You are on page 1of 1

Werkwoorden in de verleden tijd

1. Afspreken - sprak af - afgesproken


2. Bekendmaken - maakte bekend - bekendgemaakt
3. Invullen - vulde in - ingevuld
4. Promoten - promootte - gepromoot
5. Babbelen - babbelde - gebabbeld
6. Feliciteren - feliciteerde - gefeliciteerd
7. Kloppen - klopte - geklopt
8. Opgeven - gaf op - opgegeven
9. Uitnodigen - nodigde uit - uitgenodigd
10.Verdienen - verdiende - verdiend
11.Verzorgen - verzorgde -verzorgd
12.Vieren - vierde - gevierd
13.Zorgen - zorgde -gezorgd

14.Bewaren bewaarde bewaard

15.Bepalen bepaalde bepaald

16.Verontschuldigen verontschuldigde verontschuldigd

17.Veranderen veranderde veranderd

18.Verkopen verkocht verkocht

19.Verkiezen verkoos verkozen

You might also like