Strategietraining Je kent de taak niet en moet 1. Maak een taakanalyse
een nieuwe taak leren. Schrijf de taakanalyse altijd in de gebiedende wijs. Staat los van de context van de clint en de instructiewijze. 2. Pas de taakanalyse aan, aan de clint zodat het een strategie wordt. Schrijf de strategie ook in gebiedende wijs. 3. Maak gebruik van visuele ondersteuning Visuele ondersteuning kunnen pictogrammen zijn of stappenplannen. Voordelen pictogrammen: makkelijk af te lezen, clint hoeft niet te kunnen lezen. Voordelen stappenplannen: geschikt voor verschillende beslismomenten. 4. Gebruik instructieprincipes en feedback Instructieprincipes zijn: A. Optimaliseren van een verstoord leerproces of herstellen van een tekort aan kennis/ vaardigheid met automatisering als uiteindelijk doel. A1.1 Orinteren en bieden van een model A1.2 Oefening en herhaling A1.3 Verkorten van procedures/strategien A1.4 Leren zelf te controleren A1.5 Versnellen A1.6 Leren onderkennen wanneer te gebruiken B. Compenseren: als iets niet kan, probeer het dan op een andere manier. Feedback: 1. Persoonsgerichte feedback: Jij bent goed in tekenen. 2. Inspanningsgerichte feedback: Jij hebt hard gewerkt aan je tekening 3. Procesgerichte feedback: Je tekening werd steeds beter naarmate we langer bezig waren! 4. Resultaatgerichte feedback: je tekening is mooi geworden. Zelfmanagement d.m.v Je kent de taak, maar je 1. Maak een taakanalyse modeling weet niet hoe je te werk 2. Beschrijf de zelfinstructie: moet gaan 1. Wat moet ik doen (formuleer positief gedrag) 2. Hoe moet ik het doen 3.Ik doe het 4. Ik kijk mijn werk na (goed gedaan? Compliment!) 3. Doorloop de 5 fasen van modeling: 1. Voordoen: doorloop hardop de stappen, clint let op 2. Meedoen Clint mag eigen taal gebruiken 3. Alleen doen, hardop Als dit niet goed gaat, ga je het weer samen doen. 4. Alleen doen, fluisterend 5. Alleen doen, stil Je doet elke stap van de zelfinstructie volgens elke stap van modeling.
Zelfmanagement d.m.v Je kent de taak, je weet hoe Self-monitoring of
zelfmonitoring: SMP je te werk moet gaan, maar performance, bijv. Als je doet het niet. iemand teveel fouten maakt. Tijdens of na de taak, gericht op productiviteit of accuraatheid. 1. Baseline 1: observatie, minstens 3 keer observeren tot er een stabiele baseline is. 2. Uitleg; ik ga je helpen met , wat vindt je daarvan? 3. Interventie: registratieformulier en bijv. piepjes. Bij het piepje noteer je je gedrag. Verschillende intervallen. Ook beschrijven wat clint moet doen als het formulier vol is en hoelang de training duurt. Direct na het inzetten van de training moet er sprake zijn van reactiviteit. 4. Fade 1: bijv. piepjes worden weggelaten maar nog wel registreren. 4. Fade 2: geen formulier of piepjes meer maar nog wel nabespreken 5. Baseline 2: geen interventie meer, weer minstens drie keer observeren. Zelfmanagement d.m.v Je kent de taak, je weet hoe Self-monitoring of attention, zelfmonitoring: SMA je te werk moet gaan, maar bijv. Als iemand je doet het niet lang genoeg. voortdurend afgeleid raakt. 1. Baseline 1 2. Interventie 3. Fade 1 4. Fade 2 5. Baseline 2