You are on page 1of 17

Functie test Schouder.

Schouder (art. humeri of art. glenohumerale)

Uitgangshouding :
Sporter laten staan naast/voor de tafel of plaats laten nemen op een krukje.
Actief
Anteflexie:

Hef de arm,gestrekt, via voor naar boven tot langs de oren;


-kuiltje achterzijde schouder - spieren - humerus glijd weg + goed

Retroflexie :

Breng de arm, gestrekt, zover mogelijk naar achteren;

Abductie:

Breng de arm via zijwaarts langs de oren;

Letten op/
-endo/exorotatie handen.
-houding nek
-houding twk
-scapula 9anterior lift =
scapula naar voren)
-scapula beweging
-

-(als het een plopje geeft -> coordinatie spieren - cuffspieren -> opvangen / hypertonie (dit actieveer je door protractie
en elevatie van de schouder.)
-abductie -> duimen in endo -> armen horizontaal -> remming tubercul major. dan endo en dan verver omhoog.
Adductie:

breng de arm uit abductiestand terug, evt. voor het lichaam langs , de hand leggen op tegengestelde schouder.

Endorotatie:

draai de arm naar binnen en ga met de handrug naar debil, dan lumbaal wervelkolom, probeer zover mogelijk omhoog
te komen (thoracaal). dan verplaatsten naar andere zijde van de wk.
-hand ervan afhalen - retro)

Exorotatie:

draai de arm naar buiten en ga,over de schouder, met de handpalm naar de wervelkolom probeer zover mogelijk naar
beneden te komen.

Horizontale ante
flexie
Passief
Anteflexie

: De schouder ondersteunen d.m.v. de hand en de gestrekte arm zover mogelijk naar voren gericht omhoog brengen;
- 90 test - glenohumerale glijding - druk geven op de schouder en dan anteflexie

Retroflexie:

Scapula fixeren en gestrekte arm met handpalm naar boven gericht zover mogelijk naar achteren brengen;

Abductie/elevatie

: totaal test; Achter de sporter gaan staan, hand onder de arm langs vastpakken en de arm via zijwaarts omhoog
brengen tot over het hoofd
-90 test - glenohumerale abductie glijding - druk op schouder.

Adductie:

Met gebogen arm, schouder beetpakken en naar binnen brengen tot de andere schouder

Endorotatie:

Arm met gebogen elleboog opzij brengen, de hand wijst naar boven, dan de onderarm naar beneden brengen .
Schouder fixeren, arm gebogen op de rug brengen en met de duim omhoog langs de wervelkolom gaan tot tussen de

Eindgevoel; lang verend


-pijn
- <90
Eindgevoel; kort verend.
-< 90
-pijn

Eindgevoel; verend
-pijn

schouderbladen, zo hoog mogelijk. De eindstand door de duim aangegeven is maatgevend;


-arm op de rug en naar de andere zijde brengen van de rug
-arm op de rug, elleboog in 90 en dan retro

-bewegingsuitslag
(l/r verschil)

Exorotatie:

Arm met gebogen elleboog (tegen romp aan) opzij brengen, de hand wijst naar boven

Horizontale
adductie
Horizontale
abductie

Arm in abductie, dan voorlangs bewegen, andere hand fixeren op scapula, en voelen wanneer scapula mee beweegt,
(pas als arm voor is mag scapula meebewegen.
Arm 90 naar achteren bewegen

Eindgevoel; kort verend


-pijn
-bewegingsuitslag
-verend eindgevoel

R onderzoek
= weerstands
onderzoek

De actieve bewegingen uit laten voeren en de verzorger geeft lichte of zwaardere (opbouwende) manuele tegendruk.
Hierbij ook de elleboog meenemen - flexie en extensie -> biceps en triceps

Specifieke
testen
Impigment
testen

-pijn
-beweging - let op dat de
romp niet mee beweegt.

