtube), narrowcasting tov broadcasting
Specifieke drager
Het specifieke medium binnen het algemene medium.
Tijdschema
Tijdschema opstellen waarin de reclame verdeeld wordt over het jaar:
− Continu tijdschema o Boodschappen worden over een bepaalde
periode gelijk verdeeld.
− Pulserend tijdschema o Intensieve en minder intensieve reclame wisselt elkaar af. o
Goedkoper dan continu. o Creëert bekendheid, maar gaat ten koste van de
dieptewerking zoals bij continu.
Seizoensreclame: reclame in specifieke perioden van het jaar, vb parfum bij moederdag, valentijn.
132
Communicatie-effecten
Communiceren de reclame en de media de boodschap goed?
Omzet- en winsteffecten
Rentabiliteit op de reclame-investering: het nettorendement op de reclame-investering gedeeld door
de kosten van de reclame-investering.
Het bepalen van de resultaten zijn een onderdeel van het bepalen van de return on marketing
investment (ROMI).
Reclame organiseren
De meeste bedrijven schakelen een extern reclamebureau in.
Voordelen Nadelen
− Extern perspectief − Hogere kosten
− Jaren ervaring met verschillende klanten en in − Minder controle
verschillende situaties − Verminderde flexibiliteit
− Conflicten
Internationale reclame
Standaardisatie of aanpassing?
Voordelen Nadelen
− Lagere reclamekosten. − Er wordt geen rekening gehouden met de
− Grotere coördinatie van mondiale verschillende cultuur, demografie,
reclameactiviteiten. economische situatie, taal…
− Consistentie van het mondiale bedrijfs- of
productimage.
Think globally, act locally
De meeste internationale adverteerders maken mondiale strategieën en passen de programma’s
vervolgens aan aan de lokale gebruiken, behoeften en verwachtingen. Vb aanpassing van taal.
3. Sales promotion
Sales promotion of promotionele acties zijn stimulansen op de korte termijn die de koop of verkoop
van producten dienen te bevorderen.
→ Geeft redenen om nu te kopen.
↔ Reclame: geeft redenen om te kopen.
Wordt ingezet als middel voor het opbouwen van merkwaarde en klantbinding in plaats van enkel
korte termijn realisatie van omzetverhoging.
133
Gericht op verschillende soorten afnemers
Consumentenpromoties
Bedoelt om de klant tot kopen aan te zetten: monsters, kortingsbonnen, kortingen, prijsverlagingen,
geschenkenacties, beloning van vaste klanten, displays, loterijen en wedstrijden.
Instrumenten
1. Monsters o Kleine hoeveelheid van een product om het uit te proberen. o Effectief voor
productintro maar duurste manier. o bv. gratis Redbull op esplanade
2. Kortingsbonnen o Waardebon of coupon waarmee de klant korting krijgt bij de aankoop van
een product.
o Stimuleert aankoop van een volwassen merk of uitproberen van een nieuw merk o
bv. -1€ korting op 4-pack Redbull
3. Geldterugcoupons (refunds) o Lijkt op kortingsbon, maar de korting wordt pas na aankoop
aangeboden. De klant kan een aankoopbewijs naar de fabrikant sturen waarmee er (een deel)
terugbetaalt wordt. o bv. 100% terugbetaalactie Grany Brut koeken
4. Voordeelpakketten o Geeft de consument een korting tov de normale prijs
→ Afzonderlijke producten tegen gereduceerde prijs (2 voor de prijs van 1).
→ Verwante producten worden gecombineerd (tandpasta en tandenborstel)
o Nog effectiever voor korte termijn afzet dan kortingsbonnen.
5. Premiums o producten die als stimulans of tegen kostprijs worden aangeboden. Dit kan een
geschenk of de verpakking zelf zijn.
o Vb speeltje in Cornflakes, agenda bij Flair, mutsen van Unox, iPad tegen bijbetaling
van €49 bij inschrijving voor een opleiding.
