Professional Documents
Culture Documents
'
'
■ i
ISBN 90 246 4231 0
Langs karakteristieke
Friese dorpen
Fotografie: Paul Vogt
Woord vooraf 7
Dorpen in Friesland 9
Route 1: De Zuidoosthoek 18
Grouw, Oldeboorn, Oud-Beets, Beetsterzwaag,
Drachten, Ureterp, Duurswoude, Bakkeveen,
Appelscha, Tronde, Oldeberkoop, Kortezwaag,
Gorredijk, Oranjewoud, Oudeschoot, Heerenveen
Route 2: De Zuidwesthoek 33
Dist, Koufurderrige, Smallebrugge, Woudsend,
Balk, Sloten, Oosterzee, Lemmer, Laaxum,
Molkwerum, Gaast, Parrega, Makkum, Allingawier
Route 3: De Noordwesthoek 44
Stiens, Oude Bildtzijl, Oudebildtdijk,
Firdgum, Harlingen, Dronrijp, Beetgum,
Marsum
Route 4: De Noordoosthoek 51
Jelsum, Ferwerd, Holwerd, Brantgum, Jouswier,
Metslawier, Ee, Kollum, Veenklooster, Twijzel
Route 7: De Waddeneilanden 80
Terschelling, Schiermonnikoog, Ameland
Literatuur 85
Illustraties 89
•,
WOORD VOORAF 7
geten. Ook wat het aandeel van de fotograaf betreft kan van
een eigen conceptie worden gesproken. Immers, niet het be¬
faamde VVV-plaatje kreeg de voorrang, maar het toelichtende
’portret’, de demonstratieve foto, de verduidelijkende afbeel¬
ding. Mogen woord en beeld samen de blik op Frieslands
dorpen - oud en van jongere datum — verhelderen.
Voor wie dieper wil graven is de uitvoerige literatuurlijst
bestemd.
hoger dan één tot twee meter hoefden te zijn en dat de zeer
hoge terpen (soms wel tot tien meter) hun hoogte niet te
danken hadden aan een vertwijfelde poging tot beveiliging,
maar het gevolg zijn van ophoging door afval en door ver¬
groting door de mens van het woonoppervlak (en de opper¬
vlakte kultuurgrond, zo kan men er aan toevoegen).
Er waren eenmans-terpen en groepsterpen (dorpsterpen), lage
en hoge, heel oude maar ook vrije jonge. De derde en laatste
terpengeneratie dateert zelfs uit de Merovingisch-Karolingi-
sche tijd. Toen omstreeks 1000 de aanleg van dijken begon,
konden de boeren ook in het open veld, waar bouw- en wei¬
landen lagen, gaan wonen en hadden de terpen hun betekenis
verloren (al boden ze bij overstromingen nog altijd een veilige
wijkplaats). Zodra er van terpen sprake was waarop een aantal
boerderijen bij elkaar stond, kunnen we van terpdorpen spre¬
ken, ook al ontbrak de kerk nog, die onder het Christendom,
zoals we gezien hebben, een woonplaats pas tot dorp maakte.
Nu is het merkwaardig, dat al in het begin van onze jaar¬
telling terpdorpen een bepaalde bebouwingsstruktuur moeten
hebben gekend. Wij weten dat door de opgravingen van Van
Giffen in de wierde van het Groninger Ezinge. In de genoem¬
de tijd bleken de boerderijen keurig in een cirkel te staan en
wel radiair geordend, met het woongedeelte naar het midden
en met het achtergelegen bedrijfsgedeelte naar het veld ge¬
keerd.
Nu zouden we misschien verwachten, dat deze ’planologie’
zich ook later handhaafde, maar, tenminste bij Ezinge, bleek
dat niet het geval. Wie de kaart van Friesland enigermate
kent, zal dit laatste verbazen. Immers, vooral in de Dongera-
delen (de streek rond Dokkum) vertonen sommige terpdorpen
nog het door Heslinga als ’zgn. ideaal geval’ gekarakteriseerde
beeld: terp in het midden, een ringweg om de voet van de
terp en daaraan de boerderijen. Vooral in de 17de eeuw kwam
deze situatie blijkens de kaarten nog duidelijk voor bij dorpen
als Brantgum, Foudgum, Aalsum, Hogebeintum en er zijn ook
nu nog duidelijke herkenningspunten. Maar in vele andere
gevallen geldt toch wat O. Postma opmerkte, namelijk dat de
ontwikkeling van het dorpsplan min of meer als het produkt
van toevallige historische oorzaken is. Dit maakt, dat de terpen
op de meest verschillende manieren bebouwd zijn geraakt en
dat grootte, vorm, hoogte, ligging aan water of weg of een-
16
BAKKEVEEN
WASKEMEER
„OOSTERWOLDE
GORREDIJK
^KORTEZWAAG TnnMnF
TRONDE \ APPELSCHA
HEERENVEEN
OLDEBERKOOP
\OUDESCHOOT
Grouw-Grou
Het dorp Grouw is om meer dan één reden in en buiten
Friesland bekend. Voor de Friese literatuur is het wat de
19de eeuw betreft een soort wieg, daar hier de gebroeders
Halbertsma geboren werden, die met hun Rimen en Teltsjes
het lezen van werk in de Friese taal een nieuwe impuls gaven.
Voor de zeilers is het een vermaard centrum dat zich met
name na de tweede wereldoorlog tot een van de drukst be¬
zochte ’wateroorden’ in deze provincie ontwikkeld heeft en
dat er de laatste jaren nog een belangrijke woonfunctie heeft
bijgekregen. Het heeft er werkelijk naar uitgezien, dat ook
de kern van het oude dorp zijn karakter en gezicht zou ver¬
liezen, maar mede door het werk van de in 1970 opgerichte
’Monumentestifting Idaerderadiel’ is er door het oude Grouw
een andere wind gaan waaien, waarvan recente restauraties
getuigen. Vooral de omgeving van de kerk vertoont door
aantal, plaatsing en architectuur van de daar aanwezige - al
dan niet herstelde - panden een karakteristiek gezicht, waar¬
van de Sint Pieterskerk (12de eeuw) met zadeldaktoren het
rustgevende midden vormt. In het kader van uitbreiding en
’sanering’ heeft Grouw evenwel na 1945 het uiterlijk van wat
door mij eens genoemd is een ’archipeldorp’ verloren. Grouw
kende voorheen een groot aantal haventjes, vaartjes, opvaartjes
en andere wateren die tussen de bebouwing door liepen, soms
Route 1 19
een heel eind het dorp in. In zekere zin woonde menigeen op
een eiland of op een schiereiland, wat geen wonder was bij
een dorp, waar de scheepvaart en in mindere mate de visserij
een voorname bron van inkomsten vormden naast de vee¬
houderij, zowel in het dorp als op de boerderijen in de om¬
geving. Deze waren niet zelden alleen over water en dus per
schip te bereiken. Het waterfront heeft door bebouwing en
verbouwing het charmante aanzicht verloren dat wij van oude
schilderijen, foto’s en tekeningen kennen. Des te meer spreekt
de omgeving van de kerk.
Oldeboorn-Boarn
Is Grouw naar een water genoemd (de Grou, de Rechte en
de Kromme), hetzelfde geldt voor Oldeboorn (Aldeboarn,
Boarn). Deze nederzetting draagt haar naam van de Boom,
in de middeleeuwen een bochtig watertje, dat ontsprong ten
oosten van Bakkeveen, in het Groninger Westerkwartier en
dat zich als riviertje al kronkelend voortzette tot bij Rauwerd,
waar het zich als Moezel in de toen nog bestaande Middelzee
stortte. Toen de Middelzee dichtslibde, moest het water een
nieuwe uitweg krijgen, waarom bij Oudeschouw-Aldeskou de
Wetering-Wjittering naar het Sneekermeer werd gegraven.
Dit belette echter niet, dat Oldeboorn zich verder ontwikkelde
als een streek- of rijdorp aan beide zijden van de voormalige
rivier, die met een grote bocht door de bebouwing loopt en
bijwijlen ook nog inderdaad stroomt. De bebouwing met het
huidige karakter, waarbij enkele panden (de voormalige waag,
halsgevels, boerderijen) de juiste toon treffen, bestond blijkens
de kaarten al omstreeks 1700. Er stond toen nog een tuf¬
stenen, in de 12de eeuw aan Bonifatius gewijde kerk en toren.
De huidige toren geldt als een baken voor de watersport, al
wordt zijn betekenis verdrongen door lichtmasten en toren¬
silo’s die in het nog altijd ruime landschap sterk opvallen. Hij
werd in 1736-’37 herbouwd, waarbij de sage ontstond van de
Oldeboornster ’lyntsjesnijers’ (touwtjesnijders) die van een
koude kermis thuiskwamen, toen ze de hoogste dorpstoren
van Friesland (Tzum) hadden opgemeten met de bedoeling
de hunne hoger te maken en bij thuiskomst ontdekten, dat de
mannen van Tzum hun meetlijn een stuk hadden ingekort:
een zwerfsage, die op meer plaatsen in Friesland speelt. Ten
oosten van het dorp is de vroegere waterstaatkundige toestand
Route 1 20
Oud-Beets-Ald Beets
Dit is de derde plaatsnaam in successie die aan een water
ontleend is. Beets is de gepalataliseerde vorm van Beke of
Beek en waarschijnlijk werd daarmee de Boom aangeduid.
Komende van Oldeboorn passeren we eerst de veenkolonie
Nij-Beets, die deze naam officieel in 1950 kreeg. Nij-Beets
ontstond sinds 1863 door lage vervening (baggelaar) op het
dorpsgebied van Beets, welk dorp aan de bosrand lag en be¬
stond uit een rij boerderijen. In de middeleeuwen was Beets
kerkelijk van belang; de aan Sint Gertrud gewijde kerk fun¬
geerde namelijk als seendstoel (zeend, seend: kerkelijk recht).
Na afbraak van de oude kerk verrees in 1889 de huidige,
waarvan de toren in de jaren ’60 door brand zijn spits verloor.
Het grootste deel van het dorpsgebied (middeleeuws dus)
moest Beets aan Nij-Beets afstaan, terwijl het zijn status als
dorp verloor en thans als Ald-Beets (deze tegenstelling ont¬
stond eerst, toen in de venen ten westen van het diluviale rij-
dorp Nij-Beets moeizaam en rommelig ontstond) als een straat¬
naam deel uitmaakt van Beetsterzwaag. De eenheid van het
dorpsbeeld met de overlommerde boerenerven is in 1958 ver¬
stoord door de aanleg van Rijksweg 43, die de ’boerestreek’
doorbrak. Het is te hopen, dat de toren nog eens hersteld
wordt: het mag dan geen wonder van bouwkunst zijn, dit
oude centrum (ook bestuurlijk: de grietmannen van Opster-
land woonden er vaak, althans in de 14de eeuw) verdient ook
landschappelijk herkenbaar te kunnen blijven.
Beetsterzwaag-de Sweach
Dat het dorp iets met Beets te maken heeft bewijst de naam
al. Zwaag-sweach betekent weiland, land waar vee gehouden
Route 1
21
Drachten
We zijn bij Beets de Friese Wouden al binnengekomen en
toch blijven de dorpen er nog naar waterlopen heten. Dit is
ook het geval met Drachten, sinds de Franse tijd de hoofd¬
plaats van Smallingerland, dat genoemd is naar het water de
Smalle Ee (Smelle Ie). Drachten bestond in de middeleeuwen
uit de beide boerendorpjes (natuurlijk weer streek- of rijdor-
pen: zoals het in oostelijk Friesland hoort!) Noorder- en Zui-
derdrachten, op enige afstand van elkaar gelegen langs de
doorgaande weg die de verbinding tussen het zuiden en het
noorden vormde. Door het dorpsgebied liep in beide gevallen,
komende van het ten oosten gelegen hoogveen, een stroompje.
Dracht geheten, dat aan Drecht doet denken en waarbij ver¬
band moet worden gezocht met dragen (trekken). De inwo¬
ners sloten in 1641 met bezitters uit de Hollanden een con¬
tract, wat leidde tot het ontstaan van de veenkolonie Drachten.
De beide kerkhoven (waar de kerkjes stonden) bestaan nog
steeds, maar in 1743 werden de kerkjes vervangen door één
nieuwe kerk en toren onmiddellijk ten zuiden van de Dracht-
ster Compagnonsvaart. Eerst op het snijpunt van weg en
water, later ook langs de vaart ontstond een bebouwing van
een kleinstedelijk karakter en zo bestond de plattegrond van
Drachten weldra uit een groot kruis, waarvan de ruimte bin¬
nen de armen eerst na de eerste wereldoorlog in traag tempo
enigermate bebouwd raakte. Na 1945 en vooral na de vesti¬
ging van industrieën (als eerste Philips) onderging de plaats
wat inwonertal, bebouwing, planologie, economie, gezond¬
heidszorg, onderwijs, sportaccommodatie, cultureel leven, taal¬
situatie enz., een volledige omwenteling, die tenslotte resul¬
teerde in demping van de vaart, het scheppen van een win¬
kelcentrum op deze vaart en in de Noorder- en Zuiderbuurt
in de vorm van een promenade.
