Professional Documents
Culture Documents
Naam student: Manoek Klas: P13EhvA slber: Peter Datum: 08-04-2014 Stageschool: Mentor: Groep: 5C
Lesdoel: De leerlingen kunnen na de les ervaringen en gevoelens uitwisselen rondom het onderwerp vriendschap. Persoonlijke leerdoel: Tijdens deze les wil ik leren om de tijd goed te bewaken. Dit is een leerpunt wat voor mij erg belangrijk is. Beginsituatie: De leerlingen zitten in onderstaande fase fan Fowler: In het tweede stadium (8-12 jaar), mythisch-letterlijk geloof, is vooral het onderscheid tussen echt en niet-echt van belang. Geloof, morele regels en houdingen worden begrepen met letterlijke interpretaties. Er worden geen algemene betekenissen uit verhalen gehaald. Rechtvaardigheid wordt gebaseerd op wederzijdse eerlijkheid. De leerlingen zitten in onderstaande fase van Erikson : In de vierde fase (6-10 jaar) gaat het om de spanning tussen ijver en inferioriteit. Het kind gaat inmiddels naar school en vraagt zich af of het goed is in wat het doet. De positieve uitkomst is dat het kind vaardigheden en competenties in zijn werk kan ontwikkelen, dat het plezier heeft in prestaties. De ego-kwaliteit heet competentie. De leerlingen zitten in onderstaande fase van Kohlberg: De volgende pre-conventionele fase is die van het eigenbelang. In fase twee worden belangen van anderen herkend, maar er wordt gehandeld vanuit eigenbelang. Dit is een klas waarbij een positief groepsklimaat aanwezig is. De leerlingen kunnen goed samenwerken en helpen elkaar met problemen. Dit op sociaal maar ook op cognitief niveau. De leerlingen kunnen goed op hun eigen product en proces evalueren. Dit heb ik al vaker gedaan tijdens een les. Hierin is mij opgevallen dat deze klas eerlijk terug kan kijken op zijn/haar eigen handelen/werk. Materialen: (wat heb ik nodig?) De klas ga ik opstellen zodat we met alle leerlingen in een kring kunnen zitten. Inleiding: (hoe begin ik de les) Tijd: Ik begin de les door samen met de leerlingen in de kring te gaan zitten. Ik ga uitleggen 5 minuten dat ik een verhaal voor ga lezen en dat we daarover een gesprek gaan voeren. Ik ga aangeven dat het belangrijk is dat iedereen zijn/haar mening en ervaring mag vertellen. Kern: Als eerste ga ik het verhaal voorlezen, de leerlingen luisteren naar het verhaal. Dit doen we terwijl we in een kringopstelling zitten. Tijd: 15 minuten
Wanneer het verhaal is afgelopen gaan we de inhoud van het verhaal proberen te vinden. In dit verhaal staat het thema vriendschap centraal. Hierna gaan we samen praten over het thema, wie kan er iets vertellen over vriendschap. Wat zijn de
eigen ervaringen met vriendschappen. De leerlingen krijgen de ruimte om iets over dit onderwerp te vertellen. Als laatste gaan we deze ervaringen terugkoppelen naar het verhaal. Hoe zie je deze gevoelens terug in het verhaal en wat voor vriendschappen zie je allemaal? Afsluiting: Tijd: Ik vind het belangrijk dat leerlingen op zichzelf reflecteren. Daarom ga ik de volgende 5 minuten vragen stellen; wat vond je van deze les? En hoe vind je dat je hebt meegedaan?. Deze vragen kunnen de leerlingen van deze groep goed en eerlijk beantwoorden. Vragen zoals wat heb je vandaag geleerd? En wat vond je van het samen in een kring zitten?. Als allerlaatste wil ik dat de leerlingen aan elkaar een compliment geven. Het compliment moet natuurlijk wel betrekking hebben op de les.
