Professional Documents
Culture Documents
2012-2013 Syllabus OV Nieuwgrieks
2012-2013 Syllabus OV Nieuwgrieks
Taal en Letterkunde
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Colofon
Deze syllabus is een uitgave van
Academische Vaardigheden I: Onderzoek
i.s.m. de opleiding Nieuwgriekse taal en cultuur
Faculteit der Geesteswetenschappen
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
Spuistraat 134
1012 VB Amsterdam
Augustus 2012
Deze syllabus is samengesteld door:
Marieke Siebrecht en Anouk Doeven
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
PRAKTISCHE INFORMATIE
Modulebeschrijving
De modulebeschrijving van Onderzoeksvaardigheden Nieuwgrieks (d.w.z. informatie
over het vak) is te vinden op http://studiegids.uva.nl/web/uva/sgs/nl/c/13298.html
(onder het vak: Cultuurkunde 1: Byzantijnse geschiedenis)
Belangrijke internetadressen
Blackboard:
http://blackboard.ic.uva.nl
Opleiding Nieuwgrieks:
http://www.nieuwgrieks.nl
Bibliotheek Fac. der Geesteswetenschappen: http://www.uba.uva.nl/gw/nieuws.cfm
Zoekmachine van de UvA:
http://lib.uva.nl/primo_library/libweb/action/search.do?dscnt=1&dstmp=134618742450
8&vid=UVA&fromLogin=true
Online catalogus UB:
http://opc.uva.nl
HumOz (Gereedschap voor Onderzoek in de Humaniora): http://humoz.hum.uva.nl
(kies het vakgebied: Nieuwgriekse taal en cultuur)
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
INLEIDING
De module Onderzoeksvaardigheden wordt verzorgd voor alle studenten van de
Faculteit der Geesteswetenschappen. Hoewel de faculteit een heel scala aan opleidingen
biedt, varirend van Slavische Talen en Culturen tot Media en Cultuur, komt in elke
opleiding n gemeenschappelijk element naar voren dat achter het onderwijs
schuilgaat: wetenschappelijk onderzoek. Schuilgaat, omdat het onderzoek zelf niet altijd
op de voorgrond staat, maar wel een wezenlijk onderdeel uitmaakt van iedere opleiding.
Aan elke universiteit wordt onderzoek verricht door de meeste docenten en door
medewerkers die speciaal voor het doen van onderzoek zijn aangesteld. Naast de
diverse onderwijsinstituten van de faculteit, zoals dat van Taal- en Letterkunde, bestaan
er verschillende, soms interuniversitaire, onderzoeksscholen. Een voorbeeld is het
landelijke Huizinga Instituut waarvan de UvA penvoerder is en dat zich richt op
cultuurgeschiedenis. Elk instituut heeft een andere specialisatie, varirend van
Taalkunde, Ethiek en Middeleeuwen tot de Kunstgeschiedenis van de Moderne Tijd.
Het onderzoek dat bij elke opleiding gedaan wordt, draagt bij aan de kennis over het
betreffende vakgebied: nieuwe ideen worden getoetst aan bestaande kennis of aan de
praktijk en bestaande kennis wordt kritisch bekeken en aangepast. De opgedane kennis
wordt overgedragen aan de studenten.
Van de studenten wordt verwacht dat zij, na afronding van hun studie, ook in
staat zijn een zelfstandige bijdrage te leveren aan de bestaande kennis. Een bachelor is
in staat een wetenschappelijk onderzoek op te zetten, uit te voeren en de resultaten te
presenteren. Omdat onderzoek zon belangrijke plaats inneemt, is het zinvol dat je, als
student aan een universiteit, in een vroeg stadium van de studie kennismaakt met de
beginselen van onderzoek. Tijdens de opleiding krijg je de kennis en de vaardigheden
mee om een eigen mening te vormen (over een bepaald onderwerp binnen het
vakgebied) en anderen van je mening te overtuigen. Je leert met kritische ogen te kijken
naar alle informatie waarmee je tijdens je studie, maar ook daarbuiten, wordt
geconfronteerd. Het is voor een goede wetenschapper een tweede natuur om zichzelf en de omgeving - voortdurend vragen te stellen om zo meer te weten te komen. Maar
ook in andere (hogere) beroepsgroepen maakt deze manier van denken - het signaleren,
analyseren en oplossen van problemen - een belangrijk onderdeel uit van de praktijk.
Om dit te kunnen is het nodig dat je een aantal vaardigheden beheerst. Allereerst
heb je sterke argumenten nodig om anderen te overtuigen, gebaseerd op juiste
informatie. Het is dus belangrijk dat je weet waar je de benodigde informatie kunt
vinden en hoe je erachter komt of die juist is. Daarnaast is het van belang dat je
duidelijk maakt wat je precies te weten wilt komen. Ook moet je denkwijze stapsgewijs
gevolgd en gecontroleerd kunnen worden, zodat de lezer/toehoorder zelf de waarde van
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
een gesloten vraag. Vragen met een vragend voornaamwoord noemt men open vragen.
Vraag a is duidelijk een open vraag. Vraag b gaat uit van een vooronderstelling (de
universele kunstenaar uit de Renaissance is waarschijnlijk creatiever dan de
hedendaagse); daarna volgt pas de eigenlijke vraag. Welk antwoord verwacht deze
vragensteller? Kennelijk is het de bedoeling dat er met een bevestiging of ontkenning,
uitgebreid met redenen, op geantwoord wordt, bijvoorbeeld: ja, Da Vinci was creatiever
dan Karel Appel, omdat Of: nee, Michelangelo was vanwege zijn hang naar de
Oudheid veel beperkter dan de hedendaagse kunstenaar die van de hele geschiedenis
gebruik kan maken. De vraag naar de creativiteit is dus een gesloten vraag. Hoe kwam
Emile Zola tot het naturalisme?, is een vraag waarop geen bevestigend of ontkennend
antwoord is te geven. Bovendien begint de vraag met een vragend voornaamwoord en is
dus een open vraag.
Ook naar inhoud kunnen vragen van elkaar onderscheiden worden. Vraag a
houdt zich bezig met een kwestie die net zo breed is als de vraag naar wat het menselijk
leven is, wat kunst is, enzovoort. Door deze omvang en reikwijdte is de vraag niet erg
geschikt als onderzoeksvraag. Vraag b over de creativiteit van de Renaissancemens is
interdisciplinair, omdat ze drie vakgebieden op elkaar betrekt: de psychologie, de
sociologie en de kunstgeschiedenis. De psychologie omdat creativiteit een
psychologisch begrip is dat op de Renaissance wordt geprojecteerd; sociologisch omdat
er een vooronderstelling in zit die alle Renaissancemensen creatief maakt; en
kunsthistorisch omdat de vragensteller feitelijk aan veelzijdige kunstenaars denkt, zoals
de uomo universale, Leonardo da Vinci. Vraag c over de motivatie van mensen om
naar de film te gaan is een open vraag die niet gebaseerd is op (veel) voorkennis, omdat
het een heel algemene notie is. Waar richt deze vraag zich op? Op motieven waarom
mensen een heel algemeen gedefinieerde groep naar de film gaan. De vraag naar de
motivatie van een groep mensen behoort tot het psychologische of sociologische terrein,
en niet per se tot bijvoorbeeld de filmwetenschap. Door de vraag te beperken tot een
bepaalde groep mensen en tot een bepaald type films (speelfilm, documentaire), kan er
mogelijk een bruikbaarder vraag bedacht worden. Vraag d over Zolas relatie tot het
naturalisme is een open vraag. Maar er zit de vooronderstelling in opgesloten dat een
deel van Zolas werk tot het naturalisme gerekend wordt. Hoe hij tot het naturalisme
kwam is een vraag waarin veel facetten een rol spelen: historische gebeurtenissen,
vriendschappen, discussies, literaire kritiek et cetera.
Het stellen van een goede, dat wil zeggen: onderzoekbare vraag is niet eenvoudig.2 Een
goede formulering van de vraag leidt tot een helder en afgebakend antwoord. Hiervoor
2
Gebaseerd op: Markenhof, A. en H. Oost. Een onderzoek voorbereiden. Baarn: HB uitgevers, 2002. Dit
overzichtelijke boekje geeft stapsgewijs aan hoe je tot een goede vraagstelling kan komen.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
is het noodzakelijk dat je zo nauwkeurig mogelijk formuleert wat je precies wilt weten
en hoe je denkt daarachter te kunnen komen. De onderzoeksvraag is op te splitsen in
deelvragen die structuur geven aan je onderzoek. Je moet aangeven welke plaats het
onderzoek inneemt binnen het vakgebied, welke keuzes je hebt gemaakt en van welke
vooronderstellingen je bent uitgegaan. Ook dien je de lezer te overtuigen van het nut
van het onderzoek. Sommige vragen zijn veel te breed geformuleerd, andere zijn weer
veel te beperkt. Daarnaast speelt de beschikbare tijd een rol. Een onderzoeker die een
proefschrift voorbereidt, heeft lang de tijd om (literatuur)onderzoek te doen. Een
beginnend onderzoeker, zoals een propedeusestudent Geesteswetenschappen, moet zijn
literatuuronderzoek zo snel maar toch zo adequaat mogelijk doen. Dit heeft natuurlijk
consequenties voor de vraagstelling. Hoe gerichter de vraag, des te gerichter kan er naar
relevante literatuur gezocht worden. Een vraag wordt gerichter als je het domein
duidelijk afbakent. Dit is het geval als de vraag zich beperkt tot 1) het eigen vakgebied,
2) een bepaalde periode of locatie, 3) een bepaald taalgebied, 4) een omschreven groep
mensen of objecten, et cetera. Vermijd het gebruik van vage termen of begrippen die op
een verschillende manier genterpreteerd kunnen worden. Formuleer je vraag zo helder,
duidelijk en precies mogelijk. Breid je voorkennis uit als blijkt dat die niet adequaat
genoeg is om een heldere vraagstelling te kunnen formuleren.
Daarnaast dien je je als onderzoeker bewust te worden van de aard van de vraag.
Deze kan beschrijvend zijn, verklarend of interpretatief, waarderend of evaluerend, of
een combinatie van deze elementen. Beschrijvend heeft meestal betrekking op vragen
naar de opeenvolging van gebeurtenissen, de verschillende aspecten, onderdelen of
eigenschappen van een zaak, een gebeurtenis, een kunstwerk, een institutie et cetera
(voorbeeld: hoe zit de Tweede Kamer in elkaar?). Verklarend of interpretatief is een
vraag wanneer naar oorzaken of redenen wordt gevraagd voor bepaalde gebeurtenissen
(voorbeeld: welk verband bestaat er tussen de aanleg van de boulevards in Parijs door
Hausmann en de veranderde opvattingen over militaire strategien in de negentiende
eeuw?). Evaluerend of waarderend is een vraag die zich richt op de opvattingen over
bepaalde zaken in een bepaalde tijd (voorbeeld:was de inval in Irak in het licht van de
beschikbare informatie een strategische beslissing voor de Amerikaanse
veiligheidsbelangen?). Dit leidt tot een positief of negatief waardeoordeel.
In het algemeen zijn vragen op geesteswetenschappelijk gebied een combinatie van
deze drie soorten vragen. Zodra de probleemstelling vorm gaat krijgen, zal er gericht
onderzoek naar beschikbare informatie gedaan moeten worden.
1.2 HET VERZAMELEN VAN INFORMATIE
Als de onderzoeksvraag geformuleerd is, is het zaak informatie te vergaren om de vraag
te kunnen beantwoorden. De wetenschap die langs methodische weg tot vondsten of
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
systematische zoekgang.
De globale orintatie vormt feitelijk het begin van de sneeuwbalmethode. Zodra je de
(voorlopige) gegevens hebt gevonden, kun je deze ook systematisch onderzoeken.
Sneeuwbalmethode
Naast het systematisch zoeken via de bewegwijzering van het handboek en de
encyclopedie naar de alfabetische catalogi en andere middelen waarmee elk gebied
systematisch afgezocht wordt, kun je ook gebruik maken van de zogenoemde
sneeuwbalmethode. Deze wordt zo genoemd naar analogie van een sneeuwbal die als
een klein balletje begint maar gaandeweg steeds dikker en groter wordt. Hierbij speelt
het toeval een grotere rol dan bij een systematisch zoekgang. Bij juiste toepassing kan
hetzelfde resultaat bereikt worden. Het is echter beter om de beide methoden te
combineren.
Het is moeilijk te bepalen wanneer de sneeuwbal begint te rollen: voor elke
onderzoeker kan dat moment anders liggen. Men kan op ideen komen door
handboeken door te nemen, of in een bibliotheek met een open opstelling voor een
boekenkast te gaan staan en boeken ter hand te nemen en door te bladeren. Soms brengt
de lezing van een uitvoerige noot de sneeuwbal op gang. De gevonden titels worden
opgezocht en vervolgens wordt gekeken of er een literatuurlijst achterin staat, die de
moeite van het volgen waard is.
Denk aan Archimedes beroemde uitspraak die hij deed toen hij in bad zijn wet over de opwaartse druk van
vloeistoffen ontdekte: Eureka (Grieks: ik heb gevonden).
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Een goed beginpunt voor deze methode is in het algemeen een bij voorkeur recente
dissertatie of proefschrift. De auteur hiervan wordt geacht, in ieder geval op datum van
verschijnen, het meest van dit onderwerp te weten en er het meest over te hebben
gelezen. Daarom zal zijn literatuurlijst zo veel mogelijk publicaties bevatten die tot dan
toe over het onderwerp zijn verschenen. De meeste dissertaties zijn bovendien voorzien
van een inleiding, waarin de stand van wetenschap met betrekking tot het onderzoek
wordt beschreven. Daaruit kan blijken of er een bepaalde discussie is gevoerd en of
bepaalde auteurs veel over het onderwerp hebben geschreven. Let er wel op dat de
promovendus literatuur verzameld heeft met zijn eigen onderzoeksvraag in het
achterhoofd en die zal ongetwijfeld van de onderzoeksvragen van anderen verschillen.
Wanneer er geen goede literatuurlijst voorhanden is, is het ook zinnig te kijken
welke auteurs steeds terugkomen in de diverse lijsten. Blijkbaar zijn dat de echte
deskundigen op dit gebied. Het verdient aanbeveling ook bij die namen weer naar
publicaties te zoeken. In feite gaat dit proces steeds door: de sneeuwbal rolt verder. Het
eindpunt is bereikt wanneer men geen nieuwe titels meer vindt, of wanneer men steeds
dezelfde titels tegenkomt. Overigens is dit eindpunt ook afhankelijk van het gestelde
doel van het onderzoek. Voor een dissertatie moet in feite alle relevante literatuur bij de
auteur bekend zijn. Bij het schrijven van een essay in een krant of het maken van een
werkstuk is een weloverwogen keuze veel belangrijker.
Om het toeval zoveel mogelijk uit te sluiten, is het goed een paar regels in acht te
nemen. De eerste regel is al genoemd: combineer deze manier van zoeken met een meer
systematische. Om te controleren of de sneeuwbal gewerkt heeft, kan ook een
steekproef worden gedaan in enkele jaargangen van bibliografien: leveren zij niets
nieuws op, dan mag worden aangenomen dat men via de sneeuwbalmethode de
relevante literatuur heeft gevonden.
Verdere aanwijzingen: probeer te voorkomen dat de literatuur die gevonden
wordt eenzijdig is. Dat wil zeggen, dat zij niet uit n bepaalde periode stamt, zodat er
bijvoorbeeld recente publicaties ontbreken, of uit slechts n taalgebied of land. Wees er
ook attent op dat er in sommige vakgebieden verschillende scholen zijn die van elkaar
afwijkende visies hebben. Wanneer er, zoals boven gezegd, specialisten zijn in dit
onderwerp, zoek dan ook onder hun namen, omdat hun andere publicaties ook van
belang kunnen zijn.
De sneeuwbalmethode lijkt persoonlijker dan de systematische methode, die
hieronder wordt beschreven, omdat de verborgen agenda van de onderzoeker meer
ruimte krijgt. De systematische methode beoogt neutraliteit en objectiviteit. Dit is
uiteindelijk maar ten dele zo: de systematische methode kent die verborgen agenda net
zo goed; in beide gevallen is er sprake van een voortdurend selectieproces, dat
persoonsgebonden is. Dat maakt iedere literatuurkeuze anders en iedere benadering van
een probleemstelling uniek.