De snelle groei van de ’vlecke’ (Drachten is nimmer een dorp
geweest en behoort evenmin tot de Friese steden, al is het
de tweede ’stad’ in Friesland wat inwonertal betreft) heeft
een 'stadsbeeld’ doen ontstaan, dat mede door de grillig ge¬
plaatste torenflats en andere hoge gebouwen harmonie mist
en van het historisch gegroeide al heel weinig heeft overgela-
Route 1 23
Ureterp-Urterp
Rijksweg 43 vormde tot voor kort een geduchte scheiding tus¬
sen Drachten en het dorpsgebied van Ureterp, maar een via¬
duct heeft beide weer dichter bij elkaar gebracht. Ureterp
(terp betekent hier alleen maar dorp: op de zandgrond zijn
uiteraard geen terpen) ziet er niet overal zo landelijk uit als
bij de kerk, waar een paar stelpboerderijen het overblijfsel
vormen van de oude Boerestreek, waaruit oorspronkelijk het
hele middeleeuwse dorp bestond. Ook de kerk stond in de rij
der boerderijen, maar al omstreeks 1700 kende Ureterp iets
oostelijker een dichte bebouwingsstrook vlak aan de weg. Die
staat op de kaart als ’Wey-Buirte’ (1718) en heet nog steeds
zo: Weibuorren (Wegburen). Het valt moeilijk na te gaan,
waaraan het dorp deze vroege komvorming te danken heeft.
In elk geval is sindsdien de nadruk geheel op dit deel van de
bebouwing gevallen en schijnt de omgeving van de kerk (deel
van het oude dorp) er niet meer bij te horen, zo kerk en
klokkestoel geen duidelijke accenten legden die anders uit¬
wijzen. Niet alleen is in de moderne tijd de Weibuorren in
westelijke en oostelijke richting verlengd, maar er heeft na
W.O. II een (opvallende) uitbreiding vooral ten noorden en
ten zuiden van deze gesloten bebouwing plaatsgevonden,
waarbij overigens in beginsel weinig verschil tussen de nieuwe
straten en die van Drachten valt te ontdekken, al ontbreken
hier wel de flats, waarvan er een paar zeer hoge gebouwd zijn
bij het voormalige Ureterper Vallaat. Dit sluizencomplex is
in de jaren ’50 in het kader van de ruilverkaveling Konings-
diep vervangen, zoals ook de Drachtster Vaart en wel tot
oostelijk van Friesepalen is gedempt en heeft plaats gemaakt
voor een doorgaande weg. Het karakter van Ureterp-aan-de-
vaart (ontstaan in de 17de en 18de eeuw door de hoogveen-
Route 1 24
Duurswoude-Duerswald
We gebruiken deze dorpsnaam nog wel, maar enkele jaren
geleden heeft de raad van Opsterland de dorpen Duurswoude
en Wijnjeterp verenigd tot Wijnjewoude, aldus van beide na¬
men een deel kiezend. Duurswoude is nu als Duerswald een
’straat’ in het nieuwe dorp. De naam Duurswoude is een
samenstelling van de persoonsnaam Djürd en wald (laag hout
op veengrond, akkermaalshout), in elk geval geen hoog op¬
gaand bos) en het dorp vertoonde nog omstreeks 1850 het
typische beeld van een middeleeuws agrarisch streekdorp,
waarvan de boerderijen op een rij op enige afstand van de
weg waren gelegen. Het kerkje (13de eeuw met z.g. Noorman¬
nenpoortje en beeldnis voor de vroegere patroon St. Johannes)
is thans nog het enige gebouw in deze ’boerestreek’, waarvan
de boerderijen alle zijn afgebroken om voor een deel herbouwd
te worden aan de Duerswaldmer wei (weg Wijnjeterp-Bakke-
veen). Wel zijn nog enkele fraaie ’ikelhiemen’ (met hoge eiken
beplante erven) aanwezig, die herinneren aan de vroegere
standplaats van de dertien middeleeuwse saten. Dat het dorp
zijn naam verloor, is ook het gevolg van de al in de 18de
eeuw ontstane situatie, waarbij zich bij de grens tussen Duurs¬
woude en Wijnjeterp een soort kom (buorren) vormde, die in
de moderne tijd tot allerlei problemen aanleiding gaf. Intussen
heeft het natuurschoon in de omgeving van de kerk niet
onder deze afbraak en administratieve veranderingen te lijden
gehad. Duurswoude was trouwens in het bezit van een heide¬
veld, dat bij de voormalige boerderijen behoorde. Deze heide
is nu Staats-natuurmonument evenals trouwens de in de rich¬
ting Bakkeveen gelegen bossen, na 1850 door de grootgrond-
bezittersfamilie Lycklama a Nijeholt aangelegd. In deze om¬
geving treedt het na-oorlogse verschijnsel van de tweede wo¬
ning duidelijk naar voren, zonder overigens storende vormen
aan te nemen: het coulissenlandschap verbergt veel.
Bakkeveen-Bakkefean
Wat we nu als Bakkeveen op de borden zien aangegeven, is
het oude Bakkeveen niet. Dat kwam in de 14de eeuw als
Route 1 25
A ppelscha-A ppelskea-Appelsche
Dat dit dorp hier met drie naamsvormen ten tonele wordt
gevoerd, heeft zijn reden. De derde naam is die welke het
meest in de streek wordt gebruikt. Appelscha - de afstand tot
Bakkeveen is nogal groot, maar het viel moeilijk een trait
d’union in te voeren — ligt niet alleen in de uiterste Zuidoost¬
hoek van Friesland, het ligt ook in Ooststellingwerf en de
oorspronkelijke bevolking spreekt daar een Oostnederlands
(’Saksisch’) dialect. Op de kaarten komt de naam Appelsche
(1718) of Appelscha (1849) tweemaal voor of in 1849 eigen¬
lijk driemaal. Wat dit laatste betreft, in de eerste helft van de
19de eeuw werd het hoogveen ten noorden van de oude kern
vergraven en ontstond langs de Compagnonsvaart (een voort¬
zetting van de Opsterlandse, die we in Gorredijk zullen ont¬
moeten) de veenkolonie Nieuw-Appelscha, doorgaans Appel¬
scha aan de vaart genoemd, waar ook een kerk, een school,
een herberg en de zetel van de betreffende veencompagnie
verrezen. Dit nieuwe Appelscha - een lang streekdorp aan
weerszijden van het kanaal — werd Friessprekend doordat bij
de vervening uit de Friese Wouden en van elders afkomstige
Friese arbeiders waren betrokken. Het oude Appelscha be¬
stond ogenschijnlijk uit drie delen: Hoog-Appelscha, Aekinga
en Terwissche, maar hiervan moet Hoog-Appelscha als het
oorspronkelijke Appelsche werden opgevat. De beide andere
dorpsgedeelten zijn later elk ontstaan uit één boerderij. Hoe¬
wel op de kaarten bij het kerkje de naam Appelscha is ge¬
plaatst, ligt het ver ten westen van Hoog-Appelscha, waarmee
het door de thans deels bebouwde Kerkweg verbonden is. In
onze tijd wordt Hoog-Appelscha aangeduid als de Boerestreek,
welke naam wel zal zijn opgekomen toen het veenkoloniale
dorp ontstond.
De Jong beschouwt de Boerestreek als de eerste vestiging in
een nog niet bevolkte streek en deze agrarische nederzetting
draagt een ’Drents’ karakter, vooral voorheen, toen ze be¬
stond uit een in een gebogen rij geplaatst geheel van elf hoe¬
ven en wel elk met de achterkant naar de Mandebrink: een
terrein waar men het gezamenlijke vee, zonder te hoeden,
kon samenbrengen.
Het oude Appelsche was een esdorp: de Westeres en de
Oosteres flankeerden de Boerestreek. Aan de zuidzijde lagen
de zandduinen, die na het midden van de 19de eeuw zijn
Route 1 27
Oldeberkoop-Berkeap
Zo op het oog lijkt dit dorp met zijn koop-suffix thuis te ho¬
ren in de rij van de Hollands-Utrechtse koop-dorpen, zoals
betoogd is door H. van der Linden, maar er is geen overeen¬
komst. De naam Olde- kon pas ontstaan toen ten oosten
Nijeberkoop ontstond. Misschien spreekt het Fries daarom
kortweg van Berkeap. In 1228 komt de plaats voor als Bro-
cope. Het dorp was tot 1848 centrum en hoofdplaats van de
grietenij Ooststellingwerf. In wezen is het gedeelte om de kerk
Route 1 28
Kortezwaag-Koartsweagen
De naam geeft aan, dat het hier oorspronkelijk om een veld¬
naam ging. Sweach-Zwaag betekent weiland, dat hier ’kort’
moet zijn geweest in vergelijking met het naburige Lange-
zwaag. De bebouwing wijst op een rij- of streekdorp langs de
weg, waarvan hier en daar de sporen nog duidelijk zijn waar
te nemen. In het landschap presenteert Kortezwaag zich als
een begroeide strook waarin het toch al niet grote kerkje het
Route 1 29
Gorredijk-de Gerdyk,
met als kern de kruising van de Opsterlandse Compagnons-
vaart en de herenweg Heerenveen-Lippenhuizen-Duurswoude-
Drente, een belangrijke verkeersader in het verleden. In
1633 vond ik met zekerheid voor het eerst een- huis op die
plaats genoemd: ’staende in de corteswagen bij de hooge wech
ende Heerensloot’. Maar het duurt tot 1650 voor de jonge
veenkolonie als ’Gorredijck’ voorkomt, daarvóór wordt er
vaak gesproken van de Trimbeets (letterlijk: drie beken), wel¬
ke naam nog wel in gebruik is. Gorredijk heeft al spoedig
Kortezwaag overvleugeld en ontwikkelde zijn bebouwing in
twee lange rijen huizen aan weerszijden van de vaart en in een
dubbele rij langs de Hoofdstraat, die dan ook zinnig Dubbele
straat werd genoemd.
Afbeeldingen van omstreeks 1790 laten deze kom zien als een
brede geplaveide straat met aan beide kanten aaneengesloten
huizen, winkels en bedrijfspanden. Dit gesloten karakter heeft
het centrum behouden, al is het aantal oude gevels in Gorre¬
dijk niet groot. Na 1945 heeft de vlecke zich vooral aan de
zuid- en noordoostzijde sterk uitgebreid. Na 1964 werd Korte¬
zwaag samengevoegd met Gorredijk. Plannen om de vaart
door Gorredijk te dempen en het water om te leiden onder¬
vinden ook bij inwoners weerstand, vooral nu de laatste jaren
de Opsterlandse Compagnonsvaart een nieuwe functie krijgt
in de watersport. De Stichting ’De Nije Kompagnons’ wil de
Route 1 30
Oranjewoud-’t Oranjewdld
Oranjewoud is ontstaan op het grondgebied van het middel¬
eeuwse dorp Brongerga, waarvan de kerk stond op het kerk¬
hof, waar nu alleen een klokkestoel staat, en van het naburige
Oudeschoot-Skoat. Hier lag in de 16de eeuw op moerassige
bodem het Schoterwoud, dat tot Oranjewoud werd toen prin¬
ses Albertina Agnes omstreeks 1665 op afgeveende grond,
gedeeltelijk tot boerderijen met doorgaande parallelverkave-
ling behorend, een slot en lusthof stichtte, die in de Franse
tijd praktisch gesloopt werden. Niettemin ontstonden er sta¬
tige buitens van adellijke of patricische families, aan wier acti¬
viteiten de tegenwoordige bossen en waterpartijen te danken
zijn. Als men weet hoezeer in de Franse tijd de bijl in Oranje¬
woud is gehanteerd, moet men zich er over verwonderen dat
hier nog of weer zoveel bos aanwezig is. Op 26 en 28 februari
1805 toch werden 560 zware eiken en een partij 'zeer lange en
recht opgaande Denne Boomen’ verkocht, terwijl in 1813 nog
eens 839 grote dennebomen, 829 eiken, 278 beuken en 190
zware linden letterlijk voor de bijl gingen .. .
Het natuurgebied is op een enkele uitzondering na niet be¬
bouwd — de eigenaars hebben lang de bossen grotendeels
gesloten gehouden -, maar in de jaren ’50 gelukte het de
gemeente aan de westelijke rand, ten oosten van rijksweg 32,
de stichting van een bungalowdorp (evenals elders spottend
’De goudkust’ genoemd) te bevorderen: een geheel van heel
wat minder verfijnde allure dan de oude buitenplaatsen tussen
het hoge geboomte van de bossen en tuinen kenmerkt. Met
het bungalowpark Woelwijk te Tietjerk bij Leeuwarden is het
’t enige ’dorp’ dat in Friesland een moderne nederzettings-
vorm vertegenwoordigt, die gekenmerkt wordt door individua¬
listische status.