Naar mijn idee werkte het goed dat we samen in een kring zaten. De leerlingen konden elkaar goed zien en hierdoor beter oogcontact maken met elkaar. Het verhaal viel goed in de smaak bij de leerlingen, ze luisterden goed naar het verhaal. De leerlingen die met andere zaken bezig waren heb ik aangesproken op hun gedrag. Hierna deden ze weer goed mee aan het gesprek. Ook heb ik me aan mijn tijdsplanning gehouden, dit is mijn leerdoel.
Het verhaaltje was leuk en voor sommige leerlingen ook erg herkenbaar. Je hebt op een leuke manier het onderwerp vriendschap gentroduceerd. Je merkte dat dit onderwerp echt leeft bij de leerlingen. Iedereen heeft ermee te maken. Je hebt het gesprek goed geleid. Een aantal leerlingen waren met andere dingen bezig. Hier heb je direct de leerlingen op aangesproken met een ikboodschap. Het was een prima gesprek.
Bijlage 2
Vak:_Levensbeschouwing________________Vakdocent: Fred Vonk________________________ Naam student:_________________________________________________________________ e Groep: 1 jaars_______________ Datum feed-forward:_14-3-2014_______________ Aanwezig Kennis over (kinderen in) de groep is nadrukkelijk verwerkt in de omschrijving van de beginsituatie van de groep, zowel in pedagogische zin (gedrag, groepsverhoudingen, groepsdynamiek) als in didactische zin (vakspecifieke beginsituatie). De lesdoelen zijn afgestemd op de beginsituatie. In de formulering ervan wordt zichtbaar dat je kennis van vakdidactiek op een logische manier verwerkt. Werk- en groeperingsvormen zijn afgestemd op specifieke kenmerken van de groep (zie kritische analyse stap 5) n op specifieke kenmerken van vakdidactiek. Werk- en groeperingsvormen zijn functioneel ondersteunend bij het behalen van de lesdoelen. Samenwerkend leren krijgt logisch plek in het lesontwerp.* De lesdoelen worden expliciet gevalueerd met de kinderen. De werkvormen die worden gehanteerd bij evaluatie zijn passend bij vakdidactiek en sluiten aan op specifieke kenmerken van de groep (zie analyse stap 5).
*Van belang bij in totaal 3 lesontwerpen
Aanpassing noodzakelijk
Opmerkingen Tijdens de consultatiebijeenkomsten heb ik o.a. de volgende opmerkingen gemaakt: 1. Jullie hoeven slechts n gesprek daadwerkelijk uit te voeren, de meeste studenten maken dan een keuze voor het levensbeschouwelijk gesprek. Aangezien tijdens de bijeenkomsten in de meeste gevallen nog geen aandacht is besteed aan het filosofische gesprek ligt het niet voor de hand dat je dat gaat uitvoeren Enkele studenten die dat toch graag willen uitproberen: ga je gang, zeker doen en kijk vooral in N@tschool voor de noodzakelijke instructies! 2. Tijdens de consultaties heb ik geen tot weinig opmerkingen gemaakt over de beschrijving van de doelstelling. Je hebt het goed gedaan als je de doelstelling van je les begint met aan het eind van de les kunnen de kinderen.. Dan is het natuurlijk niet kunnen de kinderen spreken met elkaar (dat doen ze toch al?!), maar eerder in de trant van kunnen de kinderen ervaringen en gevoelens uitwisselen rondom het onderwerp . 3. Bij de beginsituatie moet je in ieder geval ook iets invullen over de levensbeschouwelijke stand van zaken in jouw klas. In welke fase van ontwikkeling zitten de kinderen? Hierbij heb je dus de gegevens nodig uit het vorige kwartaal: de kinderen zitten over het algemeen in fase 3 van Kohlberg, 4 van Erikson, 5 van Fo wler. DAT is jouw uitgangspunt, jij weet dan wat jouw taak is in deze groep wat betreft jouw begeleiding van de leerlingen. 4. Je gaat een gesprek leiden met de groep en niet zomaar een praatje houden. Dat betekent, dat je misschien de opstelling gaat aanpassen, bijvoorbeeld de groep in een kring gaat zetten. 5. Je hebt een uitgangspunt voor het gesprek, in de meeste gevallen is dat een verhaal, maar het kan ook een voorwerp zijn (denk aan wat je gezien/gehoord hebt tijdens de tweede
6.