Neertest - anteflexie tot 90 -> pijn -> met fixatie schouder - tubercul major in de knel
-soms iets endo rotatie

De Neer impingement test was uitgevoerd waarbij de patint staat. De scapula van de patint wordt
gestabiliseerd door de therapeut, waarbij de arm zijwaarts wordt bewogen door de therapeut. Hierbij wordt er net
zolang abductie gemaakt, tot de patint pijn aangeeft of wanneer er volledige abductie/ elevatie bereikt is. De test
is positief wanneer de patint tussen 90 en 140 abductie pijn aangeeft aan de ventrale of laterale zijde van de
schouder.
Hawkins test

De arm wordt geplaatst in 90 anteversie en vervolgens voorzichtig richting endorotatie bewogen. De eindstand
van de endorotatie is bereikt wanneer de patint pijn ervaart of wanneer de therapeut een rotatie van de scapula
waarneemt. De test wordt als positief beoordeeld wanneer de patint pijn ervaart tijdens de uitvoering van de
manoeuvre.
Painfull arc - actieve abductie, dan een stuk waar het pijn doet en bij verder bewegen verdwijnt de pijn.

.Test Tabel Schouder:


Schouder
Anteflexie

Actief

Passief

Weerstand
90/110
Daarna tot 180 m.b.v.

elevatie
60

Retroflexie

Adductie

80-90 ( daarna tot 180


m.b.v. elevatie
75

Endorotatie

90

Exorotatie

90

Abductie

Capsulair patroon
MLPP art glenohumerale
art. acromioclaviculare

Exorotatie >abductie> endorotatie (= volgorde van onderzoeken


= 30 anteflexie, 30 abductie en neutrale supinatie/ pronatie
= stand schoudergordel bij normaal ontspannen houding

art. sternoclaviculare

= stand schoudergordel bij normaal ontspannen houding

MCPP - art. glenohumerale

= maximale abductie en exorotatie

art. acromioclaviculare

= 90 abductie zonder rotatie

art. sternoclaviculare

= maximale elevatie

Schouder

Lengte

Kracht

Pectoralis major

Arm gestrekt tegen de muur


boven horizontaal. De andere
schouder wegdraaien van de
muur.

Elleboog buigen met de handen


omhoog en met weerstand op
de ellebogen naar elkaar laten
brengen

Uitvoering
De patint wordt gevraagd om in ruglig op de bank te komen en een ontspannen houding aan te nemen. In deze positie meet de beoordelaar de
afstand tussen achterkant vande acromion (posterior border) en de tafel. Dit wordt gedaan bij zowel de linker als de rechter
schouder.
Verantwoording spierlengtetest PMi
Flexibiliteit van de spier bepaald de houding van het gewricht. De lengte van de PMi bepaalt de stand van de scapula. Een
verkorting veroorzaakt een anterior tilt van de scapula waardoor de scapula richting humerusgetrokken wordt. Tevens is er een vergrote
endorotatie en verminderde posterior tilt mogelijk. (Borstad, 2006) Dit heeft zijn effect

op de functies van de schouderflexie. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de test varieert in de ontspannen houding tussen de 0.88 en
0.94. En in actieve retractie is er een interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
tussen de 0.91 en 0.92.
Spieren hypermobiel
Zijn zwak
Laten aanpassingsverkorting van de antagonist toe.

Spieren verkort beperkt


Zijn te sterk en houden
de antagonist in een
verlengd stand.

Flexibiliteit van de antagonist is verantwoordelijk voor het functioneren en mate van kracht van de agonist.
Bij verkorting van de slow twitch spieren ontstaat er zwakte van de fast twitch spieren. met gevolg een disbalans,
daardoor problemen in het bewegings apparaat
Slow twitch - tonische spieren
M levator scapula
M pectoralis minor en mahor
M latissimus dorsi
M trapezius - pas descendens

Type 1 (slow twitch)


Type 1 spiervezels zijn rood van kleur en dienen voor langdurige belasting, dit type spiervezels wordt ook slow switch genoemd. De spiervezels hebben een hoog myoglobine gehalte, dat zorgt voor
optimale afgifte van zuurstofgas aan de spier. De vele mitochondrin zorgen voor een constante ATP-productie. ATP is de stof die cellen in staat stelt energie om te zetten in beweging. De rode kleur
komt voort uit de intensieve doorbloeding via vele haarvaten in de spier. De haarvaten bevorderen de aanvoer van voedingsstoffen en zuurstofgas en de afvoer van melkzuur en afvalstoffen.