10
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Systematische methode
Voor goed wetenschappelijk onderzoek is het belangrijk dat je zoveel mogelijk
publicaties over je onderwerp vindt, zodat je een overzicht hebt van wat er over je
onderwerp is geschreven. Hiervoor is het systematisch zoeken een goede aanvulling op
de eerder beschreven sneeuwbalmethode. In de eerste plaats dien je de (toevallige)
kennis over je onderzoeksvraag aan te vullen. Dit betreft bijvoorbeeld algemene kennis
over het onderwerp zoals data, personen en objecten, met andere woorden feitelijke
informatie. Hiervoor gebruik je handboeken, dat wil zeggen: overzichtsboeken,
encyclopedien en lexica.
Een overzichtsboek is een, vaak lijvig, boekwerk waarin het vakgebied of een
deel ervan in vogelvlucht behandeld wordt. Een specialistische studie is het
tegenovergestelde van een handboek: hierin wordt een deel van een onderwerp uit een
handboek bestudeerd. Voor de orinterende fase is deze minder geschikt, omdat vaak
nog niet helemaal duidelijk is wat je zoekt. Encyclopedien bieden informatie over
allerlei zaken, en zijn soms algemeen (Grote Winkler Prins encyclopedie) en soms
specifiek (Encyclopedia of world art). Het lexicon ten slotte is een soort woordenboek
met annotaties (= korte omschrijvingen). In handboeken staat meestal ook een lijst met
literatuur over het onderwerp, die je mogelijk kunt gebruiken. Bedenk dat handboeken
meestal al wat ouder zijn en dus niet de meest recente informatie bevatten.
Om na het verzamelen van de basisgegevens verder te kunnen zoeken (je komt
overigens tijdens je literatuuronderzoek vaak weer terug bij de handboeken omdat je
telkens weer nieuwe gegevens vindt), kun je aan de hand van trefwoorden systematisch
gaan zoeken in de UvA-Catalogus van de universiteitsbibliotheek (UB) en in
bibliografien. Hoe je precies kunt zoeken naar publicaties in de UB en andere
binnenlandse en buitenlandse bibliotheken kun je nalezen in het hoofdstuk over de
bibliotheken. Daar zie je ook hoe je in de bibliotheken kunt leren zoeken via de online
webcursus Informatie zoeken die speciaal is ontwikkeld voor studenten
Geesteswetenschappen en bovendien hoe je publicaties kunt aanvragen uit het magazijn.
De UB heeft namelijk een gesloten magazijn, in tegenstelling tot de meeste
vakbibliotheken die een open opstelling hebben. Daar zijn de publicaties meteen in te
zien.
Een bibliografie is eenvoudig gezegd een geordende lijst met publicaties met
n gezamenlijke noemer. De titels zijn geselecteerd op grond van het onderwerp, de
taal, de periode, et cetera. Vaak is dit een lijst met of index van bepaalde namen of
publicaties, zoals Het Nederlands Repertorium van Familienamen, dat de familienamen
en de aantallen dragers van die familienamen bevat, zoals opgegeven bij de Volkstelling
van 31 mei 1947. In tegenstelling tot de catalogus van de UB geeft een bibliografie
echter niet aan waar de publicatie zich bevindt en is zij dus niet bezitsgebonden. Een
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
11
bibliografie geeft alleen aan wat er over een bepaald onderwerp (in een bepaalde
periode) is geschreven. De opgenomen titels zijn vaak geannoteerd, zodat snel duidelijk
wordt of een titels relevant is voor je onderzoek. Sommige bibliografien zijn afgesloten
(eenmalige uitgave) en andere zijn lopend, wat betekent dat ze nog telkens (meestal per
jaar) worden aangevuld en geactualiseerd. Lopende bibliografien worden ook wel een
repertorium genoemd. Kijk altijd goed welke publicaties in een bibliografie zijn
opgenomen, want sommige bevatten alleen boeken en geen artikelen, of andersom. De
titel of de inleiding van een bibliografie geeft meer informatie over de precieze
afbakening (van periode, onderwerp en soorten publicaties) van de opgenomen titels.
Afgesloten bibliografien, zoals een bibliografie van films over kunst: Films on
art bibliography: 1994 edition, zijn actueel tot een paar maanden voor het verschijnen
in druk (in verband met de productietijd van het boek). Voor meer recente titels zul je
dus ook lopende bibliografien moeten raadplegen. Het is raadzaam om met de laatste
jaargang van een bibliografie te beginnen, omdat je zo bijvoorbeeld ook recente
gespecialiseerde literatuur over je onderwerp kunt tegenkomen.
Steeds meer bibliografien zijn digitaal raadpleegbaar. Kijk via de Digitale
Bibliotheek welke databases er in je eigen vakgebied beschikbaar zijn.4 Via deze weg
kun je overigens ook digitaal gepubliceerde tijdschriften direct raadplegen. Neem voor
details de hoofdstukken over de bibliotheken goed door en zorg dat je minstens n keer
de hele webcursus Informatie zoeken hebt gedaan.5 Welke bibliografien van belang
zijn op je eigen vakgebied kun je nalezen in het hoofdstuk over de
opleidingsbibliotheek.
Een lijst van de door de auteur gebruikte literatuur, vaak opgenomen achterin
een boek of artikel en/of verspreid in de noten te vinden, is gn bibliografie, maar een
literatuurlijst (literatuuropgave).
Vakgebiedsportaal.
5
Zie hiervoor het hoofdstuk over de universiteitsbibliotheek.
12
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
aansluiten op de onderzoeksvraag
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
13
Sommige titels bevatten niet de gebruikte trefwoorden maar kunnen wel degelijk bruikbaar zijn. Gebruik
dit criterium dus met enige voorzichtigheid!
14
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Wereldoorlog en Daix als een recente titel. Hetzelfde zou moeten gelden voor de taal en
de plaats van uitgave van de publicatie. Uitsluitend publicaties selecteren die zijn
verschenen in New York of in de Engelse taal kan geen evenwichtig beeld geven.
Het is eveneens belangrijk om de specialist in het onderwerp te achterhalen:
daarvan moet minstens n uitgave op de lijst staan. In het lijstje van Janson staan twee
titels van Barr, daarom is het goed er een van hem te kiezen. Verder is de lijst te kort om
er echte deskundigen uit af te kunnen lezen; daarvoor moeten andere literatuurlijsten
gezocht worden.
Ook bij het gebruik van de sneeuwbalmethode is het belangrijk de
literatuurkeuze te verantwoorden. Dat een boek thuis in de boekenkast staat, is geen
goed selectiecriterium; dat twee hoofdstukken een deel van de gestelde vraag
behandelen wel. De toevalsfactor die bij het sneeuwballen nog een rol speelde, moet
dus bij het selecteren verdwenen zijn. Selecteren is geen toeval.
De aard van het document kan ook bepalend zijn bij de keuze van te gebruiken
informatie. Globaal worden drie soorten publicaties onderscheiden:
1. Primaire bronnen. Dit zijn de onderwerpen van onderzoek zelf. Bijvoorbeeld:
voorwerpen, kunstwerken, brieven, autobiografien.
2. Naslagwerken. Dit zijn algemene informatiebronnen. Bijvoorbeeld:
woordenboeken, encyclopedien, bibliografien, handboeken.
3. Secundaire bronnen. Dit zijn meer of minder uitvoerige uitweidingen over het
onderwerp van onderzoek. Bijvoorbeeld: populair wetenschappelijke werken,
koffietafelboeken, krantenartikelen, tijdschriftartikelen, monografien,
biografien.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
15
Welk type literatuur is het: een artikel of een boek, een bundel of een catalogus,
een overzichtsboek of een speciale studie, een website of een elektronische
publicatie?
Inhoudelijke karakterisering
Voor de inhoudelijke analyse kan niet meer worden volstaan met het bekijken van het
uiterlijk en de indeling van de publicatie, nu moeten er stukken gelezen worden. Ook
hierin moeten economische keuzes gemaakt worden. Per slot van rekening moet een
karakterisering bij wijze van spreken staande bij de boekenkast uitgevoerd kunnen
worden.
Om de inhoud van een tekst snel en globaal te doorzien, kan men veelal volstaan
met het begin en het einde te lezen. In het geval van vakliteratuur zijn dat vaak, maar
lang niet altijd de geigende plaatsen voor de inleiding met de probleemstelling en de
conclusie en samenvatting. Uit de inhoudsopgave kan worden opgemaakt of de
publicatie op deze wijze is ingedeeld. Wanneer er geen sprake is van een duidelijke
inleiding, dan is het lastiger te achterhalen waar de auteur het precies over heeft en
waarom dit boek is geschreven. Soms kan de conclusie opheldering geven, wanneer
daarin in n adem wordt beschreven wat de bedoeling van het onderzoek was en wat
de resultaten zijn. Niet iedere publicatie is voortgekomen uit een duidelijke
vraagstelling. Bij overzichtsboeken bijvoorbeeld zit het doel van het boek al in de opzet
besloten. Bij artikelen over bijvoorbeeld taalonderzoek kun je de zogenaamde abstract
doorlezen. Deze staat aan het begin van het artikel en geeft een samenvatting.
De inhoudsopgave, waarin de titels van de verschillende hoofdstukken zijn
vermeld, vertelt iets over hoe het betoog is opgebouwd. Het is prettig als de
hoofdstukken veelzeggende titels hebben; titels als Hoofdstuk I, II en III geven geen
informatie. In dit laatste geval kan men het beste de eerste en de laatste alinea van het
hoofdstuk lezen.
Een zeer handig hulpmiddel is een register of index. Hierdoor kan op trefwoord
worden gezocht dikwijls alleen op persoonsnaam, maar soms ook op zaaknaam.
16
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
17
bijvoorbeeld eigen websites bij, maar ook allerlei andere personen of instellingen doen
dat. Via zoekmachines als Google (zie bijlage Zoeken op Internet) kom je daar terecht.
Deze informatie is soms heel bruikbaar, maar toch moet je vooral bij de niet
systematisch gecontroleerde informatie (zoals dat bij universiteitsbibliotheken meestal
wel gebeurt) extra alert zijn op de betrouwbaarheid van de informatie. 7 Inmiddels is er
al een heel corpus aan controlemiddelen ontwikkeld, om informatie op het Internet
kritisch te bekijken en te analyseren.
Omdat het Internet een nauwelijks gecontroleerde informatiebron is, is het
raadzaam extra voorzichtig te zijn met het interpreteren en gebruiken van de gegevens
die we daar aantreffen. Niet alleen verdwijnen websites bijvoorbeeld opeens spoorloos,
ook de gegevens zelf veranderen razendsnel. We kennen dit probleem van het
verdwijnen of veranderen van informatie natuurlijk al langer. Er gaan immers
manuscripten en boeken verloren; banden en videotapes die gebruikt zijn voor
bijvoorbeeld oral history verdwijnen of worden onleesbaar; beeldmateriaal, zoals dias
achter glas, gaat kapot en wordt niet meer hersteld; 5 inch floppys kunnen niet meer
gelezen worden omdat de benodigde diskdrives niet meer bestaan, et cetera.
Het beeldscherm waar wij steeds vaker onze informatie aan ontlenen heeft
bovendien geen drager of achterliggende laag die zelf de informatie vasthoudt die ze
representeert. Er is niet meer dan er staat, er is maar n laag. Dat is heel handig maar
het geeft de tevoorschijn getoverde informatie ook iets vluchtigs en onzekers. Alles wat
in digitale vorm vertaald kan worden, kan immers op het beeldscherm terechtkomen en
onder je ogen veranderen of verdwijnen. Een afbeelding van een schilderij of prent
wordt bijvoorbeeld op dezelfde manier geproduceerd en weergegeven als diakritische
tekens (zoals , ). Het beeldscherm geeft als drager van de informatie dus geen enkel
houvast over het werkelijk bestaan van de informatie waar het naar verwijst. De
informatie die je nu op dit gedrukte blad leest, staat er daarentegen werkelijk en degene
die het geschreven heeft - wie dat ook mag zijn - kan daar op dit moment niets meer aan
veranderen. Bovendien verwijzen de kop- en voetteksten naar de producent van de
informatie en weet je van wie je deze informatie in handen hebt gekregen. Informatie
die je op een beeldscherm aantreft is daarom veel onzekerder. Althans, zo lang we niet
via allerlei criteria hebben vastgesteld waar de informatie vandaan komt en door wie
deze geproduceerd is.
Niet alle boeken en tijdschriften worden door universiteitsbibliotheken aangeschaft, maar alleen die
publicaties over onderwerpen waarin de bibliotheek gespecialiseerd is en die bovendien een voldoende
wetenschappelijk gehalte hebben.
18
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Accuratesse en controleerbaarheid
Kan er contact worden opgenomen met de auteur(s) via e-mail, per post of telefoon?
De hieronder uitgewerkte lijst met criteria is mede gebaseerd op: Harris, Robert. Evaluating Internet
Meer informatie over het beoordelen van internetsites kun je vinden op: http://www.kb.nl/coop/detective.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
19
Heeft de auteur meer gepubliceerd over het onderwerp? Kun je diens naam ook
bijvoorbeeld vinden in de catalogi van (internationale) universiteitsbibliotheken?
Komt de naam ook op andere sites voor en wordt er vaker naar de auteur verwezen?
Accuratesse en controleerbaarheid
Criteria die nauw gerelateerd zijn aan de betrouwbaarheid van de inhoud, zijn
accuratesse en controleerbaarheid. Accuratesse verwijst naar zaken als de stijl van de
tekst, het voorkomen van spelfouten en grammaticale onjuistheden. Hoe nauwgezet is
de tekst uitgewerkt? Is de stijl van een tekst bijvoorbeeld erg onregelmatig en komen er
veel (schrijf-) fouten in voor, dan is de tekst waarschijnlijk zonder redactie of controle
van anderen tot stand gekomen. De waarde van de informatie neemt hiermee bepaald
niet toe.
Daarnaast is het belangrijk de geboden informatie te kunnen controleren: hoe komt de
auteur aan de informatie? Hoe is de verantwoording van de geboden informatie?
Wanneer (net als bij gedrukte informatie) geen bronverwijzingen voorkomen, draagt dit
niet bij aan de betrouwbaarheid omdat er geen wetenschappelijke controle mogelijk is.
Let daarom op:
wanneer de website voor het laatst geactualiseerd is. Wanneer een site bijvoorbeeld
uit 1996 dateert en ook sindsdien niet meer is aangepast kan dit twee dingen
betekenen. Het is mogelijk dat de inhoud van de site sinds 1996 niet meer aangepast
is en dus min of meer stabiel is (maar je weet niet zeker of dat morgen alsnog gaat
gebeuren). De informatie lijkt dus vrij betrouwbaar. Het is ook mogelijk dat de site
nauwelijks meer gebruikt wordt en de informatie sterk verouderd is. De site kan dan
onbetrouwbaar zijn of op zijn minst niet meer actueel.
Let wel op dat de afzonderlijke paginas of subsites van een website afzonderlijk
geactualiseerd kunnen zijn. Vaak zie je dat de hoofdpagina met de indeling van de site
nauwelijks meer is aangepast, maar dat de onderdelen daarvan wel uiterst actueel zijn.
Context van de website
Probeer altijd vast te stellen in welk kader de website gemaakt is. Zoek hiervoor naar de
homepage van de site. Wanneer je bijvoorbeeld via een zoekmachine op de website van
20
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
door middel van het verwijderen van de uitgang av in de URL.10 Je komt dan na
het drukken op de Enter-toets op de Faculteit der Geesteswetenschappen van de
Universiteit van Amsterdam.
door op home te klikken, waardoor je telkens een stap hoger komt. Deze laatste
knop of link is niet altijd aanwezig en verschilt ook per website. De eerste methode
geeft je altijd de mogelijkheid steeds hoger te komen.
Probeer aan de hand hiervan vast te stellen wat de doelgroep van de website is:
wetenschappelijk publiek of genteresseerde leken?
Hoewel dit criterium nauw gerelateerd is aan de vorm, kan de inhoud van een
website sterk benvloed worden door allerlei reclame-uitingen. Wanneer bij het openen
van een website meteen allerlei vensters worden geopend met reclameboodschappen,
kan dit betekenen dat de site van een commercile onderneming is of dat de website
betaald wordt uit commercials.