6. Speciale reclameartikelen: incentives of relatiegeschenken o Geschenk draagt naam van
adverteerder → naambekendheid o bv. Balpen, kalender, koffiemokken…
7. Beloning van vaste klanten o Beloning in contanten of anderszins van klanten die regelmatig
producten kopen. o bv. 5% van huidige aankoop als kortingsbon voor volgende aankoop,
frequent flyer miles
8. Promotie op verkooppunt o = point of purchase (POP) of point of sales (POS) o Displays en
demonstraties op het verkooppunt o bv. proevertjesstand Côte d’Or in Carrefour
9. Wedstrijden, loterijen, spelletjes o Consumenten krijgen de kans om iets te winnen in een
kansspel of door een opdracht uit te voeren. Dit kunnen reizen, producten of geld zijn.
→ Wedstrijd: iets insturen
→ Loterij: naam insturen voor trekking
→ Spelletje: bij elke aankoop krijgt de consument iets waarmee hij kan winnen
o bv. Lay’s maak je smaak
Handelspromoties
Handelspromoties of trade promoties zijn bedoeld om de steun van wederverkopers te verwerven en
hun verkoopinspanningen te verbeteren: speciale kortingen, gratis producten, loyaliteitsbonussen,
training.
Instrumenten
1. Wedstrijden: bv. Maak je Smaak Lay’s
134
2. Premiums: bv. koeltassen bij Coca-cola geven als detaillist voldoende stock indoet
3. Displays: bv. Côte d’Or stand in winkel gratis geleverd en ev. bemand
4. Korting o Producent kan een korting geven op elk product dat binnen een bepaalde tijd verkocht
wordt. Dit stimuleert de detaillist om grotere hoeveelheden af te nemen.
o Kwantumkorting: wanneer de korting vanaf een zekere afname wordt gegeven en
oploopt naarmate de detaillist meer afneemt.
o bv. Autosalonkorting – nu stock wagens inslaan
5. Prestatiebonus o Promotiegeld dat een producent aan een detaillist betaalt, zodat deze speciale
aandacht besteed aan het product. o Reclamebonus
→ bv. Carrefour adverteert in folder voor Coca-cola en krijgt betere
inkoopprijzen in ruil o Displaybonus
→ bv. vergoeding om speciale display rond Côte d’Or repen in het rek te
mogen
→ bevestigen o Gratis goederen
→ Wanneer de tussenhandelaar een bepaalde hoeveelheid koopt of
producten → promoten.
→ bv. Pieces shopperbag / nagellak bij aankoop van 25 euro o
Relatiegeschenken
→ Geschenken zoals pennen, kalenders, memoblokken met de naam van het
bedrijf
Zakelijke promoties
Lijkt op consumentenpromoties, maar gericht op B2B.
Bedoelt om ingangen bij bedrijven te verkrijgen, aankopen te bevorderen, zakelijke klanten te
belonen en de verkooporganisatie te motiveren.
Instrumenten
1. Congressen en vakbeurzen o Nieuwe producten introduceren, nieuwe klanten
ontmoeten, meer verkopen aan bestaande klanten, persoonlijk spreken en toelichten
productgebruik…
2. Verkoopwedstrijden o Wedstrijd voor vertegenwoordigers of dealers om hen te
motiveren de afzet te verhogen. Moet individuele prestaties stimuleren en belonen.
o Gelinkt aan meetbare verkoopdoelstellingen.
o bv. quota BNP Paribas Fortis belegging van de maand; snoepreisje voor top 10
Renaultdealers na afsluiten Autosalon…
Vertegenwoordigerspromoties
Bedoelt om de verkooporganisatie te motiveren en de verkoopinspanningen effectiever te maken:
bonussen, commissies, geschenken, wedstrijden.
Handelspromoties
135
− Detaillisten motiveren nieuwe artikelen en een grotere voorraad te voeren.
− Detaillisten aanzetten reclame te maken voor het product.