Type 2 (fast twitch)


Type 3 spiervezels zijn wit van kleur en dienen voor explosieve bewegingen, dit type spiervezels wordt ook fast twitch genoemd. De spiervezels hebben een veel lager myoglobine en mitochondrin
gehalte dan type 1 spiervezels. De spiervezels zijn veel minder doorbloed waardoor er minder aan- en afvoer van stoffen kan plaatsvinden. De spier maakt vooral gebruik van de eigen energiereserves en heeft daardoor een hoge anaerobe capaciteit. De spier kan hierdoor zorgen voor een snelle contractie maar raakt snel vermoeid.
Type 2A
Spiervezeltype 2A heeft eigenschappen van type 1 en 2 waardoor zowel langdurige belasting als explosieve bewegingen mogelijk zijn.
Type 2B
Spiervezeltype 2B is slecht doorbloed waardoor enkel gebruik gemaakt kan worden van eigen energiereserves. Dit type spiervezel is geschikt voor explosieve en krachtige contracties.

Fast twitch - fasische


spieren
M serratus anterior
M trapezius pars
transversus
M trapezius pars
ascendens
M rhomboideus

Spieren schoudergordel
dorsale zijde
m. supraspinatus

Origo: fossa supraspinata scapula


Insertie: bovenste deel van tuberculum majus humeri
Kapsel art. humeri
Innervatie: n. suprascapularis Cc5, pars supraclavicularis v.d plexus brachialis)
Functie: Abductie v.d arm in art. glenohumerale
Stabilisatie v.d humeruskop in de
Cavitas glenoidale bij armbewegingen

T; inzetten van abductie van de humerus


W; tegen de onderarm in richting adductie
Zwakte; de spier heeft een stevige aanhechting aan de bovenzijde van de gewrichtskapsel van de schouder. zwakte
van de spier of een ruptuur van de pees vermindert de stabiliteit van het schoudergewricht, omdat de hemeruskop op
een andere postitie tov de cavitas glenoidalis in kan nemen

Dorsale spiergroep
m. supraspinatus

Origo/insertie
O; fossa
supraspinata
scapula
I; bovenste deel
van tuberculum

functie
Abductie v.d arm
in art.
glenohumerale
Stabilisatie v.d
humeruskop in de
Cavitas glenoidale

zenuwen
n.
suprascapular
is
Cc5, pars
supraclavicula
ris

T; inzetten van abductie van de humerus


W; tegen de onderarm in richting adductie
Zwakte; de spier heeft een stevige
aanhechting aan de bovenzijde van de
gewrichtskapsel van de schouder. zwakte van

majus humeri
Kapsel art.
humeri

bij
armbewegingen

v.d plexus
brachialis)

O; fossa
infraspinate
scapula

Exorotatie ( v.d
humerus in
Alle posities v.d
arm,.
Stabilisatie v.
humeruskop in
Cavitas glenoidalis
bij
armbewegingen.

n.
subscapularis
c5c6
pars
supraclavicula
ris
v.d plexus
brachialis

de spier of een ruptuur van de pees


vermindert de stabiliteit van het
schoudergewricht, omdat de hemeruskop op
een andere postitie tov de cavitas glenoidalis
in kan nemen

Lengte test
m. infraspinatus

I; middelste
facet van
tuberculum
majus
humeri
Kapsel art.
humeri

Lengte test
M. teres minor

O; margo
lateralis
scapula
(bovenste
deel)

Exorotatie
(adductie/retroflex
ie)
Stabilisatie van
schouder

n. axillaris
c5c6

Arm
endorotatie
adductie

n.
subscapularis
c 5 c 6 (8)

I; onderste
facet van
Tuberculum
majus humeri
en kapsel art.
humeri

m. subscapularis

O; fossa
subscapulatis
scapula

(binnenzijde
v.d scapula)
I; tuberculum
minus humeri

m. teres major

O; margo
lateralis
scapula
angulus
inferior scapula
i; crista
tuberculi
minoris
humeri

centreren v.d
humeruskop in de
fossa Glenoidale
bij
armbewegingen
(m.n bij abductie)

