Professional Documents
Culture Documents
Stel dat de functie 𝑓𝑓 continu is in het interval [𝑎𝑎, 𝑏𝑏] ⊂ ℝ, dan is elke functie 𝐹𝐹𝑎𝑎
over [𝑎𝑎, 𝑏𝑏] met
𝑥𝑥
𝐹𝐹𝑎𝑎 (𝑥𝑥 ) = ∫𝑎𝑎 𝑓𝑓 (𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑 (∗)
Men noemt een uitdrukking van de vorm (∗) een integraalfunctie van 𝑓𝑓.
De voorwaarde dat de functie 𝑓𝑓 continu moet zijn in het interval [𝑎𝑎, 𝑏𝑏] hebben we nodig
in het bewijs (zie verder).
Voorbeeld
stel
𝑓𝑓 (𝑥𝑥 ) = 𝑥𝑥 2
𝑥𝑥 𝑥𝑥
2
𝑡𝑡 3 𝑥𝑥 3 23 𝑥𝑥 3 8
𝐹𝐹2 (𝑥𝑥 ) = � 𝑡𝑡 𝑑𝑑𝑑𝑑 = � � = − = −
2 3 2 3 3 3 3
𝑥𝑥 3 8
Dit is inderdaad een functie in de onbekende 𝑥𝑥 en 𝐷𝐷𝐹𝐹2 (𝑥𝑥 ) = 𝐷𝐷 � 3 − � = 𝑥𝑥 2 = 𝑓𝑓(𝑥𝑥)
3
Dit geldt in dit voorbeeld voor alle waarden van 𝑎𝑎 ∈ ℝ (𝑓𝑓 is immers continu in heel ℝ):
𝑥𝑥
𝑥𝑥 𝑡𝑡 3 𝑥𝑥 3 𝑎𝑎3 𝑥𝑥 3 𝑎𝑎3
𝐹𝐹𝑎𝑎 (𝑥𝑥 ) = ∫𝑎𝑎 𝑡𝑡 2 𝑑𝑑𝑑𝑑 = � 3 � = − en 𝐷𝐷𝐹𝐹𝑎𝑎 (𝑥𝑥 ) = 𝐷𝐷 � 3 − � = 𝑥𝑥 2 = 𝑓𝑓(𝑥𝑥)
𝑎𝑎 3 3 3
Merk op dat elke integraalfunctie wel een primitieve functie is, maar niet noodzakelijk
omgekeerd.
𝑥𝑥 2
Zo is 𝐹𝐹 (𝑥𝑥 ) = + 9 wel een primitieve functie van 𝑓𝑓 (𝑥𝑥 ) = 𝑥𝑥, maar geen integraalfunctie.
2
(ga dit zelf na)!
Merk op dat in deze uitdrukking 𝑎𝑎 niet meer voorkomt. Het resultaat zal dus voor alle
integraalfuncties hetzelfde zijn.
Als 𝑥𝑥 ∈ [𝑎𝑎, 𝑏𝑏] dan zal als ℎ → 0 op een gegeven moment [𝑥𝑥, 𝑥𝑥 + ℎ] (rechterlimiet, dus
met ℎ > 0) of [𝑥𝑥 + ℎ, 𝑥𝑥 ] (linkerlimiet, dus met ℎ < 0) volledig binnen [𝑎𝑎, 𝑏𝑏] vallen zodat
we kunnen veronderstellen dat de functie 𝑓𝑓 in [𝑥𝑥, 𝑥𝑥 + ℎ] of [𝑥𝑥 + ℎ, 𝑥𝑥 ] continu is,
aangezien ze dat volgens het gegeven ook in [𝑎𝑎, 𝑏𝑏] is.
We gaan in wat volgt verder met [𝑥𝑥, 𝑥𝑥 + ℎ] (de redenering voor [𝑥𝑥 + ℎ, 𝑥𝑥 ] is analoog):
Omdat 𝑓𝑓 continu is in [𝑥𝑥, 𝑥𝑥 + ℎ] bestaat er een minstens één 𝑐𝑐 ∈ [𝑥𝑥, 𝑥𝑥 + ℎ] zodat de
𝑥𝑥+ℎ
oppervlakte 𝐹𝐹𝑎𝑎 (𝑥𝑥 ) = ∫𝑥𝑥 𝑓𝑓(𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑 (groen) in onderstaande figuur gelijk is aan de
Merk op dat er in dit voorbeeld twee van dergelijke waarden voor 𝑐𝑐 bestaan.
