You are on page 1of 42

DANE VAN DEN DUNGEN

Creatief denken 2&3

Brainstorm & Ideation

Dane van den Dungen 2159527

BUSINESS INNOVATION 2019-2020

Klas 1F Anne-Loes van Prooijen


Inhoudsopgave
Inleiding……………..................................................................... 2
Brainstorm:................................................................................... 3
Brainstormsessie 1................................................................ 4
Brainstormsessie 2................................................................ 6
Brainstormsessie 3................................................................ 8
Brainstormsessie 4.............................................................. 10
Brainstormsessie 5.............................................................. 12
Ideation:....................................................................................... 14
De ideale startvraag............................................................. 15
Divergeren 1e ronde........................................................... 16
Convergeren 1e ronde........................................................ 22
Divergeren 2e ronde............................................................ 32
Convergeren 2e ronde........................................................ 35
Eindconcept........................................................................... 38
Visuele weergave.................................................................. 39
Reflectieverslag...................................................................... 40
Literatuurlijst........................................................................... 41

1
Inleiding
‘'Brainstorming is een methode waarmee een effectief gebruik van ‘the
brains to storm the problem’ kan worden bereikt. Het doel is om in een zo
kort mogelijke tijd zo veel mogelijk ideeën te ontwikkelen om een vooraf
gesteld probleem op te lossen. Daarbij gaat het niet zozeer om het
uitwerken van de ideeën of het maken van een keuze daaruit’' (Mulder,
2017).

Het doel van brainstormen is, dat je op ideeën komt die van te voren heel
gek klinken, maar door alles eruit te gooien waar je aan denkt bij dat
onderwerp, je toch een goed idee en concept kan krijgen. Door verschillende
technieken kom je op de meest creatieve oplossingen. Sommige technieken
zullen bij de ene persoon of onderwerp wel werken en bij en andere niet. De
regel van brainstormen is eigenlijk gewoon niet logisch na te denken en alles
‘uit je brein te dumpen’. Door hierna te gaan convergeren, door middel van
verschillende ideeën te combineren kom je op originele concepten.

Het is belangrijk om bij brainstormen ‘out of the box’ te denken en op zoveel


mogelijk ideeën te komen. Je mag dus geen criteria opstellen, dus als je aan
heb brainstormen bent mag je niet gaat bedenken welke criteria er zijn en of
jouw idee daar wel aan voldoet. Bij een blokkade is het belangrijk om iets te
doen wat jij leuk vind, maar vooral wat je brein weer aan het denken zet en
waarvan je weer energie krijgt. Dit doe je door middel van een energizer.

''Een energizer is een korte oefening tijdens een creatieve sessie om weer


energie te krijgen'' (Ensie, 2017).

De facilitator speelt daar een grote rol in. Deze moet de deelnemers
motiveren en inspireren wanneer nodig en zorgt voor rust en een goed
verloop. Wanneer iemand een blokkade heeft zal de facilitator diegene
moeten motiveren, zodat diegene niet opgeeft. Ook de rol van de
deelnemers is erg belangrijk. Als er ruzie ontstaat zal het stroef verlopen en
zullen de resultaten minder worden. Ook kunnen deelnemers elkaar helpen
en goede ideeën oproepen. Teamwork is heel belangrijk in een brainstorm
en daarom moet dit dat ook zo goed mogelijk verlopen.

2
BRAINSTORM

3
Brainstormsessie 1
De opdracht:
De opdracht van deze sessie was: ’creëer een innovatieve toiletborstel’. Ik
vond dit zelf best wel een leuke opdracht, omdat het heel handig kan zijn.

Technieken en methoden:
We werden in twee groepen verdeeld, de helft bij Sam (mijn groepje) en de
andere helft bij Puck. Ik kwam bij 3 van mijn klasgenootjes en 1 meisje die ik
niet kende, wat ik best jammer vond omdat het nu groepjes waren van
dezelfde klas. Wat ze beter hadden kunnen doen, is ons te verdelen, zodat
je bij mensen kwam uit een andere klas.

Divergerende fase: We begonnen met de braindump, je moest hierbij alles


opschrijven wat in je opkwam als je aan een wc-borstel dacht. Dit vond ik
makkelijk maar aan het einde voegde deze techniek niet veel toe. Na de
braindump hebben we de ABC-techniek gedaan, daarbij moesten we het
alfabet in een rondje afgaan en bij elke letter een woord zeggen die bij de
opkwam als je aan een wc-borstel denkt. Bijvoorbeeld W = Water. Deze
techniek vond ik leuk en ging niet zo door elkaar, omdat we om de beurt
een letter deden. Als derde techniek hebben we de reis-door-de-tijd techniek
gebruikt. Iedereen kreeg een jaartal toegewezen en moest daarbij gaan
bedenken wat ze in die tijd (bv. in 100 of het heden) met een wc-borstel
deden en hoe het eruit zag. Deze techniek was voor het vormen van een
concept heel handig, doordat we gingen bedenken hoe het werd gebruikt
vroeger en hoe het in de toekomst eruit zou gaan zien, en zo goed het
concept konden vormen. Hierna moesten we bij emoties (blij, verdrietig,
verliefd, boos, bang en geïrriteerd), gaan bedenken wat je hierbij dacht.
Bijvoorbeeld bang → smetvrees.
Deze techniek werkte ook goed, omdat
ik bijvoorbeeld door het bedenken van
smetvrees een concept het kunnen
bedenken, omdat we bij de techniek
de ‘irritaties’ aan de wc- borstel in beeld
brachten en deze konden vermijden
d.m.v. het concept.

figuur 1 4
Hierna deden we een energizer: een liedje uitbeelden. Doordat we het met
het andere groepje deden, werd ik uit mijn comfort-zone gehaald. Ook
kwam ie op het goede moment, toen de energie een beetje minder werd.
Dus de energizer heeft goed gewerkt.

