You are on page 1of 7

Naam: Nummer:

Klas:
Datum:

Hoofdstuk 4 Kansrekenen

Delta Nova 4.1 Experimentele en theoretische kans


4a

1
Twee kraamafdelingen, A en B, hielden een heel jaar lang de zwangerschapsduur bij, voor elke geboorte die
daar plaatsvond.
Zwangerschapsduur
Aantal in A Aantal in B
(weken)
33 1 1
34 6 1
35 12 3
36 15 4
37 25 7
38 93 21
39 145 38
40 152 40
41 45 9
42 3 0

1. Je wil de kans berekenen dat een zwangerschap 40 weken duurt. Gebruik je daartoe best de gegevens
van A of van B? Verklaar.
2. Schat de kans dat een zwangerschap 41 of meer weken duurt.
3. De betrouwbaarste schatting voor de kansen, op basis van deze gegevens, verkrijg je door de resultaten
van beide kraamafdelingen te combineren. Gebruik deze gecombineerde gegevens om te schatten
hoeveel zwangerschappen van 37 weken een kraamafdeling met 300 geboortes per jaar zal hebben.

2
Je hebt twee boeken kaarten. We spreken af dat de waarde van elke kaart met een getal overeenkomt met dat
getal (bijv. schoppenaas heeft als waarde 1, klaverenzeven heeft als waarden 7, etc.), dat de boer
overeenkomt met 11, de dame met 12 en de koning met 13.
Je trekt nu willekeurig één kaart uit elk boek en berekent de som van de waarden.
1. Van zodra de som 21 is of meer, weet je dat minstens één van de kaarten een ‘prentje’ was.
Schat de kans op minstens één prentje door dit experiment 500 keer te simuleren met je rekentoestel.
2. Stel de simulatieresultaten grafisch voor in een staafdiagram.
3. Schat de kans op het trekken van twee prentjes.
4. Is het mogelijk om op basis van de som van de waarden te berekenen wat de kans is op precies één
prentje? Verklaar.
5. Onderzoek aan de hand van die simulatie wat het meest waarschijnlijk is: het trekken van twee
koningen of het trekken van een koning en een dame.

1
Naam: Nummer:
Klas:
Datum:

Hoofdstuk 4 Kansrekenen

Delta Nova 4.2 Theoretische kansen met de formule van Laplace


4a

1 Bron © VWO 1986, eerste ronde


Beantwoord de onderstaande vraag door eerst een uitkomstenverzameling te bepalen, waarvan elke uitkomst
even waarschijnlijk is.

2
Jan en Karel denken elk aan een cijfer van 1 tot en met 9, maar zeggen elkaar niet welk cijfer ze in gedachten
hebben. Bereken met de formule van Laplace de kans
1. dat ze beiden aan hetzelfde getal denken.
2. dat het getal waaraan ze denken minstens 3 is.
3. dat het getal van Jan kleiner is dan dat van Karel.
4. dat de som van beide getallen even is.
3 Bron © JWO 2006, tweede ronde

4
Stel dat in een schoenenrek twee paar schoenen staan: twee zwarte en twee bruine. Zonder te kijken neem je
met je linker- en rechterhand één schoen. Er wordt gevraagd de kans te berekenen dat je twee schoenen van
hetzelfde paar hebt genomen.
Je moeder antwoordt dat de kans 2/3 is, omdat er drie mogelijkheden zijn: (1) je neemt twee zwarte
schoenen, (2) je neemt twee bruine schoenen en (3) je neemt twee schoenen van een verschillende kleur.
Twee van die drie mogelijkheden zijn gunstige uitkomsten, zodat de gevraagde kans 2/3 is.
Je vader antwoordt dat de kans 1/2 is, omdat er vier mogelijkheden zijn: (1) in beide handen een zwarte
schoen, (2) links een zwarte en rechts een bruine schoen, (3) links een bruine en rechts een zwarte schoen en
(4) in beide handen een bruine schoen. Twee van die vier uitkomsten zijn gunstig, zodat de gevraagde kans
2/4 = 1/2 is.
Maak gebruik van een goed gekozen uitkomstenverzameling om aan te tonen dat ze beide ongelijk hebben
en geef de juiste kans op twee schoenen van hetzelfde paar.
2
Naam: Nummer:
Klas:
Datum:

Hoofdstuk 4 Kansrekenen

Delta Nova 4.3 Systematisch tellen


4a

1
In de cd-lader van een auto zitten 3 cd’s met klassieke muziek, 5 met jazz en 2 met wereldmuziek. Wanneer
op de ‘shuffle’ toets gedrukt wordt, wordt een willekeurige volgorde van de 10 cd’s gekozen. De bestuurder
maakt een rit en krijgt daarbij twee cd’s te horen, na op ‘shuffle’ gedrukt te hebben.
1. Hoeveel mogelijke volgordes zijn er in totaal voor de eerste twee cd’s?
2. Stel dat twee jazz-cd’s werden gespeeld. Hoeveel mogelijke volgordes van twee jazz-cd’s zijn er?
3. Stel een vereenvoudigd boomdiagram op om te berekenen wat het aantal manieren is waarop de
bestuurder twee cd’s van hetzelfde genre (twee keer klassiek, twee keer jazz of twee keer
wereldmuziek) te horen kan krijgen.
4. Wat is de kans dat hij twee cd’s van een verschillend genre hoort?

2
Beschouw de verzameling A = {1, 2, 3, 4, 5}.
1. Hoeveel getallen van drie verschillende cijfers uit A kun je vormen?
2. Hoeveel getallen van vier cijfers zijn er, wanneer de cijfers niet verschillend moeten zijn?
3. Hoeveel getallen van vijf verschillende cijfers liggen tussen 10 000 en 20 000?
4. Hoeveel getallen van vijf verschillende cijfers zijn deelbaar door 5?
5. Hoeveel getallen van vijf verschillende cijfers zijn deelbaar door 6?
6. In hoeveel getallen van vijf verschillende cijfers komt de cijfercombinatie 123, in deze volgorde, voor?