𝑥𝑥+ℎ
∫𝑥𝑥 𝑓𝑓(𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑 = ℎ ∙ 𝑓𝑓(𝑐𝑐)
𝑥𝑥+ℎ
∫𝑥𝑥 𝑓𝑓(𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑
𝑓𝑓 (𝑐𝑐 ) = de gemiddelde waarde van 𝑓𝑓over [𝑥𝑥, 𝑥𝑥 + ℎ]
ℎ
Die vind je dus eenvoudig door de integraal over [𝑥𝑥, 𝑥𝑥 + ℎ] te delen door de lengte van
het interval.
ℎ∙𝑓𝑓(𝑐𝑐)
(∗) = 𝐷𝐷𝐹𝐹𝛼𝛼 (𝑥𝑥 ) = lim = lim 𝑓𝑓 (𝑐𝑐 ) met 𝑐𝑐 ∈ [𝑥𝑥, 𝑥𝑥 + ℎ]
ℎ→0 ℎ ℎ→0
𝑥𝑥
Beschouw de groene oppervlakte = 𝐹𝐹𝑎𝑎 (𝑥𝑥 ) = ∫𝑎𝑎 𝑓𝑓(𝑥𝑥 )𝑑𝑑𝑑𝑑
Als ℎ ≈ 0 is de oppervlakte van het rode gebied ook ongeveer gelijk aan:
Stel dat de functie 𝑓𝑓 continu is in het interval [𝑎𝑎, 𝑏𝑏] ⊂ ℝ en 𝐹𝐹 is een primitieve
functie van 𝑓𝑓 in [𝑎𝑎, 𝑏𝑏] dan geldt dat:
𝑏𝑏
∫𝛼𝛼 𝑓𝑓 (𝑥𝑥 )𝑑𝑑𝑑𝑑 = [𝐹𝐹(𝑥𝑥)]𝑏𝑏𝑎𝑎 = 𝐹𝐹 (𝑏𝑏) − 𝐹𝐹(𝑎𝑎)
Bewijs
Stel dat 𝐹𝐹1 en 𝐹𝐹2 twee primitieve functies zijn van 𝑓𝑓. Dan geldt dat:
Stap 2: verband tussen een primitieve functie en een integraalfunctie van een functie
𝑥𝑥
Stel dat 𝐹𝐹𝑎𝑎 met 𝐹𝐹𝑎𝑎 (𝑥𝑥 ) = ∫𝑎𝑎 𝑓𝑓 (𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑 een integraalfunctie is van 𝑓𝑓
Dan geldt wegens stap 1 dat 𝐹𝐹 en 𝐹𝐹𝑎𝑎 op een constante 𝐶𝐶 na gelijk zijn:
𝑥𝑥
𝐹𝐹𝑎𝑎 (𝑥𝑥 ) = 𝐹𝐹 (𝑥𝑥 ) + 𝐶𝐶 ⟺ ∫𝑎𝑎 𝑓𝑓 (𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑 = 𝐹𝐹 (𝑥𝑥 ) + 𝐶𝐶
𝑥𝑥 𝑎𝑎
𝑥𝑥 = 𝑎𝑎 ⟹ ∫𝑎𝑎 𝑓𝑓(𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑 = ∫𝑎𝑎 𝑓𝑓 (𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑 = 𝐹𝐹 (𝑎𝑎) + 𝐶𝐶 ⟹ 𝐶𝐶 = −𝐹𝐹(𝑎𝑎)
𝑥𝑥 𝑏𝑏
𝑥𝑥 = 𝑏𝑏 ⟹ ∫𝑎𝑎 𝑓𝑓 (𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑 = ∫𝑎𝑎 𝑓𝑓 (𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑 = 𝐹𝐹 (𝑏𝑏) + 𝐶𝐶 = 𝐹𝐹 (𝑏𝑏) − 𝐹𝐹(𝑎𝑎)
𝑏𝑏
Aangezien we in ∫𝑎𝑎 𝑓𝑓 (𝑡𝑡)𝑑𝑑𝑑𝑑 voor de bovengrens 𝑥𝑥 niet meer gebruiken kunnen we dit
𝑏𝑏
schrijven als ∫𝑎𝑎 𝑓𝑓 (𝑥𝑥 )𝑑𝑑𝑑𝑑 zodat
𝑏𝑏
∫𝛼𝛼 𝑓𝑓 (𝑥𝑥 )𝑑𝑑𝑑𝑑 = [𝐹𝐹(𝑥𝑥)]𝑏𝑏𝑎𝑎 = 𝐹𝐹 (𝑏𝑏) − 𝐹𝐹(𝑎𝑎)
Het bereken van bepaalde integralen komt dus neer op het zoeken naar primitieve
functies. De hoofdstelling en het gevolg ervan leggen dus een link tussen het berekenen
van oppervlakten en primitieve functies.
Merk op dat het niet uitmaakt welke primitieve functie je voor de berekening van de
bepaalde integraal gebruikt.
Opmerking