Convergerende fase: We moesten alle post-its in een COCD-box plakken. Bij


het convergeren begonnen we met ieder 3 post-its te kiezen. Hiervoor had
ik zelfreinigend, automatisch en opbergen. Daarna moesten we voor elkaar
een post-it uitzoeken, ik kreeg remsporen. Met deze woorden moesten we
een concept gaan maken. Ik had een zelfreinigende bak die automatisch
aangaat als je de wc-borstel erin zet. Zo kan je ook meteen je wc-borstel
schoon opbergen. En met de borstel kan je natuurlijk de remsporen
weghalen. Ik vond het idee van de random gekozen briefjes / woorden
samenvoegen tot één concept een goede techniek, omdat je uit je comfort
zone wordt gehaald en meer buiten de box gaat denken en gekke dingen
gaat bedenken, die goed kunnen zijn als idee.

De rol van de facilitator:


De facilitator (Sam) motiveerde ons door bijvoorbeeld
te zeggen: ’denk aan hoe een wc-borstel eruit ziet, wat
het doet en hoe je het gebruikt’. Wel vond ik het heel
jammer, dat toen we de energizer gingen doen, de
facilitatoren niet mee wilden doen omdat ze het voor-
schut vonden. Voor de rest was ze erg vriendelijk en
probeerde ze ons goed te helpen. Doordat dat het
onze eerste brainstorm was, heeft ze ons er goed
doorheen geleid en dit vond ik erg fijn.
figuur 2
De resultaten:
De resultaten die eruit kwamen vond ik best origineel, omdat we veel
verschillende woorden hadden gebruikt en dus iedereen iets totaal anders
had. De woorden van de braindump waren niet veel benut, maar die van de
reis-door-de-tijd en de emotie-techniek werden veel gebruikt en waren erg
nuttig, zoals ik eerder al zei (figuur 2).

Bijdragen aan de brainstorm en de sfeer:


Omdat het de eerste brainstormsessie was, ging ik er positief in en deed ik
mijn best. Ook de rest van mijn groepje deed hun best en dat vond ik heel
fijn. Ook was de sfeer heel goed en rustig, ik voelde me op mijn gemak.
5
Brainstormsessie 2
De opdracht:
De startvraag was: ‘hoe kan swap-fiets zijn marktaandeel vergroten?’. 

Technieken en methoden:
We werden in 2 groepen verdeeld en ik zat bij alleen maar mensen uit mijn
eigen klas, en de andere groep bestond uit mensen van de andere klas, net
als vorige keer wat ik jammer vind.
We begonnen met de braindump, hierbij moesten we opschrijven waar we
aan dachten bij swap-fiets, deze bleek, in tegenstelling tot de vorige
brainstormsessie fijn te werken en het ging weer makkelijk. We moesten de
post-its op het raam plakken, dit was fijn, omdat het overzichtelijker was en
niet zo’n rommeltje als vorige brainstormsessie.
Hierna gingen we een energizer doen, 30 seconds, waarbij we binnen 30
seconden een aantal dingen moesten omschrijven en de rest van de groep
moest het raden. Ik vond het wel een leuke energizer, maar niet heel goed,
omdat de helft van de groep maar hun best deed om goed mee te doen.
De energizer kwam naar mijn mening een beetje te vroeg, omdat we nog
niet veel hadden gedaan en dus nog veel energie hadden.
Na de energizer gingen we oplossingen bedenken voor swap-fiets. Dus zo
veel mogelijk antwoorden op de startvraag ‘hoe kan swap-fiets zijn
marktaandeel vergroten?’. Hier kwam bijvoorbeeld uit: doelgroep
veranderen en swap-auto. In de derde stap moesten we waarom-vragen
stellen. Bijvoorbeeld: waarom focust swap-fiets zich vooral op studenten en
niet op zakenmannen en hier antwoord op geven. Ik vond deze methoden
best moeilijk, omdat je meer bezig was met het bedenken van een
antwoord dan het brainstormen.In de laatste ronde moesten we 4 post-its
pakken van het raam en hierbij een concept bedenken. Een klasgenootje en
ik hadden bedacht: een swap-studentenwoning. Ik vond het lastig om een
goed concept te vormen, omdat de gebruikte technieken niet erg handig
waren om aan het einde een concept te vormen. Dit kwam omdat we meer
antwoorden gingen geven op de vragen en hierdoor niet echt originele
woorden om te gebruiken uit kwamen.

6
De rol van de facilitator:
De facilitator motiveerde heel weinig en daardoor vond ik het minder leuk
dan toen we begonnen met de brainstorm lessen. Ook had hij ons beloofd
het draaiboek door te sturen, wat uiteindelijk niet meer is gebeurd. Hij deed
zelf niet mee met de energizer, wat ik erg jammer vond. Door hem werd ik
niet erg geïnspireerd en gemotiveerd waardoor de resultaten tegenvielen.

De resultaten:
De resultaten waren niet heel origineel, maar een beetje hetzelfde. Wel
vond ik dat we gekke ideeën hadden, wat waarschijnlijk ook de bedoeling
was van deze sessie (figuur 3 en 4).

Bijdragen aan de brainstorm en de sfeer:


Door de onmotiverende stemming van de facilitator, was ik zelf ook niet
gemotiveerd en vond ik het niet zo leuk om te doen. Ook werkten de
technieken niet goed voor mij en heb ik daarom ook niet zo’n goed
eindconcept kunnen vormen. Ook merkte ik aan mijn teamgenootjes dat zij
hetzelfde hadden ervaren, doordat ik tijdens maar ook na de
brainstormsessie niet veel positieve reacties hoorde.

figuur 3 figuur 4

7
Brainstormsessie 3
De opdracht: 
Bij de derde brainstormsessie was de opdracht ‘creëer een manier om het
festival Pinkpop afvalvrij te maken’. Ik vond dit een erg leuke opdracht,
omdat ik zelf graag naar festivals ga en omdat ik vind dat er vaak veel afval
op de grond ligt en dat ze hier iets aan moeten doen. 