− Detaillisten aanzetten om een product meer schapruimte te geven of meer te bestellen.
Algemeen
− Doelstellingen realistisch en meetbaar formuleren → SMART
− Klantbinding bevorderen o Positie van het product versterken en een langetermijnrelatie
van de klant opbouwen. o Merkwaarde en klantbinding opbouwen.
Nadelen
Sales promotion treft vaak mensen die niet merktrouw zijn en enkel kopen wat in de aanbieding is.
Vb in België: detaillisten mogen geen korting geven van meer dan 33%. Hierdoor is bij aankoop een
tweede gratis niet mogelijk.
Vb in België, Spanje, Frankrijk…: klanten mogen niet gelokt worden met aanbiedingen onder de
kostprijs.
4. Zoekmachinemarketing
Zoekmachinemarketing is het geheel van activiteiten om informatie, producten of diensten via
zoekmachines onder de aandacht te brengen van de doelgroep. 2 aspecten:
Zoekmachineoptimalisatie (SEO)
Alle activiteiten die bedoeld zijn om een webpagina hoog te laten scoren in de organische of
natuurlijke zoekresultaten van een zoekmachine, op voor de website relevante trefwoorden of
zoekwoorden.
136
Men moet zorgen dat belangrijke zoekwoorden vaak terugkomen in belangrijke delen van de site.
Zoekmachine-adverteren (SEA)
Een advertentieprogramma waarmee bedrijven een voorkeurspositie kunnen kopen en realiseren bij
de gesponsorde resultaten op een zoekmachineresultatenpagina.
De affiliates worden meestal ondersteund door een derde organisatie, het affiliate netwerk, dat zorgt
dat de juiste aanbieding wordt geplaatst en de juiste afrekening plaatsvindt.
Voorbeeld: vliegtickets.nl
Deze website is een portal tot alle vliegmaatschappijen en alle vluchten en reizen. De
vliegtuigmaatschappijen hebben hun databases opengesteld, zodat vliegtickets (de affiliate) de
aanbiedingen kan tonen.
Zodra een gebruiker op een aanbieding klikt en een vlucht boekt, ontvangt Vliegtickets van de
vliegtuigmaatschappij een vast bedrag of percentage per boeking.
Sponsoring
Vooral ingezet als pr-middel of imagoverbetering.
Directe mail
Aankondiging, aanbod, herinnering sturen naar persoon op een bepaald adres. Zowel e-mails, als
fysieke direct mails per post in de vorm van brieven, advertenties, brochures, monsters…
137
Direct-response tv (drtv)
De marketing van producten via televisiereclameboodschappen en tv programma’s waar klanten
rechtstreeks op kunnen reageren, meestal door een gratis telefoonnummer te bellen voor meer
informatie of om de geadverteerde producten te bestellen.
Resultaten zijn makkelijk meetbaar en mediakosten zijn goedkoper doordat wordt uitgezonden op
goedkopere zendtijden.
Direct-response reclame
Aanbieders zenden televisiespots van 60 tot 120 seconden uit, die een product beschrijven en de
kijkers een gratis telefoonnummer geven om het product te bestellen.
Infomercials
Langere programma’s van 15 of 30 minuten waarin 1 product door een panel van deskundigen wordt
besproken.
Thuiswinkelkanalen
Televisieprogramma’s of hele kanalen die gewijd zijn aan de verkoop van producten. Doel:
meer bestellingen binnenhalen en langdurige klantrelaties opbouwen.
Narrowcasting
Audiovisuele schermen op locaties waar mensen wachten of lang op 1 bepaalde plaats aanwezig zijn.
Vb winkels, cafés, treinen, horeca, wachtruimtes in het ziekenhuis…
Mobiele marketing
Marketing via de mobiele telefoon.
Volgens marketeers het direct-marketing-medium van de toekomst omdat mensen berichten op hun
telefoon beter lezen dan bijvoorbeeld post of e-mail. Toestemming is belangrijk!