Aductie v.d arm


(met scapula
gefixeerd door de
m. levator
scapulae en de m.
rhomboidei)
Retroflexie v.d arm
vanuit
antiflexiestand
Endorotatie v.d
humerus

n.
thoracodorsali
s
c6c7c8

Lente test

Houding; buiklig
Test; retroflexie en adductie van de humerus
in endorotatiestand terwijl de hand op de
critst iliaca posterior rust.
Weerstand; tegen de arm boven de elleboog
in de richting van abductie en anteflexie
Zwakte; vermindert de kracht van de
endorotatie, adductie en retroflexie van de
humerus.
Verkorting; exorotatie en abductie van de
humerus is bijna niet mogelijk. als de teres
major verkort is zal bij het inzetten van de
anteflexie of abductie de schapula naar
achteren gewegen. bewegingen van de
schapula die samengaan met abductie in de
schouder worden beinvloed door de mate
waarin de teres major en de subscapularis
verkort zijn.
Testen lengte m teres major - m latissimus dorsi mm.rhomboidei major en minor
-houding - ruglig met de armen langs het lichaam
en de ellebogen gestrekt, knien gebogen en de
onderrug afgevlakt op de bank.
T; persoon heft beide armen in anteflexie boven het
hoofd terwijl de armen dicht bij het hoofd blijven en
laat de armen dan naar de bank zakken (onderrug
vlak houden)
-Normaal; het vermogen de armen tot op de bank te

laten zakken terwjl ze dicht bij het hoofd gehouden


worden.
-verkorting; onvermogen de armen op de bank te
laten zakken.
Meten - centimeters laterale epicondyl tot
bank
Goniometer - graden tussen
hoek bank en humerus
Afstand - licht - matig aanzienelijk
-opmerkingen
-verkorte bovenste buikspieren - zullen borst naar
beneden trekken en de neiging hebben de
schouders naar voren te trekken.
-thoracale kyfos - beletten om de schouder op de
tafel te krijgen
-aanspannen van de m. pectoralis minor kantelt de
scapula naar voren waardoor de schoudergordel in
ventrocaudale richting getrokken wordt. hierdoor zal
anteflexie in het schoudergewricht beperkt lijken
zelfs als bewegingsomvang normaal is, omdat
dearm niet omlaag gebracht kan worden om de
bank te raken.
m. Latissimus dorsi

Pars sternalis
O; angulus
inferior scapula
(ondersteunt)
Proc. Spinosi
th7 t/m th12
Facia
thoracolumbalis
Crista iliaca 1/3
deel
Achterzijde e
t/m 12e rib
I; crista
tuberculi
minoris humeri
(binnezijde
arm)

-scapula
Retractie
(bovenste vezels)
Depressie
-art. humeri
Adductie v.d
humerus
Endorotatie v.d
humerus
Depressie v.d
humerus
Retractie v.d
scapula
Unilaterale
elevatie v.h
bekken

n.
thoracodorsali
s c6-c8

m. deltoideus

Pars clavicularis
O; extremitas
acromioalis
clavicula
Pars acromialis
O; acromialis
Pars spinata
O; spina
scapula
I; tuberculum
deltoidea v.d
humerus

Pars clavicularis
Abductie
Anteflexie
Endorotatie
Adductie
Pars acromialis
Abductie
Pars spinata
Abductie
Retroflexie
Exorotatie
Adductie
Pars spinata
Abductie
Retroflexie
Exorotatie
adductie

n. axillaris c 4
c6
pars.
Clavicularis
ook rr.
Pectoralis
c4 c 6
(vooral bij
bovenhandse
activiteiten)