Technieken en methoden:
We begonnen met een voorstelrondje, omdat we elkaar allemaal niet
kenden. Jennifer (facilitator) liet ons de aftermovie van Pinkpop 2018 zien,
waardoor we een duidelijk beeld kregen over het festival. Ook had ze op
tafel uitgeprinte artikelen gelegd over het afval op het festival en artikelen
die schreven dat er iets aan gedaan moest worden. Ik vond dit heel fijn en
netjes gedaan, omdat wij zo een goed en duidelijk beeld kregen over het
probleem: namelijk teveel afval en niet recyclebaar afval dat zomaar op de
grond wordt gegooid. Toen we de artikelen hadden bekeken begonnen we
met de divergerende fase. We deden als eerst een braindump, dit vond ik nog
best makkelijk, aangezien ik graag naar festivals ga en er veel over weet. Als
tweede techniek deden we de waarom?-techniek (figuur 5 ), we kregen een
blad en daarop moesten we een vraag schrijven waarom…, deze werd
doorgegeven aan degene links van je en die schreef een antwoord op.
Diegene daar links van schreef weer een vraag op en zo ging
dat door totdat je weer je eigen blaadje had.
Ik vond deze techniek heel leuk om te doen,
maar wel best lastig en eigenlijk kwamen bij
iedereen een beetje dezelfde vragen en
antwoorden te staan, wat ik jammer vond.
Hierna gingen we imiteren, er stonden
woorden op een poster geschreven en we
moesten een synoniem bedenken voor het
woord dat degene boven jou had
geschreven. Dit vond ik best lastig, maar bij
het concept vormen hebben we er veel
aan gehad. 

8
figuur 5
Hierna deden we een energizer: ‘ik ga op vakantie en ik neem mee’. We
moesten de hele tijd herhalen wat de personen voor ons zeiden en nadat
er meer en meer werd gezegd, werd het lastiger, maar dit was wel nuttig
want zo werd je brein weer goed opgewarmt. En het was natuurlijk heel
grappig, omdat er de gekste dingen werden gezegd.
Na de energizer gingen we de convergeer-fase in en nadat we hiervoor veel
hadden gelachen hadden we weer genoeg energie en vond ik het leuk om
samen te werken. We moesten, zoals eigenlijk bij elke sessie, 4 post-its
kiezen en hiermee en concept vormen. Dit vonden ik en mijn ‘maatje’ niet
heel moeilijk en kwamen al snel met een concept. Wat ik wel jammer vond
is dat niet iedereen het even serieus nam. Uiteindelijk vond ze ons idee het
beste en dat was natuurlijk super fijn om te horen en ik vond het ook super
leuk om te doen :).

De rol van de facilitator:


Ze wist goed de rust te behouden in de groep. Ze motiveerde ons goed en
ik merkte aan haar dat ze het leuk vond om te doen, waardoor ik ook meer
energie kreeg en het leuk vond.

De resultaten:
Ik werd gekoppeld met iemand die ik niet kende om een concept te maken,
maar dat vond ik juist wel leuk. De resultaten waren daarom ook beter,
omdat we beide andere ideeën hadden en dat goed konden combineren.
Ons concept was verdeeld in 3 fases (figuur 6) en ik vond het een goed idee,
maar eigenlijk had iedereen een beetje hetzelfde, behalve de jongens die
een super onrealistisch idee hadden, maar wel grappig was. 

Bijdragen aan de brainstorm en de sfeer:


Bij deze brainstormsessie zat ik bij alleen maar jongens. En dat vind ik echt
niet vervelend, maar ik merkte wel dat de jongens iets minder gemotiveerd
waren en iets meer gingen lopen klieren, waardoor het voor mij en voor
Jennifer iets moeilijker was om ons te concentreren wat ik heel jammer
vond.
figuur 6  figuur 7 figuur 8

9
Brainstormsessie 4
De opdracht:
De vraag van deze opdracht was: ‘hoe kan Tony’s Chocolonely meer
awareness creëren om hun visie en missie te verspreiden? Leuk onderwerp
en een goede vraag, omdat Tony’s Chocolonely een goed doel en missie
heeft, namelijk eerlijke loon voor de cacaoboeren.

Technieken en methoden:
We begonnen met een voorstelrondje waarbij je je naam en je favoriete
chocolade moest zeggen. Ook hadden ze een chocoladereep in stukjes
gebroken en op tafel gelegd en daarvan mochten we pakken. Toen kregen
we een filmpje te zien over de visie en missie van Tony’s Chocolonely.
We begonnen zoals altijd met de braindump. Ik wist best veel over Tony’s
Chocolonely, dus dit was best makkelijk.
Hierna deden we de personage-techniek. Ik kreeg als eerste ‘kind’. Ik vond het
erg moeilijk om woorden op te schrijven waaraan ik dacht bij kind en Tony’s
Chocolonely. Ook bij voetballer had ik geen idee wat ik op moest schrijven.
Deze techniek werkte dus niet goed voor mij. Na de personage-techniek
moesten we alle dieren opschrijven die we konden bedenken. DIt was niet zo
moeilijk, maar ik begreep en begrijp eigenlijk nog steeds niet, wat dit
toevoegde aan de brainstorm. Deze techniek werkte dus ook niet voor mij.
Als energizer deden we de stoelendans. We waren met 2 verschillende
groepjes van verschillende klassen en als laatste moest ik tegen een meisje
uit de andere klas, dus het was super spannend, maar ik heb namens onze
klas gewonnen :).
Na de leuke energizer had ik weer genoeg energie om verder te gaan, maar
we moesten 3 post-its kiezen per persoon. Er waren niet echt woorden
waarvan ik dacht dat ik er makkelijk een concept mee kon maken. Ik merkte
dat de technieken echt niet voor mij gewerkt hadden toen ik het
eindconcept ging creëren, omdat ik vrij weinig ideeën kon bedenken met de
gekozen woorden.

10
De rol van de facilitator:
De facilitator was niet heel erg enthousiast over het faciliteren, dit kon ik
aan haar merken. Ze motiveerde ons ook niet echt en hielp ons ook niet als
we vastliepen. 

De resultaten:
De resultaten van de brainstorm waren matig. Er was niet één idee dat eruit
sprong  en eigenlijk was niemand echt tevreden over zijn idee. Dit komt
mede door de technieken die werden gebruikt. Ik vond ze niet fijn en ik had
andere technieken gebruikt voor dit onderwerp, bijvoorbeeld try toppling. Ik
vond mijn idee ook niet heel goed, ook door de technieken (figuur 9) Wat ik
wel leuk vond bedacht, is dat ze een a4tje in 3 vakken hadden verdeeld: 1
voor de doelgroep, 1 voor de tekening en 1 voor het concept.

