You are on page 1of 4

ESSAY

WIJSGERIGE STROMINGEN:
MIDDELEEUWEN
Op basis van Boethius’ Consolatio (Boek V)
Gillian Storme

INLEIDING
In deze essay zal ik twee punten bespreken die voorkomen in het boek De vertroosting van de filosofie
die afkomstig is van Boethius. Boethius was een Italiaanse filosoof die schreef over de christelijke en de
antieke filosofie.

PUNT EEN
Hoe kan God vooraf weet hebben van iets toekomstigs waarvan niet zeker is dat het
plaats zal vinden?1

Dit vind ikzelf nogal een moeilijke vraag, want je kan er verschillende theorieën op toepassen. Je kan
bijvoorbeeld zeggen dat sommige dingen nooit zullen gebeuren en dat God enkel maar weet heeft van de
dingen die kunnen gebeuren. Of misschien is er ook de mogelijkheid dat God al weet wat er allemaal
gebeurt. God weet dan eigenlijk hoe de toekomst eruit ziet en dan is alles eigenlijk al bepaald. Dan zit
men wel vast in de predestinatie-leer waarbij bijvoorbeeld bidden geen nut heeft, want waarvoor je dan
ook bidt, het maakt niets uit. Je toekomst ligt toch al vast. Dat voelt nogal deprimerend en nihilistisch aan.
Misschien is het even goed om terug te gaan naar de vraag zelf. Het gaat over iets dat kan gebeuren, maar
niet met zekerheid zal gebeuren. Een gelijkaardige situatie zou zijn wanneer iemand een pakketje besteld
en er wordt meegedeeld dat het zal arriveren binnen de 48 uur. Dan ben je niet zeker dat je pakketje
vandaag nog zal aankomen, maar dat is mogelijk. Hoe zou God, als almachtig wezen, dan kunnen weten
of dat pakketje zal aankomen op de dag zelf. Vanuit dat voorbeeld zou ik eerder zeggen dat God dieper
kijkt dan dat wij ons kunnen voorstellen. God heeft een veel grotere voorkennis dan wij. Wij zitten als het
ware vast in onze eigen visie die op onszelf gebaseerd is, maar voor God gaat het verder. Als ontvanger
van het pakketje zijn wij bezig over wanneer IK het zal ontvangen. Terwijl God ondertussen ook de
afzender, de koerier enzovoort bezig ziet. Hij ziet als het ware het volledige plaatje en ziet iedereen door
zijn almacht. Om dit even te plaatsen in situatie die als toevallig kan worden beschouwd: een dakloze
man wandelt over straat en opeens kijkt hij naar de grond en hij vindt weliswaar een briefje liggen van
500 euro. De dakloze in kwestie kan zich afvragen van wie dat briefje was en hoe het daar terecht is
gekomen, maar voor God is dat geen mysterie. Hij is alwetend. God ziet hoe alles plaatsvindt en hoe alles
samenvalt.

PUNT TWEE
1 (Cons., V, 3, p)

1 Gillian Essay Consolatio


Er blijft plaats voor de wilsvrijheid, want daarzonder kan geen rede met begiftigd
wezen bestaan.2

Dit vind ik een heel interessante bevinding. Het zegt eigenlijk letterlijk dat een denkend wezen
wilsvrijheid moet hebben. Die wilsvrijheid stelt het vermogen voor zodat we dingen kunnen nastreven.
Wat we willen en dat we ook dingen vermijden die we niet willen. Dat is bijvoorbeeld de droom om een
bekende artiest te worden najagen. Daar is onderscheiding een belangrijk element. Men moet weten wat
hij wil en wat hij niet wil en daar komt het denken aan te pas. Vraag het maar eens aan 18-jarigen die
afstuderen aan een middelbare school. De één wil de wereld rondreizen, de ander wil rijk en beroemd
worden, maar je zal niemand horen zeggen, ik wil ziek worden. Daar zit ook die onderscheiding over het
willen en het niet willen in. Dat contrast is belangrijk om zo een duidelijk doel voor ogen te hebben en
dan ook daarnaar te streven.

Helaas zitten er in de menselijke wilsvrijheid ook beperkingen, zoals een mens genoodzaakt is om te
sterven. De absolute vrijheid is er niet aanwezig in een mensenleven. Daarbij zit de mens ook met het
probleem dat ze afhankelijk zijn. Het is niet omdat iemand iets wil dat het dan ook verwezenlijkt zal
worden. De mens is daarin afhankelijk van zijn eigen kunnen. Als iemand bijvoorbeeld een marathon wil
lopen, maar een week op voorhand krijgt de persoon in kwestie een ongeluk waardoor hij niet meer
stappen, dan zal het specifieke doel niet bereikt worden. Boethius omschrijft dat als slavernij. De mens zit
als het ware vast in zijn eigen lichaam en heeft ook verlangens naar specifieke behoeften van het lichaam
zoals eten. In die elementen gaat er juist over dat we als mensen niet de absolute vrijheid bezitten, maar
dat we als het ware opgesloten zitten in ons lichaam. Die beperktheid en afhankelijkheid spelen een
belangrijke rol. We kunnen ook vaststellen dat de wilsvrijheid verschilt bij menselijke en goddelijke
wezens. God kan zich niet laten tegenhouden door enige beperkingen zoals bij de mens. Als God iets wil,
kan Hij het realiseren. Dat is niet zo bij de mens. Als een persoon voor een lange tijd geen voeding meer
krijgt, zal hij sterven. God staat dus los van die afhankelijkheid en beperktheid.

In context van wilsvrijheid gaat het dus niet per se over het willen, maar het gaat ook over het vermijden.
Als mens kun je er ook voor kiezen om dingen juist niet te doen. Als men in een gevaarlijke situatie komt,
wil men daaruit raken en het gevaar vermijden. Het onderscheiden komt daarin sterk aanwezig. Men
denkt na over wat hij wel wil en niet wil. Met andere woorden: de mens gebruikt de rede.

Om even terug te gaan naar de originele zin: Zou het mogelijk zijn voor een denkend wezen om geen
wilsvrijheid te hebben? Ik denk dat niet, maar de wilsvrijheid kan worden beperkt. Zeker bij menselijke
wezens is dit het geval. Men kan willen gaan voor een bepaald doel, maar als dat een onrealistisch doel is,
zoals een nucleaire bom overleven, dan stoten we op het feit dat we beperkt zijn in hetgeen wat mogelijk
is voor een mens. Dat komt ook door het lichaam. We zitten als het ware gevangen in ons lichaam en ons
lichaam is gelimiteerd, maar dat betekent dat we eraan kunnen werken. Mede door onze sterke
wilsvrijheid kunnen we ons zo hard inzetten naar een doel, zodat we ons lichaam met alle beperkingen
kunnen versterken. Als iemand bijvoorbeeld een wielerwedstrijd wil winnen, moet men daarvoor aan het
lichaam werken en trainen, waardoor die beperktheid vermindert en de kansen groter worden. Natuurlijk
kunnen we ons niet ontdoen van al onze beperkingen, want die maken ons juist menselijk tot wie we zijn.

2 (Cons., V, 2, p)

2 Gillian Essay Consolatio


Wat we wel kunnen doen is onszelf schikken naar onze eigen wilsvrijheid en ons daarnaar blijven
inzetten om ons te verlossen van de slavernij van het lichaam waarin we leven.

SLOT
Dit was mijn essay over de tekst van Boethius, het ging vooral over de wilsvrijheid van denkende wezens
en hoe God weet kan hebben over onzekere gebeurtenissen in de toekomst.

3 Gillian Essay Consolatio

You might also like