Nieuwste ontwikkelingen:
− ‘Afstandsbediening voor het leven’ door vele apps.
− QR-code (quick response) → snel toegang tot een bepaalde website.
− Telefoon als (betaal)pas gebruiken
− Location based services (relevante informatie voor onderweg).
138
Hoofdstuk 16: Eigen en verdiende media
1. Vormen van eigen media
Offline: brochure, jaarverslag, huismagazine, prikbord in de kantine…
Online: website, brandpages op social media, eigen digitale videokanalen, apps…
Websites
Bedrijfswebsite of corporate website
Opgezet voor interactieve communicatie en informatie. Dient niet zo zeer om te verkopen, maar om
klantrelaties op te bouwen, goodwill te krijgen en algemeen enthousiasme te genereren.
Marketingwebsite
Gericht op het actief helpen van de klant bij een aankoop. Initiatief gaat uit van de aanbieder.
E-mailmarketing
Aan de hand van kennis uit de database kan het bedrijf speciale aanbiedingen, herinneringen of
aankondigingen sturen aan specifieke groepen. Door call-to-action-buttons en links kan er directe
reactie uitgelokt worden.
→ Zeer populair en eenvoudig in te zetten. Zowel B2B als B2C.
Het bedrijf kan (potentiële) klanten stimuleren om via e-mail vragen, suggesties en klachten naar het
bedrijf te sturen. Inbound mail: snel reageren op vragen, suggesties op klachten.
Junkmail of spam:
Wanneer er ongevraagde, ongewilde, commerciële e-mailboodschappen gestuurd worden.
Oplossing: permissiemarketing
− Opt-in: klant moet toestemming geven.
− Opt-out: klant moet zich eenvoudig kunnen afmelden.
Virale marketing
Plaatsen van digitale content (meestal video) op merkwebsites of social-mediasites zoals YouTube,
Facebook… Varieert van instructievideo’s en PR-stukken tot merkpromotie of merkgerelateerd
amusement.
Als klanten de video’s/content doorsturen, werkt het als ‘digitale mond-tot-mondreclame’. Kan zo
dienen om het bereik of de impact van advertenties uit te breiden. Vb McDonalds achter de
schermen, Evian Amazing Baby & Me
139
Blogs en andere online forums
Online forums: ideaal om specifieke groepen met speciale interesses gericht aan te spreken.
Blogs
Online tijdschriften waarop mensen en bedrijven hun gedachten en andere content posten die
gewoonlijk verband houden met nauw gedefinieerde onderwerpen. Veel ingezet door merken om
contentmarketing in te zetten via eigen merkblogs en via blogs van derden. Door veelheid van
bloggers is er wereldwijd inmiddels enorm bereik.
→ Ook als bedrijven zelf niet bloggen, moeten ze deze wel volgen, ernaar ‘luisteren’ en reageren.
Voordelen webcatalogus:
− Minder product-, druk- en verzendkosten.
− Onbeperkt veel ruimte.
− Realtime merchandising: producten en functies toevoegen en verwijderen, prijzen aanpassen.
Nadelen:
− Moeilijk om nieuwe klanten aan te trekken.
− Minder indringend dan gedrukte catalogus.
Telemarketing
Telefonische verkoop, direct aan de consument of aan zakelijke klanten.
Outbound: proactief verkopen aan de consument.
Inbound: inkomende oproepen waar de klant bestellingen kan doen via gratis nummer.
2. Sociale media
Burgfunctie binnen eigen media en verdiende media.
Vb coca cola plaatst een video op haar Facebook-brandpage, die klanten kunnen delen.
Naast de grote bekende social-medianetwerken zijn er vele online niche sociale netwerken: kleine
groepen gelijkgestemden. Voor elke interesse, hobby of groep is er wel een social-medianetwerk.
140
→ Marketeers moeten het recht verdienen en gewaardeerd worden om deel te worden van de
online ervaring.