Bijdragen aan de brainstorm en de sfeer:


Door de ongemotiveerde en onmotiverende facilitator vond ik het niet zo
leuk. Ook werkten de technieken niet goed voor mij en heb ik niet zoveel
kunnen bijdragen aan de brainstorm als ik zou willen. Ik kreeg ook weinig
hulp. Ik merkte aan mijn teamgenootjes dat zij ook niet veel hulp kregen en
het daarom moeilijk vonden.

figuur 9

11
Brainstormsessie 5
De opdracht:
Als groep moesten wij gaan stemmen voor een onderwerp, we konden
kiezen uit de volgende twee:
1. Hoe kunnen we voorkomen dat jongeren gaan roken / Hoe kunnen we
jongeren stimuleren om te stoppen met roken 
2. Hoe kunnen kroegen meer klanten krijgen op doordeweekse dagen /
Hoe kunnen kroegen studenten lokken doordeweeks? 
Omdat iedereen voor de eerste koos, gingen we die doen.

Technieken en methoden:
We kregen als eerste informatie over het onderwerp, namelijk roken.
Hierna deden we een miniquiz, waarbij we pingpong balletjes konden
verdienen die we weer konden gebruiken voor de energizer. Ik vond dit
heel leuk bedacht, omdat we zo goed in het onderwerp zaten en dit hielp
ook heel goed met de braindump, die we als eerste techniek deden. Maar
we deden niet alleen normaal braindumpen, maar ook omgekeerd / negatief
braindumpen. Dus bijvoorbeeld sigaretten goedkoper maken. Ik vond deze
techniek heel fijn, want zo kon je zien wat mensen zou kunnen stimuleren
om te gaan roken en zo kun je natuurlijk makkelijk bedenken wat mensen
stimuleert niet te gaat roken.

Na de braindumps deden we associatief denken, een soort van try toppling,


alleen moest iedereen om de beurt een woord zeggen waarmee ze het
woord ervoor associeerden. Deze techniek was niet moeilijk, maar werkte
niet echt toen we het concept gingen bedenken en
eigenlijk hebben we deze techniek dus helemaal niet
gebruikt in de convergerende fase. Hierna deden we
de ‘say my name’ techniek. Ik moest met de letters
van mijn naam, dus D-A-N-E woorden bedenken
rondom het onderwerp en deze op een poster
plakken. Deze techniek werkte wel voor mij, omdat je
goed moest nadenken en zo op woorden kwam die
we later goed konden gebruiken. Als laatste techniek
kregen we een rol, ik kreeg kinderen en in die rol
moest ik ideeën gaan bedenken om roken tegen te
gaan die voor mij als ‘kind’ zouden helpen. Dit vond ik
ook een goede techniek, omdat ik op veel ideeën
kwam.

figuur 10 12
Hierna deden we de energizer, namelijk prosecco-pong (met 0,0 bier) met de
verdiende pingpong-balletjes van de miniquiz. Ik vond dit wel leuke
energizer.
Na de energizer gingen we de convergerende fase in. We moesten de post-
its / woorden in een COCD-box plakken, alleen dan met tinder plaatjes erop
(figuur 12). Wat ik best grappig bedacht vond. Daarna moesten we 3 post-its
kiezen en hier weer een concept van maken. Ik zat bij Mats en Samuel uit
mijn klas en we hadden best goed concept bedacht, helaas hadden we niet
gewonnen, maar ik was zeker tevreden over het resultaat en over (bijna) alle
technieken die we hebben gebruikt.

De rol van de facilitator:


De facilitatoren hadden een goede sfeer voor
de brainstorm gecreëerd, door op tafel drinken
neer te zetten dat je mocht pakken ( figuur 11) en
een poster uit te printen met de tinderfiguren op
(figuur 12). Ze waren goed motiverend en als we
vastliepen hielpen ze ons goed. Ook wisten ze
ondanks dat we met zo'n grote groep waren goed
de rust te bewaren.
figuur 11
De resultaten:
De ideeën die iedereen had bedacht waren goed, dit komt omdat er goede
technieken waren gebruikt en iedereen weer energie had na de energizer.

Bijdragen aan de brainstorm en de sfeer:


Ik vond de bijdragen van iedereen heel goed, vooral in vergelijking met
vorige brainstormsessies. (Bijna) iedereen nam het serieus en er was een
goede sfeer. Ik heb ook zeker mijn best gedaan en omdat de technieken
goed voor mij werkten vond ik het ook een leuke en goed verlopen sessie.

figuur 12 13
IDEATION

14
Het proces naar de
startvraag
Het proces naar de startvraag: Samen met twee vriendinnen die mij goed
kennen heb ik een paar dingen opgeschreven die ik leuk vind om te doen
(figuur 13). Hiervan heb ik één onderwerp gekozen, namelijk shoppen en
door middel van het bedenken wat ik vervelend vind aan shoppen heb ik
een onderwerp gekozen. Ik heb shoppen gekozen, omdat ik dat best vaak
doe, en dat er een verschil in zit hoe ik een paar jaar geleden shopte en nu.
Ik doe veel aan online shoppen en ik merk dat een hoop van de winkels die
ik leuk vind verdwijnen als fysieke winkels en online winkels worden. Terwijl
ik het zelf ook super leuk vind om met vriendinnen de stad in te gaan en
kleren te passen. Ook werk ik zelf bij de Etos en ik geef veel advies aan
klanten over onze producten, maar sinds kort kan je ook online bestellen. Ik
zie veel online bestellingen langskomen die de klanten dan op komen halen
in de winkel. Ik vind dit jammer, omdat ik het niet alleen super leuk vind om
advies te geven en mensen blij te maken, maar ook wordt de winkel steeds
minder druk en dit heeft grote risico’s op lange termijn. Ik ben op de vraag
gekomen ‘hoe kunnen we ervoor zorgen dat fysieke winkels blijven bestaan’.
Dit vond ik uiteindelijk geen goede vraag, omdat wij als individuele
consument daar een grote invloed op hebben, maar natuurlijk niet zo groot
om te kunnen zorgen dat deze winkels niet failliet gaan en het pand niet
meer kunnen betalen of te veel klanten verliezen door online winkels.
Daarom heb ik iets specifieker gekeken naar wat die winkels willen, namelijk
meer klanten in de winkels. Wel wilde ik me meer focussen op de
kledingwinkels en daarom ben ik op de vraag gekomen: ‘hoe zorgen we
ervoor dat mensen meer naar fysieke kledingwinkels gaan in plaats van
online kledingwinkels?’

figuur 13 15
De 1e Divergeer Fase
De volgende technieken ga ik gebruiken in de divergeer fase voor het
bedenken van ideeën op de vraag: 'Hoe zorgen we ervoor dat mensen
meer naar fysieke kledingwinkels gaan in plaats van online kledingwinkels?'