Oudeschoot-Skoat
De vorm Aldeskoat wordt in het Fries niet vaak gebruikt en
kon ook pas ontstaan, toen ten westen van dit dorp Nieuwe-
schoot opkwam, overigens ook al in de middeleeuwen. Naar
Route 1 31
Heerenveen-’t Hearrenfean
De grondslag voor deze veenkolonie werd gelegd in 1551,
toen enkele Utrechtse ondernemers met steun van de Friese
raadsheer Pieter van Dekema (grafsteen in de muur van de
Oldehove te Leeuwarden) een contract sloten en een ’veen-
compagnie’ vormden, met de bedoeling het hoogveen in Scho¬
terland en het aangrenzende Aengwirden en Opsterland te
laten afgraven. Waar genoemde grietenijen alsmede Haskerland
bij elkaar kwamen, ontstond weldra de vlecke Heerenveen, die
over drie territoria verdeeld was. Er stonden dan ook twee
gemeentehuizen en drie kerken, toen in 1934 de leuze ’Hee-
renveen-één’ verwezenlijkt werd. Er vond opheffing van de
gemeente Aengwirden plaats, terwijl Schoterland zijn westelijk
deel en Haskerland zijn oostelijke ’rand’ moest inleveren. De
door ruil, afkapping en aanhechting tot stand gekomen nieu¬
we gemeente met Heerenveen als hoofdplaats en centrum van
bestuur werd op voorstel van een lid van de Tweede Kamer
geheel in strijd met de Friese traditie Heerenveen genoemd,
Route 1 32
IJlst-Drylts
Hoewel dit boekje over de Friese dorpen handelt, komen hier
ook enkele steden aan de orde. Zo’n stad is IJlst, dat wij van
Sneek uit gemakkelijk kunnen bereiken. In 1968 werd her¬
dacht dat het stadje 700 jaar tevoren gesticht was, wat Focke-
ma Andreae niet voetstoots schreef te willen verwerpen, al kan
het ook nog wel wat vroeger zijn ontstaan. Op hem maakte
ijlst op de kaarten (bijvoorbeeld al van Jacob van Deventer,
16de eeuw) de indruk van een handels- en scheepvaartneder-
zetting, waarbinnen wel enkele boerenbedrijven lagen, maar
die kent men ook in Kampen. Volgens hem zou het stadje als
nederzetting op eenmaal en onder leiding kunnen zijn ont¬
staan. De naam houdt verband met de Ee of Ie (’to der I-leke’)
die met een brede zwaai (een natuurlijk water dus) door de
oude bebouwing stroomt. In beginsel is IJlst dan ook een rij-
of streekdorp met het water als as en van een omvang die
nog in de 17de eeuw weinig groter was dan sommige dorpen.
Route 2 34
Smallebrugge-Smellebrêge
Dit dorpje is bekend door de woordspeling van een schippers¬
uitdrukking: Heech oanhalde en Smellebrêge net ienris bisile
Route 2 35
W oudsend-W aldsein
Deze komvormige nederzetting aan de Ee met een geome¬
trisch stratenpatroon (dat eerst nu wat begint te verduisteren)
is ontstaan aan de rand van het grondgebied van het dorp
Ypecolsga, een wegstreekdorp dat meer westelijk gelegen is.
In 1788 had Ypkelsgea dan ook 22 stemmen, waaruit de be¬
tekenis en de ouderdom van deze agrarische nederzetting valt
af te lezen. Woudsend wordt voor het eerst in 1447 vermeld:
Waldeseende. De aanwezigheid van een klooster (1337) en
van een stins, de ’trek’ naar het water de Ee als belangrijke
verkeersader (Leeuwarden-Zuiderzee) hebben een dorp met
kleinstedelijke allure doen ontstaan en we zouden het dan
ook als een vlecke moeten opvatten, die door handel, scheeps¬
bouw en scheepvaart (waaruit een verzekeringsbedrijf van be¬
tekenis is ontstaan) zich heeft ontwikkeld op grondgebied dus
van een boerendorp. In onze tijd vond luxe nieuwbouw langs
de Ee en aan de weg naar Ypecolsga plaats, terwijl Woudsend
een centrum van watersport en jachtbouw is geworden. De
korenmolen aan de westzijde en de houtzaagmolen (met in¬
tacte houtzagerij) aan de Ee verfraaien het aan de waterkant
toch al levendige dorpsbeeld niet weinig. Ook bij een speur-
Route 2 36
Sloten-Sleat
In het ontstaan van Sloten valt overeenkomst vast te stellen
met Balk. Het dorp, later stad, behoorde aanvankelijk voor
de ene helft onder Wikel, voor de andere onder Tjerkgaast,
maar in de 16de eeuw kreeg het een eigen kapel. Het begin
zou geweest zijn een in de 13de eeuw gebouwde stins, die de
waterweg Sneek-Zuiderzee controleerde en later in verband is
gebracht met het geslacht Harinxma (’Van Harinxma thoe
Slooten’). In 1426 wordt Sloten (de Friese naam Sleat — is
Route 2 37
Oosterzee-Eastersé
Het gebied ten noorden en oosten van Lemmer bestaat uit
streekdorpen met de boerderijen in een reeks óf vlak langs de
weg (Spannenburg-Follega-Eesterga) of op enige afstand daar¬
van (Oosterzee, Echten). Wie de ’oude’ straatweg Spannen-
burg-Lemmer (begin 19de eeuw) neemt, kan de dorpen als
type gemakkelijk determineren en ook wie de nieuwe auto¬
weg Joure-Lemmer (door het Tjeukemeer) kiest, onderscheidt
op afstand de structuur van de dorpen met hun doorgaande
parallelverkaveling, zo typerend voor een weide-veengebied.
Oosterzee - de foto legt meer de nadruk op het landschappe¬
lijke dan op de structuur - ligt ten zuiden van het Tjeuke¬
meer, maar kreeg zijn naam toch van de Zuiderzee, tot welk
water zich oorspronkelijk ook het dorpsgebied uitstrekte voor¬
dat dit ’Oosterzeeïnger veld’ in de vorige eeuw werd ver¬
veend, waarna onder een oude naam de nieuwe nederzetting
Bantega ontstond. In onze tijd bezit het dorp een kleine kom,
maar in 1718 bestond Oosterzee uit één lange rij boerderijen
weliswaar aan de weg naar Heerenveen maar alle met een
opvaart naar de Rien en het Tjeukemeer, wat nog eens wijst
op de betekenis van het water als vervoermiddel voor de boer
en zijn zuivelproducten. De rij zette zich trouwens in het dorp
Route 2 38
Lemmer-de Lemmer
Deze verhuizing hing ongetwijfeld samen met de opbloei van
dit kustdorp, dat is ontstaan aan de samenvloeiing van Rien
en Sylroede en aan betekenis won, toen de verbinding van
Friesland met de Zuiderzee (Amsterdam) niet meer langs
Takozijl (Teakesyl) liep, maar langs de Zijlroede. Hoewel om¬
streeks 1700 het dorp wat zijn bebouwing betreft een vrij on¬
duidelijk karakter draagt, valt op dat langs de Zijlroede vooral
aan de zuidzijde (en minder aan de tegenovergestelde oever)
de huizen zich rijen. Lemmer moet dan ook al vroeg een ietwat
stedelijke indruk hebben gemaakt, wat wel tot de aanduiding
’vlecke’ heeft geleid. De streekmatige bebouwing blijkt nog
uit namen als Langestreek en Kortestreek, die duidelijke taal
spreken. In de tweede helft van de 19de eeuw kreeg ook de
zeevisserij betekenis, wat leidde tot het ontstaan van de Fis-
kersbuorren, een grachtje met aan weerszijden huizen van
Zuiderzeevissers. Na 1945 is de kern van Lemmer zowel
planologisch als architectonisch door modernisering die met
demping, sloop, doorbraken en buitenschalige bebouwing ge¬
paard ging, volledig ontwricht. De Zijlroede met aangrenzende
bebouwing is eigenlijk nog het enige stuk dat min of meer
zijn karakter heeft bewaard, mede dankzij een aantal geveltjes.
Het bord buiten het dorp dat toeristen moest lokken met de
mededeling Lemmer, oud vissersdorp’ (op zichzelf ook nog
onjuist), is terecht verwijderd . . .
Laaxum-Laeksum
Ten zuiden van Waras ligt aan het IJsselmeer dit voormalige
vissersplaatsje, dat uit een vrij willekeurige bebouwing bestaat
(deels: bestond) achter en op de zeedijk. Wordt al in 1325 als
Laxnum genoemd en komt in 1487, samen met Warns en
Scharl, als Laexum voor. Toch zal er geen sprake zijn geweest
van een zelfstandig dorp. Trouwens, het telde in 1718 ook
maar een stuk of acht huizen en op de kaart van Eekhoff
(1851) zes. De opbloei kwam na 1850 met de opkomst van de
ansjovis-visserij (al moeten er ook vroeger al vissers hebben
gewoond: in 1680 is er sprake van de aalvissers van Hinde-
Route 2
39
Molkwerum-Molkwar
Er zijn maar weinig zulke sprekende voorbeelden van een
vroege achteruitgang van een dorp in de Zuidwesthoek als
Molkwerum. Met opzet laat de foto een perceel met tuinbouw
zien met aan de rand enige bebouwing. Zulke lege plekken —
tuin, weiland of wat dan ook — zijn in Molkwerum legio en
ook de opmerkzame speurder ontdekt maar weinig meer van
wat in 1718 blijkens de kaart van Johannes Hilarides het ken¬
merkende van deze plaats uitmaakte, namelijk een wirwar van
watertjes die zich door de bebouwing slingerden en maakten,
dat er acht eilandjes (pollen genaamd) ontstonden, waartoe
18(!) met name bekende bruggen toegang verleenden. In die
tijd moet de bijnaam de Friese Doolhof zijn ontstaan. Het
oude Molkwerum (de naam zal niet meer betekenen dan land
waar koeien gemolken werden) was een perfect voorbeeld van
een ’archipeldorp’, zoals Grouw en (tot de recente ruilverkave¬
ling) Terzool.
Van een ongetwijfeld agrarische nederzetting moet Molkwe¬
rum zich al vroeg tot een dorp met veel zeelieden hebben
ontwikkeld. Molkwarders ter zee ontmoeten we al in de 16de
eeuw, terwijl kennelijk in de 17de eeuw het dorp zijn hoogte¬
punt bereikte. Er stonden in 1649 250 voor de belasting aan¬
geslagen huizen, maar dit aantal onderging in de 18de eeuw
reeds een snelle daling, zodat er in 1771 nog maar 107 huizen
restten. Uit de eerste helft van de 19de eeuw is een relaas
bewaard waarin een hoogbejaarde inwoner de talrijke lege
Route 2 40
Hindeloopen-Hynljippen (Hylpen)
In 1975 is het 750-jarig bestaan van Hindeloopen als
stad gevierd. Dat was op grond van een oude overlevering.
Ik heb trachten aan te tonen, dat 1422 meer gemotiveerd is
als jaar waarin er van stadwording sprake was. Maar hoe dit
zij, nog steeds vertoont Hindeloopen het uiterlijk en de plat¬
tegrond van een dorp, waarom het hier ook wordt behandeld.
Veelzeggend is, dat de straat die parallel loopt met de zeedijk
en het rechte water de Houswiken (d.i. Kerkhofswijk), de
Boerren heet; dat is dus de buorren, de kom van het oude
dorp. In het stadsgebied wijst de naam Aaldweide op vroegere
veehouderij, terwijl de naam Klinten (Fries: geringe woning)
die in dat gedeelte op drie plaatsen voorkomt, ook niet op
een planmatige bebouwing wijst. Dat is wel het geval met de
straat de Nieuwstad (Niiste) tot vóór de recente uitbreiding
tussen het water Yndyk en de Westervaart de oostelijke be¬
grenzing van de bebouwing. Deze Nieuwstad ontstond in 1632
en men had trouwens bij de overigens nog niet zo oude toren
een nieuwe kerk gebouwd. De stad telde toen 100 Oostzee-
schippers. De kaart van de stad uit 1664 toont een strakke
opbouw van reeksen huizen aan parallel lopende straten ge¬
plaatst: een karakteristiek voorbeeld van een veelvoudig rij- of
streekdorp, waarvan inmiddels aan de zeezijde als gevolg van
overstromingen en sloop door economische achteruitgang een
niet onaanzienlijk deel is verdwenen. Overigens is Hindeloopen
een oude nederzetting, die als Hintinluofe al in de 8ste eeuw
voorkomt, dan stellig nog een dorp van boeren (en vissers?).
Route 2 41
Gaast-Gaest
Dit dorp mag dan geen duidelijke structuur hebben, waardoor
een determinatie mogelijk is, het is een van de weinige voor¬
beelden van een typisch langs de zeedijk gelegen nederzetting,
waarbij — als de kerk op de plaats van de oorspronkelijke
staat — afslag door de Zuiderzee in het verleden mag worden
aangenomen. In ieder geval weten we van een dijkdoorbraak
in 1643, waarbij doodkisten wegspoelden. De naam duidt op
een natuurlijke hoogte, die in het verleden akkerbouw tot ge¬
volg had. De ligging aan zee maakte, dat het dorp nog in
1749 een zekere maritieme inslag had. Wie het dorp van de
zuidkant nadert, vermoedt niet achter de kerk een duidelijke
’buorren’ met enkele aardige dorpshuisjes te zullen aantreffen.
Daar staat tegenover een als Boerestreek op te vatten reeks
boerderijen aan de Gaaster Nieuwe Vaart (1718), thans aan
de later aangelegde weg. Van 1954 tot 1974 daalde het aantal
inwoners met bijna 25 procent van 343 tot 267, waarmee bijna
de toestand van 1840 weer bereikt was, toen er 260 personen
in 46 huizen woonden ...
Parrega-Parregea
Voorbeeld van een terpdorp, waarvan de kern bepaald wordt
door de plaats van kerk en (zadeldak) toren, dat de laatste
jaren door nieuwbouw werd ingekapseld, maar dat blijkens de
kaart van 1854 in de tweede helft van de 19de eeuw als een
satellietdorp een lange streekbebouwing langs de Ee of trek¬
vaart Workum-Bolsward en de daarlangs lopende in 1852 be-
puinde weg ontwikkelde. Zowel scheepvaart als wegverkeer
langs deze hoofdverbinding kan het ontstaan van dit rij- of
streekdorp hebben bevorderd. De laatste jaren heeft de weg
nog slechts plaatselijke betekenis: de nieuwe weg Workum-
Bolsward passeert de terpnederzetting aan de westzijde. De be¬
bouwing is in haar onopvallendheid typerend voor een lande¬
lijke nederzetting.
