ik vriend / vriendin

wc
wc / toilet / toilet pijn

verdrietig boos

koud warm
 bang blij

ik heb dorst ik ik heb honger

wil drinken ik wil eten

ja nee
 de school de eetzaal

de brooddoos de soep

het fruit de koek

water de turnzaal
de speelplaats de zandbak

leuk spelen spelen was niet leuk

fietsen de glijbaan

de bel de rij
 de jas jas aan de kapstok hangen

de deur zitten (op een bank)

de boekentas de rugzak

de juf de kring
 de stoel de tafel

luisteren zwijgen / stil zijn

spelen lezen

de computer bouwen (lego)

puzzelen de meester

het papier het potlood

de slijper de stiften

kleuren knippen
 tekenen zingen

muzische vorming handen wassen

dit mag niet dit mag wel

thuis familie
 mama papa
broer
moeder vader

zus baby

brief van school ouders naar school komen

speeltijd zwemmen
 wiskunde taal / spelling

W.O. / wereldoriëntatie klaar

nadenken hand
alleen spelen samen spelen

moe wassen

eten drinken
 kijken kinderboerderij

goed vragen / willen

verbinden