1. Braindump
Hierbij schrijf je alles op wat je kent over het onderwerp, in dit geval is dat
dus shoppen (winkelen). 

2. Braindump vanuit een personage


Hierbij schrijf ik alles op waaraan ik denk als ik denk aan een kind van 5 in
een winkel en een bejaarde van 70 in een winkel. 

3. Try toppling
Bij deze techniek begin ik met het woord ‘winkelen’ en hierbij ga ik woorden
die ermee te maken hebben in een keten achter elkaar zetten. 

4. Think different
Hierbij ga ik bedenken hoe de wereld eruit zou zien als:
- niemand kon lezen en schrijven
- niemand meer slaap nodig had
- er geen gebouwen bestonden
Daarvoor gebruik ik het onderwerp winkelen. 

5.Waarom?-techniek
Ik ga de vraag stellen ‘waarom gaan er steeds minder mensen naar fysieke
winkels?’ en daar ga ik antwoord op geven, op dit antwoord bedenk ik weer
een vraag en zo gaat dat door totdat ik dit een paar keer heb gedaan en
eindig bij een antwoord.

16
Braindump

1. Pashokjes 25. Dagje weg


2. Huur 26. Vriendelijkheid
3. Verzendkosten 27. Behulpzaamheid
4. PostNL 28. Advies
5. Prijskaartje 29. Sfeer
6. Winkelassistent 30. Foto’s
7. Benzine 31. Modellen
8. Slecht voor milieu 32. Reizen
9. Bonnetje 33. Beschikbaarheid
10. Kassa 34. Reviews
11. Geld 35. Tevredenheid
12. Pinnen 36. Inrichting
13. Werken 37. Spreekt aan
14. Voorraad 38. Sjouwen
15. Magazijn 39. Tasjes
16. Spaaracties 40. Plastic verpakking
17. Hulp 41. Realistisch
18. Klantenservice 42. Spiegels
19. IDEAL 43. Verlichting
20. Afterpay 44. Ervaring
21. Retourneren 45. Buitenland
22. Aanpassen 46. Kinderarbeid
23. Bekijken 47. Bijbaantje
24. Vriendinnen

17
Braindump vanuit
Personage
Kind van 5 in een winkel:
1. Speelplek
2. Tekenen
3. Kleuren
4. Licht
5. Ouders
6. Snoep
7. Kapot maken
8. Kadootjes
9. Tv kijken
10. Niet willen passen
11. Niet zelf uitkiezen
12. Speelgoed figuur 14

Bejaarde van 70 in een winkel:


1. Zitplek figuur 15

2. Persoonlijke hulp
3. Veel keuze
4. Te hip
5. Iets te drinken
6. Rust
7. Zoekend winkelen
8. Advies
9. Vriendelijkheid
10. Respect

Ik heb geprobeerd me te verplaatsen in deze personages, maar ik


vond dit heel moeilijk en is zijn dus niet heel veel woorden
uitgekomen. Wel kan ik veel met de woorden die ik heb om
uiteindelijk een idee te vormen.

18
Try toppling

figuur 16

Je kan zien dat ik met een woord eindig dat ook met het eerste woord te
maken heeft. Het is lastig om met winkelen te beginnen, omdat er heel veel
woorden zijn die ik bij winkelen kan bedenken, maar de woorden die erna
komen waren iets moeilijker. Ik liep na binnen een beetje vast, dus toen ging
ik bedenken wat ik de avond ervoor had gedaan, wat binnen was en dit was
tv kijken! Dit heeft mij geholpen met mijn blokkade en ik heb geleerd van dit
moment dat ik niet alleen naar de woorden zelf moet kijken maar ook moet
bedenken wat mijn 'ervaringen' met dit woord / onderwerp zijn.

19
Think different
Hoe zou de wereld eruit zien als niemand kon lezen en schrijven?
Als niemand kon lezen en schrijven zou kleren verkopen moeilijk worden,
omdat er dan geen prijzen en namen aan de producten gekoppeld kunnen
worden. Ook zullen de verkoper en koper niet met elkaar kunnen
communiceren. Online winkels zullen ook niet bestaan, omdat er dan geen
adressen bestaan en je dus niet kunt doorgeven waar jij jouw product
geleverd wilt hebben. 

Hoe zou de wereld eruit zien als niemand meer slaap nodig had?
Als niemand meer slaap nodig had, zouden veel mensen meer gaan
werken. Ze zouden meer geld hebben dat in de winkels besteed kan
worden. Ook zouden mensen meer tijd hebben om te gaan winkelen en
zullen ze dus sneller naar een fysieke winkel gaan dan naar op het internet
kijken zoeken producten. 

Hoe zou de wereld eruit zien als er geen gebouwen bestonden?


Als er geen gebouwen bestonden zouden fysieke winkels niet bestaan.
Online winkels zouden wel kunnen bestaan, maar omdat er geen gebouwen
zijn, wordt het moeilijk om aan te geven waar jij jouw bestelling wilt laten
bezorgen. Ook zullen er geen magazijns zijn waar producten worden
opgeslagen.

figuur 17

20
Waarom?-techniek
Waarom: gaan er steeds minder mensen naar fysieke winkels? 

Omdat: het makkelijker is om online te bestellen. 

Waarom: is het makkelijker om online te bestellen? 

Omdat: je de kleren naar je huis kan laten sturen en daar passen, in plaats
van naar de winkel te gaan en daar te passen. 

Waarom: willen mensen liever thuis kleren passen? 

Omdat: ze zich meer op hun gemak voelen thuis.