Makkum
Niemand zal er aan twijfelen, dat de foto, genomen van de
Route 2 42
Allingawier
In onze tijd bekend geworden als museumdorp door de aan¬
wezigheid van de museumboerderij De Izeren Kou met onder¬
horigen, is het oorspronkelijk een terpdorp, gelegen tussen
het kleine Kerkmeer en het grote, na 1874 drooggelegde
Makkumermeer. Beide wateren deden in het verleden de bin¬
nenvisserij van betekenis zijn, maar overigens waren de in het
veld verspreide boerderijen van belang: Allingawier (wier kan
terp, hoogte betekenen) telde 22 stemdragende staten. De
verbindingen bestonden alleen uit waterwegen. De droogma¬
king heeft evenals bij Exmorra de landschappelijke situatie
van Allingawier geheel veranderd en door de lage ligging van
de drooggemalen landerijen het terp-accent visueel versterkt.
Dat verschijnsel valt overigens ook bij op hoogten gelegen
boerderijen en gehuchten in dit voormalige merengebied vast
te stellen. Door de functie van 'Museumdorp’ zijn enkele pan¬
den bewaard gebleven; het topstuk is wel de genoemde 'Ize-
ren Kou'.
Route 3 44
DE NOORDWESTHOEK
OUDEBILDTZIJL
Stiens
Het is duidelijk te zien - de weg van Leeuwarden af gaf
daarvoor al aanwijzingen — dat het hoofddorp van het gehal¬
veerde Leeuwarderadeel gelegen is aan de oostelijke rand van
de voormalige Middelzee. Hoewel Stiens een Oudland kent
tegenover het westelijk gelegen Nieuwland, ligt het op een
terp, waarvan verondersteld mag worden, dat de zee aan de
westzijde daarvan een deel heeft weggeslagen. Daardoor wordt
namelijk de excentrische ligging van de dorpskerk verklaard,
ook al passeert de Goadyk als voortzetting van de Middelzee-
dijk Leeuwarden-Stiens (Brédyk) de bebouwde dorpskern op
enige afstand westelijk. Overigens viel Glazema ook de 'on¬
harmonische dispositie’ op van de kerk, die op de zuidkant
van het kerkhof staat en de gehele breedte hiervan beslaat.
Stiens is vaak vereeuwigd vanwege de inderdaad rustieke om¬
geving van de kerk. Deze toch valt op doordat het eivormige
kerkhof door een brede ringweg omgeven wordt met daar¬
binnen onder een dubbele forse bomenkrans de z.g. wandeling,
waartoe men op enkele plaatsen toegang krijgt via een draai-
kruis: een soort primitieve voorloper van het tourniquet en in
het verleden op tal van dorpen voorkomend met het doel los¬
lopend vee van de dodenakker verwijderd te houden. Op een
afstand domineert de stompe toren die zich even boven de
omringende iepenkrans verheft. Stiens (uit: Steninge) breidde
zich al vroeg in zuidelijke richting uit langs de dorpsvaart. De
laatste decennia is zowel aan de west- als aan de oostzijde veel
Route 3 45
Oude Bildtzijl-Aldebildtsyl
De brede monding van de Middelzee werd in 1505 bedijkt
en het Bildt genoemd. De later Oude Biltdijk geheten zeedijk
sloot de eerste inpoldering af. Wegennet, verkaveling, situering
van de nederzettingen kregen een toen modern geometrisch
patroon, dat nóg de dorpsgezichten beïnvloedt. Deze hebben
overigens in deze eeuw te lijden gehad van dempingen, waar¬
voor de kleine kern Oude Bildtzijl (Bildts: Ouwe Syl) echter
gespaard is gebleven, zodat met het water in de diepte hier
nog een aantrekkelijk dorpsbeeld te genieten valt. Het dorp
is ontstaan bij een zijl of sluis waardoor de hoge, want weinig
ingeklonken gronden via een natuurlijke waterloop hun water
naar de Waddenzee loosden. Ook fungeerde deze sluis als
verbinding van het Bildt met de buitenwereld wat betreft
export en import. Er stond in de dagen van Karei V en
Philips II dan ook het z.g. Koningshuis, dat als havenkantoor
diende. De naam Keuningstreek (tevens typerend voor de
streek-bebouwing) herinnert nog aan deze situatie.
In 1600 werd het vóórliggende Nieuw Bildt bedijkt, waardoor
in noordelijke richting een nieuwe sluis werd gebouwd; daar¬
bij ontstond het nog bestaande Nieuwe Bildtzijl. In 1654 wer¬
den beide zijlen echter al uit de dienst genomen en de ’Ouwe
Syl’ werd havenplaats af. Niettemin gewaagde Winsemius in
1622 nog van een ’treflijcke buyrte’. De kaart van 1718 geeft
al ongeveer de huidige toestand weer: een bebouwing op de
dijk en aan de voet daarvan, gescheiden door een smalle
vaart. Ook was er de al genoemde Keuningstreek. In de laat¬
ste twintig jaar is de bevolking sterk gedaald: van 1741 zielen
in 1954 tot 1011 in 1974.
Oudebildtdijk-Aldebildtdyk
Ten Westen van het voorgaande dorp strekt zich een woon¬
streek uit, die wel karakteristiek is, maar de laatste jaren
onmiskenbaar sporen van verval vertoont. Dat geldt niet voor
de ’in de diepte’ gelegen, vaak markante boerderijen, die in
vele gevallen op erven staan, welke onmiddellijk na de inpol-
Route 3 46
Firdgum-Furgum
’De Firdgumer dorpsterp is van verre kenbaar aan de slanke,
alleenstaande bakstenen zadeldak-toren, die, op het hoogste
punt van de wierde gebouwd, de eer van het dorp tracht op te
houden. De kerk werd in het jaar 1792 afgebroken en niet
meer hersteld. Vroeger schijnt het dorp, dat slechts een hand¬
vol, tegen het kerkhof gedrukte huisjes als kern bezat, van
meer betekenis te zijn geweest, terwijl het tot een stins uit¬
gegroeide Camstra-State er een zekere luister aan verleende.
Van deze stins rest thans nog de overwelfde kelderverdieping
van een zware toren, onder het voorhuis van een ten zuiden
van de dorpskerk gelegen boerderij verscholen.’ Aldus de
karakteristiek van het in Barradeel gelegen Firdgum van de
hand van H. Halbertsma in 1955. Het aantrekkelijke beeld
is inmiddels praktisch niet veranderd. Wel weten we uit het
archeologisch onderzoek in deze nederzetting, die als Fardinc-
heim al in de registers van Fulda (927-956) voorkomt, dat
de terp deel uitmaakt van de derde, meest noordelijke groep
van Barradeel waaruit geen vondsten bekend zijn geworden,
ouder dan de 7de eeuw na Chr. Opmerkelijk in landschappe¬
lijk opzicht zijn de hoge ruggen in het geologisch jonge ge¬
bied, die ook bij Firdgum voorkomen en oppervlakkig aan
terpen doen denken. Zij zijn echter van natuurlijke oorsprong
en verlenen landschap en dorpen een eigen karakter, waarbij
zich ’s zomers nog het volle geboomte in de dorpen en rond¬
om de boerderij voegt. Tenslotte: de zware stinstoren waar-
Route 3
47
Harlingen-Harns
Het komt niet zo vaak voor, dat een stad pronkt met een
dorpskerk, in elk geval met een dorpstoren. Dit is het geval
m Harlmgen, waar de gerestaureerde tufstenen toren, die
moeilijk ouder kan zijn dan het laatste kwart van de 11de
eeuw, op grondgebied staat van het bij Harlingen gevoegde
dorp Almenum (klemtoon op de é.) De bewoningsgeschiedenis
is vrij ingewikkeld, maar vast staat, dat op het gebied van
Harlingen plus Almenum twee nederzettingen ontstonden:
Harlmgen (oudst overgeleverde vorm in 1228: Herlinge) en
Almenum (in deze vorm omstreeks 1300, maar in 1327 Almo-
num). De kerk van Almenum is bekend geworden door de
oud-Friese wetten in het kader van een sage, volgens welke
de legendarische Friese held Magnus het corpus van de Frie¬
se volksrechten had opgeborgen in deze kerk, welk aan Sint
Michael gewijd godshuis in de betreffende codex genoemd
wordt:
’Sente Michaelis dome’, die (vertaald) 'toentertijd van hout was
opgetrokken en met riet gedekt’. Bij oudheidkundig onder¬
zoek zijn inderdaad sporen van houten kerken ter plaatse ont¬
dekt. Het staat vast, dat in de 14de eeuw Almenum en Har¬
lingen één pastoor hadden en dus één parochie moeten heb¬
ben gevormd. Daarin schijnt het maritieme Harlingen al spoe¬
dig zodanig gedomineerd te hebben, dat in 1228 de bisschop
van Utrecht die de kerk bezocht, wel Harlingen noemt, maar
Almenum niet. Toch bleef Almenum tot in onze tijd als dorps-
territoir bekend. Nadat Harlingen in 1580-1600 nieuwe ves¬
tingwerken had gekregen, werd op een 17de eeuwse kaart
keurig de grens tussen Harlingen en Almenum uitgestippeld.
En nog in 1664 plaatste Chr. Schotanus op zijn plattegrond
van Harlingen bij de stadskerk de woorden ’Den Dom van
Almenum’. Er wordt vaak gesproken van de terp van Alme¬
num; de kerk ligt dan ook op circa 5 meter boven NAP.
Maar onderzoek van Halbertsma leverde als resultaat op, dat
zich onder de kerkheuvel een zavelige oeverwal bevond tot
48
Route 3
Dronrijp-De Ryp
Met zijn uit 1544 daterende kerk-en-toren aan de rand van
de oude bebouwing levert dit dorp van de rijksweg Harlingen-
Leeuwarden af gezien (zuidzijde) een aantrekkelijk dorpsge¬
zicht op. Naderbij bekeken blijken er wel minder gelukkige
ingrepen te hebben plaatsgevonden, maar in elk geval is een
pleintje ten zuiden van de kerk met zijn rustige bebouwing
behouden gebleven (Tsjerkebuorren). Dronrijp - de naam ryp
betekent reep of rij - blijkt bij bestudering te zijn verbonden
aan een ongeveer zuid-noord lopende terpenreeks, waarvan
een aantal met een eigen naam: Sytsema’s terp, Dotinga’s terp,
de kerkterp, Hobbematerp, de Gasthuisterp, Jensma’s terp en
Hommematerp. Aan de westzijde van deze rij schijnt een getij-
geul te hebben gelopen evenals trouwens aan de oostzijde.
Volgens wijlen prof. J. P. Bakker zag omstreeks 900 de streek
er nog uit als een waddengebied met getijgeulen. Dronrijp is
verder een voorbeeld van een logische uitbreiding onder in¬
vloed van een waterweg. Na het graven van de trekvaart
Route 3
49
Beetgum-Bitgum
Nog altijd is dit aan de voormalige Middelzee gelegen dorp
een opvallende terpnederzetting met op het hoogste punt kerk
en toren. Overigens zou men niet vermoeden, dat het dorps-
gebied van Menaldum dermate ver in de bebouwing door¬
dringt, dat de volksmond kan zeggen: 'als de toren van Beet¬
gum omvalt, komt hij in Menaldum terecht’. De terp van
Beetgum heeft al vroeg de aandacht getrokken evenals de
naburige verdwenen omvangrijke terp van Bessumerburen.
Hier zijn belangrijke vondsten gedaan zoals een geloftesteen
uit 100 na Chr. voor de godin Hludana met een opschrift
waarin sprake is van verpachting van de viswateren, waarmee
wellicht de Middelzee is bedoeld dan wel een of ander natuur¬
lijk binnenwater. Beetgum heeft lang een eenheid gevormd
met Beetgumermolen: een nederzetting die zich heeft gevormd
in de nabijheid van de voormalige dorpsmolen. Pas op 1 janu¬
ari 1963 is de wat Winsemius al in 1622 ’de uytbuyren ghe-
naemt Beetgumer Meulen’ noemde, een zelfstandig dorp ge¬
worden. Zo blijkt een al niet meer bestaande molen achteraf
toch nog tot dorpsvorming te kunnen leiden, al dient er bij
gezegd te worden, dat Beetgumermolen ook in 1963 al lang
een dichtbebouwd streek- of rijdorp was langs de Hegedyk
(Hogedijk), de voormalige Middelzeedijk, die verkeersweg is
geworden. Beetgum is met Beetgumermolen verbonden door
Route 3 50
een weg met bomenrijen, die ter plaatse De Bosk wordt ge¬
noemd, uit welke benaming de armoede aan bomen in dit
deel van Friesland spreekt, waardoor al gauw van een bos
gesproken wordt. Overigens kan de naam mede ontstaan zijn
door de rijkdom aan bomen die het in 1879 gesloopte slot
Ter Home alias Martena halverwege beide kernen kenmerkte.
De bebouwing van de Beetgumer terp draagt een onopvallend
karakter.