Houding: zit
Fixatie- als spieren die scapula fixeren zwak
zijn de scapula fixeren.
T: abductie in de schouder zonder rotatie. De
elleboog moet als de scpars
anteriorjjjjffffhouder in testpositie wordt
geplaatst gebogen worden om de
middenstand van de rotatie aan te geven.
maar mag als de schouder eenmaal de juiste
stand heeft gestrekt worden om de gestrekte
arm als grotere lastarm te kunnen gebruiken.
de tester moet voor elke volgende test
dezelfde techniek gebruiken.
W; tegen de dorsale zijde van het distale
humerusuiteinde als de elleboog gebogen is
of tegen de onderarm als de elleboog
gestrekt is.
Zwakte: niet kunnen abducteren tegen
weerstand.
Pars anterior'
Fixatie - scapula fixeren bij zwakte
-bij weerstand - tegendruk geven op
schouder gordel achterzijde
T; abductie en lichte anteflexie (arm iets in
endo)
W; tegen de ventromediale zijde van de arm
in de richting van addutie en iets retroflexie
Pars posterior
Fixatie; scaula fixeren bij zwakte
- bij weerstand tegendruk geven aan
voorzijde van schoudergordel
T; abductie en lichte retroflexie in de
schouder met een lichte endorotatie van de
humerus.
Weerstand; tegen de dorsolaterale zijde van
de arm boven de elleboog in de richting van
adductie en iets anteflexie.

Ventrale spiergroep
m. Pectoralis major

Pars clavicularis
0;mediale
helft clavicula
pars

Alle delen
adductie
endorotatie
bewegingen van

nn. pectoralis
c5- th1

Houding; ruglig
Pars clavicularis
Fixatie; tegenovergestelde schouder fixeren
op de bank. de m. triceps houdt de ellgeboog

sternocostaliso; voorzijde
sternum
ribkraakbeen 1e
t./m 6e rib
pars
abdominalis
o; voorste blad
rectusschede
i; crista
tuberculi
majoris humeri

borstkas
Pars clavicularisprotractie
elevatie schouder,
anteflexie
abductie boven
horizontaal,
horizontale
adductie
Pars sternocostalis
retroflexie vanuit
anteflexie

in extensie.
Test; vanuit een 90 anteflexie en lichte
endorotatie wordt de humerus met gestrekte
elleboog horizontaal geadduceerd naar de
sternale einde van de clavicula.
Weerstand; tegen de onderarm in de richting
van horizontale abductie.
Verkorting; bewegingsmogenlijkheid in de
rihting van horizontale abductie en exorotatie
is afgenomen. daardoor houdt de pectoralis
de humerus in endorotatie en adductiestand
en kan daarbij een abductiestand an de
scapula tov de wervelkolom tot gevolg
hebben.

Pars abdominalis
depressie
schouder
retroflexie

Lengte test

Pars sternocostalis/abdominalis
Fixatie; 1 hand op de crista iliaca van het
bekken tegengestelde kant.
Test; vanuit een anteflexie en lichte
endorotatiestand van de humerus wordt de
arm met gestrekte elleboog schuin naar de
tegenovergestelde crista iliaca geadduceerd.
(hand T. aan mediale zijde van de arm).
Weerstand; tegen de onderarm, diagonaal in
craniolaterale richting.
Zwakte; vermindert de kracht van de
adductie schuin naar de tegenovergestelde
heup.
(bewegingen als hakken en slaan gaan
moeilijk, groot pakket voorzijde optillen gaat
moeilijk, in ruglig zal client zijn arm als deze
diagonaal boven zijn hoofd gelged wordt
moeilijk van de bank optillen.)
Pectoralis major
Positie: ruglig met gebogen knien, onderrug
afgevlakt op de bank
*pars sternocostalis
T. plaatst de arm in 135 abductie (evenwijdig aan
de vezelverloop van de par sternocostalis) met
gestrekte elleboog- de schouder staat dan in
exorotatiestand.
Normaal; arm hangt af op de bank terwijl de
onderrug vlak op de bank blijft

Verkort; de gestrekte arm zakt niet naar de bank.


Meten - centimeters laterale epicondyl tot
bank
Goniometer - graden
Afstand - licht - matig aanzienelijk
*pars clavicularis
T. arm in horizontale abductiestand met gestrekte
elleboog en de schouder in exorotatiestand
(handpalm naar boven).
Normaal; volledige horizontale abductie en
exorotatie, arm plat op de bank zonder rotatie van
de romp
-verkorting; arm zakt niet naar de bank,
Meten - centimeters laterale epicondyl tot bank
Goniometer - graden
Afstand - licht - matig aanzienelijk
(aanzienelijke beperking wordt zelden
waargenomen
-te lang; plaats proefpersoon aan de rand van de
bank zodat de arm van de bank kan af hangen.
noteer de abnormale lengte
Goniometer - graden
Afstand - licht - matig aanzienelijk
(een te grote bewegingsuitslag is niet ongewoon

1/Pars
clavicularis
Pijnschouder
ventraal
1)laterale deel
PM onder
clavicula en
mediaal proc.
Coracoideus (1e

2/Pars sternaal
Pseudo
hartklachten,
ritmestoornissen.
3)op tepellijn idem
van in 2e
intercostale
ruimte 4 duim v.d
middenlijn.