Nog een keer:

Waarom: sluiten er veel fysieke winkels?

Omdat: ze minder klanten hebben.

Waarom: hebben deze winkels minder klanten?

Omdat: de klanten zich niet meer 'aangetrokken' voelen om naar de fysieke


winkels te gaan.

Waarom: voelen de klanten zich minder 'aangetrokken' tot de fysieke


winkels?

Omdat: er een andere / makkelijkere manier is om kleding te bestellen,


namelijk online.

Ik liep bij deze techniek ook een beetje vast, daarom ben ik opnieuw
begonnen met een andere vraag en hierdoor mijn blokkade heb
'overwonnen'.

21
De 1e Convergeer Fase
De volgende technieken ga ik gebruiken in de convergeer fase voor het
bedenken van ideeën op de vraag: Hoe zorgen we ervoor dat mensen meer
naar fysieke kledingwinkels gaan in plaats van online kledingwinkels? 

1. Draw an affinity map


Ik ga post-its maken met zoveel mogelijk ideeën en die ga ik in verschillende
groepen verdelen, die iets met elkaar te maken hebben. Hierna ga ik elke
groep een naam geven. Daarna ga ik onderzoek doen binnen het cluster en
tussen de clusters bijvoorbeeld aan de hand van overeenkomsten en
verschillen. 

2. Train your intuition.


Ik ga een lijst maken met ideeën / innovaties die ik bewonder. Hiervan ga ik
de criteria benoemen. Ik ga kijken of mijn eigen ideeën aan deze eisen
voldoen en daarna plak ik de post-its van de affinity map die het meest zijn
helemaal links en die het minst er toe doen rechts. 

3. Random selectie
Ik ga een paar random woorden vanuit de divergeer fase selecteren en
hiermee een aantal concepten vormen. Het beste concept hiervan ga ik
uitwerken.

22
Draw an Affinity map
Ik heb alle ideeën opgeschreven die ik in 20 minuten kon bedenken.
Hiervoor heb ik de woorden van de braindump en de braindump per
personage gebruikt ter inspiratie. Ook heb ik gebruik gemaakt van de think
different techniek en de waarom?-techniek. Ik heb de ideeën die ik heb
bedacht per allemaal op mijn raam geplakt en toen ben ik ze in categorieën
in gaan delen op basis van de overeenkomsten. Deze categorieën heb ik
een naam gegeven (figuren 18 t/m 22). Dit zijn de categorieën waarin ik de
ideeën heb ingedeeld. 

Tijdsbesteding / vermaak (figuur 18): Mensen nemen vaak iemand mee


om mee te gaan winkelen, en diegene heeft niet altijd evenveel geduld
en zin. Daarom moet er voor deze mensen tijdbesteding en vermaak zijn,
zodat de winkelende mensen geen tijdsdruk en stress krijgen. Ook moet
een winkel kindvriendelijk zijn en dit kan ook door middel van vermaak
zijn. Ook moet er iets voor de kinderen zijn waar ze hun kleding met
trots kunnen showen aan de ouders / verzorgers. Al de ideeën op de
post-its hebben dus invloed op de tijdsbesteding en vermaak. 

Presentatie / indeling winkel (figuur 19): Nette winkels trekken meer


klanten aan dan drukke winkels. Ook is een goede presentatie van de
producten belangrijk. Ook zouden er verschillende lijnen moeten zijn,
gebaseerd op leeftijd, interesse en milieuvriendelijkheid. Bereikbaarheid
en locatie zijn ook erg belangrijk. Er moet natuurlijk genoeg op voorraad
zijn en het passen moet comfortabel en makkelijk zijn, zodat mensen
zich veilig en op hun gemak voelen. Al de ideeën op de post-its hebben
dus invloed op de presentatie en indeling van de winkel. 

23
Betalingen (figuur 20): Wat vaak bij online winkelen een groot voordeel is,
wat fysieke winkels nog niet hebben, is het achteraf of in termijnen
betalen. Er moeten dus meer mogelijkheden zijn om te betalen. Al de
ideeën op de post-its hebben dus invloed op de betaling van de
producten. 

Service (figuur 21): Als je een winkel binnenkomt wil je begroet worden
en je wil graag geholpen worden. Ook is het leuk als je de achtergrond
en visie en missie van het bedrijf komt te weten. Al de ideeën op de post-
its hebben dus invloed op de service in de winkel en dit is dan vooral
door de medewerkers. 

Beloningen (figuur 22): Door mijn eigen ervaring met spaarsystemen


voor de klanten in de winkel waar ik werk, ben ik erachter gekomen dat
mensen het leuk vinden als ze beloond worden als ze regelmatig in een
winkel komen of iets goeds doen. Al de ideeën op de post-its hebben
dus invloed op de beloningen voor de klanten.

24
figuur 18 figuur 19

figuur 20 figuur 21

figuur 22

25
Samenvoegen

Groep 3 en 5:

- Overeenkomsten:
Allebei de groepen hebben te maken met betalen en manieren om te
betalen.

- Verschillen:
Het verschil tussen de groepen is dat de ene over het betalen zelf gaat en
de andere over het proces na het betalen.

- Combinatie: Door te betalen worden er beloningen uitgedeeld. / er worden


beloningen tijdens het betalen uitgedeeld.

Concept: Beloningen uitdelen per aankoop die de klant maakt.

Groep 1 en 4:

- Overeenkomsten:
Beide groepen gaan over de tijd in de winkel en hoe deze ervaring prettiger
gemaakt wordt.

- Verschillen:
Het verschil tussen de groepen is dat de ene meer te maken heeft met hoe
jij jouw tijd in de winkel besteedt met hulp van de medewerkers en de
ander over hoe jij zelf jouw tijd besteedt in de winkel.

- Combinatie:
Door de service van de medewerkers en de tijdsbesteding in de winkel
samen te voegen, kan je dingen bedenken als een soort workshop of
modeshow onder leiding van die medewerkers.

Concept:
Voor kinderen kan er een soort modeshow bedacht worden, met de kleren
die ze hebben uitgekozen. Dit wordt begeleid door een medewerker in de 
winkel.

