You are on page 1of 4

Communicatiewetenschappen Hoofdstuk 3: Verbale communicatie

3.1 Inleiding
Verbale communicatie = met woorden

3.2 Kenmerken van natuurlijke taal


Natuurlijke taal:
o Essentiel menselijks
o Individu heeft weinig van op taal
o Geschreven taal is secundair, afgeleid van gesproken taal

4 belangrijke kenmerken van natuurlijke taal


1. Taal is symbolisch
o Teken = voertuig van betekenis
o Signifié – signifiant
o Teken verbindt inhoud met vorm
o Natuurlijke tekenrelatie – arbitraire tekenrelatie
o Culturen kennen ook betekenis toe aan zaken  afspraken of conventies
2. Taal is een soort kennis
o Mentaal, opgeslagen in onze hersenen
o Geboren met potentieel om klanken, woorden en zinsstructuren van om het
even welke taal te leren
3. Taal is op regels gebaseerd en productief
o Linguïstische productiviteit = vermogen om ongewone zinnen te begrijpen en
te creëren
o We leren geen specifieke set van woordcombinaties, maar algemene regels 
erg complex
4. Taal beïnvloedt de manier waarop we de wereld zien
o Menselijke taal is sterk verbonden met het denken
o Denken in taal, slaan herinneringen op in woorden
o Linguïstisch determinisme = idee dat taal denken beïnvloedt
o Linguïstisch relativisme = mensen die een andere taal spreken zien de wereld
anders  woordenschat en grammatica heeft een invloed

Verschillende taalvormen:
1. Dialecten
o Subgroep maakt gebruik van verschillende woordenschat, grammatica of
uitspraak
2. Pidgins
o Taal bewust gecreëerd zodat mensen die nieuw zijn in een regio kunnen
communiceren met mensen die er al langer wonen
o Geen moedertaal
3. Lingua franca
o Mensen kiezen derde taal om te communiceren met elkaar
4. Jargon
o Speciale of technische woorden
o Gebruikt door leden van bepaalde beroepsgroep
5. Argot
o Gebruik van woorden in andere betekenis dan klassieke betekenis
o Bepaalde dingen verborgen houden voor buitenstaanders
o “Bargoens” of “dieventaal”

3.3 Subsystemen van een taal


Klanken Woorden Zinnen
o Klankensysteem = o Klanken worden o Syntaxis = wetenschap
klanken uitspreken en gecombineerd tot die zich concentreert op
combineren woorden zinsstructuur
o Fonologie = studie van o Semantiek = o Syntactische kennis
de significante wetenschap die zich helpt ons om woorden in
klankenpatronen van bezighoudt met juiste volgorde te
een taal betekeniseenheden plaatsen en betekenis
o Fonemen = significante o Morfemen = toe te kennen op basis
klankverschillen basiseenheden van van woordvolgorde
betekenis (vrije en o Syntactische kennis:
gebonden morfemen) basisstructuren van
zinnen kennen,
grammaticale functies
van woorden, regels om
nieuwe zinnen te
creëren en om bestaande
zinnen om te zetten in
andere vormen

3.4 De sociale context van taal


4de subsysteem van taal = pragmatiek = hoe taal gebruiken in sociale context
Functioneel structuralisme Taalhandelingstheorie
Communicatie: 6 factoren en hun functie die Taal gebruiken (communiceren) is een vorm
aanwezig moeten zijn van handelen  gebruiken taal om bepaald
o Zender: emotieve functie doel te bereiken
 Houding van zender ten
opzichte van datgene waarover Zinnen kunnen meer dan 1 pragmatische
hij spreekt structuur hebben  zelfde zin,
o Ontvanger: conatieve functie verschillende doelen
 Klemtoon zin ligt op de
ontvanger Om correcte pragmatische keuze te maken
o Contact: fatische functie moet men rekening houden met context
 Communicatieproces tot stand CMM-theorie (coordinated management of
brengen, verderzetten, afsluiten, meaning) 4 soorten context
aandacht trekken van ontvanger o Episode: situatie
en zien of er nog contact is o Relatie: rolverplichtingen
o Boodschap: poëtische functie o Life-script: persoonlijke of
 Klemtoon op talige boodschap professionele identiteiten
zelf o Cultureel patroon: culturele normen die
o Context: referentiële, cognitieve of we delen
denotatieve functie
 Nadruk op referent
o Code: metalinguïstische functie
 Klemtoon op code en men met
taal over taal spreekt

3.5 pragmatische stijlen en structuren


Discours
o Basiseenheid van pragmatiek
o Bestaat uit meerder met elkaar verbonden zinnen die een identificeerbare structuur
vormen om een bepaalde communicatieve functie te vervullen
o Elke discours heeft eigen structuur en regels
Vb: conversatie
o Creëren en onderhouden relaties, exploreren en ontwikkelen persoonlijke identiteiten
en vervullen dagelijkse taken
o Meest private en persoonlijke vorm van communicatie
o Meest wederkerig en evenwichtig  gelijke participatiegraad
o Informeel, spontaan, van zelf opgebouwd en afwezigheid van strategie
Vb: interactie binnen de klas
o Onevenwichtig machtsverhouding  leerkrachten bepalen gespreksonderwerpen
o Formeel en onpersoonlijk
o Meer jargon
Privaat discours Dimensie Publiek discours
Wederkerig Interactiepatroon Niet-wederkerig
Gelijk Machtsverdeling Ongelijk
Persoonlijk/informeel Taalkeuze Onpersoonlijk/formeel
Spontaan Hoeveelheid planning Gepland
Privaat Toegankelijkheid van informatie Publiek
Impliciet Betekenissen Expliciet
Relationeel Oriëntatie Taak

3.6 interactief discours


Coördinatie van conversatiebijdragen
Coöperatieve principe: wanneer mensen effectief willen communiceren moeten ze
samenwerken door te spreken op een sociaal aanvaarde manier
 4 maximes (regels) volgen
1. Kwantitatieve maxime: bijdrage bevat voldoende maar niet te veel info
2. Kwaliteitsmaxime: waarheid spreken
3. Relevantiemaxime: bijdrage moet direct en pertinent (tot de zaak behorend) zijn
4. Maxime van wijze: bijdrage moet duidelijk zijn
 Soms worden maximes expres geschonden
Small talk
Bij fatische functie: 2 soorten verbale processen
1. Processen die communicatiestroom organiseren en structureren
2. Processen die ritueel en routinematig karakter hebben
Small talk lijkt het meest voor te komen bij het begin en einde van de interactie
(transitiefunctie) maar wordt ook gebruikt in een exploratieve functie
3 soorten topics:
1. Neutrale topics: feiten en gebeurtenissen, vaak uit onmiddellijke omgeving
2. Ego-georiënteerde topics: betrekking op spreker
3. Alter-georiënteerde topics: betrekking op toehoorder, geformuleerd als een vraag

3.7 Taal en sociale identiteit


Behoren tot een bepaalde groep heeft een invloed tot het taalgebruik
Sociale klasse, leeftijd, regio, gender …
Mannen Vrouwen
Beantwoorden “trouble talk” Minimaliseren of direct Verhalen over hun eigen
advies problemen
Woordenschat Uitgebreid over vloeken Uitgebreid over beschrijven
Gesprekken Relatie-georiënteerde Taakgeoriënteerde
gesprekken (rapport talk) gesprekken (report talk)

3.8 Taal en culturele verschillen


Grote culturele verschillen wat betreft:
1. Mate waarin context deel uitmaakt van boodschap
2. Directheid waarmee ideeën worden uitgedrukt
3. Mate van formaliteit die nodig is

You might also like