Jelsum
De Noordoosthoek is vooral het Friesland van de terpen of
liever van de tamelijk opvallende en vrij goed bewaard ge¬
bleven terpdorpen. Dat begint al dadelijk ten noorden van
Leeuwarden met Jelsum. Jelsum is op meer dan één manier
bevoorrecht: een gave oude kerk en toren, de huizinge Deke-
ma-state met lanen en grachten, een paar fraaie boerderijen
(zie: S. J. van der Molen en Paul Vogt, Langs Frieslands oude
boerderijen), de bebouwing op de terp aan de zuidoostzijde en
tenslotte de aanblik op de terp van het Douwe dykje (een
kleine ringweg) in het noorden af. Merkwaardigerwijze spre¬
ken de Jelsumers niet van één terp, zoals die zich aan de
beschouwer voordoet, maar kennen zij er meer: Boersma’s
terp, Achterste terp, Voorste terp of Van der Burgs terpen.
Maar gezamenlijk vormen ze toch één geheel, dat natuurlijk
wel van afgraving te lijden heeft gehad. Op de foto zien we
links Boersma’s terp en rechts de Achterste terp, van elkaar
gescheiden door de dichtgegroeide Oudegracht. Deze gracht
is stellig een overblijfsel van het verdwenen Harinxma-state
alias Mockema, waarvan een tekening uit omstreeks 1722
bestaat. Deze state was weer gebouwd op een eigen hoogte,
die op de Achterste terp lag. De Voorste terp is het stuk land
ten oosten van de Binnedyk (Binnendijk), dat omhoog loopt
naar de kerk, op het hoogste punt. Het bebouwde deel van
Route 4 52
Ferwerd
Met zijn plein het Frijhóf in het centrum op de terp verdient
het dorp bezichtigd te worden. De zadeldaktoren mag dan
omstreeks 1935 zijn gerestaureerd op een wijze die toen al en
terecht kritiek opwekte - ’de klep is van de pet geknipt’ —
hij rijst stoer en machtig boven de bebouwing uit, vóór de al
even opvallende omvangrijke kerk. Kerk en kerkhof worden
omgeven door een kerkepad, dat met een trapje onder een
poortje afdaalt naar het al genoemde plein, dat, naar analogie
met Maastricht, ook in de literatuur (Glazema) ten onrechte
wel als Vrijthof betiteld wordt. Het bestaat uit een recht¬
hoekige ruimte, die aan de westzijde door een rij gerestaureer¬
de eenvoudige 19de eeuwse woningen wordt afgesloten, aan
noord- en zuidzijde een minder goed geconserveerde bebou¬
wing vertoont, met als gunstige uitzondering het hoge huis
van kloostermoppen (16de eeuw of vroeger) in de zuidweste¬
lijke hoek. Het is ook gerestaureerd en schijnt gebouwd te zijn
voor de prebende-priester (het diende ook als rechthuis), ter¬
wijl zowel de ijzeren pomp als het na 1945 verrezen verzets-
monument twee verticale elementen vormen die geen betere
plaats hadden kunnen krijgen. Naar oude traditie worden de
doden die bij de kerk begraven worden, door het hoekpoortje
naar hun laatste rustplaats gedragen. De naam Vrijhof heeft
aanleiding gegeven tot beschouwingen door Glazema (1948)
en Van Buijtenen (1961). Kalma had in de Encyclopedie van
Friesland achter het verband met het ’frithof’, de oude asiel-
Route 4 53
Holwerd
Dat het hier ook een terpdorp betreft blijkt uit de hoogte:
de bebouwing rijst duidelijk uit het omringende veld omhoog.
Bovendien staan de huizen dermate hoog boven de bestrating
(die kennelijk verlaagd is), dat er stenen trapjes en schuin
metselwerk nodig waren. Toch valt het de bezoeker op, dat
het geen 'gewone’ terp is. In de archeologische literatuur
wordt Holwerd dan ook nogal eens genoemd. Er wordt op
gewezen, dat sommige terpen een langgerekte vorm hebben
en als handelscentra of nederzettingen van handwerkers wor¬
den beschouwd, al kan er best eerst wel een agrarische kern
zijn geweest. Tot deze handelsterpen uit de 8ste of 9de eeuw
wordt ook Holwerd gerekend. Halbertsma komt bij zijn on¬
derzoek naar de terpen in Friesland en Groningen tot deze
determinatie: dorp op een in eerste aanleg ronde terp met
bebouwing van een stedelijk karakter (de straten, v.d. M.),
waarop de eerst naderhand opgeworpen, aan weerszijden aan¬
sluitende (voormalige) zeedijk geen invloed meer heeft uit¬
geoefend. Kerk en kerkhof liggen op een afzonderlijke, met
een ringweg omgeven terp in buitendijks gebied. Door samen¬
smelting van beide heuvels (terpen dus) verkreeg het dorp
zijn langgerekte gedaante. Hieraan kan worden toegevoegd,
Route 4 54
Jouswier
In 1964 wordt betreffende dit terpdorp vastgesteld, dat het
’t kleinste en dertiende dorp in Oostdongeradeel is, evenals
Wetsens alleen administratief een dorp, waarvan de ’buorren’
bestaat uit een kerkje (dat slechts een enkele keer ontsloten
wordt) met een paar huizen er omheen. In 1744 woonden er
in Jouswier 54 personen, in 1963 64 (tegen nog 89 in 1944!)
waarbij men er wel rekening mee moet houden, dat de mees-,
ten buiten de terp wonen. Tegenwoordig maakt de kerkeburen
de indruk nog slechts een laatste restant te zijn van een een¬
maal groter geheel, maar Eekhoff gaf ook niet meer dan vijf
huizen bij de kerk aan (1855). In het dorpsgebied lagen in het
verleden enkele verspreide boerderijen zoals Winiastate, Erns-
ma’s state en Sjucksmahuis, welke namen al in de 15de en
16de eeuw voorkomen; vooral op deze herenboerderijen zal
vóór de hervorming de kerk hebben gesteund, die in 1557
’nije gebouwet’ werd (waarschijnlijk: hersteld), maar later werd
Jouswier gecombineerd met Oostrum en Ee. Wier kan ook
een natuurlijke hoogte betekenen, maar Halbertsma heeft
Jouswier wel degelijk in zijn lijst van terpen opgenomen. Met
oog voor romantiek beschouwd, treft Jouswier landschappelijk
door de kleinschalige harmonie van terp en kerk en huis,
maar achter dit schilderachtige beeld verschuilt zich veel mo¬
derne problematiek, waarvan het dalende inwonertal al een
indruk geeft. De schoonheid is helaas aan het vervallen .. .
Metslawier-Mitselwier
De hoofdplaats van Oost-Dongeradeel, waar het gemeente¬
huis staat, geeft een omgekeerde ontwikkeling als van Jous¬
wier te zien: tegenover 218 inwoners in 1744 stonden 677 in
1963 en 824 in 1973 (daarentegen in 1969: 847). In oudere
bronnen wordt gesproken over de aanwezigheid van tal van
States, saten en ’fraaie heerenlandhuizen’, maar ons interes¬
seert thans vooral de Tsjerkebuorren: de dorpskern rondom
de op de top van de terp staande kerk, waarheen van de
rand van de bebouwing stervormige straatjes omhoog lopen.
In de jaren ’60 is een raadsbesluit genomen tot restauratie van
de aantrekkelijke 18de en 19de eeuwse pandjes, welk proces
Route 4 56
nog niet voltooid is, maar toch al heeft geleid tot een harmo¬
nisch en gaaf dorpsbeeld, terwijl elk ’museumelement’ gekeerd
kon worden doordat de gerestaureerde huizen met aan de
eisen van het moderne woongerief aangepaste interieurs vlot
nieuwe bewoners vonden, terwijl enkele gemeentelijke dien¬
sten er ook een prettig onderdak vonden. Doordat het straat-
meubilair, hekwerk e.d. aan de 18de eeuwse sfeer is aange¬
past en de nauwe straatjes toch al niet voor auto’s toeganke¬
lijk waren, is een voorbeeldig geheel bezig te ontstaan waar¬
van de eenvoudige 18de eeuwse kerk met omringend geboom¬
te het vanzelfsprekende middelpunt vormt.
Ee-le
is ook een terpdorp met een nog gave bebouwing wat de
oude kern betreft en ook hier is een restauratieplan in het
kader van een beschermd dorpsgezicht in uitvoering. De plat¬
tegrond doet aan de situatie in Metslawier denken: ook hier
staat de kerk centraal. De schrijver van het werk Op ’e sneup
troch Eastdongeradiel (1960-’61) kon nog constateren: het is
een echt terpdorp in ongeschonden staat. Er loopt een ring¬
weg omheen en vandaar af lopen straten en straatjes naar de
kerk die met het oudere kerkhof eromheen op de hoogste
plaats van de terp staat, midden in het dorp. Er is later wel
enig verlies geboekt, maar de laatste jaren ook duidelijk winst.
Kollum
Na zulke dorpen als Brantgum, Jouswier en Ee doet Kollum,
de hoofdplaats van de gemeente Kollumerland en Nieuw-
Kruisland, bepaald stedelijk aan, vooral als we de na-oorlogse
uitbreidingen aan de zuid- en de noordwestzijde in ogen¬
schouw nemen. In dit boekje gaat het evenwel meer over het
historische aspect en ook dat leert bij onderzoek, dat Kollum
in ieder geval in de 16de eeuw wat zijn kern betreft al tot
komvormig was gekomen. Notaris Andreae die zijn woon¬
plaats en gemeente in 1883 beschreef en die er op wijst, dat
de naam Colleheim in de giftbrieven van het klooster Fulda
(8ste eeuw) door de schrijvers eenparig voor de oude bena¬
ming van Kollum gehouden wordt, schetst het dorpsbeeld in
een enkele zin aldus: ’Het bevat eene regelmatig bebouwde
buurt met een hoofdstraat, die door een kanaaltje wordt door¬
sneden, terwijl men er buitendien nog eenige kleinere straten
aantreft.’
Route 4 57
De 19de eeuwse auteur heeft het echter mis als hij de oor¬
sprong van het oude Colleheim wil zoeken ’op een terp,
waarvan de overblijfselen nog duidelijk zijn waar te nemen en
op wier middelpunt ongeveer zich thans nog de kerk bevindt
(.. .) Die terp zal zich ongeveer hebben uitgestrekt van de
zoogenaamde Harddraversbaan oostwaarts tot nabij de dorps-
vaart en van omstreeks het einde der Tollingastraat noord¬
waarts tot voorbij de kerk.’ Zeker, het is waar dat dit gedeelte
van het dorp 'aanzienlijk hooger ligt’ en ’het terrein daar
overal eenigszins afloopt’. Andreae geeft als hoogten zelfs
3.90 m en 3.15 m boven zomerpeil en meent: ’Wij zullen dus
de terp op ongeveer vier meters hoogte mogen stellen,’ maar
de waarheid is, dat Kollum niet op een terp ligt, maar op een
natuurlijke hoogte, van ’zand tot klei’ volgens de Bodemkaart
van Nederland. Het Kollumer dorpsgebied was en is van
grote omvang. In de 15de eeuw werd dit onder invloed van
een verbond met de Groningers (1467) in verschillende z.g.
cluften verdeeld, waarbij de eigenlijke dorpskern in Torpma-
cluft en Kerkburencluft uiteen viel. Andreae dacht bij Torpma
weer aan terp, maar torp betekent gewoon dorp. Het is wel
duidelijk, dat toen de opbouw van het dorp, dat al in het
bezit van een grote kerk met toren was, aanleiding gaf tot
genoemde onderscheiding. In de 15de of 16de eeuw bestond
er behoefte aan een verbinding van het Bergumermeer door
Kollum naar de sluis de Kollumerzijl, die via het Dokkumer
Diep de verbinding gaf met de Lauwerszee. Een brug werd
gelegd op de plaats waar het vaarwater de straat of weg
doorsneed.
Andreae veronderstelt, dat tussen 1500 en 1550 de wat hij
noemt dorpsbuurt al ongeveer dezelfde uitgebreidheid moet
hebben gehad als in zijn tijd. Hij berekende, dat de huidige
Voorstraat nog niet een gesloten bebouwing vertoonde; aan
de westzijde van de brug over het Diep waren er bijna evenveel
huizen als plm. 1880, maar ten oosten daarvan aan de zuid¬
kant ongeveer 15 en aan de noordzijde 14 huizen, terwijl er
zich 6 woningen op de Ooster- en 4 op de Westerdiepswal be¬
vonden. Op de kaart van 1718 vertoont Kollum reeds het
beeld van een 'dubbele straat’ met langs het Diep (noordzijde)
eveneens ’stedelijke’ bebouwing. Kennelijk heeft de wording
van Kollum als dorp met het karakter van ’vlecke’ een paar
eeuwen geduurd, terwijl niet vergeten mag worden, dat het
Route 4 58
V eenklooster-Feankleaster
Een grote tegenstelling met Kollum vertoont het dorp - eigen¬
lijk gebuurte onder Oudwoude - Veenklooster. Zoals de naam
aangeeft betreft het hier een nederzetting die zijn naam kreeg
van een klooster, dat officieel Mons Olivetus of Olijfberg
heette, maar in de wandeling vanwege de aanwezigheid van
veel hoogveen het Veenklooster werd genoemd. Bij de hervor¬
ming in 1580 raakten de gebouwen en de bezittingen in han¬
den van de Provincie, die het klooster wel spoedig zal hebben
laten slopen. Er voor in de plaats kwam in de 17de eeuw het
buitengoed Fogelsangh-state, in gewijzigde vorm nog bestaan¬
de. Geeft de kaart van 1718 ten westen van de state slechts
twee huizen aan, in 1847 trof Eekhoff er een dozijn woningen
aan, waarvan een tiental rondom de open en thans met bo¬
men beplante ruimte die de Brink wordt genoemd. Deze naam
kan van jonge datum zijn en mogelijk vergelijkenderwijs ont¬
leend aan de Drentse eikebrinken, maar het is wel opmerke¬
lijk, dat Andreae al bijna een eeuw geleden de naam kende.
