Les verbes réguliers – er > exemple parler = praten

Temps Présent Passé composé Imparfait

Tijden Tegenwoordige tijd Voltooid tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd
Stam Haal -er van het werkwoord en Gebruik avoir of être als hulpwerkwoord. Haal - Haal van de nous-vorm in de présent -ons af en
voeg uitgang toe er van het werkwoord en voeg -é toe. voeg uitgang toe
Je
Ik praat Ik heb gepraat Ik praatte
Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils/Elles

Uitgangen: Présent: Je +e, Tu + es, Il/Elle/On + e, Nous + ons, Vous + ez, Ils/Elles + ent
Imparfait: Je + ais, Tu + ais, Il/Elle/On + ait, Nous + ions, Vous + iez, Ils/Elles + aient
 Les verbes réguliers – ir > exemple finir = (be)eindigen

Temps Présent Passé composé Imparfait

Tijden Tegenwoordige tijd Voltooid tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd
Stam Haal -ir van het werkwoord Gebruik avoir of être als hulpwerkwoord. Haal -ir Haal van de nous-vorm in de présent -ons af en voeg
en voeg uitgang toe van het werkwoord en voeg -i toe. uitgang toe
Je
Ik (be)eindig Ik heb beëindigt/geëindigd Ik eindigde/beëindigde
Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils/Elles

Uitgangen: Présent: Je +is, Tu + is, Il/Elle/On + it, Nous + issons, Vous + issez, Ils/Elles + issent
Imparfait: Je + ais, Tu + ais, Il/Elle/On + ait, Nous + ions, Vous + iez, Ils/Elles + aient
 Les verbes réguliers – re > exemple attendre = wachten

Temps Présent Passé composé Imparfait

Tijden Tegenwoordige tijd Voltooid tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd
Stam Haal -re van het werkwoord Gebruik avoir of être als hulpwerkwoord. Haal -re Haal van de nous-vorm in de présent -ons af en voeg
en voeg uitgang toe van het werkwoord en voeg -u toe. uitgang toe
Je
Ik wacht Ik heb gewacht Ik wachtte
Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils/Elles

Uitgangen: Présent: Je + s, Tu + s, Il/Elle/On + -, Nous + ons, Vous + ez, Ils/Elles + ent

Imparfait: Je + ais, Tu + ais, Il/Elle/On + ait, Nous + ions, Vous + iez, Ils/Elles + aient
 Les verbes irréguliers – avoir = hebben

Temps Présent Passé composé Imparfait

Tijden Tegenwoordige tijd Voltooid tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd
Stam Gebruik avoir als hulpwerkwoord. + voltooid Haal van de nous-vorm in de présent -ons af en
deelwoord___eu________ voeg uitgang toe
Je
Ik heb Ik heb gehad Ik had
Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils/Elles

Uitgangen: Imparfait: Je + ais, Tu + ais, Il/Elle/On + ait, Nous + ions, Vous + iez, Ils/Elles + aient
 Les verbes irréguliers – être = zijn

Temps Présent Passé composé Imparfait

Tijden Tegenwoordige tijd Voltooid tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd
Stam Gebruik avoir als hulpwerkwoord. + voltooid ____ét____ + uitgangen
deelwoord____été_______
Je
Ik ben Ik ben geweest Ik was
Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils/Elles

Uitgangen: Imparfait: Je + ais, Tu + ais, Il/Elle/On + ait, Nous + ions, Vous + iez, Ils/Elles + aient
 Les verbes irréguliers – aller = gaan

Temps Présent Passé composé Imparfait

Tijden Tegenwoordige tijd Voltooid tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd
Stam Gebruik être als hulpwerkwoord. + voltooid Haal van de nous-vorm in de présent -ons af en
deelwoord_____allé______ voeg uitgang toe
Je
Ik ga Ik ben gegaan Ik ging
Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils/Elles

Uitgangen: Imparfait: Je + ais, Tu + ais, Il/Elle/On + ait, Nous + ions, Vous + iez, Ils/Elles + aient
 Les verbes irréguliers – faire = doen/maken

Temps Présent Passé composé Imparfait

Tijden Tegenwoordige tijd Voltooid tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd
Stam Gebruik avoir als hulpwerkwoord. + voltooid Haal van de nous-vorm in de présent -ons af en
deelwoord_______fait____ voeg uitgang toe
Je
Ik maak/doe Ik heb gemaakt/gedaan Ik maakte/deed
Tu

Il/Elle/On

Nous

Vous

Ils/Elles

Uitgangen: Imparfait: Je + ais, Tu + ais, Il/Elle/On + ait, Nous + ions, Vous + iez, Ils/Elles + aient