7.
8. 9. 10.
bijeenkomst). Het gebruikte materiaal geef je ook in je lesvoorbereiding expliciet aan, naast al het andere materiaal dat je gebruikt bij je voorbereiding. Gebruik daarvoor ook de APArichtlijnen (koppel dat aan het vakgebied onderzoek). Bij het levensbeschouwelijk gesprek staat een bepaalde strategie centraal, de vier stappen. Geef die expliciet aan in je voorbereiding. Je kunt de eerste twee stappen vermelden onder het kopje inleiding, stap 3 waar het eigenlijke van levensbeschouwing om de hoek komt kijken - in de kern en stap 4 in de afsluiting. Enkele studenten hebben geprobeerd om samenwerkend leren c.q. een coperatieve werkvorm te gebruiken, maar bij deze levensbeschouwelijke activiteit draait het om een GESPREK, niet om allerlei andere ook interessante werkvormen. De leerlingen zijn samen met elkaar in een levensbeschouwelijk gesprek aan de slag. Als je dat goed doet, hoeft er geen enkele andere werkvorm bij. Natuurlijk kijk je aan het eind van de les terug met de leerlingen hoe het was, vraag wat zij van het gesprek vonden. Het gesprek voer je als uitgangspunt met de hele groep, eventueel kun je er voor kiezen om met een gedeelte van de groep het gesprek uit te voeren. Laat je verrassen door de kinderen en de uitspraken die ze doen over het onderwerp dat aan de orde is (en dat zij misschien ook hebben gekozen!).
Ik wens jullie veel succes en vooral veel plezier volgende week! Fred Vonk 14-3-2014
Verantwoording:
Wat ik met de tussentijdse feedback heb gedaan: Tijdens het feedback moment is er feedback gegeven op het lesontwerp van een van mijn klasgenoten. Ik heb meegeluisterd en heb later de feedback bekeken. Tijdens het feedback moment hebben we een filosofisch gesprek besproken. Hierna heb ik hier een lesontwerp voor gemaakt. Op stage heb ik nog geen tijd gehad om dit gesprek uit te voeren. Ondertussen kregen we op school weer een les levensbeschouwing. Hier hebben we een levensbeschouwelijk gesprek gehouden. Deze vorm sprak me meer aan en was me (door de les) duidelijk geworden. Daarom heb ik hier ook een lesontwerp voor gemaakt. Uiteindelijk heb ik ook deze les uitgevoerd op stage (een levensbeschouwelijk gesprek). Punt 1: Dit punt van de feedback was mij al duidelijk, hier heb ik dus niets aan hoeven te veranderen. Punt 2: De doelstelling heb ik aangepast, deze heb ik nu naar mijn mening een stuk sterker gemaakt. Ik heb de punten die aangegeven waren erin vermeld. Punt 3: Ook dit punt heb ik aangepast nadat ik de feedback had ontvangen. Ik heb de fasen van Fowler, Erikson en Kohlberg benoemd. Hierin heb ik aangegeven in welke fasen de leerlingen zich bevinden. Punt 4: Punt vier had ik al in mijn lesontwerp naar voren laten komen. Ik had van tevoren al bedacht dat ik met de klas in een kringopstelling zou gaan zitten. Punt 5: Vriendschap is het belangrijkste onderwerp in mijn lesontwerp. Punt 6: De fasen van het gesprek heb ik duidelijk naar voren laten komen in mijn lesontwerp. Ik heb bij elke stap beschreven wat ik ga doen. Punt 7: Ik had voordat ik de feedback kreeg al bedacht dat ik geen andere coperatieve werkvorm wilde gebruiken. Punt 8: Ik vind het belangrijk om met de leerlingen te bespreken wat ze van de les vonden. Dit ga ik dus ook