Hij toch zegt van de state Starkenburg, dat het huis daarvan
'stond in de zoogenaamde Brink te Veenklooster.’ Hoe dit zij,
nadat na 1950 deze Brink met zijn geboomte dreigde te ver-
Route 4 59
Twijzel-Twizel
Dit dorp langs de straatweg (thans Rijksweg) van Leeuwarden
naar Groningen is in het bezit van een reeks gave boerderijen
van het kop-romp-type, die wat de breedte van hun hiemen
(erven) en de daarbij aansluitende kavelstroken betreft vrij
zeker de situatie bij het ontstaan van dit duidelijke rij- of
streekdorp in de middeleeuwen hebben bewaard. Het betreft
dat deel van het dorp dat de Wedzebuorren wordt genoemd
naar de in noordelijke richting aftakkende zijweg of Dam-
wedde (wedze zou doorwaadbare plaats betekenen). Merk¬
waardigerwijze spreekt Schotanus in 1718 op zijn kaart van
Westerburen, maar dat moet op een vergissing berusten. Eek-
hoff (1844) schrijft duidelijk Wedzeburen, maar geeft in de
richting Opper-Kooten nog een Twijzeler-buren en meer oos¬
telijk bij de kerk de Kerkeburen aan. Het blijkt dus, dat de
dorpsbebouwing niet in één keer tot stand is gekomen en dat
de naam Twijzelerburen betrekking moet hebben op het oud¬
ste deel van de nederzetting. Later moet de bouw van een
kerk met de daaruit voortvloeiende bebouwing de naam Ker¬
keburen hebben doen ontstaan. Overigens dateert de zadeldak-
toren uit omstr. 1200, zodat de Tsjerkebuorren pas daarna
tot stand kan zijn gekomen. De oude naamvorm is Optwizel,
door naamkundigen uitgelegd als: op de tweesprong. Inder¬
daad beantwoordt het beloop van de wegen juist bij Twijze¬
ler-buren’ aan deze karakteristiek, al valt natuurlijk niet te
bewijzen, dat dit van het begin af zo geweest is. Optwizel leeft
thans als straatnaam voort.
Route 5 60
CENTRALE SLINGER’
RINSUMAGEEST
WANSWERD WOUTERSWOUDE
BIRDAARD
STIENSER |
TICHELWERK#L
EESTRUM
snakkerburen./->wiedum
ƒ LEEUWARDEN
HUIZUM* GARIJP,
- ^TEERNS ^ SUAMEER
SIEGERSWOLDE
Snakkerburen-Snakkerbuorren
Water trekt. Dat blijkt ook nog weer eens uit het ontstaan van
een bebouwing in de vorm van een kriel-streekdorp (oorspron¬
kelijk ’buren’) aan de oostzijde van de Dokkumer Ee ten zui¬
den van het terpdorp Lekkum en thans tot de gemeente
Leeuwarden behorend. In 1718 was ’Snakker Buyren’ er al en
in 1847 bestond het uit een flinke rij huizen in een bocht van
de Ee, die daar zonder twijfel een van oorsprong natuurlijk
water is. De naam is nimmer naar genoegen verklaard. Wel
zijn er meer dorpsdelen die Snakkerburen heten, zoals te
Oostermeer, (voorheen) in Drachten, onder Rottum-St. Johan-
nesga en elders. In 1975 nog heeft de gemeenteraad van
Leeuwarden Snakkerburen officieel de status van dorp ver¬
leend. Belangrijker is, dat de wens, ook van de bewoners van
de woonstreek, om deze karakteristiek uiterlijk te doen behou¬
den of te hergeven aanwezig is en de eerste resultaten al ge¬
boekt zijn. Op de foto links nog juist de Ee (Ie), rechts een
deel van de bebouwing.
Miedum
Ten oosten van Lekkum herinnert een eenzaam zadeldakto-
Route 5 61
Birdaard-Burdaerd
We blijven nog maar even bij de Dokkumer Ee. Tot 1 januari
1974 heette de bebouwing links op de foto Birdaard, die aan
Route 5 62
Wanswerd-Wdnswerd
Terpdorp, waarvan het Veldgezicht’ bepaald wordt door de
stoere zadeldaktoren met kerk (15de, 13de eeuw), omgeven
door een kerkhofmuurtje en van het zuiden uit gezien vrij
van omringende bebouwing. De pastorie gaat schuil in een
’stinsachtige’ tuin met hoog geboomte. Voorzover er van een
’buorren’ sprake is, ligt die aan de noordzijde, op enige af¬
stand van de kerk. Blijkens de kaarten is de zuidzijde van de
terp nimmer bebouwd geweest. Wel prijkt daar de polder-
molen Victor uit 1867. Wie zich zover zuidelijk begeeft, dat
molen en dorp ’in een lijst’ worden geplaatst, kan van een van
de mooiste dorpsgezichten van het Friese noorden genieten.
Janum-Jannum
Dit kleine terpdorp (in 1974 54 inwoners, maar het dorps-
gebied is tamelijk groot) maakt deel uit van een enclave van
Dantumadeel in Ferwerderadeel: ten zuidoosten van Jislum
en Reitsum tot de Dokkumer Ee. Van Buijtenen ziet in deze
'merkwaardige uitstulping’ over de Ee de herinnering aan een
’exempte grangia’ (kloosterboerderij) van het belangrijkste Cis-
terciënser klooster Klaarkamp onder Rinsumageest, welk bezit
in 1580 bij de hervorming niet is teruggegeven aan Ferwerder¬
adeel, maar bij Dantumadeel is gebleven. Janum is een uit¬
gesproken terpdorp en Van Buijtenen zal niet hebben willen
Route 5 63
Wduterswoude-Wdlterswdld
We blijven in Dantumadeel, zij het, dat we de oorspronkelijke
dorpen Rinsumageest, Akkerwoude, Murmerwoude en Dantu-
mawoude — de laatste drie sinds 1971 samengevoegd onder de
naam Damwoude-Damwald — moeten passeren alvorens via de
Waltersloane in Wouterswoude aan te komen. We zijn hier
in de Dokkumer Wouden, waarbij het achtervoegsel woude-
wald niet betrekking heeft op opgaande bossen, maar op een
lagere begroeiing van elzenbroek en dergelijke, die niet kan
zijn aangetroffen op de diluviale rug die van oost naar west
dwars door de gemeente loopt en die zich via Driezum en
Oostwoude voortzet in Westergeest-Oudwoude (Kollumerland).
Hoewel de recente ruilverkaveling met name het traditionele
dorpsbeeld met omgeving heeft gewijzigd, valt nog steeds de
aanleg als rij- of streekdorp met parallelverkaveling haaks op
de hoofdweg te herkennen. De oudere bebouwing is nog altijd
vrij ruim en van het vroegere geboomte langs de weg en op
de erven is voldoende over om de tegenstelling tussen dorpen
als Janum en Wanswerd tot een sprekende te maken. In het
dorpsgebied worden de landerijen (kampen) over het algemeen
door boomwallen gescheiden, zij het, dat in het kader van de
agrarische schaalvergroting uitdunning heeft plaatsgevonden.
Hier en daar worden nog enkele typische ’Woudhuisjes’ aan¬
getroffen, maar hun aantal slinkt snel door verbouwing en
Route 5 64
sloop en laat zich al niet meer tot een totaal dorpsbeeld ver¬
enigen.
Oudkerk-Aldtsjerk
We zijn nog steeds in de Wouden, maar nu in de ’Trynwalden’
(Driewouden), ook wel de kerkdorpen genoemd met Oudkerk,
(Roodkerk), Oenkerk, Giekerk en Rijperkerk. We kozen Oud¬
kerk uit omdat het dorpsbeeld om meer dan één reden boei¬
ende aspecten biedt: aan de oostzijde het buiten de Klinze met
park van opgaand geboomte, in de ’buorren’ de kerk met
zadeldaktoren, aan de zuidzijde buiten de nieuwe ringweg
Dokkum-Leeuwarden het Oudkerkstermeer, aan de west¬
zijde een bekoorlijke achtkante poldermolen en bij de brug
over de Murk een opvallende, landelijke bebouwing van boer¬
derijen, een herberg en dorpshuisjes, die er blijkens de kaart
in 1847 ook al waren. Juist hoekjes als dit lopen in onze tijd
gevaar. Er is weinig monumentaals aan, maar alles is kwets¬
baar en één 'modernisering’ kan het hele beeld verstoren.
Eestrum-Jistrum
Hoewel dit dorpenboek niet zoals een VVV-gids als wegwijzer
fungeert, valt aan te raden van Oudkerk via Rijperkerk naar
Hardegarijp te rijden, daar de Zomerweg te kiezen en langs
Noordermeer weer de rijksweg Groningen-Leeuwarden te be¬
reiken, om weldra rechts af te slaan, richting Eestrum. Rijper¬
kerk is een genoeglijk Wouddorpje met bij het kerkje een
mooie boerderij. Hardegarijp is wat de bebouwing langs de
Rijksweg betreft door verlies van geboomte ontluisterd en
breidt zich nog steeds in zuidelijke richting als forensenplaats
stedelijk uit. En niemand zou op de gedachte komen, dat het
oorspronkelijke streekdorp zijn kern, tenminste kerk en kerk¬
hof bezat in de bocht van de Zomerweg. Noordermeer ten¬
slotte is nu een straatnaam, maar was eenmaal een overigens
al vroeg opgeheven parochie ten noordoosten van Bergum.
Op vrij korte afstand blijken dorpen dus sterk in beweging
te kunnen komen.
Eestrum is niet gekozen vanwege de aantrekkelijkheid van de
’buorren’, die buiten een enkele 18de eeuwse boerderij en de
13de eeuwse kerk niet zoveel te bieden heeft. Het vindt hier
vooral een plaats als opmerkelijk-noordelijk esdorp. Er is over
Eestrum veel te doen geweest. Het dorp vormde het studie-
Route 5 65
Oostermeer-Eastermar
Hier hebben we weer een voorbeeld van een zich verplaatsend
dorp. Het oorspronkelijke Oostermeer (waarvan de eenzame
toren het centrum is) ligt op het Heechsan (een natuurlijke
hoogte), maar, zoals Veltman terecht noteerde: het boeren¬
dorp van vroeger werd verplaatst en in een veenkolonie her¬
schapen. Verscheidene landarbeiders verlieten het Hoogzand
en vestigden zich in de nieuwe ’buren’ bij de Hornst (Harste).
Bij de verveningen in het gebied waar nu de plas de Leijen
ligt, ontstond weldra de Lytse Buorren, maar deze verdween
weer toen de vervening afgelopen was. Het gebuurte bij de
Route 5 66
ex-Sigerswolde-Sigerswdld
Wie komende uit de richting Drachten langs de nieuwe pro¬
vinciale weg het viaduct Waldpoarte (Woudpoort) nadert, zal
niet zo gauw opmerken dat hij of zij voortsnelt door een
voormalig dorp. Weliswaar staan links en rechts van de weg
in het groen enkele verspreide boerderijen, maar hun onder¬
linge samenhang is zoek en bovendien geeft de kaart hier
geen dorp aan. Het naambordje vermeldt ’Kleasterbuorren’
(Kloosterburen), een 'straatnaam’ onder Garijp. Wie de neder¬
zetting (een gehucht nu) wil bezoeken, kan dat doen van Ga¬
rijp uit (tunnel onder de autoweg) of langs een nieuwe ruil-
verkavelingsweg die bij de Waldpoarte begint. Sigerswolde-
Sigerswalde was in 1447 nog een zelfstandig dorp, dat samen
met enkele dorpen in de omgeving met de stad Groningen
een verbond sloot. Een pastoor bediende toen zowel Garijp
als ’Sygherswolde’. Maar 35 jaar later lag het dorp door on¬
bekende oorzaak verlaten, zoals Worp Tyarda in zijn kroniek
weet te melden. Hij vertelt van vijf witte zusters die in 1482
het door oorlogsgeweld geteisterde Hoorn hadden verlaten en
gekomen waren in Oostergo, ’in een dorp, van oldes genoemt
Sygerswoldt, ende was nu desolaet, ende vergangen, dat daar
gheen ofte weinich huysen stonden.’ De kerk was een puin¬
hoop: het dak ’lach nedergefallen in die kerkcke.’ De vijf
nonnen bouwden een afdak tegen de kerkruïne, waaruit later
met hulp van anderen een kloostertje verrees. Het heette
officieel Sinaï, maar stond volgens Worp bekend als Sygers¬
woldt. Bestudering van de kaarten leert, dat Sigerswolde in de
middeleeuwen een klein agrarisch rij- of streekdorp met de
gebruikelijke parallelverkaveling is geweest. In 1511 wordt het
nog genoemd in het Register van den Aanbreng, maar in
Route 5 67
T eerns-T earns
Er zijn weinig sprekender voorbeelden van een dorp dat let¬
terlijk is platgereden dan het terpdorp Teems, tussen Goutum
en Hempens. De kerk blijkt in 1580 aan Sint Catharina te zijn
gewijd, in 1718 geeft Schotanus inderdaad nog een kerk met
toren, maar Stellingwerf beeldt ze in 1722 al niet meer af.