Vorm van de website
Ook de vorm van een website kan van belang zijn bij de analyse van bronnen op het
Internet. Denk daarbij aan de aanwezigheid van navigatiehulpmiddelen en
gebruikersondersteuning maar ook aan het uiterlijk. Deze geven meestal een beeld van
de (gewenste) kwaliteit van een website. Navigatiehulpmiddelen zijn bijvoorbeeld links
en afbeeldingen. De aanwezigheid van goed werkende, duidelijke en relevante links en
het gebruik van relevant beeldmateriaal geven een website een betrouwbaar aanzien. Op
veel professionele sites, zoals die van de overheid, musea, et cetera, zijn speciale
helpfuncties aanwezig, waarmee de mogelijkheid wordt geboden om binnen de website
zelf naar bepaalde termen te zoeken. Soms wordt er ook online documentatie
aangeboden. Dit soort vormen van gebruikersondersteuning bestaat verder bijvoorbeeld
uit de mogelijkheid om contact op te nemen met een deskundige medewerker van de
organisatie.
Het beoordelen van het uiterlijk van een website is in eerste instantie esthetisch.
Probeer echter wel vast te stellen waardoor deze aantrekkelijk is (of juist het
tegenovergestelde). Mooie animaties in de nieuwste versie van Flash, of somber of
sober weergegeven informatie, zeggen beide op zich niets over de kwaliteit van de
geboden informatie. Kijk dus door de vormgeving heen, tenzij deze je het zicht
belemmert op de inhoud. Websites met veel toeters en bellen hebben in ieder geval hun
gezicht tegen. Een constante en eenduidige vormgeving wekt meer vertrouwen en is
10
Meer informatie over begrippen en termen van websites: zie bijlage Zoeken op internet.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
21
handiger omdat je op elke pagina kunt zien dat je op nog dezelfde website bent (zoals
bijvoorbeeld de UvA-site).
In het algemeen dien je dus bij het beoordelen van websites als het ware automatisch de
volgende vragen te stellen:
Dit laatste aspect is niet onbelangrijk: probeer je altijd af te vragen waar de informatie
die je van Internet hebt, op gebaseerd is. Een verantwoording als: maar het stond op
Internet, is dus in feite net zo waardevol als wanneer je zegt: ik heb water gevonden in
de oceaan.
1.6 HET VERANTWOORDEN VAN DE GEBRUIKTE INFORMATIE EN HET VOORKOMEN VAN
PLAGIAAT
11
Het kan natuurlijk wel handig zijn om ter voorbereiding van het literatuuronderzoek bepaalde termen van
je probleemstelling alvast op internet te bekijken. Bedenk dan wel dat de status van deze informatie vaak een
voorlopig karakter heeft.
12
Vaak kun je zien dat bepaalde teksten van anderen zijn overgenomen omdat er eenzelfde fout in staat.
22
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
13
Een dergelijke vrijheid van schrijven zien we nog terug in het essay. Dit is vaak niet gericht op
wetenschappelijke nauwkeurigheid maar op het creren van een vrij gedachtespel. Essays zijn dan ook niet
direct op een wetenschappelijk publiek gericht, maar op een genteresseerd lekenpubliek. Essays kunnen
echter wel degelijk als literatuur voor wetenschappelijk onderzoek gebruikt worden, omdat ze de mening
van een bepaalde tijd en auteur weergeven.
14
http://www.rug.nl/noordster/schriftelijkevaardigheden/voorstudenten/plagiaat en
http://courses.eurlib.nl/course.cfm?course=Verwijzen+en+citeren&page=Plagiaat+en+auteursrecht.
15
Bekend is de affaire rond de Leidse hoogleraar psychologie, Ren Diekstra. Tegenwoordig dienen ook
romans verantwoord te worden. Zo heeft A. van Dis vrijwel letterlijk stukken overgenomen uit een andere
bron, zonder daarnaar te verwijzen. Zoek via Google op Adriaan van Dis en plagiaat.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
23
enqutes, experimenten, et cetera) worden ook altijd gebruikt binnen een context die
mede door anderen is bepaald. Geef dus heel precies aan waar de informatie vandaan
komt. Hoe je naar gevonden bronnen verwijst, hangt af van de bibliografische
conventies die in de eigen opleiding gebruikt worden. Het zijn conventies omdat de
notatiewijze per vakgebied en vaak zelfs daarbinnen sterk verschilt. Welke
conventies ook gebruikt worden, ze verwijzen alle naar de oorspronkelijke bron. Zolang
die gemakkelijk gevonden kan worden, valt het moderne systeem van het bibliografisch
apparaat niet uit elkaar en blijft het fijne weefsel van de wetenschap intact.
Meer informatie over het opzetten van een wetenschappelijk onderzoek kun je vinden in
de volgende publicaties:
Boekhorst, A., D. Koers en I. Kwast. Informatievaardigheden. 3de druk. Utrecht:
Lemma, 2003.
Buck, de P. e.a. Zoeken en schrijven. Handleiding bij het maken van een historisch
werkstuk. Tiende druk. Baarn: HB Uitgevers 2002.
Markenhof, A. en H. Oost. Een onderzoek voorbereiden. Baarn: HB Uitgevers, 2002.
Oost, H. Een onderzoek uitvoeren. Baarn: HB Uitgevers, 2002.
24
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
25
Klassieken en Archeologie
Theologie en Religiestudies
Wijsbegeerte
26
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Tot de UB behoort ook de Bibliotheek Bijzondere Collecties die sinds mei 2007 aan de
Oude Turfmarkt 129 is gevestigd, naast het Allard Pierson Museum. Deze bibliotheek
herbergt de bijzondere verzamelingen van de UB. De collectie omvat een groot aantal
middeleeuwse handschriften, brieven en oude drukken maar ook enkele specialistische
collecties. De Bibliotheca Rosenthaliana is een van de grootste collecties in Europa op
het gebied van de Hebraca en Judaca. In de Kaartenzaal bevindt zich een grote
collectie kaarten, atlassen en globes. Zowel de oude als de actuele cartografie zijn rijk
vertegenwoordigd. Heel bijzonder is de collectie van Amsterdamse kaartmakers uit de
Gouden Eeuw. Actuele informatie is terug te vinden op de website van de Bijzondere
Collecties: http://bc.uba.uva.nl
3.2 UBAWEB
De website van de Bibliotheek van de UvA is te vinden op http://www.uba.uva.nl
De Bibliotheek van de Faculteit der Geesteswetenschappen is te vinden op
http://www.uba.uva.nl/gw/nieuws.cfm
De zoekmachine van de UvA is te vinden op
http://lib.uva.nl/primo_library/libweb/action/search.do?dscnt=1&dstmp=134618742450
8&vid=UVA&fromLogin=true
Via de UvA-catalogus kun je zien welke boeken en tijdschriften de UvA heeft en waar
deze te vinden zijn. Publicaties uit gesloten magazijnen kunnen direct online
aangevraagd worden. Uitgeleende publicaties kun je reserveren. De catalogus is over de
hele wereld via Internet toegankelijk.
Boeken lenen uit bibliotheken buiten Amsterdam
Kom je via de zoekmachine van de UvA boeken en tijdschriftartikelen tegen die niet
binnen de UvA aanwezig zijn, maar wel elders in Nederland, dan kun je die aanvragen
via het Interbibliothecair Leenverkeer (IBL). Aan deze dienst zijn kosten verbonden.
Om er gebruik van te kunnen maken moet je een IBL-account openen (dat kan in alle
bibliotheken van de UvA). Studenten van de UvA krijgen op vertoon van een geldige
collegekaart een eenmalig krediet van 12. Bij iedere gehonoreerde aanvraag wordt een
bedrag van 3 van het krediet afgeschreven. Aangevraagde boeken worden dan
opgestuurd naar de bibliotheek, tijdschriftartikelen ontvang je in gekopieerde vorm thuis
of per e-mail.
Hulp of advies nodig? Ga naar de website en stel je vraag aan UBAcoach, een
collectief van informatiespecialisten: http://www.uba.uva.nl/ubacoach Je krijgt zo snel
mogelijk antwoord via mail of chat.UBAcoach is ook via de bekende chatprogrammas
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
27
28
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Tijdschrift
16
Deze vorm van annoteren komt niet per se over met de bibliografische conventies van de betreffende
opleiding
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
29
overzicht van alle publicaties van een bepaald land, meestal per jaar.
Het streven is alle publicaties op te nemen die in een land worden
uitgegeven, in de landstaal of in een andere taal. Sommige nemen
ook buitenlandse titels op die gaan over het betreffende land of
uitgegeven zijn in de taal van dat land.
Speciale bibliografie
Referaattijdschrift
Encyclopedie
Biografisch naslagwerk
17
Voor het verschil tussen een bibliografie en een literatuurlijst zie hoofdstuk 1.
18
Voor een uitgebreid overzicht zie A.O. Kouwenhoven (red.), Handboek bibliografie, Assen, Van Gorcum,
1995.
30
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Boekhandelsfolder
Boekbespreking
Hieronder staat een lijst met een aantal belangrijke bibliografien en naslagwerken.
Nationale
bibliografien
Speciale
bibliografien
Encyclopedien
Winkler Prins
Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie (of Franse versie)
Brockhaus Enzyklopdie
Encyclopaedia Britannica
Biografische
naslagwerken
Current Authors
International Whos Who
World Biographical Index
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
31
Woordenboeken
Van Dale
Websters Dictionary
32
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
4. OPLEIDINGSBIBLIOTHEEK
Instituutsnummer: 107
Vakreferent: mw dr E.D. Zakrzewska.
Omvang collectie: 30.000 banden (in Bungehuis Bibliotheek en in IWO)
Zwaartepunten: Nieuwgriekse en Byzantijnse letterkunde en geschiedenis
Systematiek opleidingsbibliotheek: Wordt behandeld tijdens rondleiding in
vakbibliotheek
Bibliografisch apparaat Nieuwgrieks / Byzantinologie: Hieronder volgt het
bibliografische apparaat voor het vakgebied Nieuwgrieks / Byzantinologie.
4.1 NASLAGWERKEN
Woordenboeken
Prisma
Groot
Woordenboek
Nieuwgrieks-Nederlands
en
NederlandsNieuwgrieks. Houten 2009. 107
T. Bostanzoglou, Antilexikon e onomastikon tes neoellenikes glosses. Athene 1962.
UB/107
E. Kriaras, Lexiko tes mesaionikes ellelinkes demodous grammateias (1100-1669),
Thessalonike 1969-19. 107
E. Kriaras, Neo elleniko lexiko tes sugchrones demotikes glossas, graptes kai proforikes.
Athene 1995. 107
Lexiko tes koines neoellenikes. Thessalonike 1998. 107
G. Mpampiniotes, Lexiko tes neas ellenikes glossas. Athene 1998. 107
D. Demetrakos, Mega lexikon oles tes Ellenikes glosses, Athene 1964. 107
D.N. Stavropoulos, Oxford Greek-English learners dictionary. Oxford 1998. 107
Collins English-Greek/Greek-English dictionary. London 1997. 107
Encyclopedien
A.G.H. Bachrach, Moderne encyclopedie van de wereldliteratuur. Antwerpen 19801986. 107/UB
Egkuklopaideia Papuros, Larousse/Brittanica. (61 delen) Athene 1991-1997. 107
Lexiko ellenon kallitechnon.(4 delen). Athene 1997. 107
Oxford dictionary of Byzantium.(3 dln) Oxford 1991. 107/UB
Biografische naslagwerken
D. Kourtobik, Ellenes metapolemikoi suggrafeis : enas kritikos odegos. Athene 1995.
107
Griechisches biographisches Archiv, Mnchen 1998-2002. UB
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
33
4.2 BIBLIOGRAFIEN
Byzantinische Zeitschrift. 107
F. Eliou, Ellenike bibliografia tou 19ou aiona. Athene 1997. 107
E. Legrand, Bibliographie Hellnique. Paris 1962. 107
34
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
35
als het gaat om algemeen erkende, vaststaande feiten (Pim Fortuyn is op 6 mei 2002
doodgeschoten) en meningen die gemeengoed zijn geworden (Nederland was in de
eerste helft van de twintigste eeuw een verzuilde samenleving).19
Om een tekst te verantwoorden beschikt de auteur over verschillende middelen. In de
inleiding van de tekst geeft de auteur vaak aan op welke vraagstelling het onderzoek is
gebaseerd, waar de beperkingen en grenzen van het onderzoek liggen en op welke
bronnen het onderzoek is gebaseerd. Soms wordt ook de stand van de wetenschap in een
aparte paragraaf vermeld, evenals een beknopte historiografie: wie heeft er eerder over
dit onderwerp geschreven en op welke wijze? Via de voet- of eindnoten of in de tekst
zelf verwijst de auteur naar de vindplaats van specifieke inzichten, gebeurtenissen, etc.
en kan gecontroleerd worden of hij een bron of publicatie juist citeert of parafraseert. In
de literatuurlijst die volgt op de tekst, worden op precieze, conscintieuze en
consistente wijze alle documenten (zgn. bronnen) vermeld die in de tekst zijn vermeld.
Dit hoofdstuk gaat over de laatste twee onderdelen: de verwijzing naar de gebruikte
bronnen.
Er zijn verschillende manieren waarop je de informatie over de literatuur die je gebruikt
hebt, kunt opschrijven. Hoe het precies moet, wordt door bibliografische conventies
bepaald. Dit zijn geen wetten, zoals het begrip conventie al aangeeft, maar in de
wetenschap (of een specifieke discipline) ontstane gewoontes hoe de lezers in te lichten
over gebruikte bronnen zoals boeken, artikelen in tijdschriften, catalogi, feestbundels,
films en videos, en tegenwoordig steeds vaker ook internetbronnen. In zulke conventies
is vastgelegd op welke wijze gegevens als auteursnaam, titel van een tekst, plaats en jaar
van uitgave, vindplaats op het World Wide Web, kortom: alle gegevens die een lezer
nodig heeft om iets terug te kunnen vinden, worden vastgelegd en geordend. In feite is
het vooral een soort lay-out afspraak, die het de lezer zo gemakkelijk mogelijk maakt
om de gebruikte informatie terug te vinden.
Een bibliografische conventie is dus een afspraak om op een bepaalde,
gestandaardiseerde wijze verantwoording af te leggen over de gebruikte informatie,
zodat verificatie mogelijk is en plagiaat kan worden voorkomen. Er bestaat echter geen
universeel toegepaste bibliografische conventie, die in alle disciplines overal ter wereld
op dezelfde wijze wordt toegepast. Integendeel, per discipline kunnen bibliografische
conventies verschillen en zelfs binnen disciplines is dat vaak het geval. Daarnaast
kunnen bibliografische conventies verschillen per taalgebied, per uitgever en per
19
Zie ook hoofdstuk 1 van deze syllabus. Meer informatie over plagiaat kun je vinden via Blackboard en
onder andere in de boeken Citaat en Plagiaat van Sander Schroevers (2005) en Citeren en refereren:
schriftelijke, mondelinge, audiovisuele en elektronische bronnen van Chris Willocx (1998).
36
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
tijdschrift. Het is dus altijd belangrijk om voor het schrijven van een tekst duidelijkheid
te krijgen over welke bibliografische conventie gebruikt moet worden en er vervolgens
ook voor te zorgen dat je deze bibliografische conventie op een consequente wijze
toepast. Binnen de Faculteit der Geesteswetenschappen wordt door een aantal
(historisch-letterkundige) opleidingen gebruik gemaakt van de zogenoemde MLA-stijl
(vernoemd naar de Amerikaanse Modern Language Association), maar het is zeker niet
de enige. Andere bekende voorbeelden zijn de bibliografische conventies van de APA
(American Psychological Association for scholarly manuscripts, gebruikt bij
opleidingen moderne letterkunde, taalkunde en taalbeheersing), van Harvard en van
Oxford. 20 Soms zijn de verschillen klein, maar de beschrijving van n en hetzelfde
boek levert toch steeds een ander resultaat op. Zie bijvoorbeeld onderstaande
voorbeelden waarin het boek Citaat en plagiaat van Sander Schroevers uit 2005
beschreven wordt volgens vijf verschillende conventies:
APA:
Schroevers, S. (2005). Citaat en plagiaat. Alphen aan den Rijn: Kluwer.
Harvard:
Schroevers, S 2005, Citaat en plagiaat, Kluwer, Alphen aan den Rijn.