3/Pars
costaal,
abdominaal.
Borstpijn
6)net onder
tepel, lateraal
4e
intercostale
ruimte

costale ruimte
2)iets craniaal
mediaal van
oxilaris
anterior,
(2e costale
ruimte)
m. Pectoralis minor

O; processus
coracoideus
scapula
I; voorzijde 2e
t/m 5e rib

m. coracobrachialis

O; processus
coracoideus
scapula,
mediaal v.d m.
biceps brachii
caput brevis

4)iets caudaal
mediaal van tp3
5)op tepellijn in 3e
costale ruimte

7)onder tepel,
lateraal 5e
intercostale
ruimte

Hulpademhalingss
pier
Draait de scapula
naar voren,
Binnen en
beneden
Depressie van de
schouder
Stabilisatie van
schouderblad

n. pectoralis
96-c8

Houding; ruglig

Anteflexie van de
arm
Adductie van de
arm

n.
musculocutan
eus
c6-c7

Lengte test; retroflexie en abductie

schoudergord
el
n. dorsalis
scapulae
c4c5
n. plexus
cervicalis
c3c4

I; ventro
mediale zijde
humerus,
Middelste 1/3
deel

Dosale spiergroep

Rompspier

Aanhechting aan

m. lavator scapulae

O; processus
transversus c 1
- c4
I; angulus
superior
scapulae
(de vezels
lopen gedraaid,

Gefixeerde origo
Mediorotatie
scapula
Elevatie scapula
Gefixeerde
insertie
homolaterale

m. Romboideii

m. serratus anterior

Hoofdspier
aanhechting
m. subclavius

zodanig dat
onderste vezels
het hoogst
aanhechten
o.d procc.
Transversi en
de bovenste
vezels
laag
aanhechten)

rotatie wk
lateroflexie wk
extensie cwk
( bilaterale
contractie)
begeleidt
nekflexie

O; pars major
Processus
spinosus
(Th 1 t/m th
4)
O; processus
spinosus
(C 6 c 7)

Elevatie
Retractie
Mediorotatie

n. dorsalis
scapulae ( c 4
c5)

Protractie
Heffen ribben
Fixatie schouder
Pars convergens
Depressie
laterorotatie

n. thoracis
longus
c5c7

I; margo
medialis
scapula
t.h.v.
trigonum
Pars transversa
o; rib 1 -2
i; angulus
superior
scapula
pars divergens
o; rib 3 -4
i; margo
medialis
scapula
pars
convergens
o; rib 5 t/m 9
i; angulus
inferior scapula
Aan
O; kraakbeen

schoudergordel
Helpt bij protractie

n. subclavius

grens
1e rib
I; laterale deel
van het
Ondervlak van
de clavicula
(1/3 deel)

m. trapezius

Pars
descendens
O; linea nuchea
superior
Protuberantia
occipitalis
Externa c 1
c7
Ligament
nuchea
I; extremitas
acromialis
Clavicula
Acromion
Pars transversa
O; processus
spinosi
C 6 t/m th 2
I; acromion
Spina
scapula
(craniale deel)
Pars ascendens
O; processus
spinosi

schouder
Helpt bij het
trekken van de
Clavicula naar
voor en onder

(5-c6

Pars descendens
Cwk
Hetero rotatie
Latero flexie
Extensie (bij
bilaterale
contractie)
Scapula
Retractie
Elevatie
Laterorotatie
Overig
Hulpinademingssp
ier
Pars transversa
Cwk
Heterolaterale
rotatie
Lateroflexie
Extensie (bij
bilaterale
contractie
Scapula
Retractie
Pars ascendens
Scapula
Retractie
Depressie