3
Het boek Kro-gu-fant, Ein Tierklappbuch van Sara Ball is een Duits
kinderboek. Het bevat 12 bladen. Deze bevatten elk de afbeelding van één
dier en zijn alle in drie horizontale stroken gesneden, die je onafhankelijk
van elkaar kunt omslaan. Op die manier kun je allerlei ‘nieuwe dieren’
maken: de kro-gu-fant heeft het hoofd van een kro-ko-dil, het lijf van een
ja-gu-ar en de poten van een o-li-fant. Dolle pret gegarandeerd voor kinderen
van een jaar of drie-vier!
1. Hoeveel verschillende dieren, bestaande en niet-bestaande, kun je in
totaal maken?
2. Hoeveel dieren kun je maken wanneer de drie delen van verschillende
dieren afkomstig moeten zijn?
3. Geef de namen van alle dieren die je kunt maken met twee delen van
een pandabeer en één deel van een dwergkonijn.
4. Hoeveel dieren kun je maken waarbij hoogstens de kaketoe en de bonobo worden gebruikt?

3
Naam: Nummer:
Klas:
Datum:

Hoofdstuk 4 Kansrekenen

Delta Nova 4.4 Rekenen met kansen


4a

1
In een doosje zitten 10 batterijen: 7 volle en 3 lege. Senne heeft er twee nodig voor zijn fotoapparaat. Hij
neemt herhaaldelijk, zonder terugleggen, één batterij uit de doos en test die. Van zodra hij twee volle
batterijen heeft, stopt hij.
1. Bereken de kans dat hij na twee pogingen meteen twee volle batterijen heeft.
2. Bereken de kans dat hij pas na vier pogingen twee volle batterijen heeft.
3. Bereken de kans dat hij minstens 3 batterijen moet nemen om er twee volle te hebben.

2
Men spreekt van een ‘griepepidemie’ wanneer minstens 3% van de bevolking de
ziekte heeft. Laten we even aannemen dat op de dag van een wiskundetoets,
middenin zo’n epidemie, iedereen evenveel kans heeft om besmet te zijn met het
griepvirus, nl. 3%.
1. In een klas zitten 21 leerlingen. Wat is de kans dat er minstens 1 persoon
griep heeft en de leerkracht dus een inhaaltoets moet opstellen?
2. Wat is de kans dat er precies 1 persoon op een groep van 21 griep heeft?
3. Simuleer 300 keer een groep van 4 personen, waarbij elke persoon een
kans van 3% heeft om griep te hebben en bepaal bij deze simulatie de
experimentele kans dat 2 personen griep hebben.

3 (Bron © VWO 2008, eerste ronde)

4
4
Aantal overlevenden op
In de sterftetabel hiernaast vind je het aantal overlevenden in functie van de
leeftijd x
leeftijd in Vlaanderen, vertrekkende van 1 000 000 pasgeboren jongens en
x Mannen Vrouwen
1 000 000 meisjes. 0 1 000 000 1 000 000
De experimentele kans op de geboorte van een meisje is 48,65 %. 5 994 680 995 494
10 994 050 994 992
1. Pieter viert zijn 15de verjaardag. Hoe groot is de kans dat hij minstens 75 15 993 418 994 504
wordt? 20 991 549 993 415
25 987 078 992 313
2. In 2000 werden in Vlaanderen 61 877 baby’s geboren. 30 982 489 990 604
Stel dat men in 2065 nog steeds op zijn 65ste op pensioen gaat, hoeveel 35 977 542 988 196
pensioengerechtigde dames en heren geboren in 2000 kan men dan 40 970 984 984 973
45 962 013 979 830
verwachten?
50 946 275 970 674
3. In een klas zitten 6 meisjes en 15 jongens van 15 jaar. 55 923 008 956 053
Als ze over 25 jaar een reünie houden, hoe groot is dan de kans dat ze nog 60 887 681 935 794
65 833 849 907 223
alle 21 in leven zijn?
70 761 579 866 820
75 658 225 804 520
80 510 728 699 674
85 328 547 531 100
90 153 991 305 359
95 41 946 115 099
100 6 569 21 473
105 762 1 866

5
Naam: Nummer:
Klas:
Datum:

Hoofdstuk 4 Kansrekenen

Delta Nova 4.5 Tellen in Venn-diagrammen


4a

1 Bron © VWO 1997, eerste ronde

2
A is de verzameling van alle natuurlijke veelvouden van 5 strikt kleiner dan 50: A = {5, 10, 15, …, 45}.
B is de verzameling van alle oneven natuurlijke getallen strikt kleiner dan 40.
Bepaal:
1. #(A ∩ B)
2. #(A ∪ B)
3. #(A \ B)
4. #(B \ A)

6
Numerieke oplossingen

4.1 1 1. A 7
4.4 1 1.
2. 0,0966 15
3. 15 à 16 3
2.
2 - 20
8
3.
15
4.2 1 B
2 1. 0,4725
1
2 1. 2. 0,3426
9
3 B
49
2.
81 4 1. 0,6626
4 2. 53805
3.
9 3. 0,6701
41
4.
81 4.5 1 B
3 B 2 1. 7
1 2. 22
4 3 3. 2
4. 13
4.3 1 1. 90
2. 20
3. 28
31
4.
45
2 1. 60
2. 625
3. 24
4. 24
5. 48
6. 6
3 1. 1728
2. 1320
3. pandanijn, pankobeer,
dwergdabeer
4. 8

You might also like