MHRA:
Schroevers, Sander, Citaat en plagiaat (Alphen aan den Rijn: Kluwer, 2005)
MLA:
Schroevers, Sander. Citaat en Plagiaat. Alphen aan den Rijn: Kluwer, 2005.
Oxford:
SCHROEVERS, Sander. Citaat en plagiaat. Alphen aan den Rijn, Kluwer, 2005.
Alhoewel in alle vijf gevallen precies die informatie wordt gegeven die noodzakelijk is
om de betreffende publicatie op te zoeken, zijn er steeds kleine verschillen in de
volgorde van de elementen in de beschrijving en in de interpunctie. Het door elkaar
gebruiken van verschillende conventies is dan ook uit den boze. Een eenmaal gemaakte
keuze moet consequent toegepast worden.
20
Voor een uitgebreide uitleg over de verschillende conventies kun je de volgende sites raadplegen:
<http://owl.english.purdue.edu/owl> (zie het kopje: Research and Citation. Hier vind je ook informatie over
het voorkomen van plagiaat.) en <http://www.usq.edu.au/library/help/ehelp/ref_guides/default.htm>.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
37
5.2 TITELBESCHRIJVING
Een titelbeschrijving is gebaseerd op de gegevens op de titelpagina en niet op die van de
kaft, het schutblad of de rug. Gegevens over plaats en jaar van uitgave kunnen op de
titelpagina wel eens ontbreken en moeten dan gezocht worden in de inleiding, op de
keerzijde van de titelpagina, in het colofon etc.
Boektitels
Deze worden als volgt beschreven:
auteursnaam (zoals deze op de titelpagina staat geschreven),21 titel, plaats en jaar van
uitgave. De titel van het boek wordt cursief (schuin gedrukt). Eventuele ondertitels hoeven niet te worden gecursiveerd. Titel en ondertitel worden van elkaar gescheiden door
een punt. Tussen de auteur en de titel staat een komma en tussen titel en plaats van
verschijnen een punt.
Ten aanzien van hoofdlettergebruik zijn er verschillende methodes:
1) het eerste woord van de titel typ je met een hoofdletter, de rest met een kleine letter,
behalve wanneer de spellingsregels een hoofdletter voorschrijven. Dit geldt ook
voor de titels van tijdschriften.
21 N.B. Bij Griekse boeken en tijdschriften staat de naam van de auteur vaak in de genitivus. Controleer dit
38
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
2) Je schrijft alle woorden behalve lidwoorden, voegwoorden e.d. met een hoofdletter
(Nederland, Griekenland, Engeland). De Duitsers volgen de grammaticale regels
van het Duits: alleen de zelfstandige naamwoorden worden met een hoofdletter
geschreven. Je mag zelf (per taal van publicatie) kiezen welk systeem je het mooiste
vindt, maar wees er wel consequent in.
De namen van twee of meer auteurs worden d.m.v. een liggend streepje met een
spatie ervoor en erachter met elkaar verbonden, of d.m.v. het teken &.
Bij onder redactie verschenen werken, zoals encyclopedien en bundelingen van
door meer dan een auteur geschreven studies, schrijf je achter de naam van de 'auteur',
d.w.z. de persoon die verantwoordelijk was voor de eindredactie van het werk, de toevoeging: (red.) als je in het Nederlands schrijft, (ed.) als je in het Engels schrijft en
(.) als je in het Grieks schrijft.
Bij edities van bijv. klassieke auteurs zet je de naam van de editor, d.w.z. de
persoon die de tekst uitgeeft voorop met de toevoeging: (ed.) (Grieks: (.), gevolgd
door de auteur, d.w.z. de persoon die de tekst oorspronkelijk geschreven heeft, de titel,
etc.
Gaat het om een tweede, derde etc. druk, dan geef je dat aan door achter het jaartal, boven de regel, een 2 of 3 etc. te plaatsen. (de Duitsers zetten dit cijfer vaak juist
voor het jaartal).
Als het jaar of de plaats van uitgave in het boek ontbreekt, dan zet je die (als je
ze elders in het boek kunt vinden) in je titelbeschrijving tussen vierkante haken. Is het
jaar van uitgave niet te achterhalen, dan schrijf je achter de plaats van uitgave z.j. (=
zonder jaar), s.a. (= sine anno) of ..(= ). Ontbreekt de plaats van
uitgave, dan schrijf je s.l. (= sine loco) of .. (= ). Ontbreekt de
naam van de auteur, neem hem dan op als 'anoniem' () of bij artikelen in
kranten 'redactie' ().
Als het om een boek gaat dat deel uitmaakt van een serie, vermeld dan de naam van de
serie tussen haakjes (niet cursief), direct achter de titel.
Gaat het om een proefschrift, dan dient dit vermeld te worden d.m.v. de toevoeging 'diss.' (' ') + de plaats van de universiteit na de titel.
Als een boek in meer delen is verschenen, dan zet je na de titel een komma,
gevolgd door bijvoorbeeld: deel 1-10, of 10 vols., of . 1-10, en daarna het jaartal van
verschijnen van deel 1 en deel 10, bijvoorbeeld: 1925-1935.
Voorbeelden:
. , , '-' . 19692.
A.G.H. Bachrach e.a. (red.), Moderne Encyclopaedie van de Wereldliteratuur, deel 12
39
22
In de inhoudsopgave van een tijdschrift vind je soms slechts een beknopte titel van het artikel. Controleer
de titel dus altijd door het artikel zelf te bekijken.
40
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
David Holton (red.), Literature and society in Renaissance Crete. Cambridge 1991.
(.), . 1. , ,
. [ 1982].
. , ' ',
(1940), 1-101.
. , , 1100-1669,
. '-'. 1969 1997.
.. , [recensie van] . , ''
'', 2 (1942), 20-69, 1
(1947), 206-14.23
. , '' ,
(1464, 1474 1486)'', 11 (1933), 61-62.
Internetbronnen
Als je naar internetbronnen wilt verwijzen, doe je dat door de auteur (indien bekend) te
vermelden, gevolgd door de volledige url. Tevens dient de datum van raadplegen
genoemd te worden. Betreft het een tijdschrift of boek dat ook in papieren vorm
bestaat, dan verdient het de voorkeur te verwijzen naar de papieren bron i.p.v. de
elektronische, dus bijvoorbeeld:
Annemarie Weyl Carr, Icons and the Object of Pilgrimage in Middle Byzantine
Constantinople, DOP 56 (2002), 75-99.
in plaats van:
Annemarie Weyl Carr, Icons and the Object of Pilgrimage in Middle Byzantine
Constantinople, at: http://www.doaks.org/DOP56.html: bezocht op 12 januari 2010.
23
Over het algemeen zal het boek of artikel dat gerecenseerd wordt ook in je literatuurlijst voorkomen. In
dat geval kun je volstaan met: .. , recensie van Kriaras 1942, 1 (1947),
206-14.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
41
24
Voor de naam van de auteur op de titelpagina van Griekse werken of in de inhoudsopgave van Griekse
tijdschriften, zie noot 3.
42
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Voorbeeld:
"Op 9 juli 1397 vond in Murano ten overstaan van notaris Pietro Zane de verdeling plaats van het bezit van Fantino Falier, die in zijn testament had bepaald
dat alle mannelijke nakomelingen van het huis Falier na de dood van zijn
vrouw zijn erfgenamen zouden zijn".25
of:
"Op 9 juli 1397 vond in Murano ten overstaan van notaris Pietro Zane de
verdeling plaats van het bezit van Fantino Falier, die in zijn testament had
bepaald dat alle mannelijke nakomelingen van het huis Falier na de dood van
zijn vrouw zijn erfgenamen zouden zijn".26
Noten (voetnoten of eindnoten)
Als je iets in je betoog nader wil toelichten of becommentariren, zonder dat dit
commentaar of deze toelichting voor de gang van je betoog essentieel is, doe je er goed
aan zoiets in een noot onder te brengen. Je neemt een noot op door - in doorlopende
nummering - een cijfer iets boven de regel achter het woord of de zin waarop de
verwijzing betrekking heeft te plaatsen (N.B. chter de interpunctie!). In de
desbetreffende noot, die f onderaan de bladzijde (= voetnoot), f aan het eind van het
hoofdstuk of je hele werkstuk (= eindnoot) komt te staan, geef je je commentaar.
Verwijs je naar een boek of artikel dan gebruik je de korte aanduiding van het
boek/artikel op de manier zoals hierboven beschreven.
Omdat het goed is het gebruik van (voet)noten te beperken tot het bovenstaande
gebruik, is het het beste om voor het eerste systeem van verwijzen (in de tekst) te
kiezen. Een korte verwijzing naar de gebruikte literatuur neem je tussen haakjes in de
tekst zelf op. De noten reserveer je voor uitgebreidere verwijzingen en voor
toelichtingen die anders de gang van het betoog zouden onderbreken.
Voorbeeld:
"Het voorbehoud van de (Rooms-katholieke) Venetiaanse overheersers t.a.v.
het Orthodoxe/Kretenzische gebruik om de doden te bewenen is ons bekend
uit officile Venetiaanse documenten en reisverslagen. Zo verboden de
decreten van 1317 en 1365 het excessief bejammeren van de dode27 op straffe
van een gevangenisstraf van een maand of tien dagen en een boete van tien
25
26
27
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
43
hyperpera voor iedereen die toestond dat zoiets in zijn huis plaatsvond.28
Hetzelfde verbod werd in 1467 door een kerkelijke instantie herhaald bij
besluit van de Synode die door de Latijnse aartsbisschop van Kreta Girolamo
Lando was bijeengeroepen (Xirouchakis 1933: 61-62)."
5.5 LITERATUURLIJST
Aan het eind van je werkstuk geef je een alfabetisch geordende lijst van alle boeken en
artikelen die je hebt gebruikt. Dit is je Bibliografie. Deze bibliografie ziet er als volgt
uit: hij bestaat uit twee kolommen. In de linkerkolom zet je de naam van de auteur29
van het boek of artikel + jaar(tal) van uitgave ervan; in de rechterkolom de volledige
titelbeschrijving van het desbetreffende boek, hoofdstuk of artikel. De titel van het boek
of het tijdschrift komt altijd cursief te staan, die van het artikel zet je tussen
aanhalingstekens. Het jaar van uitgave kun je in de tweede kolom eventueel weglaten.
Voorbeelden:
Alexiou 1969
. , , ' - ' .
(2 .).
Hemmerdinger-Iliadou 1967
Lazzarini 1963
28
Zie vooral Jegerlehner 1904: 466-67, en het door Ratti Vidulich 1965: 58, no. 161 gepubliceerde
Omdat in de linkerkolom het jaar van uitgave al vermeld wordt, vinden veel onderzoekers het ook bij
tijdschriften en bundels overbodig dit in de tweede kolom te herhalen.
44
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Politis 1984
5.6 ALGEMEEN
Wees precies en consequent in verwijzing en beschrijving. Verwijs altijd naar de beste
editie. Dat is in de meeste gevallen de meest recente. Noem bij onveranderde herdrukken niet alleen het jaar van de herdruk, maar ook dat van de oorspronkelijke uitgave.
Het is het gemakkelijkst als je de bibliografische gegevens van boeken en artikelen (met de door jou gebruikte aanduiding van auteur + jaar of auteur + korte titel)
steeds op een apart fiche zet (of invoert in een soortgelijk systeem in de computer,
bijvoorbeeld het programma Endnote). Bij het schrijven van het werkstuk weet je dan
steeds of je het desbetreffende werk of artikel al gebruikt hebt en hoe je ernaar verwijst.
Bij het samenstellen van de bibliografie aan het eind van je werkstuk heb je de werken
dan ook direct in de juiste alfabetische volgorde.
Wees kritisch. Als je bijv. in je bron voor het leven van Cornelis Haga leest dat
hij in 1587 geboren is en in 1595 begon met zijn studie Rechten aan de Universiteit van
Leiden (de Groot 1978, 98-99), kijk dan of je deze gegevens op hun juistheid kunt controleren, of zet anders bij het tweede jaartal tussen haakjes ('sic!') ter aanduiding van het
feit dat je iemand van 8 jaar oud niet direct als student een universiteit ziet
binnenstappen (in het gegeven geval gaat het om een drukfout: '1587' had '1578' moeten
zijn).
Controleer vooral altijd de gegevens over geboorte- en/of sterfdatum van
Griekse letterkundigen en andere personen. Tot voor kort stond in het paspoort
uitsluitend het geboortejaar genoteerd. Men vierde alleen de naamdag. De verjaardag
hoefde dus niet onthouden te worden. Maar ook het geboortejaar was niet altijd (met
zekerheid) bekend. De vluchtelingen uit Klein-Azi en andere gebieden kwamen zonder
papieren in Griekenland aan. In de Tweede Wereldoorlog en Burgeroorlog is de
Burgerlijke Stand in grote gebieden van Griekenland vernietigd.
Als je uit een boek x dat je gebruikt ook een verwijzing naar of een passage uit
een ander werk y overneemt, controleer dan altijd even of die verwijzing wel klopt en of
er goed geciteerd is. Kun je dat boek y niet te pakken krijgen, vermeld dan dat je je voor
die passage baseert op boek x. Zo hoort het en bovendien voorkom je zo grote blunders.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
45
46
titel
eventueel ondertitel
opleiding
naam auteur
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
(Voorwoord)
Inhoudsopgave
Literatuurlijst
(Bijlagen)
(Afbeeldingen)
(Afbeeldingenlijst)
Voorwoord
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
47
Literatuurlijst
Een literatuurlijst is een alfabetisch geordende lijst van geraadpleegde literatuur die in
een schriftelijk werkstuk genoemd, aangehaald of geparafraseerd wordt. Deze lijst bevat
dus alleen titels waarnaar in de tekst wordt verwezen (via de noten). Deze literatuur
wordt zo precies mogelijk beschreven, zodat de lezer de literatuur terug kan vinden. De
literatuurlijst wordt aan het eind van de tekst, achter de lijst met noten geplaatst en moet
volgens een eenduidig systeem zijn opgebouwd (zie bibliografische conventies).
Bijlagen
Bijlagen in tekstvorm geven extra informatie die niet in de lopende tekst past, maar die
wel relevant is voor het onderzoek, zoals bijvoorbeeld een biografie. In de tekst moet
naar de bijlagen worden verwezen.
Afbeeldingen
Men kan op de titelpagina eventueel een afbeelding opnemen, maar voor afbeeldingen
en figuren in de tekst bestaan regels. Een afbeelding of figuur (tabel, grafiek) moet een
specifieke functie hebben: de tekst moet verduidelijkt worden door middel van de
afbeelding.
Een vuistregel is dat men in de tekst naar de afbeelding moet verwijzen. Grote
afbeeldingen en landkaarten kan men het beste in een bijlage opnemen. Zorg bij elke
afbeelding en tabel voor een nummer en een titel, zodat duidelijk is wat de afbeelding of
tabel behelst. In de tekst kan dan naar het nummer van de afbeelding worden verwezen.
Ook als er maar n afbeelding is opgenomen, wordt er genummerd. Grafieken en
tabellen moeten behalve een titel ook legenda bevatten, zodat ze onafhankelijk van de
tekst interpreteerbaar zijn.
Afbeeldingenlijst
Wanneer in een schriftelijk verslag gebruik wordt gemaakt van afbeeldingen of tabellen
moet ook hiervan de herkomst verantwoord worden. Deze dient achter in het werkstuk
te worden opgenomen volgens bepaalde richtlijnen (zie bibliografische conventies). De
nummers van de afbeeldingen komen overeen met de nummers in de afbeeldingenlijst.
Hierin staan gegevens over de afbeelding voor zover deze niet bij de afbeelding zelf
worden genoemd (naam maker, datum) en een verwijzing naar de bron waaruit de
afbeelding is overgenomen.
6.2 REDACTIONELE INDELING
Om de structuur van de tekst verder te verduidelijken en een onderscheid te maken
tussen delen van de tekst worden in de opmaak van de tekst een aantal hulpmiddelen
gebruikt.
48
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
49
Schrijf- of spelfouten in een citaat worden meestal omwille van de authenticiteit niet
gecorrigeerd en - indien verwarring over de juiste weergave kan ontstaan aangeduid
met [sic] erachter. Indien de fouten wel gecorrigeerd zijn, of de spelling is bijvoorbeeld
gemoderniseerd, dan kan dit in een aparte noot bij de eerstvolgende gelegenheid worden
vermeld.