n. accessorius
(X1e
hersenzenuw)
C2c4
ventrale
Takken plexus
cervicalis

Th 2 t/m th
12
I; spina
scapula
(caudale rand)

m. biceps brachii

m.
coracobrachialis

m. deltoideus

Triceps brachii

T;caput longum: abductie, extensie, pronatie. Geef een rustige strek op de uitademhaling (evt. hoofd draaien tegengesteld)
T; caput brevis; abductie, retroflexie, extensie en pronatie. De arm van de clint vastpakken net boven de elleboog en net boven de pols, de arm
volledig strekken in de elleboog. Zorg dat de onderarm in pronatie blijft, (bij pronatie van de onderarm is het moeilijk om de exorotatie vast te
houden.
Z; pak de deurstijl vast met de hand net boven schouderhoogte, en de arm in endorotatie. (duim wijst naar beneden). En elleboog extensie. De
voet van de aangedane zijde wordt een stap naar voren geplaatst. Draai de romp weg van de arm. Adem langzaam uit tijdens het stretchen.
T; extensie, abductie, exorotatie
Z; - clint legt de arm op de rug en beweegt deze naar de heterolaterale zijde (bij verkortingen in de spier komen de knokkels van de clint niet
over het midden van de rug. Tevens provocatie test.
Z;- pak de deurstijl vast met de hand iets boven schouderhoogte en de arm in endorotatie (duim wijst naar beneden) en elleboog extensie. De voet
van de aangedane zijde wordt een stap naar voren gedaan. Draai de romp weg.
T; pars clavicularis en acromialis plaats een handdoekrol bij de oksel en breng de arm rustig achterwaarts.
T; pars spinata- hand over de heterolaterale schouder brengen en arm bij de elleboog rustig iets omhoog brengen. Adem rustig uit tijdens het
stretchen
Z; pars clavicularis en acromialis- zitten of staan met beide armen achter de rug, omvat met de heterolaterale hand de pols van de te rekken zijde.
De heterolaterale hand trekt de homolaterale arm naar achter en naar de andere zijde, zodat de stretch wordt gevoeld in de homolaterale
schouder. (let op romp niet lateroflecteerd) voeg postisometrische relaxatie toe (weerstand abductie)
Z; pars spinata- idem als hierboven, maar dan met de arm voorlangs de borst.
T + Z; breng de homolaterale hand bovenlangs naar de homolaterale scapula. Duw met de andere hand de arm nog verder naar achter. Stretch
rustig op de uitademhaling.

Infraspinatus
Iliocostalis thoracis

Latissimus dorsi

laterorotatie

T + Z; stretch de spier door de arm horizontale adductie te brengen.(ook achterlangs en dan streepje zetten. Strek rustig op de
uitademhaling.
T; knieen ligt gebogen ivm overstrekken hanstrings. Stretch in zit op stoel kan ook, handen v.d. client hangen dan tussen de
benen naar beneden, hoofd voorovergebogen, geholpen door hand v.d. therapeut op achterhoofd v.d. client.
Z; 1; ga zitten in langzit en reik met de vingertoppen zo ver mogelijk naar voren. Houdt de stretch 10-15 sec vast. Probeer
tijdens het stretchen steeds een beetje verder te reiken. Kom weer omhoog en adem een aantal keer diep in de buik. Herhaal x.
het is aan te bevelen om deze oefeningen in bad te doen. Kan ook in zit.
Z;2; breng in ruglig 1 been met de knie naar je borst berwijl je andere been op de ondergrond blijft liggen. Houdt de rek 10-15
sec vast. Wissel dan van been. Breng daarna beide knieen naar de borst en houdt dit ook een aantal seconden vast.
T; zijlig, de arm in abductie-elevatie en exorotatie van de arm, achter het hoofd langs. Stretch met rustige ademhaling.
Z; instand; breng je arm achterlangs met de hand naar de mond en het homolaterale been voor het andere been langs te
kruizen. Dus met je heterolaterale hand het homolaterale bekken omlaag, en bewee Actief: houd duim met vingers vast,
ulnairdeviatie pols, extensie elleboog, retroflexie schouder. Kijk naar arm en dan weg.
Passief; schouder depressie, retroflexie schouder, extensie elleboog, ulnairdeviatie pols, duim naar ulnair.g verder naar
lateroflexie naar heterolaterale zijde. Houdt de onderrug in hyperextensie. Stretch 4x 15 sec. (evt. met opgetrokken knieen.