doen. Ook laat ik ze reflecteren op hun eigen en op een ander zijn/haar gedrag. Punt 9: Ik ga het gesprek voeren met de hele klas. Punt 10: De leerlingen zijn vrij om hun mening over het onderwerp te vertellen. Tijdens het feedback moment is er feedback gegeven op het lesontwerp van een van mijn klasgenoten. Ik heb meegeluisterd en heb later de feedback bekeken. Hierop heb ik mijn les aangepast. Ik heb in mijn lesontwerp staan met welk onderwerp de leerlingen aan de slag zouden gaan. Dit is meten meetkunde. De uitganspunten zoals hierboven beschreven, had ik al in mijn lesontwerp opgenomen. Hier heb ik dus niets aan hoeven veranderen. Ook het samenwerkend leren had in mijn lesontwerp al een plek gekregen, dit heb ik dus ook gewoon kunnen laten staan. Verantwoording vorm lesontwerp: Ik heb ervoor gekozen om bij mijn lesontwerp een extra vak toe te voegen. Dit vak bestond uit een extra steuntje voor mezelf. Hierin heb ik namelijk de tijd beschreven. Ik weet van mezelf dat ik het vaak lastig vind om me aan de tijd van de les te houden. Regelmatig duren de lessen net wat te lang. Door het vakje tijd toe te voegen ben ik bewust na gaan denken over de activiteiten die ik plande. Bij het uitvoeren van mijn lessen heb ik gemerkt dat dit een positief effect heeft gehad. De lessen waren nu precies lang genoeg. Samenwerkend leren: Het samenwerkend leren heb ik bewust toegevoegd. Ik merk dat er in de groep al ene positief klimaat heerst. Dit wil ik nog meer gaan versterken door de leerlingen samen laten te werken. Zo komen ze erachter dat ze veel van elkaar kunnen leren. Ook leren ze hierdoor beter samenwerken, communiceren en hun mening onder woorden brengen. Dit zijn allemaal sociale vaardigheden die ze leren door samen te werken.
Bijlage 2
Vak: Levo Student: Manoek
Aanpassing noodzakelijk
Kennis over (kinderen in) de groep is nadrukkelijk verwerkt in de omschrijving van de beginsituatie van de groep, zowel in pedagogische zin (gedrag, groepsverhoudingen, groepsdynamiek) als in didactische zin (vakspecifieke beginsituatie). De lesdoelen zijn afgestemd op de beginsituatie. In de formulering ervan wordt zichtbaar dat je kennis van vakdidactiek op een logische manier verwerkt. Werk- en groeperingsvormen zijn afgestemd op specifieke kenmerken van de groep (zie kritische analyse stap 5) n op specifieke kenmerken van vakdidactiek. Werk- en groeperingsvormen zijn functioneel ondersteunend bij het behalen van de lesdoelen. Samenwerkend leren krijgt logisch plek in het lesontwerp.* De lesdoelen worden expliciet gevalueerd met de kinderen. De werkvormen die worden gehanteerd bij evaluatie zijn passend bij vakdidactiek en sluiten aan op specifieke kenmerken van de groep (zie analyse stap 5). *Van belang bij in totaal 3 lesontwerpen Opmerkingen: top: Super dat je theorie gebruikt in je beginsituatie
nvt
Tip: Welk verhaal ga je voorlezen? Benoem dit in je lesontwerp. Je schrijft dat je met de leerlingen opzoek gaat naar het thema van het verhaal. Welke vragen stel je de leerlingen? Hoe komen de leerlingen achter het thema? Je les voorbereiding is erg kort. Bij een levensbeschouwelijk gesprek heb je vier stappen. Ik zie deze wel terug maar benoem ze ook. Dit is voor jezelf ook gemakkelijker.