Afhankelijk van de aard en het belang van het citaat kan een nietNederlandstalig citaat in het Nederlands worden vertaald. In dat geval dient ook de
vertaler of vertaling te worden verantwoord. Citaten in een van de drie moderne talen
(Frans, Duits en Engels) kunnen in het algemeen onvertaald worden weergegeven. De
keuze is tussen de oorspronkelijke taal of de eigen taal, niet de taal waarin het citaat
toevallig is aangetroffen.
Door veelvuldig citeren wordt de eenheid van stijl in een betoog te vaak
onderbroken, wat de leesbaarheid niet ten goede komt. Vermijd het veelvuldig gebruik
van andermans teksten. Gebruik citaat en parafrase slechts indien ze nodig zijn voor het
betoog of om de tekst te verlevendigen. Citeer en parafraseer zoveel mogelijk (naar) de
oorspronkelijke tekst. Voor de verwijzing naar de bronnen, zie de Bibliografische
Conventies.
50
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
woorden die extra nadruk moeten krijgen (maar doe dit niet te vaak);
Spaties
Elk leesteken wordt gevolgd door een spatie. Voor het leesteken, dus na het woord waar
het leesteken achter komt, wordt geen spatie getypt. Typ geen spatie:
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
51
Typ wl een spatie voor en na een gedachtestreep wordt gebruikt (Bijvoorbeeld: Het
tempo waarin het financieringstekort overigens geheel volgens afspraak wordt
teruggedrongen, geeft geen aanleiding tot optimisme.).
Leestekens bij aanhalingen en citaten
Leestekens worden bij de weergave van aanhalingen en citaten als volgt geplaatst:
Zet een kort citaat in de lopende tekst tussen enkele aanhalingstekens:
Hij zei: Ik reed precies vijftig kilometer per uur.
Gebruik geen komma als het citaat met een vraag- of een uitroepteken eindigt:
Zou je dat nu wel doen? vroeg zij.
Geef weglatingen uit een citaat aan door drie punten tussen vierkante haken:
In een leesverslag wordt [...] verslag gedaan van de in een tekst of in meerdere teksten
aangetroffen [...] informatie.
Zet eigen opmerkingen in een citaat tussen vierkante haken. Voeg aan zulke
opmerkingen je initialen toe:
Het leesverslag [in de zojuist vermelde betekenis, BG] dient vaak ter inleiding van een
discussie over een bepaald probleem.
Wanneer een zin eindigt met een citaat dat eindigt met een punt, wordt een punt
na het aanhalingsteken geplaatst:
Hij zei: Ik reed precies vijftig kilometer per uur.
Afkortingen
Afkortingen worden als volgt weergegeven:
Tussen de afgekorte delen van een afkorting wordt een punt geplaatst, dus:
a.u.b., m.a.w. Probeer overigens zo min mogelijk afkortingen te gebruiken.
Schrijf gewone woorden als in plaats van, namelijk, bijvoorbeeld, ten aanzien
van, et cetera voluit.
Wanneer een naam van een minder bekende instelling of bedrijf regelmatig in de
tekst voorkomt, kan deze ook afgekort worden.
Raadpleeg voor de juiste schrijfwijze (hoofdletters of niet, wel of geen punten) van alle
afkortingen (maten, gewichten en organisaties) het woordenboek.
52
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Wanneer de laatste letter van het woord ook in de afkorting als zodanig functioneert,
wordt er geen punt gebruikt. Dus: nr, maar wel: mevr. Om het extra lastig te maken
geldt deze regel niet voor maten en titels, dus: mm, cm en: drs., ing. et cetera.
Literatuurlijst:
Renkema, J. Schrijfwijzer. Vierde herziene druk. s-Gravenhage: Sdu, 2005.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
53
7. PRESENTATIEVAARDIGHEDEN
INLEIDING
Van academici wordt steeds vaker verwacht dat ze in staat zijn om voor een publiek een
presentatie te houden. Ze moeten bijvoorbeeld een lezing kunnen geven op een congres
of een symposium. Of ze moeten hun onderzoeksresultaten kunnen presenteren aan
vakgenoten. Maar ook van afgestudeerden die niet in de wetenschap maar in het
bedrijfsleven werkzaam zullen zijn, verwacht men vroeg of laat dat ze een presentatie
geven of een publiek toespreken.
Een presentatie heeft als belangrijkste doel om een boodschap over te brengen
op de luisteraars. De spreker moet daarom zijn boodschap op zon manier overbrengen
dat de luisteraars die boodschap begrijpen en aanvaarden. De begrijpelijkheid van de
boodschap is afhankelijk van de opbouw van de presentatie, de samenhang en de
formulering. De aanvaardbaarheid is afhankelijk van de gekozen stijl en de argumenten
die worden aangevoerd. Wie een publiek gaat toespreken dient voor ogen te houden dat
een gemiddelde luisteraar slechts ongeveer 10% onthoudt van wat er verteld wordt. Een
presentatie leent zich daarom beter voor het uitzetten van grote lijnen dan om
gedetailleerde informatie over te brengen.
Tijdens dit onderdeel oefenen studenten in het geven van presentaties voor een
publiek. Alle onderwerpen die bij het presenteren van een verhaal van belang zijn,
komen in de syllabus aan bod. Allereerst wordt aandacht besteed aan de voorbereiding
op een presentatie. Dan komen de zaken aan bod die de presentatie zelf benvloeden,
zoals houding en stemgebruik. Vervolgens worden tips gegeven voor het gebruik van
audiovisuele hulpmiddelen. Tot slot worden tips gegeven om na een presentatie vragen
te beantwoorden. Er is een lijst opgenomen met literatuur over mondeling presenteren.
Aansluitend tref je nog een checklist aan voor de voorbereiding van de presentatie en
een voorbeeld van een spreekschema.
54
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
55
goede komt om lid te worden van een vereniging, maar ook juist dat het je studie niet
ten goede komt. Het is kortom van essentieel belang van tevoren vast te stellen welke
boodschap overgebracht gaat worden en met welk doel: informeren of overtuigen.
Houd rekening met de beschikbare tijd bij het vaststellen van onderwerp en doel
van de presentatie. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om in tien minuten een overzicht te
geven van de Westerse kunstgeschiedenis van de afgelopen 2000 jaar. Zorg ervoor dat
onderwerp en doel passen bij de beschikbare tijd, zodat de presentatie niet te globaal en
daardoor te vaag wordt.
Samenvattend:
De tekst structureren
Als je wilt dat luisteraars jouw voordracht goed kunnen volgen, moet je ervoor zorgen
dat de presentatie goed gestructureerd is. Een goed gestructureerde voordracht is voor
luisteraars namelijk veel beter te volgen dan een presentatie waarin geen logische lijn te
vinden is. Wanneer luisteraars de logische lijn goed kunnen volgen, begrijpen ze de
inhoud beter en komt ze de boodschap aan die de spreker wil overbrengen. Bij slecht
gestructureerde presentaties dwalen luisteraars vaak af met hun gedachten.
Een goed gestructureerde presentatie bevat uitsluitend informatie die relevant is
voor het doel van de presentatie. Irrelevante informatie leidt de aandacht van de
luisteraars af: ze gaan zich afvragen waarom de spreker deze informatie verstrekt. Aan
de andere kant mogen relevante onderdelen niet ontbreken. Als een luisteraar
noodzakelijke informatie moet ontberen, zal de inhoud van de presentatie hem deels
ontgaan.
7.2 DE OPBOUW
Een presentatie heeft altijd de logische lijn: inleiding - kern - slot. Elk onderdeel kent
specifieke eisen die hieronder in aparte paragrafen besproken zullen worden.
De inleiding
De inleiding van een presentatie heeft verschillende functies: in de inleiding moet de
aandacht van het publiek worden getrokken en moeten de luisteraars op de hoogte
worden gebracht van onderwerp, doel en aanpak van de voordracht. Daarnaast kunnen
luisteraars tijdens de inleiding wennen aan de spreker en vormen ze zich een beeld van
het verdere verloop; ze bepalen grotendeels of ze de spreker sympathiek vinden of niet
en of ze de voordracht geboeid gaan beluisteren of niet. Met andere woorden: tijdens de
56
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
inleiding worden veel zaken vastgelegd die bepalend zijn voor het slagen van de
presentatie.
Een spreker heeft invloed op het beeld dat luisteraars zich van hem en de
toespraak vormen. In de inleiding horen de volgende elementen thuis:
1. groet het publiek
2. stel jezelf voor (als dat niet door iemand anders is gedaan)
3. trek de aandacht van het publiek met een pakkende opening
4. introduceer het onderwerp en het doel van de presentatie
5. kondig de aanpak en lengte van de presentatie aan
Deze volgorde hoeft niet per se aangehouden te worden: wie bijvoorbeeld eerst met een
pakkende opening wil komen voordat hij zichzelf voorstelt, kan 2. en 3. omdraaien. Er
hoeft ook geen herkenbare scheiding aangebracht te worden tussen de onderdelen. Wie
bijvoorbeeld zegt: De komende tien minuten wil ik benutten om u over te halen om
geheelonthouder te worden, heeft onderwerp, doel en lengte van de presentatie in n
zin aangekondigd. Een spreker kan dus variren in de volgorde.
Een spreker kan op verschillende manieren de aandacht van de luisteraars trekken.
Hieronder volgen enkele voorbeelden.
De retorische vraag:
Wat zou u ervan vinden als uw naam in de krant komt?
De spreker geeft een verrassende wending aan de voordracht: eerst lijkt het
aantrekkelijk om je naam in de krant te krijgen. Echter, de voordracht gaat over het
gebruik van veiligheidsgordels in de auto: zonder gordels is de kans groter dat je een
auto-ongeluk niet overleeft en dat je naam dus in de krant verschijnt, bij de
rouwadvertenties wel te verstaan.
Een andere opening is de anekdote:
Ik zat laatst in de trein naast een mevrouw die schijnbaar zeer geboeid zat te lezen in De
vriendschap van Connie Palmen. Ik vroeg me juist af ...
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
57
Er zijn natuurlijk nog talloze manieren om de aandacht van het publiek te trekken. De
opening moet in elk geval passen bij het onderwerp en niet een te ver verwijderd
verband leggen. Begin niet met een sheet of een dia. De aandacht van de luisteraars is in
het begin van de presentatie gericht op de spreker: die heeft iets te vertellen. Vermijd
ook liever de clichs, zoals het citaat (Hamlet zei het al: To be or not to be, thats the
question), de oudheid (De Grieken/Romeinen wisten het al ...), het huidige bestaan (De
wereld wordt steeds sneller/complexer/et cetera.) of de anekdote over hoe de spreker
hier verzeild raakte (Toen ik werd uitgenodigd om hier te komen spreken, dacht ik...).
Zulke openingen worden zo vaak gebruikt dat ze nauwelijks aandacht trekken, maar
eerder verveling opwekken.
De kern
In de kern wordt het onderwerp uitgewerkt dat in de inleiding is aangekondigd. Doel
van een presentatie is dat luisteraars begrijpen en onthouden wat de spreker vertelt.
Daarom is het van belang dat de kern goed gestructureerd is: de informatie kan dan
beter worden opgenomen en onthouden. De opbouw van de kern moet voldoen aan twee
eisen:
eenvoud
overzichtelijkheid
De kern voldoet aan de eis van eenvoud als het onderwerp wordt opgedeeld in een
aantal kernpunten. De informatie wordt opgedeeld in een aantal kleinere
deelonderwerpen. Let erop dat je de presentatie niet versnippert tot talloze details. Hoe
minder kernpunten een presentatie heeft, hoe beter de informatie overkomt. Elk
58
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
59
Een topsporter eet dagelijks 4000 tot 5000 calorien. Dat komt overeen met tien
boterhammen met kaas, drie glazen melk, drie bananen, twee appels, drie borden spaghetti
met saus, twee patat-met en drie repen chocolade.
De luisteraar kan nu op basis van eigen ervaring inschatten of 4000 tot 5000 calorien
veel is of niet.
Het slot
Een spreker mag het slot van zijn presentatie niet afraffelen. Afsluiten met een
opmerking als: Dat was het, of Ik zie dat ik geen tijd meer heb, dus ik zal het hier
maar bij laten is niet alleen fantasieloos, de spreker laat zo ook een kans liggen om zijn
presentatie kracht bij te zetten. In de afsluiting moet de spreker in elk geval het doel en
de kernboodschap van de presentatie herhalen, en een kort overzicht geven van de
kernpunten. De luisteraars onthouden zo beter waar de presentatie over ging, en welke
informatie van belang was.
Vaak doen sprekers ook een appl op de luisteraars. Dat is het geval bij
overtuigende presentaties. Wie een duidelijk appl doet op de luisteraars brengt daarmee
nogmaals de kern over:
Als je dus stage wil lopen in buitenland, denk dan aan mijn betoog en zorg ervoor dat je
de ambassade en andere belangrijke instanties weet te vinden.
De technieken voor een pakkende opening gelden eveneens voor het afsluiten van de
presentatie. Deze paragraaf wordt afgesloten met nog een voorbeeld van een pakkend
slot, uitgesproken door Nelson Mandela bij zijn vrijlating van Robbeneiland:
Tot slot wil ik terugkomen op mijn eigen woorden tijdens het verhoor bij mijn arrestatie
in 1964. Ze gelden vandaag nog evenzeer als toen:
Ik heb gevochten tegen blanke overheersing, en ik heb gevochten tegen zwarte
overheersing. Ik heb het ideaal gekoesterd van een democratische en vrije
samenleving waarin iedereen in harmonie en met gelijke kansen samenleeft. Dat
is een ideaal waarvoor ik leef en dat ik hoop te bereiken. Maar als het nodig is, is
het ook een ideaal waarvoor ik bereid ben te sterven.
60
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Let erop dat uitgeschreven delen in spreektaal zijn opgenomen; gebruik dus geen lange,
ingewikkelde zinnen of abstracte termen die niet toegelicht worden. Zorg er ook voor
dat het spreekschema in een grote letter is geschreven of uitgeprint. Als de letters te
klein zijn, loopt de spreker het risico toch te veel naar het blaadje te turen. De
aantekeningen moeten goed leesbaar zijn, zodat de spreker slechts een korte blik erop
hoeft te werpen.
Een spreekschema kan op n of twee vellen A4 uitgeschreven worden, zodat
het op een katheder of tafel gelegd kan worden. Sommige sprekers maken een
spreekschema op losse kaartjes, die ze tijdens het spreken gemakkelijk in de hand
kunnen houden. Er bestaat geen voorkeur voor een van beide. Een spreker kan zelf
kiezen voor een systeem waar hij zich het prettigst bij voelt. Aan het eind van dit
hoofdstuk is een voorbeeld van een spreekschema opgenomen.
De presentatie oefenen
Het is zeer nuttig om de presentatie eerst een paar maal te oefenen, omdat je zo een
aantal zaken kunt nagaan voordat je voor een publiek gaat spreken. Ten eerste kun je
nagaan of de tekst goed is uit te spreken: struikel je niet over woorden (deontische
praxiologie) of zinnen (In die tijd poetste de koetsier de postkoets zelf)? Ten tweede
kun je nagaan of je alle informatie hebt om een vloeiend verhaal te vertellen: ontbreekt
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
61
er geen belangrijke informatie, gaan de overgangen tussen inleiding, kern en slot soepel,
en tussen de kernpunten, ga je makkelijk met de hulpmiddelen om? Tot slot kun je bij
het oefenen nagaan of je de tijd vult, of dat je te kort of juist te lang aan het woord zult
zijn.
De presentatie is grondig voorbereid als de volgende fasen zijn doorlopen:
Tijdens de korte doorloop zonder publiek oefen je door de presentatie voor jezelf
hardop uit te spreken. Ga na of de voordracht compleet is en of het verhaal enigszins
vloeiend verteld kan worden. Neem de tijd op. Bedenk wel dat sprekers voor een
publiek vaak sneller praten door de spanning. Oefen daarom ook in rustig spreken,
normaal doorademen tijdens het spreken en pauzes inlassen.
Op basis van de ervaringen uit de eerste fase kan het spreekschema bijgesteld
worden als dat nodig is gebleken. Kijk ook nog eens kritisch naar de opening (is die
pakkend en passend?), de voorbeelden (ondersteunen die de kernpunten?) en het slot
(komt de boodschap duidelijk over? Is de afsluiting pakkend?).