Levator scapulae

Multifidis cervicis

Pectoralis major
sternaal gedeelte

Pectoralis minor

Serratus anterior

Subscapularis

T; client in ruglig, flexie van het hoofd vragen en heterorotatie geven, stretchen op de uitademhaling. Hand op de schouder en
de schouder licht neerwaarts drukken aan de zijde van de levator die gestretcht wordt.
Z; voor stretchen rechterzijde; zitten met een rechte rug. Hou het hoofd geflecteerd en roteer het naar links tot de uiterste
stand (heterolaterale rotatie). De linker hand grijpt het hoofd aan de rechter zijde, de rechter hand grijpt de zitting achter de
rechter heup. Hel met het bovenlichaam iets voorover en duw het hoofd verder in flexie, heterolaterale lateroflexie en
heterolaterale rotatie.
T; client in zithouding, geef flexie in de nek en homolaterale rotatie.
Z;1; met de handen op het achterhoofd, het hoofd naar voren duwen, evt. combineren met licht homolaterale rotatie.
Z;2; kijk recht naar voren en trek zonder knikken de kin zo ver mogelijk naar achteren. Je kan de beweging meer benadrukken
door met je vingers druk te geven tegen de kin. Drukrichting is recht naar achteren.
Z; ga in de deur opening staan. Plaats je onderarmen tegen de deurpost met de ellebogen in 90 abd uctie.
. Zet 1 voet naar voren met de voorste knie gebogen. Kijk recht vooruit. Rek de m. pectoralis major bilateraal door de voorste
knie nog iets verder te buigen waarbij de romp naar ventraal beweegt. Varieer met de hoogte van je ellebogen om de
verschillende delen van de spier te rekken.
T; schouder over de rand van de tafel, arm is iets in exorotatie, adductie en 90 flexie in de schouder. Met de onderarm duwt de
therapeut de thorax rustig iets naar coudaal.
Z; ga in de deur opening staan. Plaats je onderarmen tegen de deurpost met de ellebogen in 90 abd uctie.
Zet 1 voet naar voren met de voorste knie gebogen. Kijk recht vooruit. Rek de m. pectoralis major bilateraal door de voorste
knie nog iets verder te buigen waarbij de romp naar ventraal beweegt.
T; schouder stabiliseren, arm gradueel verder naar craniaal, dorsaal en mediaal trekken. Strek op een rustige uitademhaling.
Z; zit op een stoel met de arm aan de aangedane zijde achter de leuning. Neem een diepe ademhaling en beweeg tijdens een
rustige uitademhaling de romp naar de heterolaterale zijde. Evt. postisometrische relaxatie zzz9vraag weerstand protractie met
de heterolaterale hand tegen de schouder tijdens inademhaling (retractie=ribben heffen)).
T;client in ruglig, arm langs oor naar boven, arm in endorotatie duwen en 1-15 sec vast houden.
Z; ga in de deur opening staan. Plaats je onderarmen tegen de deurpost met de ellebogen in 90 abd uctie. En de onderarm
verticaal omhoog (exorotatie). Zet 1 voet naar voren met de voorste knie gebogen. Kijk recht vooruit. Rek de m. subscapularis
door de voorste knie nog iets verder te buigen waarbij de romp naar ventraal beweegt. Stretch 2x 10-15sec. adem diep in en uit
tijdens de pauzes. Doe daarna hetzelfde met de bovenarm in 50 abductie (stretch kan ook bilateraal uitgevoerd worden.)

Sternocleidomastoi
deus
Subclavius
Serratus posterior
superior
supraspinatus
Teres major
Teres minor
trapezius
n. suprascapularis

Passief; horizontale adductie van de schouder, heterolaterale flexie cwk. Retractie scapula, depressie scapula, (mediale) rotatie
scapula.

You might also like