Eekhoff (1847) toont een klokkestoel en dat die niet op fan¬
tasie berustte, blijkt uit de afbraak ervan in 1872. De terp
was in 1885 in afgraving en is geheel verdwenen. Teems lag
aan de weg van Huizum naar Hempens en wat ervan over is
— enkele huizen, een paar boerderijen — bestaat nog als offi¬
cieel dorp in de gemeente Leeuwarden. Het telde in 1973 50
inwoners. Uiterlijk is Teems echter weggevaagd doordat de
nieuwe provinciale weg Leeuwarden-Drachten dwars door het
dorpsgebied is aangelegd, ook de weg Goutum-Hempens
doorsnijdt en verder elke gedachte aan het voormalig bestaan
van een terpdorp en een parochie in de kiem smoort. Overi¬
gens gaat zo’n aftakeling geleidelijk. Jacob Hepkema schreef
zo tegen 1900, toen hij het over Hempens had, dat in de
nabijheid ’Teerns’ ligt, een buurt met dorpsrechten (waaruit
bestonden die dan wel? v.d. M.), vroeger met een kerk en de
state Ubbinga, aan wier bezitters de stichting van het bede¬
huis was te danken. De geleerde Johannes Terentius, die in
1651 op 22-jarige leeftijd professor werd in de Hebreeuwse
taal te Franeker, ontleende zijn naam aan dit 'gewezen’ buurt¬
je, dat in 1811 30 iriwoners telde. Als we het wel hebben, is
zelfs de dodenakker voor ’n paar jaar verdwenen met de
afgraving der terpen’. Inderdaad: er lag nog lang een soort
dijkje en daar peuterden wij, als Huizumer schooljongens, wel
Route 5 68
Huizum-Huzum
Deze slinger door centraal Friesland eindigt in mineur. Na het
afzakken van Teems — en op enige afstand zijn we het zich
veel te sterk uitbreidende Goutum gepasseerd, waar de kleine
oude terpkern in modieuze nieuwbouw wordt gewikkeld —
komen we (tenminste kunnen we een kijkje nemen) in Hui-
zum. Dit terpdorp, op korte afstand van Leeuwarden gelegen,
heeft al vroeg - en daar begon het eigenlijk mee - een bij
Leeuwarden aansluitende bebouwing gekregen in de vorm
van de Schrans, een soort voorstad waarvan ik in 1950 kon
schrijven, dat hij toen 300 jaar oud was. Een merkwaardige
blik op het ontstaan vormt een mededeling van omstreeks
1800, dat de Schrans meestal bewoond wordt ’door zilver¬
smeden en slagters, om de onkosten van de Stadsgilden te ont¬
gaan’ en verder door winkeliers. Later kwamen daar nog ren¬
teniers bij (’het boerekerkhof’) en na omstreeks 1910 ontstond
er een voortgaande bebouwing, die zelfs tussen ’het oude dorp’
en de straatweg Leeuwarden-Zwolle een stuk ’stad’ deed ver¬
rijzen.
Het was duidelijk: Huizum kreeg de overloop van Leeuwar¬
den te verwerken. In de bezettingsjaren kreeg Leeuwarden op
eenmaal meer lucht doordat geheel zuidelijk Leeuwarderadeel
(plus nog een deel aan de noordzijde) bij de Friese hoofdstad
werd gevoegd. Deze kreeg aldus de vrije hand, maar dat ’het
oude dorp’ met weinig egards werd behandeld, valt te zien
aan de dichtgespijkerde of ruïneuze panden en de grote gaten
in de oude bebouwing. In 1957 werd Huizum op grond van
artikel 140 van de Gemeentewet als wijk (’Dorp’) met de
grotere wijk 'Leeuwarden’ verenigd. Eerst in 1976 heeft Hui¬
zum zijn naam herkregen en nu schijnt er ook een nieuwe
visie te zijn op de toekomst van de overigens bar mishandelde
dorpskern aan de Wirdumervaart, met ophaalbrug, huize
Vaartzicht en het aardige straatje naar de kerk. Een begin is
het verbieden van het autoverkeer door de smalle dorpsstraat.
Het oude dorp - eenmaal door een fraaie laan al in 1765 met
de Schrans verbonden - kan niet terugkeren, maar het moet
mogelijk zijn tot renovatie, restauratie en harmonische nieuw¬
bouw te komen. Er zijn nog steeds Huizumers, die ’het oude
dorp’ niet zien als een toevallig deel van het Leeuwarder
Route 5
69
Wirdum-Wurdum
Wie dit terpdorp (voorheen het eerste van de grietenij Leeu-
warderadeel, sinds W.O. II behorend tot de gemeente Leeu¬
warden) van het westen uit nadert door bij de handwijzer de
rijksweg Leeuwarden-Zwolle af te slaan en de lintbebouwing
van de dorpskern naar het voormalige spoorstation is gepas¬
seerd, meent een voorbeeld voor zich te hebben van een dorp
waarvan de vaart gedempt is. De hoofdstraat, die van de brug
over de vaart naar de kerk loopt en die Greate Buorren (Grote
Buren dus) heet, is namelijk van abnormale breedte en zou
best plaats hebben kunnen bieden aan een vaarwater of ruime
opvaart. De huizen staan in twee rijen tegenover elkaar en
visueel zijn kerk en toren (vroeger stonden er twee torens
bij de kerk) wel bijzonder gelukkig geplaatst: de straat loopt
er recht naar toe en splitst zich dan zodanig dat om het kerk-
Route 6 71
hof een ringweg ontstaat, die zich voorbij dit centrum weer
verenigt tot de weg naar het naburige Swichum. Hoog ge¬
boomte omringt de kerk, waar de bebouwing open is, in
tegenstelling met het ’streek’-principe dat de Greate Buorren
kenmerkt.
Als iets groot heet moet er ook iets zijn dat klein wordt ge¬
noemd. Dat is in dit geval de parallel met de Greate Buorren
lopende Lytse Buorren (Kleine Buren), aan de noordkant van
het dorp. Waarschijnlijk is de brede dubbele hoofdstraat er
eerst geweest en werd deze pas groot genoemd, toen er een
tweede bebouwingsstrook ontstond, die aanvankelijk klein was.
In 1718 was er nog maar één ’buorren’, maar Eekhoff (1847)
geeft al een situatie die met de huidige overeenkomt. Alleen:
er loopt uit de vaart een kort smal opvaart je (niet meer dan
een sloot) een eindje de Greate Buorren in. Dat is dus wèl ge¬
dempt. Of de vaart (Werpster- en Tjaardervaart geheten) de
bebouwing van de kerkterp naar zich toe getrokken heeft, is
niet duidelijk. Daarvoor had deze agrarische vaart toch te
weinig betekenis. Hoe dit zij: Wirdum bezit nog een karakte¬
ristiek dorpsbeeld, waarvan men in de kern niet zou vermoe¬
den, dat het dorp sinds de jaren ’50 een vrij grote uitbreiding
aan de zuidoostzijde (richting Swichum) heeft gekregen.
Weidum
De aan de andere zijde van de voormalige Middelzee gelegen
voormalige hoofdplaats van Baarderadeel (tot 1907) vertoont,
als men de nieuwbouw achter zich heeft gelaten, een beeld
dat zich met Wirdum laat vergelijken. Ook hier bestaat de
oude kern uit een dubbele streekbebouwing met aan het ein¬
de de belangrijke, pas gerestaureerde kerk en toren. Maar
niet alleen is de afstand tussen beide ’streekjes’ aanmerkelijk
groter, de ruimte is ook niet bestraat. Het is een rechthoekig
stuk weiland dat als oefenveld van de Weidumer kaatsers
fungeert. In 1718 bestond deze situatie nog niet, maar in
1844 al wel. Ook hier spreekt uit de naamgeving een stuk
dorpsontwikkeling, waardoor tevens nog eens wordt aange¬
toond hoe belangrijk het behoud van de locale namen kan
zijn. De zuidzijde heet namelijk Lytse en de noordkant Greate
Buorren, waaruit weer valt af te leiden, dat de noordelijke
bebouwingsstrook de eerste was en die aan de zuidkant van
het ’keatslan’ een latere ontwikkeling. Dat klopt ook met de
Route 6 72
Mant gum
Het zich de laatste jaren door forensisme in noordwestelijke
richting uitbreidende terpdorp herinnert in de kern aan de
situatie in Weidum. Ook hier bepaalt een open ruimte (ken¬
nelijk een afgegraven terpsegment) met bebouwing er omheen
de (prettige) aanblik. Deze plaats heet de Frijbuorren (Vrij-
buren), waarbij de gedachten onwillekeurig uitgaan naar een
verwante straat te Ferwerd, zonder dat er vaststaat wat de
naam betekent. Aan de Frijbuorren staan enkele huizen die
als type kenmerkend zijn voor het dorp, dat thans het be¬
stuurlijk centrum is van Baarderadeel, maar waar al in de
vorige eeuw menige boer uit de omgeving zijn laatste levens¬
jaren doorbracht. Mantgum telt daardoor nogal wat rente-
niershuizen uit het laatst van de 19de eeuw, die langs de
hoofdweg (naar gemeentehuis en halte NS) staan op ruime
erven en omgeven door tuinen en geboomte. De Frijbuorren
kent er ook enkele, waaronder één (rechts op de foto) uit
omstreeks 1925 en een voorbeeld van het streven van de uit
Mantgum afkomstige architect Doeke Meintema om een ren-
teniershuis te bouwen waarbij een zekere aansluiting bij een
als Friese geziene traditie werd verkregen. Opmerking ver¬
dient, dat in de nabijheid van het ’deftige’ Mantgum (sociaal
bepaald door de aanwezigheid van een tennisbaan en een so¬
ciëteit) de eenzame toren staat van de voormalige parochie
Skillaerd, die nu zelfs ook niet meer als dorp bestaat: een
vroeg voorbeeld van schaalvergroting avant la lettre (en niet
het enige in deze Greidhoek).
Bozum-Boazum
Dit terpdorp, waar de terp deels in een vijver werd veran¬
derd . . ., biedt praktisch van alle hemelstreken uit gezien een
gaaf dorpsgezicht met mooie boerderijen, stijlvolle burgerhui¬
zen, geboomte en water rondom de kerk met zadeldaktoren
(12de eeuw). Enkele tientallen jaren geleden werkte ook de
bebouwing van de straatjes en het pleintje in het dorp de
aantrekkelijkheid in de hand, maar sedert de aantasting in de
jaren ’60 moest de omgeving van de kerk (juist van de kerk!)
terecht als afschrikwekkend voorbeeld worden genoteerd in
het rapport Om het gezicht van Friesland. Gelukkig geeft een
nu voltooide restauratie van enkele oude pandjes elders
in de wirwar van straatjes en steegjes hoop op een in dit
Route 6 74
opzicht betere toekomst voor tenminste een deel van het dorp,
dat ook aan de doorgaande weg enkele voorbeeldige panden
toont.
Overigens ondervindt ook Bozum, ondanks een hecht dorps¬
leven dat zich afspeelt in en om de in 1875 gebouwde her¬
berg ’lt wapen fan Boazum’, de duidelijke gevolgen van de
grote veranderingen in het boerenbedrijf. In 1974 woonden
er 444 mensen, in 1840 (met de omliggende gehuchten) nog
540.
Rien-Itens
Wat voor Bozum is geconstateerd gaat ook op voor het dub-
beldorp Rien-Itens. Itens is een toch nog wel typisch terpdorp-
je, dat zich op enige afstand als het ware voortzet in het
kleine waterstreekdorp Rien. Men zou, de achteruitgang in
aantal bewoners van Rien in aanmerking genomen, niet ver¬
wachten, dat de gemeenteraad van Hennaarderadeel het in
1955 nog van buurtschap onder Lutkewierum tot zelfstandig
dorp promoveerde. In ieder geval heeft dit de daling van het
inwoneraantal niet kunnen keren. Rien is duidelijk bij de brug
over de vaart van Sneek naar Franeker als een nederzetting
ontstaan met de meeste bebouwing aan de kant van Itens.
Aan de overzijde staat een z.g. ijsherberg. ’Reen’ komt al voor
in 1718, maar de bescheiden bebouwing zal toen nog niet,
zoals sinds kort, ’Buorren’ hebben geheten. De ligging aan
weg en water, de redelijk goed bewaarde behuizingen hebben
in Rien ook het verschijnsel van de tweede woning geïntro¬
duceerd, zonder dat dit storende vormen heeft aangenomen.
Overigens heeft de vaart praktisch geen functie meer. Toch
vormt het aardige ’streekje’ met loswal een herinnering aan
de tijd, waarin een scheepvaartverbinding tot dorpsvorming
kon leiden.
Sijbrandaburen-Sibrandabuorren
De nieuwe wegen maken het mogelijk van Bozum over de ver¬
keersweg Sneek-Leeuwarden de streek van de ’Legeaën’ (de
laaggelegen dorpen) binnen te rijden, waar de ruilverkaveling
de Sneeker Oudvaart landschap en dorpsbeeld nogal drastisch
heeft gewijzigd. Terzool is wel een heel triest voorbeeld van
gevoelloze 'modernisering’. In Sijbrandaburen bleek het moge¬
lijk iets meer te behouden, zodat dit dorp in dit boek genoemd
Route 6
75
Goingarijp-Goaijingeryp
Tot voor weinige jaren was dit een klein stil dorpje; een wijd-
mazig agrarisch streekdorpje op enige afstand van het naar
het dorp genoemde piassencomplex de Poelen, die weer in
verbinding staan met het ruime Sneekermeer. De kern bij de
kerk was naar omvang bijna te verwaarlozen. In 1957 telde
het dorp 161 inwoners. Anno 1976 wordt het terecht als
’watersportcentrum’ geannonceerd, maar toch bleek het in¬
woneraantal in 1974 tot 108 gedaald. De verklaring ligt in de
aanleg van campings en zomerhuiscomplexen en de overgang
van permanent bewoonde huizen naar tweede woningen, die
het oorspronkelijke aanzien alsook het wezen van deze tot
voor kort afgelegen nederzetting volledig hebben veranderd.