26
Train your intuition
Ik heb naar trends, innovaties en ideeën gekeken die ik bewonder en daar
een lijstje van gemaakt (figuur 23). Ik heb de criteria hiervan benoemd en
deze geturfd (figuur 24). Ik zag dat gemakkelijk vaak voorkomt, maar ook
duurzaam, persoonlijk en technologisch zijn bekende criteria. Wat het
meeste voor kwam is gemakkelijk en deze criteria ga ik gebruiken voor de
ideeën die ik heb bedacht. Alles wat er wel aan voldoet plak ik onder 'wel
gemakkelijk' (figuur 25) en alles wat er niet aan voldoet 'niet gemakkelijk'
(figuur 26).

figuur 23

figuur 24

27
figuur 25

figuur 26

28
Random selectie
Ik ga een paar random post-its / woorden kiezen uit de divergeer fase van
de brainstorm, brainstorm vanuit personage en de try toppling en met deze
woorden een concept vormen. Ik ga 3 concepten vormen en voor elk
concept ga ik 3 post-its / woorden kiezen.

1e concept:
Post-its:
1. Pashokjes
2. Licht
3. Vriendinnen
Door goed licht in de pashokjes kun je de kleren goed beoordelen. De
pashokjes moeten zo prettig mogelijk zijn. Door bijvoorbeeld voldoende
bankjes / stoelen neer te zetten kan je met je vriendinnen naar de kleren
kijken, zodat je kan bedenken of je de kleding wil of niet. Bij de huidige
pashokjes is vaak het probleem dat ze te klein zijn en er slecht licht is.
Mijn concept hiervoor is dus: grote pashokjes voor mensen die graag hun
aangepaste kleren willen laten zien aan de 'medeshoppers', met goed licht
in deze pashokjes.

2e concept:
Post-its:
1. Klantenkaart
2. Kadootjes
3. Dagje weg
Door middel van klantenkaarten kunnen klanten punten sparen, meestal
krijgen ze na een bepaald aantal punten korting of soms een gratis product.
Maar als winkels door korting geven op dagen weg, sparen meer mensen
punten, waardoor de winkel veel klanten aantrekt en deze klanten dan ook
blijft houden.

29
3e concept:
Post-its:
1. Inrichting
2. Zitplek
3. Persoonlijke hulp

Voor ouderen is winkelen soms best lastig en vermoeiend. Er is niet echt


een plek waar ze kunnen uitrusten en vaak hangt alles door elkaar en
moeten ze veel zoeken. Daarom moet er persoonlijke hulp komen voor
deze ouderen, die ze kunnen aanvragen in de winkel en moeten alle rekken
overzichtelijk zijn. Ook moeten er dus in de winkel een paar rustplekken zijn.
Dit concept noem ik: 'de ouderen service'. Omdat er veel ouderen zijn die
geen computer hebben, of niet weten of je op internet besteld, komen zij
naar fysieke winkels. Winkels kunnen dus ouderen aantrekken door middel
van deze hulp.

30
Eerste concept
Winkel voor ouderen

Winkelen kan soms lastig en vermoeiend zijn voor ouderen, waardoor ze


het liever niet doen. Daarom heb ik bedacht een winkel te maken speciaal
voor ouderen, waarin het assortiment is aangepast voor ze, speciaal voor
ouderen en er persoonlijke hulp klaar zal staan om ze te helpen,
bijvoorbeeld met de maat uitzoeken of het pakken van kleren. Ook zijn er in
de winkel genoeg zitplekken waar de ouderen kunnen uitrusten. De
pashokjes zullen ook groter zijn dan normale. Ook zal er een koffiehoekje
zijn waar de ouderen kunnen gaan zitten terwijl zij wachten op hun
'bestelling'. Door middel van dit soort winkels zullen ouderen vaker gaan
winkelen en zullen fysieke winkels blijven bestaan. De ouderen in deze
winkels zullen ongeveer vanaf 60 zijn, dus de doelgroep is dan ook mannen
en vrouwen 55+. Het doel is dus om de ouderen met een glimlach en
tevreden aankopen de deur uit te laten gaan.

figuur 27

31
De 2e Divergerende Fase
Omdat ik nog niet tevreden ben over de resultaten, heb ik mijn startvraag
aangepast, namelijk naar: 'Hoe trekken we mensen aan om weer naar
fysieke winkels te komen?'

Voor de 2e Divergerende ronde ga ik de volgende technieken gebruiken om


ideeën te bedenken op de vraag: 'Hoe trekken we mensen aan om weer
naar fysieke winkels te komen?'

1. Omgekeerde / negatieve braindump


Ik ga hierbij  ideeën bedenken op de vraag: hoe zorgen we ervoor dat er
meer mensen online gaan winkelen?

2. ABC-techniek
Hierbij ga ik elke letter van het alfabet (figuur 28) af en schrijf ik woorden op
waar ik aan denk bij 'winkelen'.

figuur 28

32
Omgekeerde / Negatieve
Braindump
Hoe zorg je ervoor dat meer mensen online gaan winkelen?
Ik heb de bedachte ideeën op post-its geschreven, maar dit vond ik
onduidelijk, dus heb ik het uitgetypt:
- Goedkoper maken
- Gratis verzendkosten
- Winkels sluiten
- Online hulp / advies
- Lange terug breng periode
- Veel reclame maken
- Kortingscodes toesturen
- Fysieke winkels onaantrekkelijk maken

33
ABC-Techniek
A Aanpassen N Nazorg

B Begeleiding O Onderkant

C Creatie
P Pashokje

D Denken
Q Q

E Eerste
R Recht

F Franjes
S Small

G Geluid
T Tasje

H U
Hulp
Underwear

Internet
I V Vouwen

Jasje
J W Winkel
Kapstok
K X X
Licht
L Y Y
Mode
M Z Zomerkleren

34
De 2e Convergerende
Fase
Voor de 2e convergerende fase ga ik de volgende technieken gebruiken om
ideeën te bedenken op de vraag: 'Hoe trekken we mensen aan om weer
naar fysieke winkels te komen?'

1. Worst case scenario

2. COCD-Box
Ik ga 4 van mijn ideeën kiezen en die in de COCD-Box (figuur 29) zetten

figuur 29

35
Worst case scenario
Idee: 
Ik ga een kleding winkel maken speciaal voor mensen van 55+.

Worst case scenario:


Ouderen willen niet naar een kledingwinkel speciaal voor ouderen.

