You are on page 1of 47

6 Analyse van constructies

Hoofdstukdoelen

• De krachten in de staven van een vakwerk bepalen


met de knooppuntmethode en de snedemethode
• De krachten analyseren die werken op de staven van
draagconstructies en werktuigen opgebouwd uit met
pennen verbonden elementen
Hoofdstukindeling

1. Eenvoudige vakwerken
2. Knooppuntmethode
3. Nulkrachtstaven
4. De snedemethode
5. Ruimtevakwerken
6. Draagconstructies en werktuigen
6.1 Eenvoudige vakwerken

Een vakwerk opgebouwd uit slanke elementen


verbonden bij de eindpunten
Vlakke vakwerken
•Vlakke vakwerken worden gebruikt voor het
ondersteunen van daken en bruggen
•De dakbelasting wordt bij de verbindingen overgebracht
naar het dak door een reeks gordingen
6.1 Eenvoudige vakwerken

Vlakke vakwerken
• De analyse van de in de staven van het vakwerk
ontwikkelde krachten is tweedimensionaal
• Evenals bij een dakgebinte ligt ook de belasting op
een brugvakwerk in één vlak
6.1 Eenvoudige vakwerken

Aanname voor ontwerp


1. ‘Alle belastingen worden uitgeoefend bij de verbinding’
– Het gewicht van de staven is te verwaarlozen
2. ‘De staven zijn verbonden met gladde pennen’
– Ga uit van verbindingen mits de middellijnen van de
verbonden staven door hetzelfde punt gaan
6.1 Eenvoudige vakwerken

Driehoekig vakwerk
• De vorm van een vakwerk moet star zijn om instorten
te voorkomen
• De eenvoudigste vorm die star of stabiel is, is een
driehoek
6.2 Knooppuntmethode

• Bij vakwerken moeten we de krachten in alle staven


kennen
• De krachten in de staven zijn interne krachten
• Bij externe krachten op de staven kunnen de
evenwichtsvergelijkingen worden toegepast
• Het krachtenstelsel op elke verbinding werkt in één
vlak en de werklijnen gaan door hetzelfde punt
• Voor evenwicht moet ∑Fx = 0 en ∑Fy = 0
6.2 Knooppuntmethode

Analyseprocedure
• Teken het vrijlichaamsschema met ten minste 1
bekende en 2 onbekende krachten
• Bepaal de externe reactiekrachten bij het steunpunt
van het vakwerk
• Bepaal de juiste zin van de staafkracht
• Geef de richting van de x- en y-assen aan
• Stel ∑Fx = 0 en ∑Fy = 0
• Gebruik de bekende kracht om de onbekende
krachten te vinden
Voorbeeld 6.1

Bepaal de kracht in elke staaf van het vakwerk en geef


aan of op de staven een trekkracht of een drukkracht
werkt.
Oplossing

• 2 onbekende staafkrachten bij knooppunt B


• 1 onbekende reactiekracht bij knooppunt C
• 2 onbekende staafkrachten en 2 onbekende
reactiekrachten in punt A

Voor knooppunt B geldt


   Fx  0
500 N  FBC sin 45  0  FBC  707,1 N (druk)
   Fy  0
FBC cos 45  FBA  0  FBA  500 N ( trek)
Oplossing

Voor knooppunt C geldt


   Fx  0
 FCA  707,1cos 45  0  FCA  500 N (trek)
   Fy  0
C y  707,1sin 45 N  0  C y  500 N

Voor knooppunt A geldt


   Fx  0
500 N  Ax  0  Ax  500 N
   Fy  0
500 N  Ay  0  Ay  500 N
Oplossing

• Het vrijlichaamsschema van elke pen toont het effect


van alle verbonden staven en de op de pen
uitgeoefende externe krachten
• Het vrijlichaamsschema van elke staaf toont uitsluitend
het effect van de eindpennen op de staaf
6.3 Nulkrachtstaven

• De knooppuntmethode kan worden vereenvoudigd


door het gebruik van nulkrachtstaven
• Nulkrachtstaven zijn steunpunten zonder belasting
• In het algemeen geldt dat wanneer drie staven een
vakwerkknooppunt vormen, de derde staaf een
nulkrachtstaaf is, mits er op dit knooppunt geen
externe kracht of reactiekracht wordt uitgeoefend
Voorbeeld 6.4

Bepaal met de knooppuntmethode alle nulkrachtstaven


van het dakvakwerk van het Finktype. Neem aan dat alle
knooppunten penverbindingen zijn.
Oplossing

Voor knooppunt G geldt

   Fy  0  FGC  0
GC is een nulkrachtstaaf.

