1

Les
32
Bieden - bood - geboden

verleden tijd voltooide tijd

werkwoord enkelvoud meervoud ge-woord

ie-oo

bieden bood boden geboden

bedriegen bedroog bedrogen bedrogen
genieten genoot genoten genoten (niet gege-
noten!)
gieten goot goten gegoten
1
kiezen koos kozen gekozen
liegen loog logen gelogen
.l schieten schoot schoten geschoten
vliegen vloog vlogen gevlogen*
verliezen verloor verloren verloren*
vriezen vroor vroren gevroren

ui-oo
buigen boog bogen gebogen
druipen droop dropen gedropen*
duiken dook doken gedoken*
fluiten floot floten gefloten
kruipen kroop kropen gekropen*
ruiken rook roken geroken
schuiven schoof schoven geschoven
sluipen sloop slopen geslopen*
sluiten sloot sloten gesloten
snuiven snoof snoven gesnoven
snuiten snoot snoten gesnoten
spuiten spoot spoten gespoten
stuiven stoof stoven gestoven*
zuigen zoog zogen gezogen

120 Eenvoudige basisgrammatica NT2

 oefening 99
Zet de zinnen in de verleden tijd en daarna in de voltooide tijd.

1 Wij genieten van de vakantie.

2 De tuinman begiet de bloemen.

3 Het volk kiest een nieuwe regering.

4 De leerling liegt tegen de docent.

5 De jagers schieten op de tijger.

6 Het vliegtuig vliegt boven de wolken.

7 lk verlies mijn geld.

s Murat schiet met een waterpistool.

9 Het vriest hard.

10 De boer biedt veel geld voor het paard.

Les 32 Bieden. - bood - geboden. 121

tni:i
r
Oefening 100
Zet de zinnen in de verleden tijd en daarna in de voltooide tijd.
Drie werkwoorden worden met zijn gebruikt (zin 2, 9 en 10).

1 De dienaar buigt voor de koning.

2 Yavuz duikt van de hoge plank.

3 De baby kruipt over de vloer.

4 lk ruik aan de roos.

5 De leerlingen schuiven met de stoelen.

6 De brandweer spuit het gebouw nat.

7 De baby zuigt op zijn duim.

8 Dilek fluit mooi.

9 Het zand stuift naar alle kanten.

10 Het water druipt van het dak.

122 Eertvo udi b .

ge as tsgrammatica NT2