Gevolg:
- Ouderen gaan niet meer naar fysieke winkels
- Er komt niemand meer naar de 55+ winkel

Oorzaken:
- Niet tevreden / slechte ervaring
- Voelen zich niet op gemak
- Vinden het gênant

Oplossing:
Wanneer ik een winkel voor ouderen ga starten ga ik eerst de ouderen
vragen wat hun behoeften zijn in een winkel en wat daarvoor nodig is. Dit
zodat ze zich op hun gemak voelen in de winkel en kunnen vinden wat ze
willen vinden.

36
COCD-BOX

figuur 30

37
Eindconcept
STORE 55
Ik heb voor het idee van de winkel voor ouderen gekozen, omdat dit mij het
meest realistisch en haalbaar lijkt. Ook merk ik in mijn omgeving en door mijn
eigen ervaring met het werken in een winkel, dat ouderen vaker om hulp vragen
en vaak zo snel mogelijk weg willen, omdat er teveel keuze is, ze niet weten wat ze
moeten kiezen en ze er nergens kunnen uitrusten. Ook vinden zij online winkelen
vaak veel te moeilijk

Store 55 is een kledingwinkel speciaal gemaakt voor ouderen van 55+. Deze
mensen hebben vaak moeite met winkelen en vinden het lastig en vermoeiend.
Ze vinden het lastig om de juiste maat te vinden en ze willen graag uitrusten
tussendoor. Ik heb dus voor deze doelgroep gekozen, omdat zij vaak een grote
invloed hebben op de verkoop in de fysieke winkels en deze mensen vaak alleen
zijn en zo hun tijd kunnen doorbrengen in kledingwinkel waar zij de perfecte hulp
krijgen.

Het concept is al volgt:


Als de ouderen de winkel binnenlopen kunnen zij bij de 'aankomstbalie' aangeven
of zij graag hulp zouden willen hebben, wat ze precies nodig hebben, of ze
tussendoor een pauze zouden willen houden en hoelang alles mag gaan duren.
Als zij aangeven hulp nodig te hebben zal een van de beschikbare
winkelmedewerkers de klant gaan helpen. Er is volledige focus voor die klant en
zullen dus helpen tot de klant aangeeft genoeg hulp gehad te hebben. Als de
klant wil rusten kan dit op een van de bankjes in de winkel, maar ook in de
koffiehoek, waar koffie wordt geschonken, maar ook andere dranken en natuurlijk
koekjes. Het assortiment in de winkel is aangepast aan ouderen, dus vooral
kleding die hip is bij de ouderen. Ze klanten kunnen vragen om zich te laten
meten, zodat ze precies weten welke maat ze moeten kiezen.

Dit zorgt ervoor dat ouderen weer 'durven' te gaan winkelen en zich op hun
gemak voelen. Ze kunnen samen met de winkelmedewerker de juiste kleding
vinden en zich hierdoor weer goed voelen. Doordat veel ouderen weer hun huis
uit komen en naar de fysieke winkel gaan om te winkelen, blijven deze bestaan en
zullen dagjes winkelen voor ouderen een leuke ervaring worden.

38
Visuele weergave

p
sho
55

39
Reflectieverslag
Ik heb super veel geleerd in de brainstormsessies die ik heb gevolgd. Ik heb
geleerd dat blokkades makkelijk op te lossen zijn door even van je werk weg
te gaan en iets te doen wat je leuk vindt en waar je energie van krijgt. Ook
heb ik geleerd hoe brainstormsessies in elkaar zitten en hoe het goed moet
verlopen. Ik ben er zeker achter gekomen welke technieken fijn zijn en
welke goed voor mij werken en natuurlijk welke niet. Ik wil graag vaker
brainstorm gaan toepassen in project. Dit komt omdat ik heb gemerkt dat ik
het leuk vind om te doen en dat het goed voor mij werkt om op goede
ideeën te komen. Soms gaat het niet helemaal vanzelf, maar door out of the
box te denken en gekke ideeën te bedenken kom je snel op goede
concepten die uiteindelijk helemaal niet zo gek klinken. In het begin van de
divergeer en convergeer fase was ik heel erg aan het focussen op hetgeen
dat echt mogelijk kon zijn, terwijl ik later hele gekke technieken heb gebruikt
en toch heb gemerkt dat deze goed voor mij werkten. 

Ik heb gemerkt dat ik best veel tijd nodig heb om op ideeën te komen en
omdat het zo lang duurt is een energizer heel belangrijk en handig. Ik heb
als energizer gedaan: samen met mijn oma een cake bakken. Dit klinkt niet
echt als een energizer, maar doordat ik een half uurtje met mijn oma in de
keuken heb gestaan, heb ik met haar kunnen bijpraten en ook nog eens
een lekkere cake gebakken. Omdat ik tijdens het maken van de cake niet
heb gedacht aan de brainstorm ging ik met een frisse blik erin en zag ik
dingen die ik nog niet eerder had gezien. 

Ik heb in het begin en aan het einde van de convergeersessies een kleine
blokkade gehad. Ik heb deze kunnen oplossen door beelden te schetsen.
Tijdens de brainstormsessies op school werd ik bij een blokkade goed
geholpen om eroverheen te komen. Hier heb ik dus eigenlijk ook geen
echte blokkade gehad.

Maar wat ik vooral in de brainstormsessies op school maar ook thuis heb


geleerd, is dat sommige technieken echt niet voor mij werken en voor
anderen wel. Dit is geen probleem, want ik heb ook zeker technieken
geleerd die goed voor mij werken.Ook omdat ik bij ideation een onderwerp
had gekozen wat mij echt interesseerde, werd ik erg gemotiveerd en vond ik
het leuk om concepten te bedenken

40
Literatuurlijst
Mulder, P. (2017). Brainstorming. Geraadpleegd op 15 december,
https://www.toolshero.nl/creativiteit/brainstorming/

Ensie. (2017). Energizer. Geraadpleegd op 15 december,


https://www.ensie.nl/ontwerpen-van-technische-innovaties/energizer

41

You might also like