Voor knooppunt D geldt


 Fx  0  FDF  0
Oplossing

Voor knooppunt F geldt


   Fy  0  FFC cos   0
  90 , FFC  0

Voor knooppunt B geldt


   Fy  0  FFC cos   0
  90 , FFC  0
Oplossing

FHC voldoet aan ∑Fy = 0 en dus is HC geen


nulkrachtstaaf.
6.4 De snedemethode

• Wordt gebruikt voor het bepalen van de belastingen


binnen een lichaam
• Als een lichaam in evenwicht is, is elk gedeelte van
het lichaam in evenwicht
• Om de krachten binnen staven te bepalen wordt een
denkbeeldige snede aangebracht
waarbij elke staaf in tweeën wordt
gedeeld en elke interne kracht als
externe kracht naar voren komt.
6.4 De snedemethode

• Beschouw het vakwerk en de snede a-a als


weergegeven
• De staafkrachten zijn gelijk en tegengesteld aan die
werkend op het andere deel: de derde wet van
Newton
6.4 De snedemethode

Analyseprocedure
Vrijlichaamsschema
• Bepaal de doorsnede van het vakwerk
• Bepaal de externe reactiekrachten op het vakwerk
• Gebruik evenwichtsvergelijkingen voor het oplossen
van de staafkrachten bij het snijvlak
• Teken het vrijlichaamsschema van het doorsneden
vakwerk waarop de minste krachten werken
• Bepaal de zin van een onbekende staafkracht
6.4 De snedemethode

Analyseprocedure
Evenwichtsvergelijkingen
• Som van de momenten rond een punt
• Bepaal de derde onbekende kracht uit de
momentenvergelijking
Voorbeeld 6.5

Bepaal de kracht in de staven GE, GC en BC van het


vakwerk. Geef aan of op de staven een trekkracht of een
drukkracht werkt.
Oplossing

• Kies snede a-a omdat die de drie staven doorsnijdt


• Teken het vrijlichaamsschema van het gehele vakwerk
   Fx  0; 400 N  Ax  0  Ax  400 N
 M A  0;  1200 N(8 m)  400 N(3 m)  Dy (12 m)  0  Dy  900 N
   Fy  0; Ay  1200 N  900 N  0  Ay  300 N
Oplossing

• Teken het vrijlichaamsschema voor het snedegedeelte

 M G  0;  300 N(4 m)  400 N(3 m)  FBC (3 m)  0  FBC  800 N (trek)


 M C  0;  300 N(8 m)  FGE (3 m)  0  FGE  800 N (druk)
3
   Fy  0; 300 N  FGC  0  FGC  500 N (trek)
5
6.5 Ruimtevakwerken

• Bestaat uit aan de uiteinden verbonden staven die


een 3D-constructie vormen
• Het eenvoudigste ruimtevakwerk is een tetraëder
• Extra staven zouden overbodig zijn bij het dragen van
kracht P
6.5 Ruimtevakwerken

Uitgangspunten voor het ontwerp


• Staven van een ruimtevakwerk worden behandeld als
tweekrachtenelementen mits de externe belasting bij
de knooppunten aangrijpt
• Het gewicht van de staaf moet worden beschouwd als
een verticale kracht, waarvan in elk uiteinde van de
staaf een kracht met de helft van de grootte van deze
verticale kracht wordt uitgeoefend.
Knooppuntmethode
• Los bij elk knooppunt op ∑Fx = 0, ∑Fy = 0 en ∑Fz = 0
• De krachtenanalyse bevat ten minste één bekende
kracht en drie onbekende krachten
6.5 Ruimtevakwerken

Snedemethode
• Wanneer een denkbeeldige snede een vakwerk
doorsnijdt moet worden voldaan aan
∑Fx = 0, ∑Fy = 0, ∑Fz = 0
∑Mx = 0, ∑My = 0, ∑Mz = 0

• Door een geschikte selectie kunnen de onbekende


krachten worden bepaald met één
evenwichtsvergelijking
Voorbeeld 6.8

Bepaal de krachten op de staven van het ruimtevakwerk.


Geef aan of op de staven een trekkracht of een
drukkracht werkt.
Oplossing

Voor knooppunt A geldt


P  {4 j} kN, FAB  FAB j, FAC   FAC k
 rAE 
FAE  FAE  
 rAE 
 FAE (0,577i  0,577 j  0,577k )

F  0
P  FAB  FAC  FAE  0
 4 j  FAB j  FAC k  0,577 FAE i  0,577 FAE j  0,577 FAE k  0
Oplossing

Voor knooppunt B geldt


 Fx  0;  RB cos 45  0,707 FBE  0
 Fy  0;  4  RB sin 45  0
 Fz  0; 2  FBD  0,707 FBE  0

RB  FBE  5,66 kN (trek)


FBD  2 kN (druk)
Toon aan dat
FDE  FDC  FCE  0
6.6 Draagconstructies en werktuigen

• Opgebouwd uit met pennen verbonden


meerkrachtenelementen
• Vakwerken zijn stationair
• Pas de evenwichtsvergelijkingen toe op elk element
om de onbekende krachten te bepalen
6.6 Draagconstructies en werktuigen