Van wat de oorspronkelijke bevolking noemt ’de rieten daken’
is maar één huis permanent bewoond. Deze luxe recreatieve
bewoning in en bij het dorp is geen uitzondering in het Friese
Waterland. Als zodanig maken we hier kennis met een vorm
van nieuwbouw, die afgezien van de sociale facetten tot voor
kort een volledig onbekend element in het beeld van dorpen
en landschappen vormde. De watersport mag dan in Fries¬
land van oude datum zijn, pas de laatste tien, vijftien jaar
heeft hij geleid tot nederzettingen als deze, die wel in een
Route 6 76
Joure-De Jouwer
Het is gebleken, dat in deze kern groeikracht school, want op
het grondgebied van Westermeer ontwikkelde zich een ’vlecke’
waarvan de huidige Midstraat-Midstrjitte al vroeg als 'aan¬
zienlijk deel’ gold. De gehele plaats was in de 17de eeuw al
in vier kwartieren verdeeld, terwijl de hoofdstraat bestond uit
een dubbel rijdorp van 900 treden lengte, waaraan 330 hui¬
zen stonden met tuinen er achter van 130 tot 140 voet lengte.
In 1786 (Tegenwoordige Staat) stonden er verder nog 51
huizen op andere plaatsen. In 1615 werd de Midstraat gepla¬
veid, in 1628 verrees de toren en in 1644 kwam de hervorm¬
de kerk gereed. Hoewel geen ex-parochie komt Joure toch in
1640 voor in het stemregister, in de plaats van Westermeer.
Maar zelf had de ’vlecke’ ondanks zijn sprekend dorpswapen:
Schoof haver geen stemdragende saten; die behoorden tot het
oude Westermeer. De aansluiting tussen de ’vlecke’ in het
Route 6 77
Langweer-Langwar
De laatste jaren is dit dorp aan de Wielen bekend geworden als
een oord van intensieve watersport, waterrecreatie, Erholung
(het Engelse equivalent hoeft hier niet vermeld te worden)
in een waarlijk verbluffende omvang. Over dit nieuwe Lang¬
weer zullen wij het niet hebben. Wie er naar toe wil gaan (de
Woudfennen) vindt voldoende wegwijzers. Het gevaar bestond,
dat het oude Langweer (hoofdplaats van de gemeente Donia-
werstal) met het daar vrijwel aan vast gegroeide dorp Boorn-
zwaag (gekenmerkt door de hoge bovenkruier aan de oever)
zijn karakter zou verliezen ondanks de gerestaureerde kerk-
en-toren en het in de late jaren ’30 als gemeentehuis nage¬
bouwde Osinga-state. Maar Langweer heeft gelukkig zijn
dorpskern bewaard en daarvan maakt de Buorren - een
vriendelijk straatje met een ’smüke’ beplanting - wel het
hoofdbestanddeel uit. Ingeklemd tussen recreatieve bebouwing
aan de Wielen en de het genoemde uitgestrekte complex van
massarecreatieve aard, als het dorp is, gaan de laatste tijd
stemmen op om aan de uitbreiding op dit terrein een halt toe
te roepen. Bijzondere monumenten in de huizenrij zoekt men
tevergeefs, maar het geheel van bebouwing en geboomte geeft
dit dorp dat een zwaan als dorpswapen kent, een eigen karak¬
ter, dat bijvoorbeeld op een zonnige oktoberdag of vroeg in
het voorjaar duidelijk maakt waarom wijlen de dorpsdichter
Route 6 78
ldaard-ldaerd
Afgezien van een strookje lintbebouwing in de richting van
de rijksweg, biedt de middeleeuwse hoofdplaats van Idaarder-
adeel (al lang vervangen door Grouw) een gaaf dorpsbeeld,
van welke kant men Idaard ook nadert of passeert (als regel
zal dat langs rijksweg 32 zijn). Het kerkje met zadeldaktoren
op een kleine hoogte demonstreert, dat Edawerd (de werd-
naam wijst daar ook al op) als terpdorp is ontstaan. De terp,
ten westen van de kern, bestond nog in 1844, maar kan niet
erg hoog zijn geweest. Ernstiger was het verlies van de aan
de noordzijde gelegen Friesma-state met grachten en park in
1882. Overigens is in de afgelopen eeuw het karakter van
wat de Buorren wordt genoemd (van een gesloten bebouwing
is nauwelijks sprake) amper veranderd. Het wordt bepaald
door in hoog geboomte liggende boerderijen en enkele huizen,
terwijl het water van vaarten en sloten het rustieke beeld nog
harmonischer maakt. Van de na W.O. II aangelegde verbin¬
ding met Grouw wordt gelukkig niet veel gebruik gemaakt,
zodat de rust ter plaatse sterk contrasteert met het gerucht
van het snelverkeer dat op vrij korte afstand aan de west¬
zijde Idaard passeert. Wie de rit naar Leeuwarden wil vol-
Route 6 79
T erschelling-Schylge
Uit de Sohellinger dorpen hebben we één gekozen, dat in
onze tijd een sprekend voorbeeld vormt van een agrarisch
streekdorp: Hoorn-Höne. Vooral van het noorden (Badweg)
af gezien liggen de boerderijen in één ononderbroken lijn, al
dienen de meeste niet meer de boer. Men is geneigd hier aan
een oude situatie te denken: tenslotte liggen de eilander dor¬
pen op een holocene strandwal, die hier en daar zo hoog is
(Horp en Kaard bijvoorbeeld), dat de gedachte aan terpen
opkomt; maar die zijn er nooit geweest op Terschelling. Moest
de tekening van de kerk van Hoorn door Pieter van Cuyck
(1768) al tot voorzichtigheid manen - de kerk staat ’in de
ruimte’ en aan de weg ziet men maar ’één (boeren?) huis’, de
kaart van 1854 geeft een geheel andere bebouwing aan: bij de
kerk twee huizen en verder in de huidige ’kom’ niets; daar¬
entegen wel vier boerderijen (?) aan de zuidzijde. De tegen¬
stelling met onze tijd is verrassend: de noordelijke 'lintbebou¬
wing’ van agrarischen huize dateert uit de tweede helft van de
19de eeuw toen het boerenbedrijf zich uitbreidde. G. Smit
heeft in zijn proefschrift betoogd, dat de oudste boerderijen
met de aangrenzende oudste akkerkern ten zuiden van de
hoofdweg stonden. Daar liggen ook de 'akkers bij huis’ van
uitnemende kwaliteit en heersen, op de overgang van hoog en
laag, gunstige grondwaterstanden. Het beginsel van Hoorn,
Formerum en Landerum is echter duidelijk een agrarisch
streekdorp, terwijl het in Midsland tot een verdichting van de
bebouwing tot een ’stedelijke’ kern kwam: heel duidelijk in de
Oosterburen, een bebouwde aaneengesloten kom met bomen¬
rijen. Niet zonder reden was Midsland(s) lang het bestuurlijke
centrum. Westerschelling had zich al in de 17de eeuw tot een
nederzetting ontwikkeld die in de bebouwing het thema van
Midsland herhaalde en varieerde. Vooral na de brand van
1666 waarbij het dorp grotendeels verwoest werd, kreeg West
een gesloten bebouwing met een welhaast geometrisch straten¬
patroon met rijen huizen aan weerszijden. Door restauratie
neemt het aantal huizen met trapgevel zelfs weer toe. Hier
en daar demonstreert zich duidelijk de ligging van de oude
gedeelten op de tot de Waddenzee reikende duinen.
Schiermonnikoog-Skiermuontseach
De Waddeneilanden staan nog steeds bloot aan afslag, al vindt
Route 7
81
daar en boven wordt bij yder huisplaats een Hang- off Hiem-
stede regtt aghterwaarts in ’t Noorden sigh uitstrekkende van
gelijke breedte als de Huisstede voors. en in de Lenghte be¬
paald op Ellef roeden’ (een hangstede zal een droogplaats
voor de netten, het roken van de vis enz. zijn geweest, die
driemaal zo lang (diep) als het woonhuis was). De voorschrif¬
ten van 1757 zijn nauwkeurig nageleefd. De nieuwe huizen
kwamen te staan ’in hett hart van hett veld, daar de meeste
conijnen sigh thans komen op te houden, ook seer nabij de
Vogelkooy’ (eendekooi), wat voor de verhuizende eilanders
ook weer consequenties meebracht. Het zou interessant zijn te
weten, of de familie Stachouwer het nieuwe dorp naar het
model van Westerburen heeft doen bouwen of zelfstandig een
eigen planologie heeft ontworpen. De laatste tijd wordt er
naar gestreefd het harmonische uiterlijk van de streek-huizen
te herstellen.
Ameland-’t Ameldn
De uit het laatst van de 18de eeuw daterende afbeeldingen
van Nes, Ballum en Hollum tonen ons dorpen met een duide¬
lijke kom, bestaande uit in een dubbele rij naar middeleeuwse
trant met de typerende tuitgevels naar de straat (zandweg)
gekeerde huizen, die dan al het gevelaspect vertonen, dat in
onze tijd met bewoning door kommandeurs ter Groenland-
vaart in verband wordt gebracht, overigens ten onrechte. Op
de tekeningen komen gevels van dit type voor met de vroege
jaartallen 1663 en 1664, maar het sterkste argument, dat hier
de fantasie in het spel is, wordt geleverd door P. Dekker, die
aantoonde, dat vóór 1719 de koopvaart van Amsterdam uit
voor Ameland oneindig gewichtiger was dan de walvisvaart.
Na genoemd jaar zou de situatie zich vrij snel wijzigen, maar
ook toen bleef de koopvaart belangrijker voor het eiland. Ver¬
der moeten we niet vergeten, dat het boerenbedrijf en de vis¬
serij voor de Amelanders van betekenis waren en er wat het
eerstgenoemde middel van bestaan betreft lang interessante
oude tradities werden gehandhaafd, al vond de eerste ruil¬
verkaveling in Nederland ook op dit eiland plaats. Overigens
werd de boerenstand gevormd door boeren met vrij kleine
bedrijven.
Brouwer constateert, dat de dorpen duidelijk hoger liggen
dan het (destijds aanwezige) hooiland en wijst in dit verband
Route 7
83
'
LITERATUUR 85
..
.
Duurswoude - Duerswald (Wijnjewoude)
95
Bakkeveen - Bakkefean 96
Appelscha - Appelskea 97
Tronde 98
Oldeberkoop — Berkeap 99
Kortezwaag Koartswagen 100
Gorredijk - de Gordyk
101
Oranjewoud - it Wald 102
KOUFURDERRIGE
GEM. DONIAWERSTAL
Smallebrugge - Smellebrêge 106
Woudsend - Waldsein 107
■
‘
.
* ■
108
Harich
Balk 109
Sloten - Sleat 110
Oosterzee - Eastersé
Lemmer - de Lemmer 111
Laaxum - Laeksum 112
Molkwerum - Molkwar 113
Hindeloopen - Hynljippen
Gaast - Gaest 114
Parrega Parregea 115
Allingawier 116
■
Makkum (Statum) 117
Stiens 118
Oudebildtzijl - Ouwesyl 119
Oudebildtdijk - Aldebildtdyk 120
Firdgum - Furdgum 121
Harlingen - Harns (Almenum) 122
Dronrijp - De Ryp 123
Beetgum - Bitgum 124
Marsum 125
Jelsum 126
Jelsum 127
Ferwerd 128
Holwerd 129
Brantgum 130
Jouswier
131
Metslawier - Mitselwier 132
Ee - Ie 133
■1
gpLp
■kip |6 ]
Kollum 134
Kollum 135
Veenklooster 't Feankleaster 136
Twijzel - Twizel 137
Snakkerburen - Snakkerbuorren 138
Miedum 139
Stienser Tichelwerk - Stienzer Tichelwurk 140
Birdaard - Burdaerd 141
Wanswerd - Wanswert 142
Janum - Jannum 143
Wouterswoude - Walterswald 144
ML*, Ife^Ti
KgyX fC - •'%-, T%|b
!Mf 1 -Hi • x
Oudkerk - Aldtsjerk 145
Eestrum - Jistrum 146
Oostermeer - Eastermar 147
ex-Sigerswolde - Sigerswald (nu: Garijp) 148
Teerns - Teams
Huizum - Huzum (Leeuwarden) 149
Wirdum Wurdum 150
Weidum 151
Jorwerd 152
Mantgum 153
Bozum - Boazum 154
Rien 155
Sijbrandaburen - Sibrandebuorren 156
Nieuw Goïngarijp - Nij Goijingearyp 157
Langweer - Langwar 158
Westermeer - Westermar 159
Joure - De Jouwer 160
Heerenveen 't Hearrenfean 161
■
Idaard - Idaerd 162
Warstiens
Warstiens 163
Hoorn - Höne (Terschelling) 164