Voordelen social-mediamarketing
Gericht en persoonlijk
Sociale media staat marketeers toe om merkcontent te creëren en aangepaste content met
individuele klanten en klantencommunity’s te delen.
Interactief
Mogelijkheid om deel te nemen aan klantconversaties en te luisteren naar klantfeedback.
Onmiddellijk en actueel
Marketeers kunnen klanten altijd en overal met actuele en relevante marketingcontent over
evenementen en activiteiten bereieken.
Kosteneffectief
Veel sociale media zijn gratis of goedkoop in gebruik. De content creëren kan kostbaar zijn, maar de
investeringen in sociale media zijn laag ivm traditionele media.
Geïntegreerde social-mediamarketing
De meeste grote bedrijven zijn bezig met het ontwerpen van omvangrijke social-media-
inspanningen die met andere elementen van de marketingstrategie en -tactiek van een merk te
combineren zijn of te ondersteunen. Essentieel om inzicht te verwerven in het social-mediagedrag.
Millennials
− Exuberanten: actieve gebruikers die continu hun ervaringen de wereld in sturen.
− Collectors: gebruikers die passief genieten van ervaringen van anderen. Minder kans dat zij een
merkbericht verspreiden.
Engagement Pyramid
Kijken – watching
Gebruikers nemen alleen content op voor eigen gebruik. Ze verzamelen informatie om beslissingen
te nemen, voor entertainment of om te leren van anderen.
Delen – sharing
Gebruikers doen actief mee aan kennisdeling door updates te plaatsen: delen om anderen te helpen
en zichzelf te profileren.
Reageren – commenting
Gebruikers reageren op andermans berichten, geven oordelen/reviews. Vaak eenmalig om de
afzender te ondersteunen.
Produceren – producing
Gebruikers produceren, creëren, publiceren en distribueren van zelfgemaakte content (websites,
blogs, vlogs, foto’s of video’s). Ze willen gehoord of herkend worden.
Modereren – curating
141
Gebruikers houden zich bezig met het ‘in de greep houden’ van community’s en social-
mediaelementen. (Gezamenlijk) ontwikkelen van initiatieven, deel uitmaken van succesvol concept,
zoektocht naar (h)erkenning.
Werkzaamheden pr-afdeling:
− Persrelaties
− Publiciteit voor een product
− Public affairs: opbouwen en in stand houden van lokale, nationale en internationale
relaties. − Lobbying: contacten leggen met wetgevers en overheidsambtenaren.
− Betrekkingen met beleggers onderhouden: relaties met aandeelhouders
− Ontwikkeling: pr voor donateurs of leden van non-profitorganisaties om financiële steun of
vrijwilligers te werven.
142
− Speciale evenementen zoals nieuwsconferenties, persrondleidingen, openingen ondersteund
door vuurwerk, lasershows…
− Geschreven materiaal: jaarverslagen, brochures, artikelen, nieuwsbrieven
− Audiovisueel materiaal: films, powerpoints
− Huisstijlmateriaal: logo’s, visitekaartjes, borden, uniformen, bedrijfsauto’s…
− Goodwill verbeteren door te investeren in diensten ten behoeve van de gemeenschap
− Bedrijfswebsite
− Storytelling
143
Kirsten DS
Synergie is belangrijk! Optimaal inzetten van een combinatie van instrumenten binnen de kaders
van geïntegreerde marketingcommunicatie.
Positieve of negatieve communicatie-uitingen van consumenten, via internet zijn beschikbaar voor
een groot aantal mensen. Bedrijven moeten deze opmerkingen monitoren. → webcare: het
beheersen van door anderen geposte items.
Sterke relatie tussen eigen media en verdiende media. Vb als een klant een bericht schrijft op de
Facebook-brandpagina, levert die plaatsing op een eigen medium verdiende aandacht op.
144
Marketing: Hoofdstuk 16
Gedownload door: sarahvdl9 | sarah.vdl9@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.