Vrijlichaamsschema
Bekijk elk deel afzonderlijk door een schets van de vorm te maken.
• Geef alle krachten en koppelmomenten op het onderdeel weer
• Stel alle bekende en onbekende krachten en koppelmomenten
vast
• Geef alle afmetingen aan
• Pas alle evenwichtsvergelijkingen toe
• Doe een veronderstelling over de zin van onbekende krachten of
momenten
• Teken het vrijlichaamsschema
Voorbeeld 6.9

Teken voor het frame het vrijlichaamsschema van (a)


elke staaf, (b) de pen in B, en (c) de twee verbonden
staven.
Oplossing

Deel (a)
• BA en BC zijn geen tweekrachtenelementen
• AB is onderhevig aan de resulterende krachten van de
pennen
Oplossing

Deel (b)
• De pen in B is onderhevig aan twee krachten, de
kracht van de staven BC en AB op de pen
• Bij evenwicht moeten de krachten en hun
respectievelijke componenten gelijk maar tegengesteld
zijn
• Bx en By op de staven AB en BC zijn gelijk en
tegengesteld weergegeven
Oplossing

Deel (c)
• Bx en By zijn niet weergegeven omdat ze gelijke maar
tegengestelde interne krachten vormen
• De onbekende kracht in A en C moet in dezelfde
richting werken
• Het koppelmoment M wordt gebruikt om de
reactiekrachten in A en C te bepalen
Quiz

1. Een van de gebruikte aannames bij het analyseren van een


eenvoudig vakwerk is dat de staven verbonden zijn door
__________.
A) lassen B) vastschroeven C) klinkwerk
D) gladde pennen E) superlijm

2. Bij gebruik van de knooppuntmethode worden bij elk knooppunt


gewoonlijk _________ evenwichtsvergelijkingen toegepast.
A) twee B) drie
C) vier D) zes
Quiz

3. Vakwerk ABC wordt gewijzigd door zijn hoogte te


verkleinen van H tot 0,9H. De breedte W en de
belasting P blijven onveranderd. Welke van de
volgende uitspraken is waar voor het gewijzigde
vakwerk in vergelijking tot het oorspronkelijke vakwerk?

A) De kracht in alle staven is afgenomen.


B) De kracht in alle staven is toegenomen.
C) De kracht in alle staven is gelijk gebleven.
D) Geen van deze mogelijkheden.
Quiz

4. Bepaal voor dit vakwerk het aantal nulkrachtstaven.


A)0 B) 1 C) 2
D) 3 E) 4

F
F
Quiz

5. Met dit vrijlichaamsschema vind je dat FBC = –500 N.


Op staaf BC werkt een __________.
A) trekkracht
B) drukkracht
C) is niet te bepalen

6. Om een kracht met dezelfde grootte te laten werken


worden staven van een vakwerk onder druk _______
gemaakt dan staven waarop een trekkracht werkt.
A) dikker
B) dunner
C) even dik
Quiz

7. Bij de snedemethode gaat de ‘snede’ gewoonlijk door


niet meer dan _____ staven waarin de krachten
onbekend zijn.
A) 1 B) 2
C) 3 D) 4

8. Als op een staaf van een eenvoudig vakwerk in de


lengterichting een trekkracht T werkt, dan is de interne
kracht in de staaf gelijk aan een ______ .
A) trekkracht met grootte T/2
B) drukkracht met grootte T/2
C) drukkracht met grootte T
D) trekkracht met grootte T
Quiz

9. Kun je de kracht in staaf ED bepalen door de snede bij


a-a aan te brengen? Licht je antwoord toe.
A) Nee, er zijn vier onbekenden
B) Ja, met behulp van MD = 0
C) Ja, met behulp van ME = 0
D) Ja, met behulp van MB = 0
Quiz

10. Als je het vrijlichaamsschema kent, hoe bepaal je dan


FEB ?
A) Door snede b-b te nemen en met ME = 0
B) Door snede b-b te nemen en met Fx = 0 en Fy = 0
C) Door snede a-a te nemen en met MB = 0
D) Door snede a-a te nemen en met MD = 0
Quiz

11. Zoals afgebeeld is er een snede aangebracht door de staven


GH, BG en BC om de krachten erop te bepalen. Welk gedeelte
kies je voor je analyse en waarom?
A) Rechts, weinig berekeningen
B) Links, weinig berekeningen
C) Of rechts of links, evenveel werk
D) Geen van deze mogelijkheden, te veel onbekenden
Quiz

12. Welke evenwichtsvergelijking kan bij het bepalen van


de kracht in staaf HG in de vorige vraag het best
worden gebruikt?
A) MH = 0
B) MG = 0
C) MB = 0
D) MC = 0
Quiz

13. Wat is bij het bepalen van de reactiekrachten bij de


knooppunten A, B en C, het minimumaantal
onbekenden om dit probleem op te lossen?
A) 3 B) 4
C) 5 D) 6

14. Stel dat je bij het vorige vraagstuk een


vrijlichaamsschema van staaf AB had getekend. Wat
zou dan de eenvoudigste manier zijn om een
vergelijking op te stellen voor de onbekenden in B?
A) MC = 0 B) MB = 0
C) MA = 0 D) Fx = 0

You might also like