Vraag bij de volledige doorloop of iemand bereid is kritisch naar het verhaal te
luisteren. Oefen de presentatie volledig, dus ook met de hulpmiddelen. Natuurlijk
hebben de meeste mensen thuis geen overhead- of diaprojector, maar probeer de situatie
zo goed mogelijk na te bootsen. Neem de tijd op. Eventueel kun je jezelf opnemen op
cassette- of videorecorder.
De locatie verkennen
Probeer vooraf de locatie te verkennen. Het is prettig om alvast een beeld te hebben van
de zaal, omdat dat ook een deel van de zenuwen kan wegnemen. Bovendien kun je zo
nagaan of er apparatuur aanwezig is, of dat er apparatuur besteld moet worden. Je kunt
kijken hoe groot de zaal is waar je gaat spreken, en vaststellen of het nodig is om een
microfoon te gebruiken.
Wie in het buitenland gaat spreken doet er goed aan om vanuit Nederland al te
informeren welke faciliteiten er in het gastland aanwezig zijn. Zo is het in veel
Afrikaanse landen niet mogelijk om te kopiren en zijn er geen overheadprojectors
aanwezig. Het is in zon geval beter om hier alvast de hand-outs te kopiren en te
besluiten het gebruik van sheets achterwege te laten. Wie zich vooraf goed laat
informeren, komt niet voor verrassingen te staan.
62
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
63
Zenuwen zijn geen teken van zwakte; ze kunnen je juist tot betere prestaties
drijven. Probeer de zenuwen niet te associren met angst, maar met opwinding
of aangename spanning (zoals je dat kunt voelen bij een spannende film).
Doe ontspanningsoefeningen
Het kan zijn dat de spanningen ondanks alle bovenstaande tips toch nog hoog
opspelen. In dat geval is het zinvol om een paar ontspanningsoefeningen te doen.
a) Ga zo ontspannen mogelijk staan of zitten en zet beide voeten op de grond.
Adem rustig in door je neus en houd de adem enkele tellen vast. Zet tijdens het
inademen je buik uit, zodat de adem goed laag komt (buikademhaling). Adem
vervolgens weer rustig uit, het liefst door de mond. Herhaal dit enkele malen
totdat je wat kalmer bent.
b) Ga op een stoel zitten en zet beide voeten op de grond. Laat je armen op je
schoot rusten. Ontspan nu bewust langzaam elk deel van het lichaam. Begin bij
je gezicht, dan nek en schouders, armen en handen, benen en voeten. Adem
ondertussen rustig door. Blijf tijdens de oefening wel rechtop zitten; zak niet in.
64
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Houding
Je houding vertelt het publiek al veel over jezelf. In je houding geef je non-verbale
informatie over jezelf, informatie over wat voor een persoon je bent zonder dat je
daarover iets hebt verteld. Een spreker die zijn schouders laat afhangen, alleen naar zijn
aantekeningen of naar het plafond staart of die steeds op n been wiebelt, komt minder
overtuigend over.
Je kunt het beste rechtop gaan staan en op beide voeten. Zo kom je zeker over en
kun je makkelijker oogcontact maken met het publiek. Bewegen of lopen tijdens het
spreken is niet erg: dat maakt je houding juist natuurlijker dan wanneer je stokstijf op
n punt blijft staan. Hulpmiddelen maken het bewegen makkelijker: dan kun je eens
naar het bord of de flip-over lopen om iets op te schrijven, of naar de overheadprojector
om een sheet neer te leggen. Ga liever niet zitten, dan is de kans groot dat de aandacht
van het publiek al gauw verslapt. In een klein gezelschap (maximaal 10 mensen) is het
niet zo erg, maar een groter publiek bereik je makkelijker met je stem wanneer je staat,
en het komt enthousiaster over.
Veel sprekers weten zich geen raad met hun handen. Ineens blijken de handen
erg in de weg te zitten. Je kunt vaak je woorden kracht bijzetten door ondersteunende
gebaren te maken tijdens het spreken. Ook kun je meetellen met je handen bij een
opsomming, of dingen aanwijzen. Ga echter niet te veel stilstaan bij wat je precies met
je handen doet, want dan komen gebaren onnatuurlijk over. Houd je handen onder
controle: ga niet met een ballpoint klikken of ergens aan frommelen; dat leidt de
luisteraars af van het verhaal.
In sommige zalen is een katheder aanwezig. Het kan handig zijn om gebruik te
maken van een lessenaar, omdat je daarop aantekeningen kwijt kunt. Omdat het blad
van een katheder schuin is, hoef je dan niet ver te buigen met je hoofd om de
aantekeningen te kunnen lezen. Veel sprekers gaan zich echter vastklampen aan het
katheder en laten het niet meer los totdat de voordracht ten einde is. Doe dat niet, het
maakt een gespannen indruk en biedt de toehoorders weinig afwisseling.
Stemgebruik
Stemgebruik is een belangrijk onderdeel van de presentatie. Luisteraars kunnen al veel
horen aan de stem van een spreker: betrokkenheid, spanning, enthousiasme en mate van
zelfvertrouwen. Mensen horen graag een duidelijk, natuurlijk stemgeluid. De
populariteit van Philip Bloemendal bewijst dat: de naam zegt misschien weinigen iets,
maar als stem van het Polygoon-journaal is hij zeer beroemd geworden. Hieronder
worden enkele tips gegeven om de stem goed te gebruiken:
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
65
begint wel met spreken, maar er komt geen geluid. Je kunt je stem voorbereiden
door vanaf een dag voor de presentatie weinig of niet te roken en geen alcohol te
drinken. Rook en alcohol prikkelen de slijmvliezen en zorgen voor taai slijm en
een droge mond. Drink een glas water voor de presentatie en houd een glas
water bij de hand tijdens de presentatie. Uitrusten doet de stem ook goed. Zorg
daarom voor een goede nachtrust voor de dag van de voordracht. Probeer zo
ontspannen mogelijk te spreken, zodat de stem natuurlijk klinkt. Daarvoor kun je
een ontspanningsoefening doen (zie de tekst over Omgaan met zenuwen).
Articuleer duidelijk
Een goede articulatie betekent dat je niet binnensmonds praat, lettergrepen
inslikt of klanken afvlakt. Spreek de woorden goed uit en let daarbij vooral op
termen die je vaak gebruikt. Veel sprekers hebben namelijk de neiging die deels
in te slikken: hstries bsef in plaats van historisch besef. Een spreker die
duidelijk articuleert, heeft een stem die beter draagt, waardoor hij niet zo hard
hoeft te spreken en de stem dus niet hoeft te forceren. Articuleer echter ook niet
te nadrukkelijk, want dat kan overdreven overkomen.
66
Varieer in intonatie
Een monotone stem is vaak slaapverwekkend en houdt de aandacht van het
gehoor niet lang vast. Probeer daarom te variren in de toonhoogte van de stem.
Als je duidelijk articuleert, gaat dat meestal al vanzelf. Let er op dat je met
toonhoogte belangrijke zaken benadrukt. Zo verlevendig je de presentatie en
houd je makkelijker de aandacht van de luisteraars vast.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Tot slot: probeer nooit een rumoerige zaal te overschreeuwen. Spreek juist iets
zachter dan je van plan was, de kans is dan groot dat je de aandacht van het
publiek weer vangt. Als het nog niet stil wordt als je zachter bent gaan spreken,
houd dan op met praten en ga pas weer door als het helemaal stil is geworden.
De luisteraars vinden dan niet jou lastig, maar degenen die het langst doorpraten
in de zaal.
De participatie van het publiek is in dit voorbeeld erg groot. Een andere manier is de
gedachten van de luisteraars te sturen door een retorische vraag te stellen. Retorische
vragen hebben niet tot doel om een antwoord te krijgen, want de spreker weet het
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
67
antwoord zelf al. Retorische vragen trekken vaak de aandacht van de afdwalers omdat
ze een soort aansporing bevatten om zelf na te denken. Daarnaast wordt door retorische
vragen in de formulering enige variatie aangebracht:
Stellend zou het zijn:
Als ze beiden 35 jaar zijn, verdient een postbode per jaar 30.000 terwijl een
violist van het Concertgebouworkest per jaar 22.000 verdient.
Tot slot kun je je publiek ook aanspreken door gebruik te maken van u of jullie, in
plaats van men of de lijdende vorm. Zo wordt de toon van de presentatie persoonlijker
en minder abstract.
7.5 HET GEBRUIK VAN HULPMIDDELEN
Een presentatie kan worden verlevendigd door audiovisuele hulpmiddelen te gebruiken.
Wie alleen informatie beluistert, onthoudt slechts 10% van het vertelde, maar wie
daarnaast visuele hulpmiddelen krijgt voorgezet, onthoudt zon 60%. Hiertegenover
staat dat een overdadig gebruik van visuele hulpmiddelen de luisteraars kunnen afleiden
van het betoog. Zorg er daarom voor dat het gebruik zuiver functioneel is.
In dit hoofdstuk worden enkele aanwijzingen gegeven voor het omgaan met
audiovisuele hulpmiddelen. Achtereenvolgens komen aan bod: het bord, de hand-out, de
video en de digitale hulpmiddelen.
Bord
Iedereen die onderwijs heeft gevolgd, kent het schoolbord. Het bord is geschikt om
termen op te schrijven die belangrijk zijn en die de luisteraars moeten onthouden. Zeker
als het om termen gaat die bij de luisteraars niet bekend zijn, is het zinvol om ze op het
bord te schrijven. Zorg ervoor dat het bord aan het einde van de presentatie geen chaos
is van pijlen, omcirkelde begrippen enzovoort. Je kunt zon chaos voorkomen door bij
de voorbereiding een zogenaamd bordschema op te nemen in het spreekschema een
planning van welke zaken op het bord komen en hoe die geordend worden. Schrijf goed
leesbaar op het bord: in een net handschrift en in een grote letter. Veel beginnende
bordschrijvers schrijven schuin en maken de letters niet van dezelfde grootte. Probeer
dit te voorkomen.
Nog enkele tips voor het bordgebruik: let er allereerst op dat je tijdens het
schrijven op het bord niet doorpraat. De luisteraars kijken dan namelijk tegen jouw rug
aan, wat het contact en de betrokkenheid niet bevordert. Zorg er ten tweede voor dat de
68
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
luisteraars mee kunnen lezen. Dat houdt in dat je niet met je hoofd vr je schrijfhand
gaat staan, maar ernaast (dus rechtshandigen houden hun arm gestrekt naar rechts
tijdens het schrijven, linkshandigen naar links). Kijk vooraf of er krijtjes en wisser
aanwezig zijn in de zaal.
Een variant van het traditionele schoolbord is het zogenoemde whiteboard dat
niet met krijt, maar met stift wordt beschreven. Als er in de zaal een whiteboard
aanwezig is, controleer dan altijd vooraf of er stiften en een wisser aanwezig zijn en of
die het ook doen. Het gebeurt maar al te vaak dat een spreker op het laatste moment
erachter komt dat de stiften leeg zijn, wat een nare verrassing is. Je kunt dit probleem
ook ondervangen door ervoor te zorgen dat je zelf twee goedschrijvende whiteboard
stiften bij je hebt.
Hand-out
Een hand-out bestaat uit n of meer velletjes papier waarop je informatie hebt gezet die
je uitdeelt aan de luisteraars. Hand-outs zijn handig om te gebruiken wanneer je wilt dat
het publiek tijdens jouw presentatie bepaalde informatie voor zich heeft, of dat het
publiek bepaalde passages kan meelezen, zoals citaten. Hand-outs kunnen ook bruikbaar
zijn als je wilt dat de luisteraars belangrijke informatie uit jouw presentatie later nog
eens na kunnen lezen.
Deel een hand-out pas uit op het moment dat je hem nodig hebt tijdens de presentatie.
De meeste mensen gaan een vooraf uitgedeelde hand-out namelijk al meteen lezen,
waardoor ze belangrijke onderdelen van jouw presentatie missen. Selecteer ook
zorgvuldig welke informatie je op een hand-out zet: alleen relevante informatie is van
belang. Als er meer informatie op de hand-out staat dan nodig is, dan leidt dat de
aandacht af van jouw verhaal.
Let bij het maken van hand-outs op de volgende zaken:
69
biedt namelijk een aantal voordelen boven de meer statische methoden van sheets
of boards. Afgezien van de eenvoud waarmee een visueel aantrekkelijke,
grafische presentatie kan worden gemaakt, voegt een programma als PowerPoint
ook daadwerkelijk iets toe aan een presentatie. In de eerste plaats leidt het
gecombineerd gebruik van een computerscherm voor de spreker en een
projectiescherm voor de toehoorders ertoe dat de spreker niet meer achterom hoeft
te kijken of zijn sheets wel goed overkomen. In de tweede plaats hoeft de spreker
op zijn sheets niet langer een lijst punten in n keer te vertonen, maar kan hij
deze n voor n laten verschijnen, en eventueel laten verdwijnen, zodat alleen
het actuele onderwerp zichtbaar is voor de toehoorders. Verder is het in een
digitaal presentatieprogramma zeer eenvoudig de onderlinge samenhang van een
betoog middels ordening van de argumenten te visualiseren; op een later tijdstip
kan dit middels een paar muisklikken weer veranderd worden. Tevens is het
mogelijk om zonder veel inspanning diverse media zoals tekst, grafieken en
beeldmateriaal te combineren; ook het gebruik van geluiden, animaties of
filmfragmenten behoort tot de mogelijkheden. Wanneer een spreker in staat is om
zijn betoog goed te timen is het mogelijk om de digitale ondersteuning volledig te
automatiseren.
7.6 HET REAGEREN OP VRAGEN
Als de spreker het verhaal afrondt met het pakkende slot, dan is de presentatie nog niet
achter de rug. Het publiek moet immers in staat worden gesteld om vragen te stellen.
Het beantwoorden van vragen gaat niet zomaar goed. Hieronder enkele voorbeelden van
pijnlijke situaties tijdens het vragenstellen:
de spreker herhaalt een vraag niet. Wanneer de rest van het publiek een vraag
niet heeft verstaan, bijvoorbeeld omdat iemand voorin de zaal de vraag stelde,
luistert men ook niet naar het antwoord.
een spreker kapt een te lange vraag niet af. Veel mensen hebben de neiging om
tijdens het vragen stellen hun eigen deskundigheid te etaleren. Wie een te lange
vraag niet tijdig afkapt, geeft andere toehoorders niet de kans om ook iets te
vragen.
een spreker reageert verdedigend op een vraag. Door zon reactie verandert de
vraag in een aanval en wordt de sfeer al gauw onprettig en defensief.
Een spreker kan zich goed voorbereiden op het beantwoorden van vragen. In dit
hoofdstuk worden achtereenvolgens het voorbereiden op vragen en het beantwoorden
van vragen behandeld.
70
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Op vragen voorbereiden
Het beantwoorden van een vraag is eigenlijk een minipresentatie, maar de spreker
improviseert tijdens het beantwoorden van een vraag. Toch kun je je op vragen
voorbereiden.
Allereerst kun je bij de voorbereiding al inventariseren welke vragen er mogelijk
gesteld gaan worden, door je af te vragen wat luisteraars nog zullen willen weten.
Probeer op die vragen alvast een antwoord te formuleren. Ervaren sprekers zullen
merken dat luisteraars veelal dezelfde vragen stellen. Door antwoorden voorbereid te
hebben, voorkom je dat je met de mond vol tanden staat.
Verder kun je nagaan op welke onderwerpen je zeker niet wilt ingaan. Beloof
jezelf dat je vragen over die onderwerpen afkapt, en laat je niet verleiden er toch iets
over te zeggen. Verzin eventueel beleefde formuleringen om vragen af te wimpelen.
Tot slot kun je met iemand afspreken dat hij of zij een vraag stelt. Spreek dan
vooraf door welke vraag deze persoon stelt, en oefen het antwoord. Dit lijkt misschien
wat kunstmatig, maar het kan voor andere luisteraars een aanzet zijn om ook vragen te
stellen.
Vragen beantwoorden
Het is aan te raden om voorafgaand aan de presentatie aan te kondigen wanneer het
publiek vragen mag stellen: mogen ze het verhaal onderbreken of geef je achteraf de
gelegenheid om vragen te stellen? Beginnende sprekers kunnen de vragenronde beter na
de presentatie houden. Op die manier worden ze niet te veel uit hun concentratie
gehaald tijdens het spreken.
