Professional Documents
Culture Documents
Het communicatiemodel
Zender = wie iets meedeelt
Boodschap = wat iemand meedeelt
Ontvanger = wie iets ontvangt
Medium = transportkanaal van de communicatie
o Synchrone communicatie bv. Bellen, real
life gesprek
o Asynchrone communicatie bv. Mail, brief
Code = de ‘taal’/vorm waarin iets wordt gecodeerd
Uitingsvorm = hoe iets gezegd wordt
o Formeel
o Informeel
Bedoeling = de reden om een boodschap te versturen
o Informeren
o Overtuigen
o Aansporen
Referentiekader (=context) = het geheel van de cultuur, de opvoeding, voorkennis van de betrokkenen
Feedback = reactie van ontvanger op boodschap van zender
Ruis = interfererende elementen die zorgen dat de boodschap niet overkomzoals bedoelt.
o Interne ruis = ruis binnen het communicatieproces dus zender en/of ontvanger
o Externe ruis = ruis buiten het communicatieproces zoals lawaai of slecht bereik
Soorten communicatie
Standpunt van de zender Vorm van boodschap
Externe communicatie = communicatie van bedrijf naar 1. Mondeling of schriftelijk (afh. van het aantal factoren
bedrijf of (potentiële) klanten DUS externen 2. Verbaal of non-verbaal
Interne communicatie = communicatie binnenin het bedrijf 3. Paraverbaal bv. Lettertype, bladschikking,….
die niet bedoeld is voor de buitenwereld 4. Extraverte beweging (zelfverzekerd en open) of
Mengvorm = bv. Externe factuur voor de boekhouding introverte beweging (onzeker, gesloten)
Standpunt van de ontvanger Andere soorten
Intrapersoonlijk = interne dialoog met jezelf 1. Formeel of informeel
Interpersoonlijk = 2+ mensen die elkaar min of meer kennen 2. Bewust (intentioneel) of onbewust (non-intentioneel)
met een terugkoppeling 3. Synchroon of asynchroon
Massacommunicatie = veel ontvanger, terugkoppeling is 4. Rijke media (verbaal en non-verbaal zoals video) of
bijna onmogelijk, niet zeker of boodschap goed is arme media (enkel verbaal zoals brief)
overgekomen 5. Auditief, visueel of audiovisueel
Ontvangersgericht (niet zendergericht)
Ontvangersgerichte aanpak Servicegericht
Vanuit het perspectief van de lezer Wij => u
Vermijd speecht-actwerkwoorden Niet correct > u graag helpen
(taalhandelingswerkwoorden) => zeggen wat je gaat Positieve effecten van een actie voor de lezer (dan =>
doen voorkomen, stoppen => alternatief)
Persoonlijke aanpak Positieve aanpak
Gebruik de naam van de ontvanger Formuleer positief (aarzel niet => gerust)
Spreek de ontvanger in het enkelvoud aan zelf spreek Gebruik warme woorden (gratis, bespaar nu, nieuw,
je een groep toespreekt resulteren, ...)
Onderteken in uw naam Vermijd prikkeldraadwoorden (kosten, betalen,
Schrijf niet wat je zou zeggen verlies, slecht, …)
Nudging = efficiënt het keuzegedrag van de mensen
beïnvloeden met iets positief te verwoorden
H2: gesprekstechnieken
Inleiding
Privégesprekken en professionele gesprekken Lerende houding van een professional
=> Dezelfde communicatieproces Interactief leervermogen = leren van de
MAAR bij professionele gesprekken wordt doel, strategie en aanpak van feedback die anderen je geven
het gesprek door:
o Functie en doelstelling
o Onderlinge relatie
Methodisch gesprekken voeren = systematiek volgen om een optimaal
resultaat te bekomen zoals LSD (luisteren, samenvatten, doorvragen) EN
reflecteren en evalueren
Gesprek voeren
Voor
Tijdens
Opening Kern Afsluiting
Informeel => smalltalk (vermijd clichés zoals De onderwerpen Vraag of de persoon nog
weer => wel over het nieuws, de inrichting, de komen aan bod die iets wil toevoegen en
ligging, de reis naar het werk, …) afgesproken waren bedank hen voor het
Verwachtingen => zeg wat je verwacht van gesprek
het gesprek (doel, welk rol je speelt, hoe lang, Besluiten en afspraken
je persoonlijke agenda) herhalen
Vermeld de agendapunten en laat de Samenvatting van wat er
gesprekspartner mee bepalen (Is dit in orde gezegd is maken
voor u?) => actieve en bereidwillige deelname
aan het gesprek
Afspraken maken aan het begin van het
gesprek (bv. over hoelang het duurt)
Na
Reflecteren of het doel bereikt
Zeven gesprekstips
Kort verslag schrijven over het gesprek (= gespreksverslag)
Stel de juiste vragen STAR(R)-methode
1. Open vragen vs. Gesloten vragen Bij sollicitatiegesprekken of functioneringsgesprek
Gesloten vragen Open vragen Antwoord in de ik-vorm
Beperkt aantal Vrijer antwoord Situatie Beschrijf de situatie
antwoordmog. Taken Wat waren uw taken?
Korte antwoorden Ruimte tot uitweiding Acties Wat deed u vervolgens?
en nuancering Resultaat Hoe liep het af?
Vaak ja/nee, voor/tegen Genuanceerde Reflectie In hoeverre zou u het een volgende keer in
antwoorden mog. een vergelijkbare situatie weer zo doen?
Minder infowaarde Meer infowaarde
Sturend Niet sturend
Risico: afdwalen van
gespreksdoel
Weinig verwerkingstijd Veel verwerkingstijd
2. Suggestieve of sturende vragen
Gesprekspartner op een bepaald spoor zetten
Nuttig bij het overhalen of als bevestiging
3. Controlevragen
Vat samen om te zien of je alles begrepen
hebt/alles duidelijk is
Luister actief Gebruik de ik-boodschap
Laat je gesprekspartner merken dat je luistert door: 1. Bij een coöperatieve sfeer
1. Stiltes 2. Op een assertieve manier
2. Hum en knik Bv. Jij doet iets fout => Ik zou graag willen dat dit zo gebeurt.
3. Oogcontact
4. Enthousiaste gezichtsuitdrukking en open
lichaamshouding
5. Maak aantekeningen
6. Concentreer je
7. Vraag door op onduidelijkheden
8. Neem de tijd en onderbreek niet
9. Kom niet meteen met een reactie of oplossing
Vraag door Heb oor voor bezwaar
1. Zoek naar aanknopingspunten (vaagheden, subjectieve 1. Neem ze serieus op
uitlatingen, aannames, algemene waarheden, ‘moeten’ of 2. Bewijs het tegendeel
‘kunnen’) om zo door te vragen 3. Bewijs dat de voordelen zwaarder doorwegen dan de
2. Let op wat de ander zegt of niet zegt nadelen
Gebruik LSD
1. Luisteren => de woorden, de manier waarop, de
lichaamstaal
2. Samenvatten => parafraseren: in je eigen woorden iets
samenvatten
Met een controlevraag
Niet interpreteren
3. Doorvragen door aanknopingspunten
Daarnaast:
= een consistente presentatie naar buiten toe en vaak het eerste wat klanten van een bedrijf te zien krijgen (belangrijk voor de
uitstraling van het bedrijf) => bepaalt de lay-out, taal en stijl
Stijlboek
De formele e-mail
Tips per onderdeel
Andere netiquette
Schrijf zakelijk en professioneel
Eerst nalezen, dan versturen
Reageer snel
Vermijd overbodige franjes
Vermijd leesbevestiging of ‘hoge prioriteit’
6 witregels
1 witregel
of
2 witregels
(type 3)
Briefhoofd (niet van toepassing voor type 1 en 2)
Naam
Logo
Adresgegevens 6 witregels
Mogelijk: telefoonnummer, faxnummer, e-mailadres, internetadres, bank en/of rekeningnummer,...
Ondernemingsnummer moet wettelijk vermeld staan Opbouw
Adres
v/d afzender => facultatief van de
v/d ontvanger => verplicht brief
Bestaat uit maximaal zeven adresregels
1. Openingsa
Speciale vermelding voor de post *
linea
Naam geadresseerde (volledige naam, kleine letters, 1ste benaming met hoofdletter, maar 2de zonder)
Functie/afdeling * (eerst functie dan afdeling)
Firma/organisatie *
Straat, nummer, postbus
2 witregels
Postcode, gemeente (grote letters, in taal van het land)
Land * (grote letters, eigen taal)
BE = België FR= Frankrijk PT = Polen
DE = Duitsland GB = Groot-Brittannië NL = Nederland
Referentieregels/kenmerken 6 witregels
Onderwerp
Kort, zo informatief mogelijk (indien relevant een datum, bestel-, klant- of factuurnummer)
Hoe?
Cursief, VET of onderstreept
Hetzelfde lettertype en dezelfde lettergrootte als de rest van de brief
Geen inleidende aanduidingen (betreft, onderwerp)
Begint met hoofdletter maar eindigt niet met een leesteken
Aanspreking/aanhef 2 witregels
Beginhoofdletter
Heer / mevrouw met kleine letter
Komma na de aanhef, dan ook na de slotformule OF geen komma na de aanhef, dan ook geen na de
slotformule (consistent)
Geen voornaam of initiaal
Verschillende notaties
Je kent de naam en het geslacht Je kent de naam, maar niet het geslacht
Geachte heer Van Damme/ mevrouw Geachte heer of mevrouw Cloedt
Daniëls Geachte mevrouw of heer Cloedt
Geachte heer en mevrouw De Beer [een
echtpaar] Groep geadresseerden
Geachte heer en mevrouw De Beer-Willems Geachte medewerker(s)
[een echtpaar] Geachte collega(‘s)
Geachte heer Carels en mevrouw Verhelst Geacht bestuur
[geen echtpaar]
Geachte heren Dewaele en Michiels [geen
echtpaar] Tutoyeren (informeel)
Geachte mevrouw Axters en mevrouw Beste Jan
Zwaenepoel [geen echtpaar] Beste Mieke
Beste collega
Je kent de naam niet, maar het geslacht wel. Afstand niet te groot maken, toch aanspreken met u
Geachte heer Dag heer Van Damme 1 witregel
Geachte mevrouw Dag mevrouw Daniëls
Dag heer en mevrouw De Beer
Aanleiding van een brief
Onderwerp van de brief
Doel van de brief
(structuuraanwijzing) bij langere brieven
2. De volgende alinea’s
1 alinea per gedachte
Witruimte na elke alinea
Enkele regelafstand
U-vorm => geachte en jij/je-vorm => beste
Signaalwoorden en verwijswoorden gebruiken om een vlotte overgang te creëren tussen alinea’s
Kort
3. Slotalinea
Een concrete (vervolg)actie
Resultaat voor de lezer
Knipoog (teken dat iets belangrijk is voor jou)
Concreet
De klachtenbrief
Minstens drie elementen:
Structuur
Drie situaties