Voor het beantwoorden van vragen kun je je aan de volgende regels houden:
Luister aandachtig naar degene die de vraag stelt. Geef met knikken en
eventueel hummen (hmm...hmm...) aan dat je geconcentreerd luistert. Het staat
niet gek om eventueel aantekeningen te maken: als je daar behoefte aan hebt,
kun je dat zeker doen.
Beantwoord de vraag. Zorg ervoor dat het antwoord aansluit bij de rest van je
verhaal en illustreer je antwoord eventueel met een voorbeeld. Houd het
antwoord wel kort, dus snijd niet een geheel nieuw onderwerp aan dat je weer
moet uitdiepen.
Voorzie het antwoord van een duidelijke afronding. Je kunt dat doen door bij de
vragensteller te controleren of de vraag naar tevredenheid is beantwoord.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
71
Houd de tijd in de gaten. Je hebt zelf in de hand of er nog tijd is voor een
volgende vraag, of dat je het hierbij wilt laten. Kondig aan wanneer de laatste
vraag gesteld kan worden.
Nog een laatste advies voor het beantwoorden van vragen: wees niet bang om het gelijk
van een vragensteller te erkennen. Sommige kritiek is nu eenmaal terecht. Wie zulke
kritiek tegenspreekt, lijdt gezichtsverlies, terwijl dat niet nodig is. Het gelijk van de
vragensteller erkennen en erop inhaken om een (korte!) discussie aan te gaan is
sympathieker en stimuleert overige luisteraars eventueel ook om aan de discussie bij te
dragen.
Literatuurlijst
De volgende publicaties gaan over mondeling presenteren:
Dinger, T., M. Smit en C. Winkelman. Expressiever en gemakkelijker spreken: hoe
experimenteer ik met mijn spreekgedrag? 5e druk. Muiderberg: Coutinho, 1991.
Edens, B. Spreken in het openbaar. Utrecht: Het Spectrum, 1994.
Hooff, A. van. Tips om uw gehoor stierlijk te vervelen, in NRC Handelsblad, 8 juli
1995.
Jong, J.C. de. Tien tips voor uw voordracht, in: Onze Taal, 1993/9, p. 185.
Kruyzen, H. Spraakmakend presenteren: Haal meer uit zakelijke teksten en toespraken.
Utrecht: Het Spectrum, 2004.
Markenhof, A., M. Bastings en H. Oost. Een onderzoek presenteren. Baarn: HB
Uitgevers, 2002.
Osborn, M. en S. Osborn. Public speaking. 2e editie. Boston: Houghton Mifflin Co,
1991.
Smuling, E.B., J.F.M.J. van Hout en M.J.A. Mirande. Colleges en presentaties.
Groningen: Wolters-Noordhoff, 1993.
Spek, E. van der (red.) Handboek voor speech en presentatie. Alphen a/d Rijn:
Samson/Nive, 1995.
Wagenaar, W.A. Het houden van een presentatie. In een serie Studeren. Rotterdam:
NRC Handelsblad, 1996.
72
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Publiek
wat zijn de verwachtingen van het publiek ten aanzien van de presentatie?
Praktische gegevens
Het spreekschema
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
73
Onderzoek ministerie
Verkeer en Waterstaat
ten eerste: het gevaar wordt onderschat door fietsers die zelf
geen autorijbewijs hebben
ondersteuning: fietsers worden door automobilisten s avonds
bijna niet gezien
sheet enqute
NIPO
slot
herhaling argumenten
conclusie: actie van de politie tegen fietsers zonder licht
bevordert de verkeersveiligheid
appl
Afronding (1 min)
74
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Onderstreept
Cursief
Het belangrijkste bij het zoeken op Internet is dat je een bepaald denkpatroon aanleert
en dit aan kan vullen met je eigen creativiteit. Het zoeken op Internet is niet aan regels
gebonden: een bepaalde methode kan dus goed of fout zijn in vergelijking met
andere methodes.
Een zoekmethode kan nuttig of niet nuttig zijn voor het verkrijgen van resultaten
die je toe kunt passen op de beantwoording van je onderzoeksvraag. Om een
zoekmethode nuttig te maken wordt ook enige creativiteit en een zeker intutief en
associatief denkvermogen verwacht. Dit is niet alleen een benodigde vaardigheid voor
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
75
het zoeken op het Internet, ook voor het zoeken in bibliotheken en (digitale) catalogi
geldt net zo goed dat enige mate van associatief denken vereist is om resultaten te
behalen. Belangrijk is het gebruik van de juiste trefwoorden. Dit houdt in dat je niet
alleen zoekt op een trefwoord dat direct slaat op de informatie die je zoekt, maar ook
naar gerelateerde trefwoorden en dat je in staat bent om trefwoorden uit te breiden of in
te korten al naar gelang de mate waarin de zoekmethode resultaten oplevert.
Een eenvoudig voorbeeld: stel dat je zoekt naar de Franse vertaling van het
woord architectuur. Het zal duidelijk zijn dat wanneer je in een bibliotheek gaat
zoeken op de trefwoorden architectuur en Frans je bij hele andere resultaten uit zal
komen dan wanneer je naar de plank met woordenboeken was gelopen, daar het
woordenboek Nederlands-Frans had gepakt en het lemma architectuur had opgezocht.
Dit lijkt voor de hand liggend, maar de reden dat voor veel mensen het zoeken op het
Internet een frustrerende bezigheid is, is dat zij hierbij vaak afzien van een creatiever
gebruik van de benodigde zoektermen. Wanneer in een zoekmachine de woorden
architectuur en Frans als zoektermen worden ingetikt, zullen vanzelfsprekend
paginas worden getoond over Franse architectuur. Als je echter na het intikken van de
termen woordenboek en Frans vervolgens in n van de online woordenboeken het
woord voor architectuur invoert, zul je wel de Franse vertaling vinden. Wellicht is dit
zelfs nog niet de oplossing, omdat er bijvoorbeeld geen uitgebreid Nederlands-Frans
woordenboek op het Internet te vinden is. Dan zou je bijvoorbeeld kunnen proberen te
zoeken naar zoektermen in andere talen die een grotere verspreiding kennen dan het
Nederlands, bijvoorbeeld door in te tikken dictionary en French en dan de Franse
vertaling van het Engelse lemma architecture op te zoeken.
Onthoud ten slotte dat hoewel de zoekmethode voor het Internet zeer kan
verschillen met het zoeken in een bibliotheek, voor beide geldt dat het gaat om
systematische denkwijzen die je alleen aanleert door ervaring. Het leren omgaan met het
Internet is net als het leren van nieuwe computerprogrammas: een kwestie van steeds
opnieuw uitproberen. Laat je niet afschrikken als het de eerste paar keer niet lukt en
roep niet te snel dat de informatie die je zoekt niet te vinden is op het Internet: je zoekt
niet alleen naar informatie maar ook naar een goede zoekmethode.
76
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
77
die hierop draaien worden vervangen door nieuwe systemen die met een
browser te benaderen zijn.
Internet Relay Chat (IRC): een toepassing om meerdere gebruikers
tegelijkertijd tekstberichten te laten typen en lezen. De meeste websites
waar je kunt chatten werken met dit systeem.
1.3 De URL
Zoals gezegd bestaat het WWW uit (onder andere) webpaginas. Deze zijn
ondergebracht in websites: een geheel van paginas die zich op dezelfde locatie (site)
bevinden. Zo heeft de Universiteit van Amsterdam een website met daarin vele
duizenden webpaginas die elk over een specifiek onderdeel gaan: bijvoorbeeld een
webpagina met de lesroosters voor de derdejaars studenten geneeskunde, een webpagina
met het menu van de mensa en een webpagina die is gemaakt door een student
Academische Vaardigheden.
78
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Om bij webpaginas te kunnen komen, moet het adres bekend zijn; dit adres noemen we
een URL (Uniform Resource Locator). Elke pagina heeft zijn eigen unieke URL. De
kern van deze bijlage is dus het aanleren van het zoeken naar URLs van webpaginas
die voor het onderzoek nuttige zijn.
Elke URL heeft een paar vaste onderdelen die we nu kort bespreken. Aan de
hand van de onderstaande URL laten we zien hoe deze is opgebouwd:
http://www.uva.nl/actueel/agenda.cfm
http:// Aanduiding van het gebruikte protocol, in dit geval het Hyper Text
Transfer Protocol, dat gebruikt wordt voor webpaginas. Dit wordt
aangeduid door http gevolgd door :// Indien je geen protocol intypt, gaat
de browser er automatisch vanuit dat je het http-protocol gebruikt. Andere
protocollen zijn bijvoorbeeld telnet of ftp (File Transfer Protocol, o.a.
gebruikt door programmeurs bij het online publiceren van webpaginas).
www: Aanduiding dat je een pagina van het World Wide Web wilt
raadplegen. De meeste URLs beginnen met www maar sommige niet,
bijvoorbeeld in geval van subdomeinen: websites die onderdeel zijn van een
andere website. Zo heeft bijvoorbeeld de website van de UvA
(http://www.uva.nl), een subdomein met webpaginas voor studenten op
http://student.uva.nl, dat op zijn beurt weer een subdomein heeft voor de
webmail (online e-mail), een toepassing voor studenten op
http://webmail.student.uva.nl. Deze URLs gebruiken geen www meer.
/actueel: net als bij de opslag van bestanden op een computer, kan ook een
website gebruik maken van mappen, die zijn terug te zien in de URL.
Mappen komen na de top-level domeinnaam, voorafgegaan door een forward
slash (/). Als er zich in deze map nog meer mappen bevinden, bereik je die
weer door eerst een forward slash en dan de naam van de map in te typen.
Zie het voorbeeld Parool hieronder.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
79
De URL is dus opgebouwd als een soort boomstructuur en bestaat uit een
onderverdeling van mappen. Bijvoorbeeld:
http://www.parool.nl/redactie/foto/verzameling/affiche/index.html
Alle schuine strepen (slash) na .nl zijn onderliggende mappen. Het document index.html
(dat affiches uit de collectie van de Paroolredactie bevat) staat in de map affiche die
weer in de map verzameling staat, et cetera.
Sommige websites met heel veel informatie, bijvoorbeeld die van de UvA, werken
(ook) met databases, voor iedere pagina wordt dan een unieke code gegenereerd.
Bijvoorbeeld: http://www.hum.uva.nl/actueel/object.cfm?objectID=879E907A-5216423A-BBDB8780B8051359
Het domein van een website bestaat uit de second- en top-level domeinnaam samen en
geeft als het ware de afkadering van webpaginas binnen een website aan. Zo gebruikt
de website van de UvA dus het domein uva.nl om haar webpaginas in te verzamelen.
De landencode in de top-level domeinnaam geeft in afgekorte vorm aan in welk
land het domein geregistreerd is. Ook kan een top-level domeinnaam informatie geven
over de soort webpagina die zij huisvest. Voorbeelden van top-level domeinnamen zijn:
.nl
Nederland
.fr
Frankrijk
.be
Belgi
.de
Duitsland
.eu
Europa
.tv
televisiemaatschappijen
.com Verenigde Staten: commercile organisatie
.edu Verenigde Staten: onderwijsinstelling
.gov Verenigde Staten: overheidsinstelling
.org
.net
.co.jp
.co.uk
Veel voor de hand liggende domeinnamen zijn al geregistreerd. Daarom loont het vaak
de moeite om uit te proberen wat er gebeurt wanneer je zelf een domeinnaam intypt
waarvan je denkt dat deze de gezochte informatie bevat. Zoek je bijvoorbeeld de
website van De Volkskrant, dan kun je het beste eerst proberen wat de URL
www.volkskrant.nl oplevert. Zoek je de website van Harvard University in de VS, dan
kun je www.harvard.edu proberen. Vergeet overigens niet dat sommige instellingen
beter bekend zijn onder hun afkorting: www.klm.nl voor de Koninklijke
80
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
81
82
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
2.2 Zoekmachines
Er zijn vele honderden zoekmachines op het Internet te vinden, sommige zeer populair,
andere vrij onbekend en sommige alleen voor speciale toepassingen zoals Phantis,31 die
alleen naar Griekse webpaginas zoekt. Toch werken alle zoekmachines die op het
Internet te vinden zijn globaal op dezelfde manier. Ze bestaan allemaal uit drie
onderdelen:
1.
De spider, soms ook wel (web)robot of crawler genoemd. Dit is een
programma dat het Internet afzoekt, hetzij via links op andere paginas, hetzij
via bepaalde trefwoorden die de maker van de webpagina over diens inhoud in
de broncode van de webpagina heeft opgenomen. Overigens is dat n van de
redenen dat zoekmachines soms webpaginas tonen die helemaal niet gaan over
het trefwoord waar op gezocht is, de maker heeft het betreffende woord in de
broncode gezet om hits (bezoeken) op zijn webpagina te genereren. Dit is
meestal het geval bij webpaginas die alleen om commercile redenen zijn
opgezet.
2.
De database: dit is de centrale gegevensbank met de vaak honderden miljoenen
paginas die de spider gevonden heeft en waarvan melding is gemaakt bij de
zoekmachine. Als je dus via een zoekmachine zoekt, zoek je nooit daadwerkelijk
op het Internet zelf, maar altijd in de database van webpaginas die een
zoekmachine heeft samengesteld. Elke zoekmachine heeft zijn eigen database.
Daarom is het ten zeerste aan te raden om meerdere zoekmachines te gebruiken,
met name wanneer je naar zeer specifieke onderwerpen zoekt, of om gebruik te
maken van zogenaamde gecombineerde zoekmachines. Dit zijn zoekmachines
die de opgegeven zoektermen invoeren in meerdere zoekmachines en daar de
resultaten van tonen. De beste voorbeelden hiervan zijn Dogpile32 en
Metacrawler.33 Er zijn nadelige gevolgen verbonden aan het werken met een
3.
database. Het is mogelijk dat meerdere webpaginas van dezelfde site in de lijst
van gevonden paginas komen te staan, of dat de zoekmachine links toont naar
webpaginas die niet meer bestaan (de eerder beschreven 404-error).
De interface: dit is de daadwerkelijke webpagina van de zoekmachine die je in
staat stelt zoektermen in te voeren. De meeste zoekmachines hebben overigens
de mogelijkheid om naast de gewone zoekinterface een geavanceerde
zoekinterface te tonen, waar je de zoektermen kan preciseren.
31
32
http://www.dogpile.com
http://www.metacrawler.com
33
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
83
www.altavista.com
www.britannica.com
www.google.com
www.dmoz.org
www.lycos.com
www.hotbot.com
www.northernlight.com
www.yahoo.com
84
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
bijvoorbeeld op johan van oldebarnevelt, dan levert dat een groot aantal
Nederlandstalige webpaginas op.
Het bereik van zoekmachines
Zoekmachines beslaan lang niet het totale aantal op het Internet te vinden websites.
Zoals vermeld zoek je via een zoekmachine alleen de in de database van de
zoekmachine opgenomen webpaginas. Daar komt nog bij dat lang niet alle
webpaginas bekend zijn bij de database van de zoekmachines.
Op 2 september 2003 was de verdeling in aantallen opgenomen internetpaginas
in de database voor de grootste zoekmachines als volgt: 34
Billions Of Textual Documents Indexed
As of Sept 2, 2003
34
http://www.searchenginewatch.com
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
85
de speelfilm Gladiator, dan zal Google bovenaan in zijn lijst met gevonden
webpaginas links naar sites over de film tonen, omdat de zoekterm gladiator het
meest gebruikt wordt door mensen die op zoek zijn naar informatie over de film.
Webpaginas over Romeinse gladiatoren komen later in de lijst en paginas over
bijvoorbeeld het computerspelletje Gladiator nog later.
Een andere invloed op het rangschikken is sponsoring. Sommige zoekmachines
worden namelijk gesponsord door commercile organisaties zodat de eerste resultaten
vaak verwijzen naar de betreffende sponsors, denk hierbij aan internetwinkels et cetera.
Zoeken via zoekmachines, methode 1: Directories
Directories of subject groups zijn door redacteurs samengestelde groepen waarin de in
de database van een zoekmachine aanwezige webpaginas gerubriceerd zijn. Vaak vind
je in de directories weer subdirectories. Zoek je bijvoorbeeld naar webpaginas over de
voetbalclub Ajax, dan zou dat bij een zoekmachine bijvoorbeeld te vinden zijn in de
directory Sport, daarbinnen in de directory Voetbal en daar weer binnen in de
directory Clubs. De kwaliteit van de aangeboden webpaginas is hoog, omdat er
weinig ruis tussen zit. Het nadeel is echter dat het aantal webpaginas dat in de
directories aanwezig is over het
algemeen beperkt is, omdat de selectie
door redacties wordt gedaan.
Yahoo is het bekendste
voorbeeld van zoekmachines die met
directories werken, omdat deze
zoekmachine ook daadwerkelijk met
een groep redacteurs werkt.
Tegenwoordig gebruiken echter ook de
meeste van de niet-redacteur gedreven
zoekmachines directories, zoals
Altavista; ook bij Google kun je
directories vinden wanneer je op het
GIDS-tabblad (Catalogs) klikt. Zie
hiernaast.
Een goed alternatief voor Yahoo is het Open Directory Project,35 een zoekmachine die
werkt met een zeer groot aantal vrijwillige redacteurs, en daardoor over een zeer groot
aantal in de database opgenomen webpaginas beschikt.
Wanneer kun je het beste de directories van een zoekmachine gebruiken?
Als je op zoek bent naar populaire onderwerpen, brede of algemene onderwerpen of
35
http://www.dmoz.org
86
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
wanneer je net begint met een onderzoek en een globaal inzicht wilt krijgen wat er over
een bepaald onderwerp op het Internet te vinden is.
Zoeken met zoekmachines, methode 2: zoektermen
Veruit de meeste gebruikers van zoekmachines gebruiken deze om te zoeken op door
hen ingegeven zoektermen, een methode waar in deze bijlage ook de nadruk op ligt. In
dit onderdeel worden de belangrijkste basistechnieken voor het met behulp van
zoektermen zoeken in zoekmachines besproken: Booleaanse operatoren, trunceren en
phrase searching.
Voor deze uitleg zal gebruik worden gemaakt van de volgende zoekvraag:
Welke 20e-eeuwse acteerstijl wordt over het algemeen beschouwd als de grote
tegenhanger van de 19e-eeuwse acteerstijl die ontwikkeld is door Konstantin
Stanislavski? Aan de hand van de zoekmachine Google zal deze voorbeeldzoektocht
gellustreerd worden.
Booleaanse operatoren 36
36
vernoemd naar de Engelse wiskundige George Boole (1815-1864), de uitvinder van deze functies
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
87
min is het van belang de voornaam van Stanislavski op te geven bij de zoekopdracht,
omdat zijn achternaam het meeste genoemd zal worden in webpaginas. In eerste
instantie kun je ook de tijdsaanduiding nog weglaten.
Merk op dat het gebruik van hoofdletters in zoektermen niet van belang is, met andere
woorden het invoeren Stanislavski levert dezelfde resultaten op als stanislavski en
als sTAnisLaVSKi. Dit geldt voor de meeste zoekmachines.
Deze zoekopdracht
levert twee hits op.
Dit aantal is nogal
klein en bovendien
blijkt dat geen van
beide paginas
antwoord geeft op
onze vraag. Zoals
eerder vermeld is
het daarom beter te
gaan zoeken met
Engelse zoektermen. Wanneer we intypen actingstyles+stanislavski dan levert dat
echter geen enkele hit op. Acting en styles zijn namelijk twee woorden en moeten
dus van elkaar onderscheiden worden. Wanneer we nu intypen
acting+styles+stanislavski
dan levert dit een kleine 1000 hits op, een aantal waar
je wat meer mee kan. Dit voorbeeld laat het verschil met de Nederlandse zoekterm zien.
Feitelijk zoek je nu namelijk naar webpaginas die voldoen aan de trefwoorden
acteren, stijlen en Stanislavski. Wanneer je de zoektermen niet door de Boolean
had verbonden, had de zoekmachine gezocht naar webpaginas die voldoen aan de
trefwoorden acteren, stijlen en/of Stanislavski. Gelukkig voegt Google zelf tussen
woorden waar een spatie tussen staat de Boolean + in, dus in dit voorbeeld had het
invoeren van de zoekopdracht acting styles stanislavski hetzelfde resultaat
opgeleverd, maar voor de duidelijkheid zullen we de Booleans toch steeds invoeren.
De Boolean geeft aan dat de zoekterm waaraan dit -teken voorafgaat niet
meegenomen mag worden in de zoekopdracht. Zou je bijvoorbeeld zoeken naar
webpaginas over acteerstijlen, maar juist niet naar paginas over die van Stanislavski,
dan zou je kunnen invoeren acting+styles-Stanislavski.
De Boolean | gebruik je om te zoeken naar paginas waarin in ieder geval n
van de zoektermen voorkomt. Natuurlijk worden webpaginas waarin meerdere van de
zoektermen voorkomen niet overgeslagen. De toepassing van deze Boolean lijkt op het
eerste gezicht wat overbodig, maar wanneer je bijvoorbeeld in de context van de
onderzoeksvraag bedenkt dat de spelling van de naam Stanislavski wel eens zou kunnen
88
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
variren, omdat het een Russische naam is, dan begrijp je wellicht de handigheid van de
optie dat je stanislavski or stanislavsky or stanislawsky kunt invoeren, te
meer daar zoekmachines altijd heel strikt op de spelling letten: ze zoeken alleen naar de
door jou ingevoerde termen en kennen geen varianten daarvan. Ook is het mogelijk om
te zoeken op alternatieve spelwijzen door te trunceren.
Trunceren
Trunceren (ook wel het gebruik van Wildcards genoemd) stelt je in staat te zoeken naar
meer vormen of schrijfwijzen van een zoekterm. Na de stam van de zoekterm plaats je
een asterisk (*), die alle mogelijk uitgangen die op de stam kunnen volgen vervangt.
In ons voorbeeld zou je bijvoorbeeld de zoekterm stanislavsk* in kunnen voeren.
Over het algemeen kun je wildcards alleen aan het einde van woorden plaatsen,
maar soms ook in woorden. Omdat in Westerse vertalingen van het Russisch de w
door de w of de v kan worden weergegeven, zou je bijvoorbeeld kunnen zoeken op
stanisla*sk*.
Phrase Searching
Het is ook mogelijk te zoeken op zinsneden (phrases of strings). Dit zijn zoektermen
bestaande uit meer woorden in een vaste volgorde, omsloten door dubbele
aanhalingstekens (...). De zoekmachine zoekt dan alleen naar webpaginas waarin
deze woorden ook in deze volgorde voorkomen. Dit is erg handig bij bijvoorbeeld het
zoeken naar citaten, titels of namen. Zo levert de zoekterm kostantin
stanislavksi
2.3 Zoekstrategien
Nu je de techniek van het zoeken met zoekmachines gezien hebt, willen we de aandacht
vestigen op het hanteren van de zoekmachines om tot de beste resultaten te komen.
Begin nooit blindelings zoektermen in te typen in zoekmachines wanneer je het Internet
als informatiebron gebruikt. Hoewel je wel degelijk hits zult ontvangen, waarvan een
substantieel aantal wellicht nog bruikbaar is ook, is deze methode van zoeken toch een
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
89
beetje die van een ongeleid projectiel en is dit eigenlijk alleen nuttig wanneer je een
globaal overzicht zou willen krijgen wat er op het Internet aan informatie over je
onderzoeksvraag te vinden zou zijn. In een bibliotheek trek je immers ook nooit
blindelings boeken uit de schappen die een relatie met je onderzoeksvraag hebben, maar
beslis je nog voordat je een kaft aanraakt naar welke informatie binnen je
onderzoeksvraag je op zoek bent en sluit je bij voorbaat bepaalde categorien boeken
uit.
Voor je een zoekmachine gaat gebruiken, zul je eerst de volgende stappen
moeten ondernemen:
a. Probleemomschrijving:
Gebruik bij voorkeur meer termen in meer talen en denk ook aan
synoniemen en verwante termen, in ons voorbeeld bijvoorbeeld acting,
directing, acting theories, playingetc.
b. Informatiebronnen:
90
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
gevonden informatie. Natuurlijk hoort dit voor iedere wetenschapper een uitgangspunt
te zijn, maar bij het zoeken naar informatie op het Internet is het vanwege het vrije
karakter en het ontbreken van een controlerend orgaan van het net, nog van veel groter
belang. Voor meer informatie over het beoordelen van websites, zie hoofdstuk 1 uit
deze syllabus.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
91
homepage van de instelling is. In dit geval zou dat betekenen dat je alles vanaf de eerste
slash (/) na de domeinnaam weg moet halen (het gedeelte
redactie/foto/verzameling/affiche/index.html) om uit te komen bij
http://www.parool.nl.
Zeer nuttig voor het zoeken naar meerdere paginas binnen n website en voor
het zoeken naar trefwoorden binnen een webpagina is de Google toolbar die de
zoekmachine Google aanbiedt. Voor meer informatie hierover, zie de Appendix: zoeken
met Google.
Nog enkele zoektips
Ten slotte nog enkele tips die het zoeken naar informatie op het Internet kunnen
vergemakkelijken.
Onthoud dat voor sommige, meer algemene zaken, het misschien sneller zoeken is
met directorys en dat zoekmachines voor specifiekere zaken bruikbaar zijn.
92
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
93
en dan zoeken.
Meteen naar webpagina gaan
Naast de knop Google zoeken die je gebruikt wanneer je een zoekterm ingegeven hebt,
kun je ook op de knop Ik doe een gok klikken. Wanneer je naar een bekende of
algemene zoekterm zoekt, bijvoorbeeld naar de officile homepage van een film, krant,
organisatie et cetera, dan brengt deze knop je meteen naar de eerste hit uit de reeks
gevonden webpaginas. Ben je bijvoorbeeld op zoek naar de homepage van de film War
of the Worlds, dan kun je invoeren war of the worlds en wanneer je op de knop Ik
doe een gok klikt, ga je meteen naar de homepage van de film, zonder eerst het scherm
met door Google gevonden webpaginas te zien waar deze link als meest populaire
bovenaan staat.
Zoeken naar afbeeldingen
Google biedt (overigens net als Altavista) de optie om niet alleen naar webpaginas te
zoeken, maar ook naar afbeeldingen. Wanneer je op de knop Afbeeldingen klikt, krijg je
de optie om te zoeken naar afbeeldingen die voldoen aan de zoekterm. Google toont de
gevonden afbeeldingen in thumbnail (klein) formaat op het scherm. Wanneer je op een
afbeelding klikt, splitst de browser zich in tween en zie je bovenaan informatie over de
afbeelding en onderaan de webpagina waar deze afbeelding gevonden is.
94
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Zoeken in nieuwsgroepen
Op de homepage van Google bevindt zich naast de knop Afbeeldingen de knop
Discussiegroepen. Wanneer je deze aanklikt, krijg je de optie om te zoeken in Usenet
nieuwsgroepen.
Google Scholar
Google Scholar (http://scholar.google.nl) geeft toegang tot wetenschappelijke teksten
(online boeken, tijdschriften met online artikelen en verwijzingen naar artikelen) in het
bezit van instellingen die met Google een overeenkomst hebben gesloten. Werk je op
een pc binnen het UvA domein dan geeft Google je automatisch toegang tot de teksten.
Zoniet, klik je op Scholar Preferences / Voorkeuren voor Wetenschap. Typ bij Find
Library / Bibliotheek zoeken Universiteit van Amsterdam in en vink het vakje
Universiteit van Amsterdam aan en klik op Save Preferences / Voorkeuren opslaan. Je
keert nu terug naar het zoekscherm en kan beginnen met zoeken.
De Google gids
Eerder is het werken met directories al beschreven. Bij Google vind je directories onder
de knop Gids.
Geavanceerd zoeken met Google
Rechts naast de regel waarin je de zoekterm in kunt geven, bevindt zich een link
Geavanceerd zoeken. Wanneer je deze aanklikt, ga je naar een pagina die je in staat stelt
de zoekopdracht te verfijnen. Met de bovenste vier regels heb je de optie om te zoeken
met behulp van Booleans, zonder deze in te typen.
Daarnaast is het mogelijk om te zoeken naar webpaginas in bepaalde talen,
gepubliceerd op bepaalde data en binnen of juist altijd buiten bepaalde domeinen. Stel
dat je op zoek bent naar informatie over Stanislavski, maar je bent niet genteresseerd in
online winkels zoals Amazon.com die zijn boek aanbieden. Zou je in Google gaan
zoeken naar bijvoorbeeld an actor prepares +Stanislavski, dan is de kans
groot dat je veel van dergelijke e-markets tegenkomt. Je zou er dan voor kunnen kiezen
om in de regel Domein in het pulldown lijstje Geen te selecteren en achter Geen
resultaten weergeven van de site of het domein in te typen amazon.com. Alle
webpaginas binnen de site van amazon.com worden dan overgeslagen bij de
zoekopdracht.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
95
Google Toolbar
De Google toolbar biedt je de voornaamste gebruiksfuncties van Google in een
werkbalk die aan de interface van de browser wordt toegevoegd.
Vink op het tabblad Options de eerste vier mogelijkheden aan. Vink bij het tabblad
More onder Web buttons in ieder geval Up aan.
Zoeken
Links in de toolbar zie je een wit invoervenster. Wanneer je hierin klikt, kun je hierin
meteen zoektermen invoeren, op gelijke wijze als wanneer je met de gewone site van
de Google zoekmachine zou zoeken, dat wil zeggen met Booleans, phrase searching et
cetera. Druk op Enter of klik op Zoeken. Je wordt nu naar een pagina van de Google
zoekmachine met daarin de resultaten van de zoekopdracht doorgestuurd.
Zoeken op website
Wanneer je een webpagina bezoekt, kun je ervoor kiezen om de zoekopdracht te
verfijnen door alleen naar de zoekterm te zoeken binnen webpaginas op dezelfde site.
Dit doe je door te klikken op het pijltje rechts naast Search Web, kies dan voor Current
96
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
Site (Deze Pagina). Vervolgens word je doorgestuurd naar een pagina met
zoekresultaten van Google van de ingegeven zoekterm binnen het domein van de
website van de oorspronkelijke webpagina.
Omhoog
De hierboven beschreven methode om te zoeken naar webpaginas in een map hoger
door het weghalen van een gedeelte van de URL in de adresregel, wordt heel eenvoudig
met de Google toolbar. Wanneer je bijvoorbeeld vanuit de pagina
http://www.hum.uva.nl/av zou klikken op de knop Up, dan brengt de browser je
automatisch naar het adres http://www.hum.uva.nl/. Klik je nogmaals op omhoog dan
kom je op http://www.uva.nl.
Markeren van gevonden resultaten
De Google toolbar stelt je ook in staat om op gevonden webpaginas aan te geven waar
op de pagina de door jou ingegeven zoekterm voorkomt. Dit doe je door te klikken op
de knop Highlight (Markeer). Op de pagina worden de zoektermen nu met kleur
gemarkeerd. Wanneer je meer zoektermen hebt ingegeven, worden deze met
verschillende kleuren aangegeven. Aan het einde van de Google toolbar verschijnen nu
bovendien knoppen met daarin de zoektermen. Wanneer je op een knop van een
zoekterm klikt, word je automatisch naar dat gedeelte van de webpagina verplaatst waar
deze zoekterm voor het eerst voorkomt. Klik je nogmaals op deze knop, dan ga je naar
de tweede vermelding, etcetera.
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
97
Klik onder het kopje Course Catalog op de link search for a course;
Vul onder Search for a course de naam (of een gedeelte van de naam) van de
cursus in en klik op Go!;
Wachtwoord vergeten?
Ga dan langs bij n van de studiecentra van het Informatiseringscentrum (met je
collegekaart). De baliemedewerkers kunnen je een nieuw wachtwoord geven. De
adressen van de studiecentra zijn te vinden op: http://www.ic.uva.nl/studiecentra.
Wachtwoord veranderen
Je UvA wachtwoord veranderen is mogelijk via de volgende link:
https://ldap2.uva.nl:6601/dist/download.
Vragen?
Kijk dan op http://ic.uva.nl/blackboard. De speciale UvA Blackboard supportsite. Hier
tref je handleidingen, een overzicht met veelgestelde vragen (FAQ), tips & tricks en een
verwijzing naar de Blackboard ondersteuning op jouw faculteit.
37
Je gebruikersnaam (=collegekaart nummer) en wachtwoord voor de elektronische UvA diensten zijn aan
het begin van je studie(jaar) per post toegezonden. Je gebruikersnaam en wachtwoord zijn dus gelijk aan
bijv. je Studieweb-gebruikersnaam en wachtwoord.
98
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN
99
100
ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN