Professional Documents
Culture Documents
Jellema 4c Omhulling Gevelopeningen
Jellema 4c Omhulling Gevelopeningen
OMHULLING – GEVELOPENINGEN
ISBN 90 06 95045 9
Tweede druk, eerste oplage
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet
1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Bouwtechniek
4 Omhulling
C gevelopeningen
H.A.J. Flapper
Bouwinnovator, Amsterdam
ir. M. Bonebakker
Adviseur Bouwmanagement, Geesteren
ir. H. Brinksma
Docent Bouwkunde, Hogeschool van Utrecht,
Utrecht
Serieoverzicht
JELLEMA
JELLEMA
JELLEMA
1 2 7 10
3 8 11
www.jellema-online.nl
4 9 12
4 12
4 13
Woord vooraf
Gevelopeningen zijn een belangrijk onderdeel soms op maat worden geleverd. In hoofdstuk 18
van de uitwendige scheidingsconstructie van worden de bedrijfsdeuren besproken; in hoofd-
gebouwen. Door de vorm, detaillering, plaats stuk 19 komen enkele bijzondere kozijnconstruc-
en rangschikking bepalen gevelopeningen in ties aan bod.
belangrijke mate het aanzicht van de gevels. Dit deel eindigt met een hoofdstuk over zonwe-
Onder gevelopeningen wordt verstaan de kozij- ring.
nen met eventuele bewegende delen, compleet
gemonteerd en voorzien van beglazing en/of
panelen en van hang- en sluitwerk. De auteurs
mei 2005
Functionele eisen voor gevelopeningen zijn de
toetreding van daglicht, uitzicht en ventilatie-
mogelijkheden. Belangrijke eisen daarbij zijn de
water- en luchtdichtheid, de sterkte en stijfheid,
de thermische isolatie en de geluidsisolatie,
waarbij op de aan de gevel gestelde bouw-
fysische eisen niet te veel mag worden inge-
boet. Van belang zijn ook de bediening en de
toegankelijkheid, waarbij rekening moet worden
gehouden met bijvoorbeeld gebruik door oude-
ren, kinderen en mensen met een handicap en
aan- en afvoermogelijkheden voor goederen en
transportmiddelen. Controversieel bij de bedie-
ning en de toegankelijkheid van gevels zijn het
noodzakelijke eenvoudige gebruik en toegang
tijdens de ‘bedrijfsuren’ en de beveiliging tegen
ongewenste personen en vandalisme daarbuiten.
Bijzondere aandacht wordt daarom gegeven aan
de inbraakbeveiliging. Ook krijgt de brand-
werendheid van gevelopeningen aandacht,
vooral als deze gelegen zijn aan vluchtwegen
en omdat brandoverslag vaak via de gevel-
openingen plaatsvindt.
20 Zonwering 181
Inleiding 182
20.1 Weren van zonnewarmte 182
20.1.1 Zontoetredingsfactoren 182
20.1.2 Convectie- en lichttoetredingsfactor 184
20.2 Buitenjaloezieën 187
20.2.1 Constructies 188
20.2.2 Bediening 190
20.2.3 Warmtewering 191
20.2.4 Montage en onderhoud 191
20.3 Zonneroosters 192
20.3.1 Horizontale zonneroosters 192
20.3.2 Verticale zonneroosters 192
20.4 Zonneschermen 194
20.4.1 Markiezen 194
20.4.2 Zonneschermen in hedendaagse
architectuur 195
20.5.1 Constructie 199
20.5.2 Warmtewering 199
20.5.3 Montage en onderhoud 199
20.6 Rolluiken 200
20.6.1 Constructie 200
20.6.2 Warmtewering 202
20.6.3 Montage en onderhoud 202
20.7 Jaloezieën in de spouw tussen dubbel
beglaasde ramen 202
20.7.1 Lamellen met emissieverlagende
coating 203
20.7.2 Isolatieglasjaloezieën 203
20.8 Bijzondere toepassingen 206
20.8.1 Verduisteringsrolgordijnen 206
Inleiding 4 energiezuinigheid;
5 milieu.
Een kozijn kan in diverse vormen voorkomen,
zoals een binnenkozijn of een buitenkozijn. Een Vanuit het gebruik moet hieraan nog de ‘levens-
binnenkozijn staat aan beide zijden bloot aan duur’ worden toegevoegd. Hierna komen deze
een binnenklimaat, terwijl een buitenkozijn aan hoofdgroepen aan de orde.
één zijde blootstaat aan een binnenklimaat en
aan de andere zijde aan het buitenklimaat. Een 14.1.1 Veiligheid
buitenkozijn is een onderdeel van de verticale Een kozijn levert geen bijdrage aan de stabiliteit
uitwendige scheidingsconstructie. Eenvoudiger van het gebouw. Dat betekent dat geen belastin-
gezegd is een buitenkozijn een onderdeel van gen, anders dan windbelastingen en belastingen
de gevel. Om die reden wordt er wel gesproken door bijvoorbeeld het leunen van personen of
over een gevelelement. Als onderdeel van een voorwerpen, door kozijnen zullen worden over-
groter geheel moet een gevelelement weerstand gebracht. Het mag dus niet voorkomen dat een
kunnen bieden aan nagenoeg alle belastingen deel van het gebouw steun ontleent aan het
die op dat geheel werken, figuur 14.1. Het moet kozijn.
voldoen aan zekere functionele uitgangspunten. Behalve van de constructieve veiligheid is ook
nog sprake van brandveiligheid en van ‘sociale
veiligheid’.
14.1 Functionele uitgangspunten De sterkte van een kozijn moet worden bere-
kend op basis van de permanente belastingen,
Voor elke uitwendige scheidingsconstructie en zoals het eigen gewicht, en van diverse andere
voor elk onderdeel daarvan kunnen functionele veranderlijke belastingen, zoals windbelastingen
uitgangspunten worden vastgelegd. en gebruiksbelastingen. De grootte van deze
In het Bouwbesluit worden de functionele uit- belastingen staat aangegeven in NEN 6702 TGB-
gangspunten onderverdeeld in de volgende Belastingen en vervormingen. Als gevolg van deze
hoofdgroepen: belastingen mag de constructie niet bezwijken.
1 veiligheid; Daarvoor moet in de berekening gebruik worden
2 gezondheid; gemaakt van diverse berekeningsfactoren, die
3 bruikbaarheid; hierna worden aangegeven.
�������
���������� ��������������������
������������� ������������������
���������
�������������� ��
��
��
��
��
��
������� ���������������
��
��
�
�
��
��
��
��
��
��
������������������� ��������������������
��������������� �����������������
���������
����������
�������
����������
������������
Figuur 14.1 Invloeden op een gevelelement
Bij tussenliggende waarden van h mag voor de bepaling van pw lineair zijn geïnterpoleerd.
Voor de berekening op doorbuiging dienen de waarden in de tabel meestal te worden vermenigvuldigd
met de factor 0,88.
Figuur 14.3 Windbelastingen in Nederland ten behoeve van de berekening op sterkte van gevelelementen (volgens tabel 10
van NEN 6702 gecorrigeerd) in kN/m2
Ct Gesloten Open
gebouw gebouw
1
Ontwerp NEN 3661 gaat uit van deze combinatie van zuiging en overdruk voor kleine gevelelementen
in de middenzone van de lijzijde.
2
Voor tussenliggende waarden van A geldt: Ct = 1,3 – 0,2 ∙ log A als 1 ≤ A ≤ 10
3
Voor tussenliggende waarden van A geldt: Ct = 1,5 – 0,3 ∙ log A als 1 ≤ A ≤ 10
Figuur 14.4 Windvormfactor Ct; combinatie van lokale windzuiging en overdruk in het gebouw
���� ��
������
� ��� ��
����
� ��
���� ����
�
�
�
���� ���� �
����
�
�
� �
�
������������������������ � ��
�������������������������� �
���������������������������
�
���� ���� ��
�
������������������������ � ��
������������������������� ���
�������� � �
����������� �� ��
�����������������������������
�
����������
����
� �������
�
Figuur 14.5 Vormfactoren voor wind �� ����
� ����
���
�������� � �
����������� �
����
Dus: �
����������� ��
pd = Ct ∙ pw ∙ γf;q = Ct ∙ pw ∙ 1,2 �
���������� � � � � �� ��
� � ���� �
Als Ct = 1,3 dan geldt:
In gebied ƒ bij A1 ≥ 10 m2 dient Cpe;loc te zijn
pd = Ct ∙ pw ∙ γf;q = 1,3 ∙ pw ∙ 1,2 = 1,56 ∙ pw bepaald volgens figuur 14.5. Bij 1 m2 ≤ A ≥
10 m2 dient Cpe;loc te zijn bepaald door inter-
De formule kan nu worden geschreven als: polatie tussen de betreffende waarden bij
A1 = 1 m2 en A1 = 10 m2.
pd = Ct ∙ pw ∙ γf;q (2)
Figuur 14.6 Lokale windvormfactor Cpe;loc voor gevels
De enige factor die nog om invulling vraagt, is
nu Ct. Hiervoor kunnen we gebruikmaken van de –1,0 voor kleine elementen voor het midden-
diverse figuren uit NEN 6702, zie figuur 14.6 en gebied f;
14.7. Deze figuren hebben betrekking op: • van –0,9 voor grote elementen tot –1,2 voor
1 windvormfactoren voor winddruk en wind- kleine elementen voor het randgebied b.
zuiging Cpe (voor constructieonderdelen met 3 Windvormfactor voor windoverdruk of onder-
een oppervlakte groter dan 10 m2). De meest druk binnen Cpi. Binnen een gebouw moet
ongunstige factoren voor gevelelementen zijn rekening worden gehouden met een over- of
+ of –0,8; met een onderdruk. Ook hiervoor worden facto-
2 lokale windvormfactor Cpe;loc. Deze wordt be- ren aangegeven in NEN 6702, zoals:
paald door de plaats in de gevel. Hiervoor wordt • gesloten gebouw: onderdruk: –0,3; over-
de gevel onderverdeeld in een middengebied druk: +0,3;
(in figuur 14.6 aangegeven met f) en een rand- • open gebouw: onderdruk: –0,4; overdruk: +0,8.
gebied (in de tekening aangegeven met een b).
Met behulp van een grafiek worden de lokale In het algemeen kan worden gesteld dat de
windvormfactoren voor zuiging afgeleid. Ook meeste gebouwen waarin gevelelementen voor-
deze grafiek is in figuur 14.6 aangegeven. Op komen, kunnen worden gezien als gesloten
de horizontale as wordt de grootte van het con- gebouwen.
structieonderdeel afgelezen en op de verticale as
de windvormfactor voor de windzuiging. 14.1.1.b Gebruiksbelastingen
Bij het toepassen van gevelelementen moet
Uit de grafiek zijn enkele extreme waarden voor tevens rekening worden gehouden met belastin-
Cpe;loc voor windzuiging af te leiden, zoals: gen door het leunen van personen. Ook het te-
• van –0,4 of –0,8 voor grote elementen tot gen een constructie vallen van een persoon moet
als een belasting worden gezien. Deze belastin- grijpt op een oppervlak met een middellijn van
gen zijn in NEN 6702 ‘vertaald’ in horizontale 0,2 m.
krachten, die op een constructie of een construc- Deze energie moet worden beschouwd als een
tieonderdeel kunnen worden uitgeoefend. vrije belasting, die horizontaal op de afscheiding
wordt uitgeoefend en die niet hoger aangrijpt
Door het gebruik van diverse onderdelen van het dan de hiervóór genoemde lijnlast. In praktijksitu-
gebouw mogen geen gevaarlijke situaties ont- aties kan men een dergelijke belasting aanbren-
staan. Om die reden worden er eisen gesteld aan gen door middel van voorgeschreven gewicht,
de hoogte van een afscheiding of borstwering grootte en hardheid, zoals een zak met zand. Dit
ter plaatse van een hoogteverschil boven een voorwerp kan men dan met een bepaalde val-
aanliggende vloer of het aanliggende terrein aan hoogte loslaten op het gevelelement (een massa
de andere kant van de afscheiding (bijvoorbeeld van 50 kg dat men aan een koord hangt en met
bij een te openen raam of bij een trap). Deze een hoogteverschil van 1 m laat vallen).
hoogte mag voor toepassingen waarbij er sprake
is van een hoogteverschil van 0,6 m tot een 14.1.1.c Gebruiksveiligheid
hoogte van 13 m, niet kleiner zijn dan 0,85 m. Is Een ander aspect dat te maken heeft met de
het hoogteverschil tussen de vloeren (of tussen veiligheid door gebruik, is de toepassing van be-
de vloer en het terrein) groter dan 13 m, dan weegbare delen in kozijnen. Er zal rekening moe-
moet deze hoogte 1,2 m zijn. ten worden gehouden met de toepassing, indien
Voor de belastingen door het leunen van perso- de beweegbare delen zich in de geopende toe-
nen worden in NEN 6702 de volgende waarden stand boven een weg of boven een trottoir be-
aangegeven, die moeten aangrijpen op de vinden. Als het element zich kan bevinden boven
hiervóór genoemde hoogtes. Als het gaat om een voor motorvoertuigen opengestelde weg
de meest voorkomende ruimten in woningen, of boven een strook met een breedte van 0,6 m
woongebouwen of kantoorgebouwen zijn dit: naast deze weg, moet onder het element zich
1 een horizontale lijnlast loodrecht op het vlak altijd een vrije hoogte bevinden van ten minste
van de afscheiding (gevel) van qrep = 0,5 kN/m; 4,2 m. Is er sprake van dat het element zich kan
2 een horizontale of een verticale puntlast van bevinden boven een niet voor motorvoertuigen
Frep = 1,0 kN. openstaande weg, dan moet een vrije hoogte
van 2,2 m worden aangehouden.
Bij de meest voorkomende ruimten in andere
gebouwen, zoals stationsgebouwen, horeca- 14.1.1.d Brandveiligheid
gebouwen, bijeenkomstgebouwen en dergelijke Gevelelementen die een rookvrije vluchtroute
moeten de volgende belastingen worden aan- begrenzen, mogen niet in een vroeg stadium
gehouden: van brand bezwijken. Daarom geldt de eis dat ze
• een horizontale lijnlast loodrecht op het vlak een brandwerendheid met betrekking tot bezwij-
van de afscheiding (gevel) van qrep = 3,0 kN/m; ken van 30 minuten moeten hebben. Deuren op
• een horizontale of een verticale puntlast van deze route moeten van binnenuit zonder sleutel
Frep = 1,0 kN. te openen zijn. De brandwerendheid bepaalt
men met de normen NEN 6069 Experimentele
In alle overige ruimten geldt: bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen,
• een horizontale lijnlast loodrecht op het vlak NEN 6073 Rekenkundige bepaling van de brand-
van de afscheiding (gevel) van qrep = 0,8 kN/m; werendheid van bouwdelen – Houtconstructies en
• een horizontale of een verticale puntlast van NEN 6760.
Frep = 1,0 kN.
Beperking ontwikkeling brand
Voor de belasting die wordt veroorzaakt door Een brand mag zich niet snel uitbreiden langs
vallende personen, wordt uitgegaan van een het geveloppervlak van een woning, woon-
kinetische energie. Voor deze energie wordt een gebouw of niet tot bewoning bestemd gebouw,
waarde voorgeschreven van 0,5 kNm, die aan- waardoor gebruikers onvoldoende vluchttijd
Voor indeling windsnelheidsgebieden en het bepalen van het type omgeving zie paragraaf 14.1.1a.
Figuur 14.7 Drukken (in Pa) volgens tabel 2 van NEN 2778 (gecorrigeerd)
θs;i – θe
toegepast, hogere eisen te stellen dan aan gevel- fri = (3)
θi – θe
elementen in laagbouwwoningen.
Dit onderscheid komt tot uiting in NEN 2778, zie waarin:
figuur 14.7. θs;i = binnenoppervlaktetemperatuur in °C
θe = buitenluchttemperatuur in °C
14.1.2.b Condens (vocht van binnen) θi = binnenluchttemperatuur in °C
Condens in de constructie of aan de binnenzijde
van de constructie ontstaat door een combinatie Deze waarden moeten groter zijn dan 0,65.
van een bepaalde luchtvochtigheid binnen en de Het Bouwbesluit meldt echter expliciet dat deze
temperatuur van het oppervlak ter plaatse. Het eis niet geldt voor kozijnen, ramen en deuren.
Bouwbesluit stelt geen eisen aan inwendige con- NPR 2652 gaat hiervoor uit van een factor
densatie, alleen aan oppervlaktecondensatie. ≥ 0,35.
De binnenoppervlakte-temperatuurfactor wordt
berekend met de formule (volgens NEN 2778):
door de stijfheid van het element. De bediening Laagreliëfdorpels hebben hoge neuten om het
van bijvoorbeeld draaiende delen mag niet te hout van de kozijnstijl op ‘veilige’ afstand van
zwaar zijn, maar wellicht ook niet te licht. Er zijn het maaiveld en de waterafvoerende sponning
diverse oorzaken die de bruikbaarheid negatief te houden. Voor houten stijlen en loofhouten
kunnen beïnvloeden. Extreme klimaatverschillen dorpels is 50 mm standaard. Voor naaldhouten
kunnen bijvoorbeeld een deur op den duur laten dorpels geldt een veilige afstand van 300 mm.
vervormen. De overheid stelt weinig eisen aan
de bruikbaarheid en laat dit dus over aan de vrije 14.1.4 Energiezuinigheid
markt.
14.1.4.a Thermische isolatie
14.1.3.a Stijfheid Bij ramen en deuren rekent men doorgaans met
Gevelelementen zijn niet-dragende onderdelen. de U-waarde, de warmtedoorgangscoëfficiënt.
Dat wil zeggen dat de gevelelementen alleen Deze grootheid, uitgedrukt in W/(m2 ∙ K), is een
hun eigen gewicht te dragen hebben en dat van maat voor de thermische kwaliteit van een con-
buiten werkende belastingen moeten kunnen structie. De grootheid behelst het gemiddelde
worden overgebracht. In het algemeen zijn de warmteverlies per m2 en per graad temperatuur-
volgende belastingen van toepassing: windbe- verschil tussen binnen en buiten gedurende een
lasting en stootbelasting. Het Bouwbesluit stelt middellange periode.
geen eisen aan de stijfheid, alleen als randvoor- Kozijnen, ramen en deuren moeten een warm-
waarde voor andere eisen, zoals de sterkte van tecoëfficiënt U kleiner dan 4,2 W/(m2 ∙ K) heb-
glas. ben. NEN 5128 Energieprestatie van woningen
en woongebouwen, waarmee men de energie-
14.1.3.b Bediening prestatiecoëfficiënt (EPC) kan bepalen, bevat een
Voor de bediening worden geen specifieke eisen tabel met de warmtedoorgangscoëfficiënten van
gesteld door de regelgever. Er worden hiervoor ramen en deuren (Uraam), zie de tabel van figuur
geen eisen geformuleerd in de door de over- 14.8.
heid aangestuurde voorschriften. Deze worden
wel ingevuld door diverse marktpartijen, waarbij Bij de tabel van figuur 14.8 geldt dat kozijnen,
rekening wordt gehouden met het gebruik door ramen en omrandingsmateriaal geen hogere
invaliden, ouderen en jongeren. λ-waarde mogen bezitten dan 0,3 W/(m ∙ K). De
U-waarden zijn gebaseerd op een kozijnaandeel
14.1.3.c Toegankelijkheid van 25% in de totale raam- en/of deuropper-
De toegankelijkheid voor personen heeft te vlakte. Voor de toerekening van de randeffecten
maken met breedte- en/of hoogtematen. In de bij beglazing (de afstandhouders bij dubbelglas)
voorschriften spreekt men over de vrije doorgang is uitgegaan van een beglazingsomtrek van
of over de vrije hoogte. Als vrije doorgang wordt 2,5 m per m2 raam- en/of deuroppervlak.
doorgaans 0,850 m aangehouden en voor de
vrije hoogte 2,300 m. Er zijn NEN-EN-normen beschikbaar die de waar-
den van de warmtedoorgangscoëfficiënt meer
Bereikbaarheid differentiëren naar oppervlakte, aard afstand-
Het hoogteverschil tussen ten minste één toe- houder en aard kozijn. Het is mogelijk in de EPC-
gang van een woning of woongebouw en het berekening lagere U-waarden te hanteren. Dit
aansluitende terrein of de vloer van een gemeen- betreft onder andere NEN-EN-ISO 10077-1:2000
schappelijke verkeersruimte mag maximaal Thermische eigenschappen van ramen, deuren en
0,02 m zijn. De eventuele toegankelijkheids- luiken - Berekening van de warmtegeleiding - Deel
sector in een gebouw moet bereikbaar zijn met 1: Vereenvoudigde methode.
een maximaal hoogteverschil van 0,020 m. Om
te voorzien in deze maximale dorpelhoogte 14.1.4.b Luchtdoorlatendheid
zijn speciale laagreliëfdorpels ontwikkeld die Het Bouwbesluit stelt eisen aan de luchtdoorla-
ook voldoen aan de eisen van waterdichtheid. tendheid van de uitwendige scheidingsconstruc-
Spouwbreedte 9 12 15 9 12 15 9 12 15 12 15 20
0,89 (normaal glas) 3,0 2,9 2,8 2,8 2,8 2,7 2,7 2,7 2,7 3,1 3,1 3,1
≤ 0,4 2,7 2,6 2,4 2,5 2,4 2,3 2,3 2,3 2,3 2,8 2,8 2,8
≤ 0,2 2,5 2,2 2,1 2,3 2,1 2,0 2,0 2,0 2,0 2,6 2,7 2,7
≤ 0,1 2,4 2,1 2,0 2,1 2,0 1,9 2,0 2,0 2,0 2,5 2,5 2,5
≤ 0,05 2,3 2,1 2,0 2,0 2,0 1,7 2,0 1,7 1,7 2,4 2,4 2,4
De tabel geldt voor een forfaitaire waarde van de Ukozijn = 2,4 W/m2/K voor hout
1
SF6 = Zwavelhexafluoride, gebruikt in geluidwerende beglazing
tie. De luchtdoorlatendheid van een gebouw is plaatsen, maar wel op een logische en praktische
het verlies van de hoeveelheid lucht bij een be- plaats;
paald drukverschil, uitgedrukt in een qv10-waarde. • luchtdichtingen aanbrengen in het vlak van
Dit is de luchtvolumestroom die weglekt per se- de sponningaanslag van het kozijn of van het
conde bij een drukverschil van 10 Pa, uitgedrukt beweegbare raam. In de hoeken moeten de
in dm3/s of m3/s. Volgens het Bouwbesluit mag luchtdichtingen zo goed mogelijk aansluiten. Dit
de totale luchtdoorlatendheid van een woning is optimaal als de luchtdichtingen langs de om-
niet groter zijn dan 0,2 m3/s. trek in één vlak liggen.
Dit is met de gangbare dichtingsmethoden goed
te verwezenlijken. Bij zwaardere eisen, zoals ten De qv10-waarde per m2 verwarmd gebruiksopper-
gevolge van lagere luchtdichtheidswaarden bij vlak is een invoergegeven bij de EPC-berekening.
de EPC-berekening, moet het ontwerp gericht
zijn op een betere luchtdichtheid. NEN 2687 14.1.5 Duurzaamheid
Luchtdoorlatendheid van woningen onderscheidt Al eerder is aangegeven dat bepaalde producten
luchtdichtheidsklasse 1 en 2. om onderhoud vragen. Bij het houten gevelele-
Klasse 1 is van toepassing op woningen met een ment gaat het bijvoorbeeld om:
natuurlijke ventilatie, dan wel een natuurlijke • verf (elke twee à drie jaar inspecteren);
toevoer (ventilatieroosters in de gevel) en een • kitvoegen (elke twee à drie jaar inspecteren);
mechanisch afzuigsysteem. • hang- en sluitwerk;
Klasse 2 is voor woningen met een gebalanceerd • ventilatierooster;
ventilatiesysteem (zowel mechanische luchttoe- • dichtings- en beglazingsbanden (elke twee à
voer als -afvoer). Deze ventilatiesystemen leiden drie jaar inspecteren).
tot een beperkter warmteverlies dan de bij klasse
1 vermelde systemen. Ze functioneren echter De beheerder van het gevelelement zal hiervoor
niet goed bij een gebrekkige luchtdichtheid. Ook een goed onderhoudsplan moeten vaststellen
zijn ze snel ontregeld bij hogere luchtdichtheids- om problemen in de toekomst te voorkomen.
waarden. Het is mogelijk dat bepaalde onderdelen gere-
pareerd, dan wel vervangen moeten worden.
De gewenste luchtdichtheid ontstaat door een Als het gaat om halfproducten, moet worden
goede aansluiting van het kozijn op de spouw- gezorgd voor een mogelijkheid van demontage.
zijde van het binnenblad. Dit betekent: De demontagemogelijkheid moet worden afge-
• luchtdichting zo ver mogelijk naar binnen stemd op de plaatsing in de bouw.
h b ∙ h3
Rechthoekig � b·h
�� 2 12
�
Halfrond met π ∙ r2
�� 0,4244 · r 0,1098 · r 4
straal r � 2
Kwartrond met π ∙ r2
�� 0,4244 · r 0,0549 · r 4
straal r � 4
Figuur 14.9 Overzicht van diverse doorsnedegrootheden, zoals oppervlak A, afstand tot zwaartepunt ez en traagheidsmoment I
� �
� �
�� �
� �
������������� � �������������
� ���������������������������
� ��������������������� � ��������������������� ���������������
Figuur 14.10 Schematisering gevelelement
�
Gelijkmatig 1 2 5 qℓ4
qℓ ∙
verdeeld q 8 384 E ∙ I
�
�
Driehoekig 1 1 qℓ4
qℓ2 ∙
12 120 E ∙ I
�
� �
Trapezium- 1 2 1 2 5 qℓ2 1 qℓ2a2 1 qa4
qℓ – 6qa ∙ – ∙ + ∙
vorming 8 384 E ∙ I 48 E ∙ I 120 E ∙I
� �
�
�
Puntbelasting 1 1 Fℓ3
Fℓ ∙
F in het midden 4 48 E ∙I
��� � ��� �
�
Twee puntbelas- � �
1 2
tingen ℓ2, elk op 8
Fℓ a – 16Fa3
F∙a
afstand a van � � E∙I
�
steunpunt
Waterdichtheid Waterkerende laag en waterdichte laag Opbouw constructie, zie paragraaf 14.3.1
Luchtdichtheid Luchtdichte laag Tochtdichting, zie paragraaf 14.3.2
Geluidsisolatie Vullingen en aansluitingen Glaspakket, tochtdichtingen e.d.
�� ��������������
� ������������� � ����������������
���������� ����������
���������� ����������
� �
��
������������������ �� ����������������
������������������� ��������������������
�� �����������������������������
Figuur 14.14 Beweegbare ramen
• horizontale schuifdeur met een of meerdere plaatst. Zowel voor de buitenbeglazing als voor
schuivende delen op een railconstructie op de de binnenbeglazing wordt een naar buiten
daaronder gelegen dorpel; belucht systeem toegepast met beluchtings- of
• naar binnen vallend en schuivend, figuur waterafvoeropeningen naar beneden en naar
14.14-9; buiten.
• parallel schuivend, naar binnen lossend De dichting van de beglazing mag worden uit-
waarna schuivend; gevoerd met een kit op rugvulling, dan wel door
• hefschuifdeur, figuur 14.14-8. middel van voorgevormde beglazingsprofielen.
Combinaties zijn ook mogelijk. Het glas moet
Met speciaal beslag of speciale beslagonderdelen worden geplaatst respectievelijk ondersteund
zijn variaties op en combinaties van bewegings- door middel van steun- of stelblokjes. Als ge-
richtingen mogelijk. volg van de plaatsing van het glas mag er geen
In figuur 14.15 worden enkele veel voorko- spanning in de rand van dubbel glas ontstaan.
mende begrippen en definities toegelicht. Materialen en posities van steun- en stelblokjes
moeten aan eisen voldoen zoals omschreven in
14.5.1 Glas en beglazing NPR 3577.
De beglazing omvat alle materialen en hande- In figuur 14.16 wordt de positie van de steun- en
lingen ten behoeve van het plaatsen van glas of stelblokjes aangegeven voor diverse typen bewe-
andere vlakke materialen in sponningen. gingsrichtingen van bijvoorbeeld ramen.
Het glas kan van buitenaf (buitenbeglazing) of
van binnenuit (binnenbeglazing) worden ge-
• Bouwkundig kader: dat deel van het gebouw glas, panelen, ventilatievoorzieningen, bevesti-
waarin of waartegen het kozijn aansluit. gingsmiddelen enzovoort.
• Dagkant: binnenkant van een deur- of raam- • Montagekozijn: kozijn dat later in een prefab
opening. bouwelement of in de bouw tegen de daarvoor
• Dagmaat: vrije tussenliggende maat. opgenomen producten wordt geplaatst, zoals
• Gesloten buitenbekleding: buitenbekleding waar- bijvoorbeeld tegen een stelkozijn of een aanslag
van zeker is dat geen waterpenetratie door de met een vooraf vastgestelde maatvastheid.
bekleding zelf of door de aansluitingen kan plaats- • Negge: maat tussen voorkant kozijn en voorkant
vinden. aansluitende muur.
• Gevelelement: fabrieksmatig samengesteld bouw- • Open buitenbekleding: buitenbekleding waarvan
element ten behoeve van opname in de verticale niet met zekerheid kan worden uitgegaan dat
uitwendige scheidingsconstructie met het doel geen waterpenetratie door de bekleding zelf of
van de gebruiker voldoende lucht en licht toe te door de aansluitingen kan plaatsvinden.
laten. Gevelelementen zijn doorgaans uitgevoerd • Pui: een gevelelement dat wordt aangebracht
als kozijnen, waarin beweegbare delen en vaste tussen de muren en de vloeren.
vullingen zijn opgenomen. • Raamstrook: gevelelement aangebracht in een
• Glaslijn: denkbeeldige lijn tussen het glas in het strook, te onderscheiden in:
kozijn of raam. – horizontale raamstrook, aangebracht tussen
• Halfproduct: toegeleverde producten ten be- vloeren of borstweringen, maar vóór de muren
hoeve van de opname in kozijnen of ramen, zoals langs;
bijvoorbeeld het glas, aluminiumprofielen of hou- – verticale raamstrook, aangebracht tussen de
ten glaslatten. muren, maar vóór de vloeren langs.
• Hefschuifdeur: de deur die bij het openen eerst • Stelkozijn: kozijn dat vroeg in het uitvoerings-
uit de dichting wordt getild, waarna de deur kan proces wordt geplaatst (en waartegen het metsel-
schuiven. werk van het binnen- en van het buitenspouwblad
• Inmetselkozijn: kozijn dat vroeg in het uitvoe- wordt aangebracht) met het doel als aanslag en
ringsproces wordt geplaatst en dat de functie ver- bevestigings- en stelmogelijkheid te dienen voor
vult als maatvoering voor het later aan te brengen het later te plaatsen montagekozijn.
metselwerk van het binnen- en van het buiten- • Stellat: lijnvormig element dat tijdens het uit-
spouwblad. voeringsproces wordt geplaatst met het doel als
• Kozijn: vormvast kader samengesteld uit rand- aanslag en bevestigings- en stelmogelijkheid te
en of tussenstijlen, onder-, tussen- of bovendor- dienen voor het later te plaatsen montagekozijn.
pels, met een onderverdeling die afhankelijk is van • Sterk geventileerde verticale luchtlaag: luchtlaag
de gewenste toepassing. Dit kozijn is de drager in verbinding met de buitenlucht door middel van
voor de in het kozijn aan te brengen vullingen en openingen, aan de bovenzijde en/of aan de onder-
voorzieningen als: deuren, ramen, borstweringen, zijde, die tezamen een grotere doorsnede hebben
dan 1500 mm2 per m1 gevellengte.
Voor de te gebruiken kit worden diverse produc- Indien in de fabriek wordt beglaasd, moet de kit
ten op de markt gebracht. Onderscheiden wordt: bij transport voldoende zijn uitgehard.
• duurzaam elastische vervorming; Het materiaal van een beglazingsprofiel moet
• al dan niet overschilderbaar. voldoen aan NEN 5656 of aan DIN 7863.
Het buitenbeglazingsprofiel moet rondgaand,
Rugvullingsmateriaal moet zijn van PE-band of zonder rek, worden aangebracht, waarbij de
PE-koord met gesloten celstructuur, voorzien van stuik in de bovendorpel plaatsvindt (koud tegen
een zelfklevende laag. elkaar). De beglazingsprofielen vereisen een
� � � � � �
� � � � � �
� �
� � � �������������������������
����������
����������������������
� ���������� � ���������� � ������������
����������������
������������� ��������������
Figuur 14.16 Positie van steun- en stelblokjes volgens NPR 3577 voor diverse draairichtingen
Ruitoppervlak Sponninghoogte b in mm
Enkele beglazing Isolerend dubbelglas
0 – 1,5 m2 12 mm 15 mm 17 mm1 18 mm
1,5 – 3 m2 15 mm 15 mm 17 mm1 18 mm
2 – 3 m2 15 mm 15 mm 17 mm1 18 mm
3 – 4 m2 15 mm 17 mm 17 mm1 20 mm
4 – 5 m2 15 mm 18 mm 20 mm 20 mm
1
De sponninghoogte van de onderdorpel van houten kozijnen mag tot 16 mm beperkt blijven, op voor-
waarde dat het beglazen van buitenaf geschiedt en de grootste afmeting van de ruit een lengte van 2 m
niet overtreft.
van binnenlucht door buitenlucht) om een ge- 2 systeem B: mechanische toevoer en natuurlijke
zond binnenklimaat te krijgen. afvoer. Dit systeem wordt in ons land nauwelijks
De belangrijkste argumenten voor een goede toegepast;
ventilatie zijn: 3 systeem C: toevoerroosters in de gevels en
• door woonactiviteiten zoals koken, douchen afvoerkanalen aangesloten op een ventilator
en dergelijke krijgt de binnenlucht een hoge rela- (mechanische afzuiging);
tieve vochtigheid waardoor sneller en in grotere 4 systeem D: toevoer- en afvoerkanalen aange-
mate condensatieproblemen ontstaan. Opper- sloten op een ventilator (gebalanceerde ventilatie,
vlaktecondensatie in relatie met een voedings- meestal gecombineerd met warmteterugwinning).
bodem levert vaak schimmelvorming op. Ook is
een hoge relatieve vochtigheid verantwoordelijk De afvoerkanalen zullen in de toiletruimten,
voor grote huismijtpopulaties. De hierdoor ge- badruimten en keukens worden aangebracht. De
produceerde allergenen zijn zeer nadelig voor bij de systemen A en C toegepaste natuurlijke
met name carapatiënten; toevoer zal doorgaans worden gezocht in de
• het afvoeren van door bouwmaterialen, meu- gevelopeningen. Soms worden klepraampjes of
bels en stoffering afgegeven stoffen en gassen draaivalramen (in kierstand) toegepast als ven-
(emissies) en van sigaretten- en sigarenrook; tilatievoorziening. Deze voorzieningen mogen
• het aanvoeren van voldoende zuurstof, ook niet inbraakgevoelig zijn, omdat ze dan bij af-
voor open verbrandingstoestellen, brandende wezigheid van de bewoners of ‘s nachts worden
kaarsen en dergelijke. dichtgezet. Doeltreffender is het aanbrengen
van ventilatieroosters in de gevelopeningen. De
Ventilatievoorzieningen zijn in het Bouwbesluit luchtsnelheid in de leefzone mag bij winterse
beschreven onder Luchtverversing en Spuivoorzie- omstandigheden niet groter zijn dan 0,2 m/s.
ningen. Deze eis is gesteld om comfortklachten (tocht)
te voorkomen en te vermijden dat de bewoner
Ventilatiesystemen de ventilatievoorzieningen afzet. Toevoerroosters
Er worden de volgende vier ventilatiesystemen dienen de juiste afmetingen te bezitten, geen
onderscheiden: tocht te veroorzaken en eenvoudig bedienbaar
1 systeem A: volledig natuurlijke ventilatie met te zijn. NEN 1087 stelt de in de tabel van figuur
meestal toevoerroosters in de gevels en afvoer-
kanalen door het dak;
Verblijfsgebied 10,9 dm3/ s·m2 met een minimum van 7 dm/s per
verblijfsruimte (= ingedeeld VG)
Badruimte 14 dm3/s
Toiletruimte 17 dm3/s
Opstelruimte kooktoestel 21 dm3/s
Garage 13 dm3/s per m2 netto vloeroppervlak
Buitenbergruimte 11 dm3/s per m2 netto vloeroppervlak
Gemeenschappelijke ruimte: 11 maal de ruimte-inhoud per uur
trappenhuis, gang naar woningen
2 Pa laagbouw 5 – 30 km
middelhoge bouw meer dan 10 km
hoogbouw meer dan 20 km
3 Pa laagbouw 0 – 15 km
middelhoge bouw 2 – 10 km
hoogbouw 5 – 20 km
4 Pa middelhoge bouw 0 – 2 km
hoogbouw 0 – 5 km
2 Kleproosters
Kleproosters zijn dikker en zijn voorzien van een
dubbelwandige klep. Dit kunnen zijn:
• normale kleppen, draaibaar opgehangen in
het bovenprofiel, figuur 14.23-1;
�������
• vlinderkleppen, draaiend om hun as, figuur
14.23-2;
���
������������
maken eenvoudig uitneembaar zijn, figuur
14.23-3.
������
������ ������
������
��������������
��������������
��������������
��������������
���
���
���
���
� ������������������������������������
����������������������������������� ����������
����������
� �����������������������������
����������������������������
������
������
geventileerd.
4 Suskasten
Als de gevel een grotere geluidbelasting door
bijvoorbeeld verkeer ondervindt, kan een venti-
latierooster met geluiddempende voorzieningen
(suskast) op gelijke wijze als ventilatieroosters
� �����������������������������������
���������������������������������� worden aangebracht. Het suskastgedeelte is
Figuur 14.23 Kleproosters voorzien van absorptiemateriaal, figuur 14.25.
3 Zelfregelende kleproosters
Omdat bij hevige windaanval het lastig wordt de 14.7 Geluidwerende kozijnen
stand van de kleppen steeds te regelen, bestaat
het gevaar dat de gebruikers het rooster maar he- Als de geluidbelasting van woningen en kantoren
lemaal dichtzetten en zo dus de ventilatie onder- door wegverkeer hoger is dan 55 respectievelijk
breken. Daarom hebben de meeste fabrikanten 50 dB(A), eist het Bouwbesluit dat de geluidwe-
ook een type op de markt gebracht waarin, naast ring van de gevel hieraan wordt aangepast. Voor
de in te stellen klep, in de luchttoevoer van het rail- en vliegverkeer geldt iets dergelijks, evenals
rooster een automatisch werkende zelfregelende bij sanering en renovatie. Deze paragraaf beperkt
klep is aangebracht, figuur 14.24. Deze klep rea- zich tot de kierdichting van te openen gevel-
geert op de winddruk in de luchttoevoer van het delen, zoals ramen en deuren in een houten
rooster waardoor een windkrachtonafhankelijke kozijn. Zie voor andere geluidsaspecten para-
constante luchtvolumeregeling wordt bereikt. graaf 14.1.2.
�������� ������������������
�������� ������������������
�������� ������������
��������
�������������������������������
��������������
����������
�������������� ����
����
���������
�������
� ��������������������� ����������
�� ��
� �������������������
Figuur 14.24 Zelfregelende kleproosters Bron: Aralco Nederland B.V.
14.7.2 Dichtingsprofielen
������
De verschillende typen profielen zijn akoestisch
���������� niet gelijkwaardig. Borstelprofielen hebben akoes-
���
tisch geen nut. Kokerprofielen isoleren in de prak-
Figuur 14.25 Suskast tijk beter dan lipprofielen.
��� � ��� �
14.8 Brandveiligheid van
Figuur 14.26 Typen kierdichtingsprofielen gevelelementen
Bron: R.C. Muchall, De geluidwering van kierdichtingsprofielen,
Gemeente Amsterdam, dienst O. en W. 14.8.1 Brandveiligheidseisen
Gevelopeningen zijn belangrijk bij de beoorde-
Figuur 14.26 toont enkele gebruikelijke lip- en ling van mogelijke brandoverslag naar hogere
kokerprofielen. De kokerprofielen verdienen verdiepingen en naar belendingen. Het Bouwbe-
akoestisch gezien de voorkeur. Het linkerprofiel is sluit bevat dan ook diverse voorschriften voor de
het meest gangbaar. brandveiligheid van gevelopeningen (prestatie-
Kokerprofielen moeten over een klein traject eisen). Voor kozijnen in buitengevels worden eisen
kunnen worden ingedrukt. De indrukking dient gesteld aan de bijdrage tot de brandvoortplanting
echter minimaal 2 mm te zijn, terwijl de eenvou- en rookontwikkeling, alsmede aan de brandwe-
dige knevelsluitingen op een houten kozijn in rendheid. Deze laatste eisen volgen uit de vereiste
de praktijk een werking van maar 1 tot 1,5 mm Weerstand tegen Brandoverslag (WBO).
hebben. Deze zijn dus niet toereikend. Omdat de
sluitkrachten bij een goede kierdichting volgens ▶▶ De brandveiligheidseisen worden
NEN 3662 Ramen en deuren – Mechanische eigen- besproken in deel 7 Bouwmethodiek, hoofdstuk 2
schappen tot meer dan 80 N kunnen oplopen, Bouwregelgeving
hebben knevels met rol de voorkeur. Dit geldt
ook voor spanjoletten. 14.8.2 Brandvoortplanting
Bij hoge eisen is een dubbele kierdichting onver- Het Bouwbesluit stelt eisen aan de mate waarin
mijdelijk. Een dubbele kierdichting isoleert 10 tot een constructieonderdeel bijdraagt aan de
15 dB beter dan een enkele dichting. Dit verschil brandvoortplanting. Deze eisen dienen om te
in kwaliteit is niet door andere maatregelen in voorkomen dat een brand zich onbeperkt ont-
de gevel te compenseren. De enige uitzondering wikkelt, zonder dat gebruikers voldoende tijd
hierop zijn draaivalramen met een rondgaande, hebben een brandend (deel van een) gebouw
ingebouwde kierdichting en een opdek (van het veilig te verlaten. De bijdrage tot brandvoort-
raam op het kozijn). Als de profielen voldoende planting komt tot uitdrukking in een klassenaan-
zijn aangedrukt, leveren deze ramen ook goede duiding.
prestaties. De brandvoortplantingsklasse van een materiaal
is enerzijds afhankelijk van de mate waarin dat
Bij de detaillering van houten kozijnen en de materiaal vlam vat (vlamoverslagproef) en ander-
keuze van het hang- en sluitwerk moet men ten zijds van de snelheid waarmee een brand zich
behoeve van een redelijke geluidsisolatie op de er in horizontale richting over uitbreidt (vlamuit-
volgende punten letten: breidingsproef). Er zijn in totaal vijf klassen gefor-
1 kokervormige profielen hebben de voorkeur muleerd, variërend van ‘zeer zwakke bijdrage’
boven lipprofielen; (klasse 1) tot ‘materiaal voldoet niet aan de ba-
2 tochtprofielen moeten in de hoeken worden siseis (te grote bijdrage)’ (klasse 5).
doorgezet; Deze klassen worden vervangen door Europese
3 bewegende delen moeten vlak zijn en goed in brandklassen volgens NEN-EN 13501-1. Sinds
de aanslag passen. Ze mogen niet uitzakken of 2003 geldt er een overgangsperiode, waarin het
scheeftrekken. Bij zware beglazing in draaiende Bouwbesluit zowel de oude Nederlandse als de
delen (bijvoorbeeld 4/20/8 mm dubbelglas) is nieuwe Europese klassen erkent.
Al naar gelang de situering van een constructie- meen geldt voor 5% van het oppervlak in het
onderdeel in een gebouw schrijft het Bouwbe- geheel geen brandvoortplantingseis.
sluit verschillende brandvoortplantingsklassen Deze regel, bedoeld om te voorkomen dat ook
voor. Hoewel kozijnen constructieonderdelen voor bijvoorbeeld lichtschakelaars, brand- en
zijn, hoeven ze niet aan brandvoortplantings- rookmelders eisen zouden moeten gelden, is ui-
klasse 1 en 2 te voldoen (Europees respectievelijk teraard ook op kozijnonderdelen te betrekken.
A2 en B); uitzondering hierop is de eis voor de
naar een brand- en rookvrije vluchtroute toege- Eisen dichte geveldelen
keerde zijde van een constructieonderdeel. Voor De eisen voor de brandvoortplanting van kozij-
kozijnen geldt derhalve een minimale eis van nen staan los van die voor dichte geveldelen.
brandvoortplantingsklasse 4 of Europese brand- Deze laatste zijn in figuur 14.27 weergegeven.
klasse D.
Voor houten gevelelementen geldt dat alle hout- 14.8.3 Rookontwikkeling
soorten met een volumieke massa van meer dan Om te voorkomen dat gebruikers van een ge-
550 kg/m3 behoren tot brandvoortplantings- bouw zich bij een beginnende brand door sterke
klasse 4 (bijvoorbeeld vuren en Oregon pine), en rookontwikkeling onvoldoende kunnen oriënte-
die met een volumieke massa van meer dan ren, zijn er eisen geformuleerd voor de rookpro-
790 kg/m3 tot klasse 2 (bijvoorbeeld afzelia, ductie van de zijde van een constructieonderdeel
merbau). die naar een besloten ruimte is toegekeerd.
Voor de naar de ruimte gekeerde zijde van een
Houten buitenkozijnen zijn meestal voorzien constructie (binnenzijde) geldt dat de rookdicht-
van een afwerking. Verfsystemen op basis van heid maximaal 10 m-1 mag bedragen. Indien
acrylaatdispersies (op waterbasis) voldoen veelal door de ruimte een brand- en/of rookvrije
aan klasse 3, die op basis van alkydhars meestal vluchtroute voert, is dit maximaal 2,2 m-1. Voor
aan klasse 4. Met de gangbare houtsoorten en materialen die behoren tot klasse 1 van de bij-
afwerksystemen wordt zonder meer aan de ba- drage tot brandvoortplanting laat het Bouwbe-
siseis van brandvoortplantingsklasse 4 voldaan. sluit een hogere rookdichtheid toe: maximaal
5,4 m-1. Deze Nederlandse klassen worden
Gevelpuien en logiesgebouwen vervangen door één Europese klasse: s2 volgens
Bij gevelpuien in de brand- en rookvrije vlucht- NEN-EN 13501-1.
route, zoals een vluchttrappenhuis op de kop
van een woongebouw, en bij logiesgebouwen In het algemeen gelden deze grenzen aan de
geldt voor de naar deze vluchtroute toegekeerde rookdichtheid niet voor 5% van het oppervlak
zijde (de binnenzijde dus) brandvoortplantings- Deze regel, bedoeld om bijvoorbeeld licht-
klasse 2 of Europese brandklasse B. In het alge- schakelaars, brand- en rookmelders te kunnen
��������������������������������
������������������
�������������
�������������
� �����
�����
� �����
����
� �����
� �� ����
������������������
�������������
Figuur 14.27 Brandvoortplantingsklassen voor geveldelen
toepassen, is uiteraard ook op kozijnonderdelen ling kunnen hout en kunststof tot ontbranding
te betrekken. Deze eisen zijn ook in verband te komen. 4 kW/m2 is een kritische grens voor enkel
brengen met de brandvoortplantingseisen, floatglas.
figuur 14.28. De grootte van de straling van de vuurhaard en
de eventuele vlammen die uit de gevelopenin-
14.8.4 Brandoverslag gen slaan, wordt bepaald door de afmetingen
Voor brand is een combinatie nodig van brand- van het brandcompartiment (in relatie met de
baar materiaal, zuurstof en temperatuur (een hoeveelheid vuurbelasting) en het aantal en
ontstekingsbron). Naarmate de brand zich de afmetingen van alle gevelopeningen in de
verder ontwikkelt, stijgt de temperatuur in de gevels. De vorm en de temperatuur van een
ruimte, zodat overige materialen buiten de uitslaande vlam worden bepaald door alle in het
vuurhaard eveneens gaan ontleden. De hierbij compartiment aanwezige gevelopeningen.
vrijkomende gassen komen vervolgens weer tot
ontbranding, wat resulteert in een plotselinge De norm biedt ook de mogelijkheid van een
verdere toename van de temperatuur en vlam- gereduceerde brand uit te gaan. In dat geval
overslag. Meestal zal het aanwezige glas in de draagt slechts een deel van het brandcomparti-
gevel hierdoor springen, met als gevolg een ment bij aan de brand. Deze reductie heeft al-
extra toevoer van zuurstof. leen effect bij brandruimten groter dan 50 m2.
Bij voldoende zuurstoftoevoer in relatie tot de Bij gebouwen lager dan 20 m mag altijd de ge-
hoeveelheid brandbaar materiaal blijft de vuur- reduceerde methode worden toegepast. Voor
haard binnen de brandruimte. Bij onvoldoende gebouwen hoger dan 20 m mag dit alleen als
zuurstoftoevoer komen brandbare gassen, ont- de gevel om de 20 m is voorzien van een extra
staan door ontleding, pas buiten de gevelope- weerstand tegen brandoverslag. Deze extra
ningen tot ontbranding: hier slaan dan vlammen weerstand ontstaat door twee opeenvolgende
uit. bouwlagen in de gehele gevel, inclusief de ko-
De straling afkomstig van de vuurhaard, en de zijnen, 20 minuten brandwerend te maken (van
eventuele uitslaande vlammen kunnen leiden tot buiten naar binnen).
brandoverslag naar een ander gebouw of brand-
compartiment. Of dit ook werkelijk plaatsvindt, 14.8.4.a Beperking
is onder meer afhankelijk van de temperatuur De berekeningsmethode is gebaseerd op een
van de vuurhaard en/of de vlammen en van de stralingsmodel. Daarom mag de berekenings-
afstand tot de bedreigde gevel. methode voor het beoordelen van de brandover-
slag niet worden gebruikt als tegenover elkaar
Voor buitenkozijnen is vooral de brandoverslag gelegen openingen minder dan 5 m uit elkaar
van belang oftewel de uitbreiding van een brand liggen. Dit is gebaseerd op het feit dat binnen
via de buitenlucht. deze afstand niet is uit te sluiten dat een vlam
De brandoverslag dient men te bepalen van- ook werkelijk de andere gevelopening raakt
uit een gevelopening van de in brand staande (convectieve overdracht).
ruimte naar een gevelopening van een door
brandoverslag bedreigde ruimte. Artikel 3.9 van NPR 6091
NEN 6068 definieert een gevelopening als: die Voor een aantal standaardplattegrond- en raam-
delen van de gevel met een brandwerendheid afmetingen noemt NPR 6091 Brandveiligheid
(met betrekking tot de scheidende functie; van van gebouwen. Brandoverslag door straling tussen
binnen naar buiten) van kleiner dan 30 minuten. ruimten veilige afstanden tussen openingen in de
De weerstand tegen brandoverslag (WBO) in gevel.
minuten is gelijk aan de tijd, dat de maximale
waarde van de stralingsflux op een (opening 14.8.5 Brandwerendheid buitenkozijnen
in de) gevel die door brandoverslag wordt be- Indien volgens de berekeningen maatregelen
dreigd, kleiner is dan 15 kW/m2. 15 kW/m2 is een nodig zijn, dan houden deze in het algemeen in,
genormeerde grenswaarde. Bij een hogere stra- dat een deel van de gevelkozijnen brandwerend
Brandvoortplantingsklasse1 Maximale
rookproductie
(rookdichtheid)1
volgens NEN 6065 of NEN-EN 13501-1 volgens NEN 6066
of NEN-EN 13501-1
Onderste 2,5 m van gevel3 Geen speciale eis 12 Geen speciale eis
Route vanuit subbrandcom- Geen speciale eis Geen speciale eis 2,2 m-1 * of s2
partiment gezondheidszorg
Route vanuit subbrand- Geen speciale eis Geen speciale eis 5,4 m-1 of s2
compartiment celfunctie
Kozijnen, ramen, deuren e.d. Geen speciale bepaling 4 of D Geen speciale bepaling
1
Geldt niet voor 5% van het oppervlak.
2
Voor kozijnen geldt klasse 4 of D. De toelichting bij het Bouwbesluit gaat ervan uit ‘dat deuren, ramen, ko-
zijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen, zoals een ventilatierooster, niet kunnen voldoen aan
klasse 2 van brandvoortplanting’.
3
In geval van een vloer hoger dan 5 m boven het aansluitende terrein (niet voor rijtjeswoningen en dergelijke).
4
Woongebouw, logiesgebouw, bedgebonden gezondheidszorg en kinderopvang met slaapgelegenheid.
* 5,4 m-1 onder de voorwaarde dat de brandvoortplanting behoort tot klasse 1.
Spiegeldraadglas draadnet houdt na breuk glas bij elkaar indien straling maatgevend,
maximaal 1,5 m2
is afhankelijk van het glasoppervlak. De tabel van Bij de details in figuur 14.33 is voor de verschil-
figuur 14.31 geeft een overzicht van de glassoor- lende glassoorten in een tabel weergegeven wat
ten. Bij toepassing in een gevel is het belangrijk het maximaal toelaatbare oppervlak is van dat
om vast te stellen of het brandwerende glas en type glas voor brandwerendheden van 20 en 30
de beglazingsmaterialen bestand zijn tegen uv- minuten getoetst op het criterium ‘thermische
licht en water. Dit is vaak een probleem. isolatie betrokken op de straling’. De oppervlak-
ken in deze tabellen zijn berekend op basisgege-
Bij isolatieglas verdient het de voorkeur de brand- vens uit relevante testrapporten van het Centrum
werende ruit aan de binnenzijde te situeren. voor Brandveiligheid van TNO Bouw.
Bij de bepaling van de oppervlakken is uitge-
De buitenruit van het isolatieglas kan men dan gaan van vierkante ruiten. Dit is de ongunstigste
vrij kiezen (glas met een zonwerende of HR- hoogte-breedteverhouding. Bij rechthoekige ko-
coating). zijnen zijn dus grotere oppervlakken toegestaan.
De gecoate brandwerende glassoorten behoren Voor de vlamdichtheid kunnen de maximale
op grond van de coatingseigenschappen dan afmetingen slechts worden verkregen uit eerder
automatisch tot de categorie HR-glas. genoemd testrapport. De kleinste van beide
gegevens is maatgevend. Als de maximale afme-
14.8.6.b Beglazingsdetails ting voor de vlamdichtheid maatgevend blijkt
Voor de in de tabel van figuur 14.31 genoemde en toch grotere oppervlakken wenselijk zijn, kan
glassoorten zijn standaardbeglazingsdetails uit- men de kozijnen onderverdelen met extra stijlen
gewerkt. De tabel van figuur 14.32 geeft een of dorpels.
overzicht van het toepassingsgebied van de in
figuur 14.33 weergegeven details.
Detail: Detail:
Buitenbeglazing
Spiegeldraadglas 1 1c 1c 1c
Gehard/gecoat 1a 1c 1c 1c
Gelaagd, niet opschuimend 1 1c 1c 1c
Gelaagd, opschuimend 1b 1d 1d 1d
Binnenbeglazing
Spiegeldraadglas 2 2 2 2
Gehard/gecoat 2 2 2 2
Gelaagd, niet opschuimend 2 2 2 2
Gelaagd, opschuimend 2 2 2 2
��
���������������������� ���������������������
������������� ����������������
����
����
�
�
���������������� ���������������
�������������������������������� ���������������������
����
����
�
��������� ����������������������� � ��������� ����������������������� �
���������� ���������� ���������� ����������
����������������������� ��������� ����� ���������������� ��������� ���������
���������������� � � �
������������ � � �� ��
�
�� ���������
������������
�����������
����
����
���������������
������������
���������
��
����
�
���������������������������������
��������� ����������������������� �
��������� ����������������������� �
���������� ����������
���������� ����������
����������������������� � �
���������������� ��������� ���������
���������������� ���� ���
� ������������ ��������� ���������
�� ��������������
� ���������������
Figuur 14.33 Voorbeelden van brandwerende
beglazingssystemen
onbeperkt gebruikt worden, het hamergebruik is Deze aanpassingen moeten al in het ontwerp
echter beperkt tot 9 seconden. zijn geïntegreerd.
De eisen zijn opgenomen in het Handboek voor
Gereedschapsset A Toegankelijkheid van de Federatie Nederlandse
Deze set, die wordt gebruikt om de manuele Gehandicaptenraad (FNG). Er staan ook richt-
beproeving volgens inbraakklasse 2 uit te voe- lijnen voor buitenruimten en gebouwen in. Bij
ren, bestaat uit: gebouwen wordt er onderscheid gemaakt tussen
• één schroevendraaier lengte 375 mm; de eisen voor dagelijkse gebruikers (basiseisen)
• één schroevendraaier lengte 260 mm; en bezoekers (aanvullende eisen).
• één pijptang lengte 240 mm;
• één waterpomptang lengte 240 mm; 14.10.1 Vrije doorgang, hoogteverschil
• één kunststof keg; Het Bouwbesluit bevat ook eisen omtrent de
• houten keggen en aanvullend gereedschap vrije doorgang en het hoogteverschil in de on-
waaronder een hamer van 200 gram. deraansluiting bij deuren. De eisen gelden voor
een beperkt aantal deurkozijnen. Een definitie
Wanneer inbraakklasse 3 of hoger gehaald dient van ‘vrije doorgang’ staat in NEN 2580 Opper-
te worden, zal het gereedschap worden uitge- vlakten en inhouden van gebouwen, zijnde ‘de
breid met zwaarder gereedschap, onder andere effectieve breedte bij een geopende deur’. Het
met een koevoet, slijptol en boormachine. Bouwbesluit verwijst overigens sinds 2003 niet
De statische, dynamische en manuele beproevin- meer naar deze definitie. Ook al hebben verschil-
gen worden uitgevoerd door SHR Houtresearch lende deuren dezelfde dagmaat, dan nog kan
of SKG (Stichting Kwaliteit Gevelbouw). de vrije doorgang verschillen, afhankelijk van het
aantal graden dat de deur kan draaien, de dikte
Houten gevelelementen worden op inbraakwe- van de deur en de afstand van het draaipunt
rendheid getest door SHR, terwijl SKH daarop (de scharnierknoop) tot de deur, figuur 14.35-1.
gebaseerde KOMO-attesten-met-productcertifi- Uitsteeksels als een deurgreep kunnen de vrije
caat uitgeeft. doorgang verkleinen. Pas als een deur zo’n 180°
open kan, komt de vrije doorgang overeen met
Voorwaarden de dagmaat van het kozijn. De eis aan het hoog-
Op basis van genoemde beproevingen bestaan teverschil in de onderaansluiting ter plaatse van
er voorwaarden voor de maximale raam- en bepaalde deuren is in het Bouwbesluit uitgedrukt
deurafmetingen en de minimale afmetingen van ten opzichte van het aansluitende terrein:
kozijn-, raam- en deurhout. Deuren moeten ook 0,02 m, figuur 14.35-2.
voldoen aan BRL 0803 Houten buitendeuren.
In geval van naaldhout geldt eveneens dat ze niet
van western red cedar mogen zijn en dat ze al- Geraadpleegde en aanbevolen
leen van gelamineerd en gevingerlast naaldhout literatuur
mogen zijn. Bij vlakke deuren moet de deurom-
bouw naast en boven een glasopening minimaal 1 Bouwbesluit (Staatsblad 2001, 410; Stb. 2002,
210 mm breed zijn, en de hoogte van een glas- 203, 516, 518, 582 en de Ministeriële Regelin-
opening mag hoogstens 1100 mm bedragen. gen Staatscourant 2002, 241; Stcrt. 2003, 101).
2 Handboek voor Toegankelijkheid. Federatie Ne-
derlandse Gehandicaptenraad (FNG).
14.10 Toegankelijkheid en 3 KVT Kwaliteit van Houten Gevelelementen. Ne-
aanpasbaar bouwen derlandse Bond van Timmerfabrikanten NBvT,
Bussum.
Aanpasbaar bouwen is een ontwerpsysteem, 4 Muchall, R.C., De geluidwering van kierdich-
bedoeld om woningen en/of woongebouwen op tingsprofielen. Gemeente Amsterdam, dienst O.
een gemakkelijke en niet te kostbare manier aan en W., 1986.
te passen aan de behoeften van mindervaliden. 5 Technische Houtdocumentatie nummer B
����������
�������������
������������
�������
����������������
�����������������
���� �����������
�
�
�������������
������
����������
�������������� ��������������
� ��������������
�
�
� ����������������������� �������������
Figuur 14.35 Toegankelijkheid
18/2 aflevering december 1998. Centrum Hout, NEN 5096 Inbraakwerendheid – Gevelelementen
Almere, 1998. met deuren, ramen, luiken, vaste vullingen
6 Wet Geluidhinder. NEN 5128 Energieprestatie van woningen en
woongebouwen. Bepalingsmethode
Normen NEN 5656 Gevelprofielen van rubber – Massieve
BRL 0803 Houten buitendeuren dragende en niet-dragende profielen – Specificatie
DIN 7863 Nichtzellige Elastomer-Dichtprofile im en beproevingsmethoden
Fenster- und Fassadenbau; Technische Lieferbedin- NEN 6065 Bepaling van de bijdrage tot brand-
gungen voortplanting van bouwmateriaal (combinaties)
NEN 2057 Daglichtopeningen van gebouwen NEN 6068 Bepaling van de weerstand tegen
NEN 2580 Oppervlakten en inhouden van gebou- branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten
wen NEN 6069 Experimentele bepaling van de brand-
NEN 2608 Vlakglas voor gebouwen. Weerstand werendheid van bouwdelen
tegen windbelasting. Eisen en bepalingsmethode NEN 6073 Rekenkundige bepaling van de brand-
NEN 2687 Luchtdoorlatendheid van woningen werendheid van bouwdelen. Houtconstructies
– Eisen NEN 6702 Technische grondslagen voor bouwcon-
NEN 2778 Vochtwering in gebouwen. Bepaling- structies. TGB-1990. Belastingen en vervormingen
smethoden NEN 6710 Technische grondslagen voor bouw-
NEN 3661 Gevelvullingen (deuren, ramen, vlies- constructies – TGB 1990 – Aluminiumconstructies
gevels) - Luchtdoorlatendheid, waterdichtheid, stijf- – Basiseisen en eenvoudige basisrekenregels voor
heid en sterkte – Eisen overwegend statisch belaste constructies
NEN 3662 Ramen en deuren – Mechanische ei- NEN 6760 Technische grondslagen voor bouwcon-
genschappen structies. TGB 1990 – Belastingen en vervormingen.
NEN 5087 Inbraakwerendheid van woningen Houtconstructies – Basiseisen – Eisen en bepaling-
– bereikbaarheid van gevelelementen: deuren, ra- smethoden
men en kozijnen NEN 6770 Technische grondslagen voor bouwcon-
structies. TGB 1990 – Staalconstructies – Basiseisen
De economische levensduur wordt bepaald door via de functionele eisen van het Bouwbesluit.
het tijdstip waarop een gelijkwaardig alternatief De eisen zijn een gevolg van het Nederlandse
financieel aantrekkelijker wordt. De functionele klimaat en de gebruikelijke combinatie van ma-
levensduur is afhankelijk van de veranderende terialen en detailleringen. Grote dakoverstekken,
behoeften van de gebruiker. zoals die in landen met veel neerslag (sneeuw)
In de praktijk blijken vooral de economische worden gebruikt, zijn in Nederland ongebruike-
en de functionele levensduur van belang bij de lijk. Dat is jammer, want grote overstekken zijn
keuze tussen herstel respectievelijk sloop en ver- uitermate geschikt om de gevel te beschermen.
vanging. Houten kozijnen, zo toont de praktijk, Daarom zijn ze ook opgenomen in maatregel
zijn relatief eenvoudig aan te passen aan nieuwe S061 van het Nationaal Pakket Woningbouw, zie
functionele eisen. Een voorbeeld hiervan is het paragraaf 15.4.
vervangen van enkel- door dubbelglas. Het reali- De maatregelen en detailleringen in de KVT
seren van een kozijn met een grotere technische zijn afgestemd op de geldende risicoklasse 3
levensduur dan de functionele of economische uit NEN-EN 335-2 Duurzaamheid van hout en
levensduur heeft alleen zin als het kozijn demon- op hout gebaseerde producten. Definitie van risi-
tabel is (montagekozijnen) en de onderdelen coklassen voor biologische aantasting: toegepast
opnieuw kunnen worden gebruikt. bovengronds, niet onder dak. Bij toepassing in
risicoklasse 2 (bovengronds, onder dak) gelden
Voor alle houten kozijnen conform de KVT geldt uiteraard minder zware eisen. Voor geveltimmer-
bij een juiste bouwkundige detaillering en goed werk zijn deze echter niet nader uitgewerkt.
planmatig onderhoud een gemiddelde levens-
duur van 50 jaar. De KVT staat borg voor een 15.1.3 Aansluitingen
kwalitatief goed product, met een mogelijke ga- De aansluitingen tussen kozijnen en bouwkundig
rantie van 10 jaar. De aanzienlijk langere levens- kader worden geacht waterdicht of regenwerend
duur van een kozijn laat zich niet zonder meer in te zijn bij testen volgens genormeerde beproe-
een langere garantieperiode vertalen, omdat het vingsmethoden, zoals vastgelegd in NEN 2778
onderhoud in de gebruiksfase vrijwel altijd bui- Vochtwering in gebouwen, bepalingsmethoden. De
ten het bereik van de timmerfabrikant valt. NPR 2652 Vochtwering in gebouwen geeft aanwij-
zingen voor constructies in de woningbouw en
Onder invloed van duurzaam bouwen is de toe- voorbeelden van details, zodat de constructies
passing van houtsoorten met een lagere natuur- bij goede uitvoering waterdicht (met winddruk)
lijke duurzaamheid toegenomen. Dit betekent of regenwerend (zonder winddruk) zijn. Tevens
niet per definitie dat kozijnen van deze houtsoor- geeft zij van bouwkundige scheidingsconstruc-
ten een kortere levensduur of vaker onderhoud ties de prestaties van de binnenoppervlakte-
nodig hebben. Wel kan te lang uitstel van onder- temperatuurfactor, inclusief kozijnen. In para-
houd eerder leiden tot gevolgschade en dus tot graaf 15.6.1 worden de eisen aan aansluitingen
hogere herstelkosten. Daarom is bij houtsoorten via principes uitgewerkt.
met een lagere duurzaamheid een korter interval
tussen inspectiebeurten aan te bevelen. 15.1.4 Inmetsel- en montagekozijn
De houtsoortkeuze heeft tevens gevolgen voor In tegenstelling tot de ons omringende landen
de toegestane afwerkproducten, wat een verschil wordt het houten kozijn in Nederland traditie-
in de onderhoudsfrequentie kan opleveren. Para- getrouw al in de ruwbouwfase geplaatst (inmet-
graaf 15.13 gaat nader in op de invloed van selkozijn).
afwerkproducten en hun kleuren op het onder-
houd. Deze praktijk is te verklaren uit de tijd dat ko-
zijnen nog een dragende functie hadden. In de
15.1.2 Klimaat jaren vijftig nam de betonlatei deze functie over.
De detaillering van geveltimmerwerk is erop ge- Dit gaf de mogelijkheid de kozijnen pas in een
richt vocht en condenswater zo snel mogelijk af later stadium te plaatsen, de zogenaamde mon-
te voeren. Vochtwering in gebouwen is geregeld tagekozijnen. Montagekozijnen worden pas in
de eindfase gemonteerd, tegen een stelkozijn dat bouw. De elementen hebben geen dragende
verankerd is aan het binnenspouwblad. Ze zijn functie. De met KOMO-attest-met-productcer-
in dat opzicht te vergelijken met kunststof- en tificaat leverbare, doosvormige gevelsluitende
metalen kozijnen. elementen maken geen deel uit van de hoofd-
draagconstructie. Ze zijn, net als in de hout-
De belangrijkste voordelen van montagekozijnen skeletbouw, opgebouwd uit stijl- en regelwerk,
zijn: compleet met isolatiemateriaal en beplating en
• minder kans op beschadigingen door latere in veel gevallen ook voorzien van beglaasde en
plaatsing in het uitvoeringsproces; afgewerkte kozijnen, zie paragraaf 15.11.
• optimale kwaliteit door aflakken en beglazen
in de fabriek onder geconditioneerde omstandig- De reden voor de populariteit is dat het systeem
heden. een geprefabriceerd en goed isolerend binnen-
spouwblad oplevert, waarbij de Rc-waarde van
Bijkomende voordelen: 3 m2 ∙ K/W en hoger eenvoudig te realiseren is.
• voldoet door prefabricage en mogelijkheden Omdat binnenspouwblad en isolatie samenval-
van demontage en hergebruik aan de uitgangs- len, ontstaat er ruimtewinst. Overigens is de
punten van duurzaam bouwen (zie maatregelen materiaalkeuze voor het buitenspouwblad geheel
S051 en S056 van het NPW, zie paragraaf 15.4; vrij.
• minder tot geen schilderwerk tijdens de Voor kozijnen is het gevelsluitende element een
bouw; gunstige ontwikkeling, aangezien de aansluiting
• mogelijkheid voor uitgebreide garantie, zie op het kader onder geconditioneerde omstan-
paragraaf 15.5. digheden in de fabriek plaatsvindt. De belang-
rijkste voordelen zijn dus identiek aan die van
De keuze voor montagekozijnen dient in het montagekozijnen.
bestek en op de tekeningen omschreven te zijn.
Een moderne Arbovriendelijke variant van het 15.1.6 Houten gevelbekleding
montagekozijn is het Kapla-kozijn. Bij een houten gevelbekleding bestaat de buiten-
schil uit stijl- en regelwerk met daarop ventile-
▶▶ In deel 12a Uitvoeren – techniek, wordt in rend aangebrachte massief houten delen: hori-
hoofdstuk 7 Uitvoeren van gevels het plaatsen van zontaal, verticaal, diagonaal of in een combinatie
het Kapla-kozijn besproken hiervan geplaatst. De dikte van de schil bedraagt
hooguit enkele centimeters. Om de aansluiting
15.1.5 Gevelsluitende elementen van kozijn en gevelbekleding esthetisch verant-
De belangstelling groeit sterk voor geprefabri- woord te maken, plaatst men het kozijn in het
ceerde, op maat gemaakte binnenspouwbladen vlak van de bekleding. Hierdoor ontstaat het ka-
die sluitend worden gemonteerd in de beton- rakteristieke vlakke aanzicht, zo kenmerkend voor
skeletten van bijvoorbeeld seriematige woning- houtskeletbouw met een houten gevelbekleding.
���������������������������������������������
�������������������������������������������
� ���
� ��� � ���
� ���
� ���
� ���
06950459_hfs15.indd 47
(onbehandeld)
Gangbare houtsoorten
Rode meranti loofhout H nee O TA hard 640 4
(Shorea spp.)5 V W DA
L
Europees vuren naaldhout H ja O DA matig 460 4
(Picea abies)6 V hard
L
Merbau loofhout H nee O TA zeer 800 2
(Intsia spp.) V DA hard
Western naaldhout H ja O DA matig 490 4
hemlock/fir V hard
(Tsuga heterophylla)5 L
Western naaldhout H nee O OA zacht 370 4 onbehandeld beschut
red cedar W TA toepassen; beschermen
(Thuja plicata)5 DA in ruwbouwfase tegen
beschadigingen
Oregon pine naaldhout H ja O TA matig 530 3–4
(Pseudotsuga V DA hard
menziesii)
Iroko loofhout H nee O TA hard 650 3
(Milicia spp., V W DA
voorheen Clorophora excelsa)5
Minder gangbare houtsoorten
Sipo loofhout H nee O DA hard 650 3
(Entandrophragma V W
utile)5
15 KOZIJNEN, RAMEN EN DEUREN VAN HOUT
47
28-06-2005 16:28:19
48
06950459_hfs15.indd 48
(onbehandeld)
28-06-2005 16:28:19
Houtsoort Naaldhout / Gecertificeerd Verduur- Afwerking Hardheid Gemiddelde Brandvoort- Bijzonder-
(overeenkomstig Loofhout toegestaan 2 zamen volumieke plantings- heden
4
NEN 1015) massa (kg/m 3) klasse
06950459_hfs15.indd 49
(onbehandeld)
28-06-2005 16:28:19
50
verlopen, dat het bos in stand blijft voor toe- 15.3 Keuze houtprofielen en
komstige generaties. Dit moet onafhankelijk afmetingen
en betrouwbaar worden beoordeeld en gecer-
tificeerd. Vanwege de beschikbare handelsmaten, mini-
mumafmetingen, garantie, KOMO-certificering
Certificering van bossen en kosten is het raadzaam te kiezen uit de serie
Het certificeren van bossen geschiedt aan de standaardprofielen en -afmetingen die in de loop
hand van een aantal criteria. Deze behelzen der tijd zijn ontwikkeld. Figuur 15.5 geeft een
niet alleen de technische eisen waaraan ver- overzicht van deze profileringen en de toepas-
antwoord bosbeheer moet voldoen, maar ook sing. De gekozen profileringen bepalen het aan-
de rol van de in en van de bossen levende zicht van het kozijn. Voor de benamingen en af-
bevolking, de boswetgeving en de landinrich- metingen van de profileringen zie figuur 15.6 en
tingsplannen. Andere factoren zijn de water- 15.7. Er bestaan verschillende typen sponningen:
huishouding en de biodiversiteit. Dergelijke binnen- en buitensponningen en sponningen
criteria zijn onder meer ontwikkeld door de met breedtes van 67 of 51 mm.
Forest Stewardship Council (FSC), een instel-
ling geïnitieerd door natuurbeschermings- en De wisselsponning komt voor bij de dorpel met
mensenrechtenorganisaties. De FSC accredi- zowel een binnen- als buitensponning. Ter illus-
teert certificerende organisaties, die de criteria tratie zijn in de figuren 15.8 tot en met 15.10
van de FSC moeten onderschrijven en hanteren. drie kozijnen uitgewerkt met dezelfde houtma-
ten, maar met variatie in de sponningen.
Ketenbeheer
Ook het ketenbeheer (chain of custody) – de weg 15.3.1 Algemene eisen
van bos, zagerij, transport tot en met verwerking De KVT-detaillering is gericht op het zo snel mo-
– verdient beoordeling. Dit voorkomt dat het gelijk doen aflopen van regen- en condenswater.
hout wordt verwisseld of vermengd met niet- Hierbij gelden de volgende principes (NEN 3253
gecontroleerd hout. De eisen zijn er met name Bescherming van hout voor woning- en utiliteits-
op gericht het verantwoord geproduceerde hout bouw):
praktisch en administratief gescheiden en identi- 1 de bovenzijden van onder- en tussendorpels
ficeerbaar te houden. moeten aan de buitenzijde schuin aflopen onder
een hoek van 9° met het horizontale vlak, figuur
15.2.3.a Tropisch, niet-tropisch 15.6 en 7;
Voldoet het houten kozijn of raam aan alle eisen 2 de onderzijden van boven- en tussendorpels
van zorgvuldigheid inzake de gebruikte grond- moeten aan de buitenzijde worden voorzien van
stof, dan kan dit eindproduct een keurmerk een waterhol, figuur 15.6, of aan de voorzijde
krijgen. Vooralsnog is er slechts een beperkte van een doelmatig lekprofiel bij toepassing van
hoeveelheid hout met een keurmerk op de markt buitensponningen figuur 15.9-2 en 4.
beschikbaar. Het gaat om geringe hoeveelheden 3 waterslagen onder kozijnen moeten een hel-
tropisch hout, maar naar verwachting zal de ling hebben van circa 15° met het horizontale
stroom gecertificeerd hout in de komende jaren vlak en reiken tot ten minste 30 mm buiten het
gestaag groeien. Nu de discussie zich niet lan- gevelvlak.
ger beperkt tot tropische bossen, zal straks ook
naald- en loofhout uit de gematigde streken met 15.3.2 Houtmaten
een certificaat beschikbaar komen. Het Nationale De toelaatbare lengte van tussenstijl en/of de
Pakket Woningbouw (zie paragraaf 15.4) spreekt tussendorpel bepaalt de afmeting van een kozijn
dan ook met nadruk over het gebruik van duur- in de beoogde situatie (windsnelheidsgebied/
zaam geproduceerd hout, zowel tropisch als hoogte). De meest gangbare maten zijn
niet-tropisch. 67 × 90, 67 × 102, 67 × 114 en 67 × 139 mm,
zie de tabel van figuur 15.11. Hoofdstuk 14
Gevelopeningen bevat informatie over het be-
��
��
��
��
palen van de afmetingen van kozijnstijlen. Voor afgaande overeenstemming tussen de tim-
woningbouw tot 15 m hoog is in het algemeen merfabrikant als certificaathouder en de certi-
een doorsnede van 67 × 90 mm voor de maat- ficerende instelling (SKH). Aangetoond moet
gevende tussenstijlen en -dorpels voldoende, bij worden dat de oplossing voldoet aan de pres-
een lengte tot maximaal 2,0 m. De afmetingen tatie-eisen van Beoordelingsrichtlijn BRL 0801
van raamhout worden, behalve door de grootte Houten gevelelementen. Zolang de timmerfa-
van het raam, vooral bepaald door dikte en ge- briek nog niet bekend is, kunnen SKH en ook
wicht van het glas. SGT de architect of aannemer geen zekerheid
bieden. Dit komt omdat een productcertifi-
Afwijkende kozijnen caat productieplaatsgebonden is.
Binnen de KVT zijn de ontwerpmogelijkheden
voor kozijnen zeer uitgebreid. Indien ontwer- 15.3.3 Draaiende delen
pers toch van de KVT afwijkende kozijnen wil- De profielafmetingen voor ramen zijn: 38 × 67,
len toepassen, moeten zij zich realiseren dat 54 × 67, 54 × 78, 54 × 90 en 67 × 90 mm. In
dit veel consequenties met zich meebrengt. raamhout van 54 mm dik is zowel enkel- als
Pas in een laat stadium wordt duidelijk of het dubbelglas tot maximaal 17 mm dik te plaatsen.
ontwerp leverbaar is met KOMO-certificaat Raamhout van 67 mm dik staat in het algemeen
en SGT-garantie. De investeringen in tijd en circa 20 mm dik isolerend dubbelglas toe. In
kosten zijn dan al gemaakt. Beter is eerst na te bijzondere gevallen past hierin isolatieglas tot
gaan of het ontwerp door enige aanpassing 30 mm dik. Bij draaiende delen wordt rond-
binnen de eisen van de KVT te realiseren is. gaande kaderdichting gebruikt.
Afwijkende oplossingen zijn slechts met
KOMO-certificatiemerk te leveren na voor-
� � � � �
�
����������� ���������
� � �
� � �
� � � �
�������������������������
��������������������������������������
�����������������������
� �
� � �
� �
� �
�
� �
�
�����������
� � �����������������������������������
��������������������������������
� �������������
� �
� � ����������������������������������
�
� � ��������������������������������
���� �
�
� � � �����������������������������������������
������������������������������������
�
���������������������������������
�
� �
��������������� �
� � � ��������������
�
�
� � �
��������������
� �
�����������������
�
� ��������
�
�
������������ � �������������������
�
� �
����������������������������
� ����������������������� ������������
�
� � ������� ����������
�
� �
�
�
� � �
�
� � � �
� �
� � �
�
� �
�
�
�����������
�
� � � � �
�
� ����������������������������
Figuur 15.6 Benamingen in de profileringen
��������������������
�� �� �� �� �� ��
� � � �
�
�
������ ������
������ ������
�
� ��
��
��
�� ��
� �
� ������������������������������� � ������������������������������
�� ��
��
��
� �
����
����� �����
����
������ ������
������ ������
��
��
��
��
�� �� �� �� �� ��
� �
� ������������������������������ � ������������������������������
� � ��������������� �
��
��
� �
��
��
� �
������ ������
������ ������
��
��
��
��
��
��
��
�
� �
� ��������������������������� ���������� � ��������������������������� ����������
� ��������������� � �
�� �� ��
� �
�
� �
������ � �
������
15.3.4 Beglazing en glaslatten
De manier van beglazing dient zo te worden
���������� uitgevoerd dat er óf geen water in de sponning
komt óf dat het water dat alsnog in de sponning
��
komt, snel wordt afgevoerd. Deze functionele
��������������������������������������� eisen zijn vastgelegd in NEN 3576 Beglazing van
� kozijnen, ramen en deuren. Volgens de KVT ver-
� ������������������������������
vaardigde kozijnen voldoen aan deze eisen. Voor
meer informatie over beglazingssystemen en de
��
beglazingsprofielen, zie paragraaf 15.6.6.
����������
�
�����
Aluminium glaslatten langs de onderdorpel
moeten op de dam (dag) worden bevestigd, niet
������ in de sponning, om problemen met vocht en
������ ongedierte te voorkomen. De zogenaamde stoel-
tjesprofielen zijn daarom sinds 1999 niet meer
��
������
��������
�����
�����
�
�
� � �����
�
�����
������
�������
������
��������
�
�����
������������
�����
�
������ ������ ������
� � � ������
��������������������������������
�������������������������������������� ���������� �
Figuur 15.8 Voorbeeld van kozijn met houtmaat 67 × 114 en een sponning van 67 mm aan de buitenzijde
������
�
�����
�����
�
�
� �
�
�����
�����
������������
������������������������������� ������
�������� � �
� � ��������������������
� ��������������
� ������������� �����
� �������������
������������ �����
�
������ ������ ������
�����
����� �����
����� �����
�����
����� �����
� � � ���������� ������
�
Figuur 15.9 Voorbeeld van kozijn met houtmaat 67 × 114 en een sponning van 51 mm aan de buitenzijde
Een van de uitgangspunten is het beperken van • S003 Realiseer een extra gunstige energie-
materialen die schadelijke emissies uitstoten prestatie (variabel);
naar lucht, water of grond. Materialen op basis • S009 Neem een tochtportaal aan entree/tuin-
van chemische processen moet men daarom zijde op (variabel);
zo min mogelijk gebruiken. Oplosmiddelarme • S011 Zet galerij, loggia of balkon dicht met
verfsystemen verdienen sterk aanbeveling. Sinds (enkel)glas (variabel);
2004 mogen timmerfabrieken in het kader van • S016 Gebruik HR-glas met U ≤ 1,2 W/m2 · K
de Arbovoorschriften geen verf meer gebruiken in alle verwarmde ruimten (vast);
met meer dan 150 g oplosmiddel per liter verf. • S019 Pas verbeterde kierdichting toe bij
In het kader van dubo wordt aan S291 voldaan, bewegende delen in kozijnen (variabel);
als men voor buitenschilderwerk een verf van • S020 Plaats een brievenbus met verhoogde
type AA (watergedragen alkydemulsies), AC (wa- tochtwering (vast);
tergedragen acrylaatdispersies) of HS (high solid) • S027 Optimaliseer het woningontwerp op
gebruikt. Natuurverf voor buitentoepassing krijgt daglichttoetreding en passief gebruik zonne-
in het NPW geen aanbeveling. energie (variabel);
• S031 Plaats een verhoogd aandeel van het
15.4.2 Energiebesparing glasoppervlak dichtbij het plafond (variabel);
Dubo-maatregelen ten behoeve van energie- • S441 Zorg voor daglichttoetreding in het
besparing zijn onder andere: trappenhuis bij meergezinswoningen (vast);
• S002 Realiseer een energieprestatie die beter • S473 Pas zelfregelende ventilatieroosters toe
is dan de eis in het Bouwbesluit (variabel); (variabel);
�
������
�����
� �����
�
� � �����
�
�����
������������
������
��������
�
�����
�������������������
���������� �����
������������
������������������������
�
����� ����� ����� �����
����� �����
�����
������ �����
������ ������
� � � ������
�
Figuur 15.10 Voorbeeld van kozijn met houtmaat 67 × 114 en een sponning van 51 mm aan de binnenzijde
• S482 Maak een serre aan de woning buiten zomer. Het effect kan dan weer verloren gaan
de thermische schil (variabel). door de noodzaak van een hoger ventilatievoud.
Toepassing van zonwering kan hierin verbetering
Goede isolatie van de bouwkundige schil is uit- brengen.
gangspunt bij energiebesparing, leidend tot een
lage EPC. In de gebouwschil zorgde het raam Een verhoogde tochtwering van de bewegende
vroeger voor een slechte warmte-isolatie. Met de delen van kozijnaansluitingen beperkt de onbe-
komst van HR-glas, dat een warmtereflecterende, wuste ventilatieverliezen. Een goede kierdichting
transparante metaallaag heeft, is dit veranderd. levert naar verhouding een goede bijdrage aan
De U-waarde van HR-glas hangt af van de soort de luchtdichtheid.
coating, de spouwvulling (argon en krypton iso-
leren beter dan lucht) en de spouwbreedte. Een ▶▶ Duurzaam bouwen op de verschillende
breedte van 15 mm geeft een optimale isolatie. schaalniveaus wordt behandeld in deel 7
Zie hoofdstuk 14 Gevelopeningen. Bouwmethodiek, hoofdstuk 5 Duurzaam bouwen
Door een verhoogd aandeel aan glasoppervlak
dicht bij het plafond is er minder behoefte aan
kunstlicht. Om te voldoen aan S031, moet ten
minste 75% van het glasoppervlak boven de
halve vertrekhoogte zijn geplaatst.
Bij grote glasoppervlakken dient men rekening
te houden met hoge binnentemperaturen in de
sen en richtlijnen van de KVT, zijn uiteraard ook tingen waterwerende en waterdichte lagen opge-
van de SGT-garantieregeling uitgesloten. Dat nomen waarmee de constructie waterdicht wordt.
laatste geldt ook voor ‘niet-KVT’-producten zoals
gevelbetimmeringen, ook al zijn ze door de tim- De belangrijkste maatregelen om water zo snel
merfabrikant geleverd. mogelijk af te voeren zijn:
• bovenzijde van onder- en tussendorpel en
Uitgebreide garantie glaslat aan de buitenzijde naar buiten toe afwa-
De bij de SGT aangesloten timmerfabrikanten terend uitvoeren onder een hoek van 9° met het
kunnen ook een uitgebreide garantie verstrek- horizontale vlak;
ken. Dit is alleen mogelijk indien de kozijnen, • aan de buitenzijde voorzieningen treffen om
ramen en deuren in de timmerfabriek worden te voorkomen dat condensatiewater langdurig
voorzien van isolerende beglazing en een vol- met het hout in aanraking blijft (ventilerende
ledig afwerksysteem. De kozijnen worden dan luchtspouwen);
als montagekozijn pas na de ruwbouwfase ge- • bij een negge van kleiner dan 70 mm de
monteerd in een door de timmerfabriek geleverd onderzijde van de boven- en tussendorpels met
stelkozijn. De uitgebreide SGT-garantie geldt dan buitensponning voorzien van een waterhol of
voor de beglazing, het schilderwerk en de mon- aan de voorzijde van een leklijst;
tage op de bouw. • waterslagen (raamdorpelsteen, aluminium-
waterslag) onder kozijnen circa 15° afwaterend
en ten minste 30 mm uitstekend buiten het ge-
15.6 Detaillering velvlak aanbrengen;
• de afstand tussen onderzijde van het draai-
15.6.1 Aansluitingen ende deel en de schuine bovenzijde van de on-
Voor aansluitingen in buitengevels gelden eisen derdorpel ten minste 8 mm laten zijn;
aan veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en • de aansluitingen tussen de uitwendige schei-
energiezuinigheid. Deze zijn vastgelegd in het dingsconstructie en het kozijn waterdicht maken
Bouwbesluit. met een samenstel van waterdichte en water-
In richtlijnen als NPR 3675 Gevelvullingen – Aan- werende lagen welke dakpansgewijze over elkaar
sluitingen aan omringende constructies en de moeten worden gevoerd;
KVT staan principes aangegeven. Bij navolging • waterafvoermogelijkheden opnemen, bijvoor-
hiervan mag men aannemen dat aan de gestelde beeld 5 tot 10 mm tussen latei en waterdichte
eisen wordt voldaan. In het bestek kan worden laag op bovendorpel van het kozijn.
volstaan met de formulering ‘geveltimmerwerk
conform BRL 0801’. 15.6.2 Kozijn- en raamverbindingen
Figuur 15.11 en 15.12 tonen de principeaanslui- Verbindingen in kozijnen, ramen en deuren zijn
tingen van het houten kozijn op het bouwkundig bedoeld om twee houten onderdelen onder een
kader. Hierin zijn de vereiste dichtingen en water- hoek met elkaar te verbinden. De verbindingen
keringen aangegeven. in het timmerwerk moeten zodanig worden ge-
maakt dat ze dicht zijn (tijdens de productie) en
Figuur 15.13 geeft dergelijke principeaansluitin- dicht blijven.
gen van een rond houten kozijn. Het ‘dicht zijn’ heeft onder andere betrekking
De koppeling van houten kozijnen, zowel hori- op:
zontaal als verticaal, wordt getoond in figuur • waterdichting van buiten naar binnen;
15.14. Een smalle open naad aan de buitenzijde, • luchtdichting tussen binnen en buiten;
een ruimte erachter (drukvereffening) met water- • geen vorming van naden op die plaatsen
afvoerende eigenschappen en een luchtdichting waar water kan komen als gevolg waarvan capil-
aan de binnenzijde zijn onderdelen van de aan- laire werking ontstaat;
sluiting. • sterkte;
In het samengestelde dichtingssysteem zijn ter • torsiestijfheid;
plaatse van doorbrekingen (kozijnen) en aanslui- • duurzaamheid.
����������������������������
��������������������
�����
������������������������������� � ��� ��������������������
����������������������������������� ���������������
� �� � �� � ��
���������������������������������������
� ��
���������������
� �� � ��
� ��
� ������������������
������������� �������������
� �������������������������
������������������
�������������
��
� ��
� ��
� ��
���������������
������������������������������
�� ��
� �� � �� � ��
� �������������������������
� ��
�������������������������������
�
�������������������������������
� ��
� ��
� ��
�����������������������������������
���
���������� �������������
����������
������������� � ��
� ��
���������������������������������������� � ��
�������������������������������������
����������������������������������
�������������������������������� � ����������������������
Figuur 15.11 Principe-aansluitingen op bouwkundig kader
����������������������������
��������������������
�����
������������������������������� � ��� ��������������������
����������������������������������� � �� � �� � �� ���������������
���������������������������������������
� ��
���������������
� ��
� ��
������������������������������� �
�
� ��������������������������
����
��
�������������������������������
���
� �� � �� ��
������������������������������
� � �� ��� � ��
� ��������������������������
� ��
�������������������������������
�
�����������������������������������
� ��
� ��
� ��
����������
� ��������������
����������������������������������������
� ��
�������������������������������������
���������������������������������� �
�������������������������������� � �����������������������
Figuur 15.12 Principe-aansluitingen op bouwkundig kader
������������������
� �
�����������������������
�
�������������������
�����������
������������� �
�
������������������
� � �������������������
�� �� ����������
�
� �
����������
������������ �
� �
������������������
�
����������������� � ����������
� �������������
������������������ �
�
����������������������
�����������������
� �����
� ���
����� �
���������� �
������� ���������� � � ��������������������������
�������������
����
�� �
����������
�
����������
�������
�������������
� � ��
� ���
� ��� ��
� ��� ���������
����������������� �����������������
Figuur 15.13 Principedetails muuraansluiting ronde kozijnen
�� �� ��
�����������������������
�� �� � ������������������������������
� �� � ����������������������������
��
� � � ���������
�� ��
�� ��
� ��
�������� ������������������
�� ������
� ���������������������
� �������������������
�� �� ��
� � �
� �� � �
�� �������� �� ��
� ����������������������������
�� �� ��
��
��
��
� � �
� � �
�� ��
���������
��������������������������
����������
� ���������������������������
Figuur 15.14 Principedetails kozijnkoppelingen
Het gebruik van metalen verbindingsmiddelen, afdichten van de kopse kanten aan de omkanten
zoals bijvoorbeeld schroeven, aan de buitenzijde van de kozijnen is niet noodzakelijk als deze door
(of buiten de glaslijn) van kozijnen, ramen of bouwkundige aansluitingen tegen hemelwater
deuren, is niet toegestaan. worden beschermd);
• de verbindingen aan de omkanten nagenoeg
Als algemene richtlijnen worden gehanteerd: gelijk met het aanliggende hout afwerken, zoda-
• een verbinding zodanig uitvoeren, dat deze nig dat geen water kan achterblijven;
voor het opsluiten op alle aansluitende vlakken • ervoor zorgen dat er zo min mogelijk onvolko-
goed past; menheden in de verbindingsvlakken voorkomen.
• kopshout in verbindingen met een daartoe
geschikt middel afdichten; In kozijnen worden de volgende verbindingen
• alle kopse vlakken die in de gebruiksfase di- onderscheiden:
rect aan het buitenklimaat worden blootgesteld • hoekverbindingen;
(bijvoorbeeld de vellingkanten), afdichten (het
����� �������
Alle aansluitvakken van de verbindingen moeten
van lijm worden voorzien.
De lijm moet zowel in de gaten als op deuvels,
pennen en borsten worden aangebracht. Lijm
die bij het opsluiten uit de verbinding wordt
geperst, dient te worden verwijderd voordat
deze verhard is.
Direct na het opsluiten van de verbindingen
moet het element op een plaats worden weg- �� �� ��
����� � � � � � � �����
����������
����������
����������
��
��
� ��
� ��
� �� ��
��
� ��
� �� ��
� ��
��
��
���� ����� � ��
���� ����
Figuur 15.19 Deuvelverbinding kozijn Figuur 15.20 Enkele pen-en-gatverbinding met deuvel
(pen-en-deuvelverbinding)
��
��
�� ��
�
�� ��
����������
�����������������������������
����������������������
�������������
�������������
������������������
�������������
�������
�������������
��
���������� �����������
������������
��
���������������������
���������������������������� ����������
Figuur 15.22 Principe van een belucht beglazingssysteem
en steunblokjes een ruimte wordt gecreëerd tus- 15.6.3.b Natte en droge beglazing
sen de rand van de beglazing en het hout. Be- Beglazing mag worden uitgevoerd met kit, de
luchtingssleuven in de onderglaslat of het alumi- zogenaamde natte beglazing, of met voorge-
niumprofiel zorgen voor een zwakke ventilatie en vormde beglazingsprofielen, de droge beglazing.
drukvereffening van deze luchtspouw. Hierdoor Droge beglazing geschiedt met kunststofprofie-
wordt tevens eventueel vocht naar buiten afge- len, bijvoorbeeld het lipprofiel. Voor een goede
voerd, figuur 15.22 en 15.23. Bij dit samenge- afdichting wordt het met een bepaalde druk
stelde dichtingssysteem bevindt de luchtdichting gecomprimeerd. De voordelen hiervan zijn:
zich aan de binnenzijde. schone verwerking, geen hardingstijd en klei-
nere gevoeligheid voor transport. Voor het op
������������� �������������
������������������� �������������������
��������������
�������������������
��������������
������� �������������
�������
�������������������
���������������������
��������������������
������������
�������������
���������������������
����������
� �
� � ���������������������� � ������������������������
��������������������� ���������������������
��������������
��������������
����������������������
�������������������
���������������������
��������������������
������������
���������������������
����������
� �
� ������������������������ � ������������������������
Figuur 15.23 Principe buiten- en binnensponning met isolerend dubbelglas
de plaats houden van de buitenprofielen dienen delen, zie hoofdstuk 14 Gevelopeningen. Voor
aangepaste glaslatten, voorzien van een groef. houtsoorten met agressieve inhoudsstoffen,
Het kunststof beglazingsprofiel moet men rond- zoals merbau en western red cedar, moeten be-
gaand aanbrengen, waarbij de uiteinden elkaar vestigingsmiddelen in een RVS-legering worden
in de bovendorpel ontmoeten. De waterdicht- toegepast.
heid moet zijn beproefd.
15.6.4 Buiten- en binnensponningen
Sponning Buitensponningen vinden toepassing bij buiten-
Voor de sponninghoogte B moet men de maten beglazing en bij naar buiten draaiende delen.
aanhouden van de tabel van figuur 15.24. Binnensponningen vinden toepassing bij bin-
nenbeglazing en naar binnen draaiende delen.
15.6.3.c Glaslatten buitenbeglazing Bij kozijnen met buitensponningen worden door-
Naast houten glaslatten zijn er aluminium vari- gaans houten glaslatten toegepast. De praktijk
anten, zie paragraaf 15.6.6. De aansluitingen wijst uit dat de specifieke vorm van de neuslat met
van houten verticale glaslatten op onderglaslat een naar beneden gerichte ventilatieopening de
of onderdorpel zijn aan de buitenzijde als volgt minste kans op verstopping geeft. Deze neuslat-
uitvoerbaar: ten zijn verplicht voor naaldhouten kozijnen. Voor
• minimaal 4 mm vrijhouden over het gehele binnenbeglazing dienen aluminium beglazings-
aanrakingsvlak en de vrijgelaten ruimte volledig profielen. Voor een overzicht zie paragraaf 15.6.6.
met kit vullen;
• glaslatten schuin naar buiten afzagen, zodat Redenen om te kiezen voor kozijnen met buiten-
onderhoud van de kopse kanten mogelijk is, sponningen, figuur 15.23-1a en 15.23-2a:
waarbij de dichting op het glas gehandhaafd • beglazen kan alleen van buitenaf geschieden;
blijft. De aansluiting van de verticale glaslat aan • draaiende delen moeten naar buiten draaien.
de onderzijde op de horizontale glaslat mag ten
hoogste 2 mm speling vertonen, figuur 15.22. Redenen om te kiezen voor kozijnen met binnen-
sponningen, figuur 15.23-1b en 15.23-2b:
15.6.3.d Bevestigingsmiddelen • esthetiek, buiten geen glaslatten en bevesti-
In de KVT staan aanwijzingen over het aanbren- gingsmiddelen;
gen van de stel- en steunblokjes, alsmede over • minder onderhoud, buitenzijde minder ge-
plaats en afstanden van de bevestigingsmid- profileerd, minder hoekjes;
Ruitoppervlak Sponninghoogte b in mm
Enkele beglazing Isolerend dubbelglas
0 – 1,5 m2 12 mm 15 mm 17 mm1 18 mm
1,5 – 3 m 2
15 mm 15 mm 17 mm 1
18 mm
2 –3 m2 15 mm 15 mm 17 mm1 18 mm
3 –4 m2 15 mm 17 mm 17 mm1 20 mm
4 –5 m2 15 mm 18 mm 20 mm 20 mm
1
De sponninghoogte van de onderdorpel van houten kozijnen mag tot 16 mm beperkt blijven, op voor-
waarde dat het beglazen van buitenaf geschiedt en de grootste afmeting van de ruit een lengte van 2 m
niet overtreft.
������������ ������
������������� ������
������� �������
����������
������������� �������������
�������������
����
�������������
���������������
����
������� �������
������������ ������
������������� ������
�
�������������������������� �
��������������������������
��������������� ���������������
����������������� �����������������
������������� �������������
�������������
��������������������
������� ���������������
���������������� ���������������
�
��������������������
����������������� �������������������
�
������������������ �������������
���������������������� �
������������������
�������������������������� ����������
Figuur 15.25 Principedetails opgebouwde vakvulling
�
���������������������������������� ���������������������������
������������������������ ������������������
�������������������������� ���������������������
����������������������
�������� �����������������������
� �������������������
���������������
� �������������������
������������� ���������������� � ������������
�
�����������
����������� � �
� � �
�
�
� � �
� ��������������������������
������������������������������������
������������������������������������ �����������������
�����������������
�
� ������������������������������������������������� �����������������������������
�
������������������������������
���������� �����������������������������������
����������������������������
���������������������������
������������������
���������������������
����������������� ���������������������� �����������������
����������������� �����������������
�����������������������
� ����������������� � � ��
�������
�
�
������������
� �� �
��������������������������
��������������������������
�������������
�����������
������������
��������������� ���������������
������������� � ������������������� � �������������������
����������� � �
������������
���������� ����������������
� � ��
� � �������������������� ����������������
� � ������������� �������������
�������� �
�������������������
� ������������������� ������������
� ������������������
��������������������
������������������������������������
�������������������������������������
� ����������������������������������������������� � ��������������������������������������������
Figuur 15.26 Principedetails buitenbekleding opgebouwde vakvulling
� ��
� � � � � �
��
�� � �� �� ��
��
���
��� ��� �
� �
��
��
� ���������������������������� � �����������������
����������������
� � � � � �
���
�� ��
� ��� �
� �� ��
����� ��� ��
�
��
�
� ����������������� � �����������������������������
� � � �
� � ��
��
��
��
��
� ���������������������������
��
� � � �
��
�� ��
� �
��� ���
� �
��
� ����������������������������������������������������������������������
Figuur 15.27 Aluminiumprofielen
� ���
����������������
���
����� �������������
����
�������������
� ��
������
�
�������������
�
�����
� ��
�����
���
������ �������������
� �����������
���
�����
����� �������������
�������������� ��������������
����������������
� ������
�����������������
�
�������������������
�����������������������
� �������� ����
�������
������������������ �������������
�
������������������
����
�����
���������������
�������������������
�����
� �����������
Figuur 15.28 Aansluiting kozijn op steenachtig binnenspouwblad en gemetseld buitenspouwblad met spouwisolatie
����������������
� ���
�������������
����
�������������
�����
���
������
� ��
�
�
�����
�����
� ��
���
������
� �����������
���
�����
�����
����������������� � �������������
�
������������������� ������
� ��������
�
���������������������
� ��� �����
��������������������������
����������������������������������� �
���������
� �� � ��
�����������������
�
�������������������
� �����������
Figuur 15.29 Aansluiting kozijn op steenachtig binnenspouwblad en gemetseld buitenspouwblad met spouwisolatie
����������������
�������������
� ���
����
��
������ �������������
���
� ��
������ �
�������������
�
�������������
�������������
������
���
��
� ��
������
� �����������
���
��
��
�����������������
�
�������������������
�������������
������������� �������������
������
����������
� �������� ����������
�
�������������������� ������
�������������
� �� �
��
���
�����������������
�
������������������
� �����������
Figuur 15.30 Aansluiting montagekozijn op steenachtig binnenspouwblad en gemetseld buitenspouwblad met spouw-
isolatie
���������������
������������������
����������������
����������������
� ���
���������������
�����������������
��������
���������������������������������
������
����
� ��
������ �������
���������
�������������
�����������������
�����
� �����������
����
������
���
�����
�����
����������������� � �������������
� �����������������
�������������������
� �������� ������
� �� � ������
��������������������������
�����������������������������������
���������
� ��
�����������������
�
������������������
� �����������
Figuur 15.31 Aansluiting kozijn op houten binnenspouwblad met isolatie en gemetseld buitenspouwblad
�� ��� ���
��������������� ���������������
������������� ��������������
������ ����� ���������������
����������� ������������������������� ��������������������
����������������
� ���
�������������
���
���������� ������
�
� ��
������ �
�������������
���
������
������
��
� �����������
���������������
��������������������
� ��������
� �������������
������ ������
����������
������
������ ������������
������������
������������
� ����������������
���������� ������
� �����������
Figuur 15.32 Aansluiting kozijn op steenachtig binnenspouwblad en houten gevelbekleding met spouwisolatie
� ���
������������
���������������
������������� �������������
���������������������
�
���� ������
�������������
�������
���
� ��
������ ����
������ ���������
����� ������
��������
������ ���
� ��
� �����������
���
������������� ���
���
�������������
����
���
�������������
������������� ������
���������
����������
������
� ��������
�������
� �� �
�������������������
������������������� �����
�������������
� ��
�� � �
�
�
�
��
��������������
��������������� �
�
�
�����
������������
� �� � �
��
� ����������������������
�
�� � �
� � �� � �
�������������������� � � �
��������������������
� ������������������������� ������������������������
� �������������������������������
�������������������������������������
�
����������������������������
����������������������������������������� �
� �
���������������������������������������
����������������������������������� ��������
����������
��
��
��������������
��������
�������� ��
��������������������
� ��������������������
� ��������������������������� ����������������
� ���������������������������
���������
���������������� �������������
������������������
���������������� �������������
��������������������
�������� ��������������������������������
�
� ��������������������������� � ���������������������������
Figuur 15.34 Principedetails hefschuifdeur
� �
��
�
��
� ��
��
� �������������������� � �����������������������
� �
������������� �������������
����������������� �����������������
���������
�
��
�������
�
��
������������
� �������������������� � �����������������������
Figuur 15.35 Details tuimelraam
������
������
����������
��������������
����������������������
��������������������
���������������
������������������ ������������
�������������������� �������������
����������
������������
����������������
� ������������� � ����������������������
Figuur 15.36 Draaivalraam
Als over gevelvullende elementen wordt ge- Verbetering van de thermische isolatie, geluid-
sproken, worden geprefabriceerde elementen wering of esthetiek kan het motief vormen om
bedoeld. Deze elementen zijn doorgaans verdie- bestaande kozijnen geheel of gedeeltelijk te
pinghoog en kunnen vaak woningbreed zijn. In vervangen. Vaak is het kozijn nog goed, maar wil
deze elementen kunnen kozijnen zijn opgeno- de opdrachtgever de problemen oplossen die
men. Dergelijke elementen kunnen nagenoeg ontstaan door bijvoorbeeld een nieuwe bron van
volledig in de timmerfabriek worden afgewerkt, geluidhinder, zoals een rondweg of spoorlijn.
zodat ook de ramen en deuren in de kozijnen Soms behoeven kozijnen vervanging vanwege
zijn afgehangen en het glas is geplaatst. Deze constructie- of materiaalfouten uit het verleden
elementen zijn niet-dragend en dragen niet bij die tot houtaantasting hebben geleid. In overleg
aan de stabiliteit van het gebouw. met de eigenaar of beheerder en na nauwkeu-
rige inspectie door deskundigen kan worden
15.10.1 Opbouw vastgesteld of reparaties aan het kozijn nog mo-
Gevelvullende elementen bestaan uit een hou- gelijk zijn.
ten stijl- en regelwerk, figuur 15.38. Elk element
bevat een onderregel en een bovenregel. Tus- Reparatie
sen deze regels worden de stijlen aangebracht Anders dan bij renovatie worden in geval van
op vaste onderlinge afstanden. Als er een kozijn reparatie alleen de zwakke plaatsen in een kozijn
moet worden opgenomen, worden enkele stijlen hersteld. Deze zijn meestal ontstaan door open-
doorbroken en om deze op te vangen worden staande verbindingen en een te hoog houtvocht-
tussenregels gebruikt. gehalte.
Tussen de stijlen en regels wordt isolatiemateriaal
opgenomen. Aan de binnenzijde van het isolatie- Renovatie
materiaal wordt een dampremmende laag aan- Meer nog dan bij nieuwbouw blijken bij renova-
gebracht, waarover de binnenbekleding komt. tie de voordelen van hout: het is hernieuwbaar,
Als dampremmende laag wordt doorgaans een geschikt voor maatwerk, gemakkelijk repareer-
kunststoffolie gebruikt. Het is gebruikelijk voor baar, simpel van een andere kleur te voorzien
de binnenplaat gipskarton- of gipsvezelplaat te en het bestaande materiaal is vaak geschikt voor
gebruiken. Aan de buitenzijde van het stijl- en hergebruik. Voor een historische gevel is verder
regelwerk wordt een dampdoorlatende, water- belangrijk dat het renovatiekozijn het karakter zo
kerende laag gebruikt. goed mogelijk behoudt. Dit speelt vooral een rol
bij een beschermd monument of als het bouw-
15.10.2 Onderscheid werk onderdeel uitmaakt van een beschermd
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een bin- stads- of dorpsgezicht. Afhankelijk van het
nenspouwblad, figuur 15.39, en een puiconstruc- bestaande kozijn kunnen alle werkzaamheden
tie. Een binnenspouwblad is opgebouwd als van buitenaf plaatsvinden, waardoor de con-
hierboven aangegeven. Dit element wordt in de sequenties voor het interieur (wandafwerking,
bouw geplaatst, waarna een buitenspouwblad gordijnen) minimaal zijn. Veelal is het niet nodig
wordt gemetseld (figuur 15.39). Een puicon- de vensterbank te vervangen of de raamdecora-
structie is doorgaans een kozijn, voorzien van tie opnieuw aan te brengen. Doorgaans duurt
een in de fabriek aangebrachte buitenbekleding. de overlast voor de bewoner slechts één dag.
Er zijn ook diverse combinaties mogelijk. Soms moet men binnen werk verrichten, omdat
bijvoorbeeld een schuifraam moet worden ver-
wijderd of een binnenbeglazing moet worden
geplaatst.
� �
�
��������
� �������������
��������������������������������������������������
������������������������������������������������
�
�����
�����
�
�����
�
�����
���������������
�����
�����������������
�������������
������������
�����
� ��������������������������������������������������
Figuur 15.38 Overzichtsblad gevelvullend element
�����������������������������������
�������������������������������������
�����������������������������������
�������������������������������������
����������������������������������
� �������������������� ������������
�������������
������
��
�
�
� ������������������������
�������
�����������
� ���������������������������� � ����������������
Figuur 15.39 Details gevelvullend element
De schuiframen of naar binnen draaiende ramen houten elementen, die geheel moeten worden
zijn voorzien van een weldorpel. Een ander ken- vervangen door nieuwe, eventueel met een
merk is meestal het enkele glas in dunne ramen aangepaste indeling. Daarbij wordt soms het
van 36 tot 38 mm dik, zonder tochtdichting en glasoppervlak in het gevelaanzicht verkleind ten
geplaatst in buitensponningen met stopverf. gunste van het aandeel geïsoleerde vlakken. Ook
De Nederlandse woningbouw van de twintigste bij deze grootschalige gevelvervanging duurt de
eeuw kent relatief veel naar buiten draaiende overlast voor de bewoners in principe één dag.
ramen.
Hoewel het oude uiterlijk in principe exact te ko- 15.11.2 Nieuwe ramen of kozijnen in be-
piëren is, komt het vaak tot een compromis tus- staande kozijnsponning
sen technische mogelijkheden, beschikbaar bud- De basis voor elke renovatie is een nauwkeurige
get en de wensen van de eigenaar of gebruiker. opmeting van de bestaande situatie. Hierbij
Zo sneuvelen nog wel eens bestaande tussenstij- moet ook worden gecontroleerd of de oude
len en -dorpels met hun eventuele profileringen. kozijnen geen dragende functie hebben en of ze
herbruikbaar zijn. In het laatste geval dient men
2 Woningbouwcomplexen na te gaan of de kozijnverbindingen op bepaalde
Een andere categorie renovatieprojecten betreft plaatsen niet open staan, het houtvochtgehalte
de grootschalige naoorlogse woningbouwcom- niet te hoog is en het hout niet is aangetast.
plexen. Als alle maten en gegevens bekend zijn, kan men
Deze zijn dikwijls voorzien van gevelvullende bepalen of de kozijnsponning kan dienen als
���������������������
�������������������������
����������������
��������
��������
���������� ����������
�������
����������������������
�������������������������
� ���������������������������������
�����������
������������� ����������
�������
�������������������������
����� �����
������
������
�������������
����������
� ��������������������������������������������������������������
Figuur 15.40 Nieuw raam en nieuwe montagekozijnen in bestaande sponningen
Ondergrens ontheffingen
Het Bouwbesluit geeft per onderwerp aan, 15.12 Verduurzamen en afwerken
welk niveau geldt als ondergrens voor de ont-
heffingsbevoegdheid. De absolute ondergrens Hout is een biologisch product met tal van
is het niveau van voorschriften voor bestaande goede eigenschappen. In (buiten)toepassingen
situaties waaraan een bouwwerk altijd moet kan het echter worden afgebroken door micro-
voldoen. Voor kozijnen is dit vooral de geluid- organismen. Of er schimmelaantasting optreedt,
wering van buiten. Vergeleken bij nieuwbouw hangt af van een juiste detaillering van de con-
mag de ontheffing maximaal 10 dB(A) zijn. structie, de natuurlijke duurzaamheid en het
Voor de warmteweerstand van ramen, deu- vochtgehalte van het hout. Ter bescherming kan
men het hout eventueel verduurzamen en/of van Het verduurzamen van een houtsoort als vuren
een oppervlakafwerking voorzien. Bij houtsoor- is noodzakelijk voor toepassing in geveltimmer-
ten die van nature onvoldoende duurzaam zijn werk, terwijl bij bijvoorbeeld iroko en western
voor geveltimmerwerk, wordt voor kozijnen wel red cedar deze behandeling achterwege kan
gebruik gemaakt van plaatselijke verduurzaming blijven. Het verduurzamen van alleen de zwaarst
met capsules, zie verderop. Er bestaan gecertifi- belaste onderdelen, dus plaatselijk, is in de dubo-
ceerde hoekverbindingen waardoor verduurza- filosofie de beste optie.
men achterwege kan blijven. Raamverbindingen Duurzaam bouwen stimuleert naaldhout voor
van deze houtsoorten moeten volgens de KVT kozijnen. Uit milieuoogpunt is verduurzamen van
worden beschermd met een kitril in de onder- hout alleen toegestaan, indien aan de wettelijke
hoek van de glassponning. voorschriften wordt voldaan. In de praktijk zal de
gebruiker geen gevolgen ondervinden van het
▶▶ Het verduurzamen en afwerken van hout verduurzaamde kozijn. Pas bij vervanging komt
wordt behandeld in deel 5 Afbouw, hoofdstuk 7 het milieueffect naar voren, en zullen deze kozij-
Conservering en schilderwerk nen apart moeten worden ingezameld.
meer gangbare combinaties zie figuur 15.43. vormende producten zijn ook relatief eenvoudig
Deze figuur is overigens heel algemeen: de ei- overschilderbaar. Bij beits blijft de houtstructuur
genschappen kunnen binnen één verftype per min of meer zichtbaar. Een lak of verf daaren-
verfproduct sterk verschillen. Daarom wordt bij tegen vormt een dekkende laag met een totale
de toelating van verven uitgegaan van prestatie- laagdikte van zo’n 100 μm en meer.
eisen, onafhankelijk van het type verf, zie para-
graaf 15.13.1b. Transparant en dekkend
Het dekkend vermogen, afhankelijk van de
KWS 2000 en Arbo pigmentering van het afwerkproduct, kan men
Uit milieuoogpunt is men al langer bezig de onderscheiden in transparant, semi-transparant
uitstoot van vluchtige koolwaterstoffen terug en dekkend. Een kleine hoeveelheid pigment
te dringen (KWS 2000). Het verband tussen laat de ondergrond doorschijnen (transparant),
oplosmiddelen en OPS (Organisch Psycho- een hoge pigmentering dekt deze af (dekkend).
Syndroom, een aandoening van de zenuwen) Pigment speelt verder een vitale rol in de be-
heeft dit streven versterkt. De ontwikkeling scherming van het hout tegen uv-(zon)licht, ook
gaat steeds meer in de richting van verven bij transparante afwerking. Houtsoorten met een
met een laag gehalte aan oplosmiddelen, in- lage uv-gevoeligheid mag men (semi-)transpa-
clusief de watergedragen typen. Toenemende rant en dekkend afwerken, andere (uv-gevoeli-
kennis en ervaring met die nieuwere verven gere) houtsoorten alleen dekkend.
heeft tot verdere innovaties en verbeteringen Laagdikte en dekkend vermogen zijn op verschil-
geleid, zodat er inmiddels van ieder type kwa- lende manieren met elkaar te combineren. Van
litatief hoogstaande producten beschikbaar zowel lakken als beitsen bestaan transparante
zijn. Hiernaast zijn er ook zogeheten hybri- en dekkende types. Een echte blanke lak, dat wil
deverven, waarbij de bindmiddelen alkyd en zeggen filmvormend en zonder pigment, is strikt
acrylaat zijn gecombineerd. genomen voor buitentoepassing niet geschikt
Uit Arbo-oogpunt is het gebruik van verven vanwege de hoge uv-doorlatendheid en dus
met meer dan 150 g oplosmiddel per liter onderhoudsgevoeligheid. Toch vindt deze wel
verf inmiddels niet meer toegestaan in het toepassing op meer beschutte plaatsen in
interieur en in de timmerfabriek. entreepuien en (voor)deuren.
hoe sterker de wisselingen, hoe sneller het toe- • normaal (T = 36–44 °C), in principe volgens
gepaste verfsysteem veroudert. Dit heeft een het schema ‘lichte kleuren’. Bij te verwachten
hogere onderhoudsfrequentie tot gevolg. Zaken hoge omgevingstemperaturen en sterke directe
als omgevingstemperatuur, oriëntatie op de zon zonnestraling is het schema ‘donkere kleuren’
(met name zuid- en zuidwestgevels zijn kritisch) aan te bevelen, klasse II;
en situering in de gevel (liggende/staande delen, • ongunstig (T ≥ 44 °C), met onderhouds-
beschutting, overstek) zijn alle van invloed. schema ‘donkere kleuren’, klasse III.
Een sterk bepalende factor is de kleur van de Het voorgaande is gebaseerd op een dekkende
afwerking. Donkere kleuren hebben een aanzien- afwerking van kozijnen en ramen; voor transpa-
lijk hogere warmteabsorptie dan lichte. Daarom rante afwerkingen gelden aparte adviezen, zie de
worden donkere kleuren ontraden, zeker bij tabellen van figuur 15.45 en 15.46.
sterke zonbelasting en in geval van naaldhout.
Het mag in principe wel, maar dan moet een Lichte kleuren Donkere kleuren
hierop aangepast onderhoudsschema worden
gevolgd, teneinde aan de garantiebepalingen Jaar D C Jaar D C
van SGT te kunnen voldoen. 1 1 C
2 C 2 *
15.12.1.a Kleuradvies 3 * 3 C
Om te bepalen in hoeverre een donkere kleur 4 C 4 **
toepasbaar is, kan men uitgaan van de optische 5 5 C
helderheid, de zogeheten Y-waarde (op te geven 6 ** C 6 *
door de verffabrikant). 7 7 C
8 C 8 **
Met de formule 9 * 9 C
10 C 10 *
Y
T = 47,5 × (1 – ) 11 11 C
100
12 ** C 12 **
is voor een bepaalde helderheid de tempera- 13 13 C
tuurstijging T uit te rekenen. Op basis van de 14 C 14 *
temperatuurstijging zijn drie onderhoudsklassen
gedefinieerd (zie Klassenschema RAL-kleuren), C Controle/inspectie
figuur 15.44: D Dekkend basissysteem en afwerking
• gunstig (T ≤ 36 °C), waarvoor het onder- * Beschadigingen en liggende delen bijwerken
houdsschema ‘lichte kleuren’ geldt, klasse I; ** Bijwerken en geheel nieuwe deklaag aanbrengen
1
2 * **
3 *
4 ** **
5 **
6 * **
7
8 ** * **
9
10 * ** **
11
12 ** * **
13
14 * ** **
* Beschadigingen bijwerken
** Bijwerken en geheel nieuwe deklaag aanbrengen
Figuur 15.46 Onderhoud deuren Bron: Stichting Garantie Nederlandse Deuren, GND
is; de kantjes van dorpels en stijlen vormen in dit maal 55% RV om het houtvochtgehalte boven
opzicht een risico. Wanneer de voorbereidende de 12% te kunnen houden.
werkzaamheden zijn afgerond en de verwer-
kingsomstandigheden binnen de vereiste gren- De materiaaleigenschappen van de in de ruimten
zen – droog/geen regen, relatieve luchtvochtig- opgeslagen of bewerkte materialen mogen niet
heid, houtvochtgehalte, dauwpunt – liggen, negatief worden beïnvloed door klimaatverande-
kan men afschilderen. Dit dient bij voorkeur te ringen.
gebeuren met een afwerkproduct dat bewezen
compatibel met de grondlaag is. Complete syste- Alle bewerkingen van het hout moeten ge-
men (grond- en aflak) van één verffabrikant vol- schieden met daartoe geschikte machines en
doen normaliter hieraan. Op basis van onderzoek gereedschappen. De verspanende machines en
of ervaring zijn eventueel andere combinaties de machines die stof ontwikkelen of voor de
mogelijk, maar dan is het nuttig deze verenig- gezondheid schadelijke stoffen afgeven, moeten
baarheid vast te leggen. zijn aangesloten op een goed functionerende
afzuiginstallatie. Ook voor andere behandelingen
15.12.3 Onderhoud van het hout, zoals bijvoorbeeld bij het spuiten,
Afwerksystemen hebben mede tot doel het hout sproeien of dompelen, moet een afzuiging aan-
tegen omgevingsinvloeden te beschermen, wezig zijn.
maar staan daar natuurlijk ook zelf aan bloot. Dit
gaat gepaard met slijtage en veroudering, wat 15.13.1 Basisbewerking
betekent dat de afwerking van tijd tot tijd moet Voor het gebruik van hout in timmerwerk zijn
worden geïnspecteerd en waar nodig hersteld. verschillende mogelijkheden voorhanden. Zo kan
De mate van veroudering – en dus de nood- gebruik worden gemaakt van:
zaak van onderhoud – verschilt per situatie en is • volhout;
afhankelijk van diverse factoren, waaronder de • gevingerlast hout;
ondergrond en het verfsysteem zelf. Eerste aan- • gelamineerd hout.
knopingspunt voor het onderhoud zijn dan ook
de voorschriften van de verffabrikant of verfleve- Het volhout wordt direct betrokken uit het ge-
rancier. Zie tevens de tabellen van figuur 15.45 zaagde hout, zoals dat vanuit het land van her-
en 15.46. Verder zijn de kleur en de expositie komst wordt aangevoerd.
van het gevelelement van belang. In het zicht komende vlakken moeten zodanig
In dit kader past ook een recente ontwikkeling: worden geschaafd of geschuurd en gerepareerd
de zogeheten prestatie-overeenkomst, waarbij of geëgaliseerd dat het gehele oppervlak (ook bij
verfleverancier en verfapplicateur gedurende een kwasten en andere onvolkomenheden) glad is
zekere periode samen garant staan voor de kwa- om een gesloten verflaag aan te brengen.
liteit van het schilderwerk. Machineslagen mogen op in het zicht komende
vlakken niet zichtbaar zijn.
Alle in het zicht komende vrije uitwendige hoe-
15.13 Timmerfabriek ken van kozijnen, ramen en/of andere onderde-
len (waaronder glaslatten) die aan het buiten-
Bedrijven waarin houten gevelelementen worden klimaat worden blootgesteld, moeten worden
vervaardigd, moeten beschikken over voldoende voorzien van ronde kantjes met een straal van
en voor de fabricage geschikte ruimtes, zoals ten minste 3 mm, figuur 15.6.
werkruimtes en opslagruimtes. In de werkruimtes De besloten uitwendige hoeken (in sponningen)
moeten fabricagecondities voorkomen, waaron- moeten worden gebroken met schuine kantjes
der indicatief valt te verstaan: van ten minste 1 mm.
• een werktemperatuur van ten minste 12 °C De ontmoetingen (in verbindingen en dergelijke)
en van ten hoogste 25 °C; moeten zijn voorzien van ronde kantjes of van
• een relatieve vochtigheid (RV) tussen (mini- visbekjes.
maal) 50% en 90%. Voor naaldhout geldt mini-
Normen
BRL 0801 Houten gevelelementen
BRL 0803 Houten buitendeuren
BRL 1001 Niet-dragende binnenspouwbladen en
gevelvullende elementen
BRL 1704 Gevingerlast hout en verlengd plaat-
materiaal.
BRL 2901 Houtverduurzamingscapsules
BRL 2902 Gelamineerd hout voor niet-dragende
toepassingen
NEN 2778 Vochtwering in gebouwen. Bepalings-
methoden
NEN 3253 Bescherming van hout voor woning- en
utiliteitsbouw
NEN 3576 Beglazing van kozijnen, ramen en
deuren
NEN 5461 Kwaliteitseisen voor hout (KVH 2000)
- Gezaagd hout en rondhout - Algemeen gedeelte
NEN-EN 335-2 Duurzaamheid van hout en op
hout gebaseerde producten. Definitie van risico-
klassen voor biologische aantasting
NEN-EN 927-1 Paints and varnishes – Coating
materials and coating systems for exterior wood
– Part 1: Classification and selection
NPR 2652 Vochtwering in gebouwen
NPR 3675 Gevelvullingen – Aansluitingen aan
omringende constructies
16.1.3 Mechanische en fysische eigenschap- geproduceerd met omgezette zijden, zoals cas-
pen van aluminium settebeplating of zetwerk, mag niet te hard zijn,
De in de tabel van figuur 16.3 getoonde eigen- omdat het anders door de zetbewerking kan
schappen zijn ontleend aan DIN 1748 Strang- gaan scheuren. Deze legeringen 5005 (of 5050)
pressprofile aus aluminium, voor profiellegerin- worden niet-veredelbaar genoemd.
gen, en DIN 1745 Aluminium voor plaattoepassin-
gen, voor plaatlegeringen. Deze tabel vermeldt 16.2.1.a Platen
de eisen waaraan de legeringen moeten voldoen. Aluminium kan zowel warm als koud worden
gewalst. Grote walsplakken worden door mid-
del van het warmwalsprocédé gereduceerd tot
16.2 Fabricage van platen en plaatmateriaal dat op rollen wordt opgeslagen.
profielen Het koudwalsen van het materiaal, figuur 16.5,
bepaalt de benodigde dikte, sterkte en hardheid
16.2.1 Plaatmateriaal van het materiaal. Voor gebruik in de gevelbouw
Voor plaatwerk verdient het aanbeveling kwaliteit is de meest voorkomende materiaaldikte 1,5,
1050A aan te houden voor lakken en 5005 voor 2 of 3 mm. Doorgaans wordt plaatmateriaal in
anodiseren, zie de tabel van figuur 16.4. Kwali- enkelvoudige vorm toegepast voor de productie
teit 1050A is een ongelegeerd aluminium met van gevelbeplating waarbij omzettingen aan
maximaal 0,5% verontreiniging. Kwaliteit 5005 is de plaat, cassettebeplating, de stijfheid van het
een aluminium-magnesiumlegering en heeft een netto-oppervlak bepalen.
hogere weerstand tegen corrosie. Bij deze lege-
ringen wordt de uiteindelijke hardheid en sterkte Om capillaire naden te voorkomen, is het van
verkregen door de wals- en warmtebehandeling. belang dat de ruimte tussen de omgezette kan-
Plaatmateriaal waarvan componenten worden ten minimaal 3 mm bedraagt. Als alternatief kun-
0 H18 0 H14 0 T5
Figuur 16.3 Eigenschappen van legeringen volgens DIN 1748 en DIN 1745
����
Deze productiemethode vereist een nauwkeurige
afwerking om esthetische problemen na de
oppervlaktebehandeling te voorkomen.
��
16.2.1.b Sandwichpanelen
����
Uitzondering is de toepassing van plaatmateriaal
� �����������������������������
���
aaldikte kan in dat geval 0,7 mm bedragen. Een
sandwich-paneel wordt fabrieksmatig geperst.
���
Deze plaatvorm bestaat uit twee platen van
0,7 mm met daartussen een vulling van bijvoor- � ����������������������������� ��������������
16.2.2 Extrusie van profielen kunnen worden gemaakt wordt het extrusie-
Om op een relatief goedkope manier profielen te procédé toegepast, figuur 16.8. Voordeel van
fabriceren waarmee kozijnen, ramen en deuren dit procédé is dat aan het profiel allerlei vormen
kunnen worden gegeven:
• lippen om rubbers in te klemmen en glaslijs-
ten in te klikken, waardoor het schroeven van
deze lijsten niet meer nodig is;
��������������
� ���� • kokers om de profielen meer stijfheid te ge-
ven, zodat grotere overspanningen mogelijk zijn.
16.2.2.a Isolatoren
Omdat de huidige gevelbouw wordt geconfron-
teerd met hogere thermische eisen dan vroeger
het geval was, is het nodig de profielen te voor-
zien van koudebrugonderbrekingen. Twee toe-
gepaste methoden zijn:
1 polyurethaan, giethars, (oude methode);
2 polyamide strippen (nieuwe methode).
Figuur 16.9 Matrijs Bron: RC System
1 Polyurethaan
technisch gezien, voor wat betreft de wind- en De samenstelling en eigenschappen van een
waterdichtheid, niet altijd verantwoord waren. koudebrugonderbreking op basis van poly-
Tegenwoordig is het mogelijk om meer aan de urethaan zijn:
wensen van de ontwerper tegemoet te komen. • tweecomponentenpolyurethaan;
Door de ontwikkeling van extrusietechniek in • temperatuurbestendigheid: minimum –30 ºC,
samenwerking met computer cad-systemen is maximum 75 ºC.
het mogelijk om op een snelle manier aan de
ontwerper de door hem gewenste vorm te laten De giethars word geïnjecteerd in de aluminium-
zien. Door computersimulatie kan duidelijk wor- kamer. Na het uitharden worden de aluminium
den gemaakt hoe een samenstelling van profie- verbindingen weggefreesd, zodat een thermisch
len tot een gevelbeeld kan leiden. onderbroken profiel ontstaat, figuur 16.10. Ge-
Extrusie van profielen vindt plaats door ver- zien de relatief geringe temperatuurweerstand
warmde aluminium billets onder hoge druk door worden profielen die voorzien zijn van giethars
een matrijs te persen. Billets worden door de minder toegepast.
smelter geleverd in de juiste chemische lege-
ringssamenstelling die voor het extrusieproces 2 Polyamide
nodig is. De afmeting van deze billets of perspa- Polyamide wordt versterkt met glasvezel (25%) en
len zijn zodanig dat zij passen in de extrusiepers. voorzien van lijmsnoeren. De temperatuurbesten-
De diameter van deze ronde perspalen varieert digheid is circa 250 ºC. Twee polyamide stegen
tussen 300 en 700 mm. De voorverwarmde bil- verbinden twee aluminium profielen door middel
let wordt in de extrusiepers geplaatst. Door de van het inrolprocédé. Dit brengt een mechanische
hoge druk die een, eveneens verwarmde, cilinder verbinding tot stand na het kartelen van het alumi-
op de billet uitoefent, verweekt het aluminium nium in de polyamide strippen, figuur 16.11. Beide
en laat het zich vormen naar de vorm van de isolatiemethoden dienen vrij te zijn van CFK.
matrijs. Daardoor ontstaan profielstaven, die na
het extrusieproces gekoeld worden met koude
lucht. Om de staven hun definitieve vorm te
geven, dienen deze te worden gestrekt. Door
middel van een strekmachine worden de staven
aan beide zijden ingeklemd en zodanig gestrekt
�������� ���
�������������������
�������������������
��
���������
����
��
��
�����������
��������������������
�����������
���������������������� ����
��
���������������������
�����������������������
�������������������������� ��
����������
��������������������
Figuur 16.11 Profielisolatie met polyamide steg
�� Bron: RC System
����
���������� 16.3 Oppervlaktebehandelingen
Eigenschappen
1 Beglazing mogelijk met siliconen of met 16.3.1 Weerstand tegen corrosie
voorgevormde EPDM-beglazingsprofielen Aluminium met de voorgeschreven legeringen
(5-35,5 mm). heeft een goede weerstand tegen aantasting
2 Efficiënte waterevacuatie van het vleugelpro- door het heersende buitenklimaat, het zeekli-
fiel. maat en de vervuiling door industrie. Er ontstaat
3 Doorlopende thermische onderbreking in geen teruggang in sterkte als onbehandeld alu-
polyurethaan giethars. minium zijn natuurlijk oxidatieproces ondergaat.
4 Ruime drukegalisatieruimte voor betere wa- De oorspronkelijke aluminiumkleur wordt echter
terdichtheid. grauw. Als water in aanraking komt met dit
5 Stevige en ruim gedimensioneerde midden- onbehandelde aluminium laat het vuile strepen
dichting voor betere wind- en waterdichtheid. achter op de onderliggende constructie. Hierbij
6 Voorkamerontwatering direct naar buiten. valt te denken aan niet-behandelde daktrimmen
7 Bestudeerde waterkering verhindert door- waardoor, als het heeft geregend, vuile strepen
dringen van water onder de middendichting. ontstaan op het metsel- of stucwerk.
8 Economische bouwdiepte:
• kader 50 mm; Aluminium kan worden voorzien van een be-
• vleugel 59,5 mm. schermlaag. Lakken of anodiseren zijn in de
9 U-waarde van het profiel vergelijkbaar met gevelbouw de twee meest toegepaste metho-
die van dubbel isolatieglas. den. Om een zo hoog mogelijke anodisatie- of
10 Verschillende te klipsen glaslatten met een lakkwaliteit te waarborgen, dient aan een aantal
hoogte van 22 mm. voorwaarden te worden voldaan:
11 Eigentijdse, zacht afgeronde profielvorm. • in alle gevallen dient het materiaal te beschik-
12 Profielen zijn geschikt voor hoekverbindingen. ken over de juiste legeringssamenstelling en te
13 Beslagkamer volgens de Europese norm. voldoen aan de voorgeschreven mechanische
14 Akoestische dichting. eigenschappen;
15 Ruimte die een gemakkelijke plaatsing van • het oppervlak van de profielen dient vrij te
de inlegscharnieren mogelijk maakt. zijn van grafietresten en siliconen;
16 Verschillende profielcombinaties van bui- • om verzekerd te zijn van een goede lakdek-
tenkaders en vleugelprofielen. Ruimte voor king dienen de hoeken van de profielen die
afstandsbediening. bestemd zijn voor buitengebruik voorzien te zijn
van een afrondingsstraal van minimaal 0,5 mm;
Figuur 16.10 Profielisolatie met harskern Bron: RC System • de oppervlakteruwheid mag, bij drie metin-
indirecte zichtvlakken. Directe zichtvlakken vlak mogen geen storende gebreken zichtbaar
zijn zichtbaar aan de binnen- en buitenzijde. zijn, zoals:
Indirecte vlakken zijn zichtbaar als een • ruw oppervlak;
beweegbaar deel is geopend. Op indirecte • zakkers;
vlakken moet de lak zodanig zijn aangebracht • blazen;
dat de grondlaag niet meer te zien is. • sinaasappeloppervlak;
Op tekeningen worden de directe vlakken aan- • vuilinsluitingen;
gegeven met een streepstippellijn, de indirecte- • kraters;
recte vlakken met een streeplijn, figuur 16.12. • doffe plekken;
• gaten;
Door het karakter van het elektrostatisch • krassen.
spuitprocédé (poedercoaten), zie de tabel
van figuur 16.13, is het mogelijk dat verdiept Voor toepassing buiten geldt een beoordelings-
liggende delen niet van voldoende lakdekking afstand van vijf meter. Voor toepassing binnen
worden voorzien. Het is van belang deze situatie geldt een beoordelingsafstand van drie meter.
vroegtijdig te onderkennen. De gemiddelde laagdikte in micrometer voor
laksystemen dient minimaal te voldoen aan de
Het gerede product dient aan een aantal kwali- waarden zoals vermeld in de tabel van figuur
teitseisen te voldoen. Deze zijn omschreven in de 16.14.
VMRG Kwaliteitseisen en adviezen 2000. De coa-
ting mag op de directe vlakken geen beschadi- ◆ Natlakmethode
ging vertonen waardoor de grondlaag zichtbaar Natlak wordt aangebracht met een spuitpistool,
wordt. figuur 16.13. Meestal wordt deze bediend door
Op een afstand van drie meter loodrecht op het een robot om een zo egaal mogelijk oppervlak
Poedercoating Natlak
Binnen nat 50 60 25 35 80
droog 25 30 25 35 80
��
�� �� ��
��
��
��
� �� �� ��
������������ ��������������������������������
���������� ����������
Figuur 16.16 Kozijn- en raamprofiel Bron: RC System Figuur 16.17 Stijlprofiel Bron: RC System
��
���� �����������
�����
��
��
����������
Er zijn twee groepen profielen: ongeïsoleerde en Figuur 16.19 NT renovatieprofiel Bron: RC System
geïsoleerde profielen.
Geïsoleerde profielen zijn voorzien van een ther- huidige eisen in het Bouwbesluit, voldoen deze
mische onderbreking. Voor buitentoepassing in niet meer aan het algemeen gangbare comfort.
woningbouw en utiliteitsbouw worden uitslui- In veel gevallen wordt overgegaan tot vervan-
tend geïsoleerde profielen toegepast. Uitzonde- ging van deze kozijnen. Aluminium is een goed
ringen kunnen etalages zijn waar de temperatuur alternatief, figuur 16.19. Extrusietechnieken
binnen nagenoeg gelijk is aan buiten, in dat ge- geven ontwerpers de mogelijkheid om alumi-
val volstaan ongeïsoleerde profielen. nium kozijnen te detailleren met een profilering
die nagenoeg hetzelfde aanzicht geeft als de te
Profielen worden in diverse vormen, ongeïso- vervangen stalen kozijnen. Er is een aantal mo-
leerd en geïsoleerd, geleverd: gelijkheden om nieuwe aluminium kozijnen te
• kozijnprofielen, figuur 16.16; monteren:
• vleugelprofielen voor ramen; • demonteren van het stalen kozijn tot op het
• vleugelprofielen voor deuren; metselwerk. Dit heeft de voorkeur. Hierdoor is
• stijl- en regelprofielen, figuur 16.17; het mogelijk om stelkozijnen te plaatsen en een
• schuifraam- en schuifdeurprofielen, figuur goede thermische scheiding aan te brengen;
16.18. • demonteren van de tussenstijlen en -regels,
waardoor het stalen kader in het metselwerk ge-
Door de grootte van de gevelelementen wordt monteerd blijft. Als daarna een aluminium kozijn
bepaald wat de zwaarte van de profielen moet in dit stalen kader wordt gemonteerd, is het nodig
zijn. een scheiding aan te brengen tussen staal en alu-
minium. De thermische isolatie is in dit geval aan-
16.4.1.a Renovatieprofielen zienlijk minder dan wanneer er wordt vervangen
In de grote steden zijn veel gebouwen en wo- met behulp van nieuw aan te brengen stelkozijnen.
ningen nog voorzien van stalen ramen samen-
gesteld uit warmgewalste profielen. Gezien de
16.4.2 Typen beweegbare delen van hang- en sluitwerk geldt hetzelfde als bij
Naast vastglas kunnen aluminium kozijnen wor- draairamen en draaideuren. Ten behoeve van
den voorzien van de meeste in hoofdstuk 14 bijvoorbeeld entreepuien kan worden gebruikge-
Gevelopeningen getoonde beweegbare delen. maakt van doordraaiende deuren. Het hang- en
We geven hier een overzicht. sluitwerk voor dit type deuren wordt gevormd
door vloerveren aan de onderzijde en enkelvou-
Draairamen dige draaipunten (speunen) aan de bovenzijde.
Deze kunnen naar binnen of naar buiten draai- Deze vloerveren worden in de vloer ingebouwd
end worden uitgevoerd. Glaslijsten kunnen aan en zijn voorzien van een zelfsluitend mechanisme.
de buitenzijde of (ten behoeve van inbraakwe-
rendheid) aan de binnenzijde worden geplaatst. Taatsramen, horizontaal of verticaal
Door de afmeting van het beweegbare deel Beweegbare delen van dit type draaien in het
wordt bepaald hoeveel scharnieren dienen te midden van het kozijnprofiel in horizontale of
worden toegepast. Sluitwerk kan bestaan uit verticale richting. Het hang- en sluitwerk bestaat
espagnoletsloten of eenvoudige raamkrukken uit twee zogeheten taatspotten die tegenover
eventueel met kierstandmogelijkheid. elkaar in horizontale of verticale richting worden
gemonteerd. Omdat het beweegbare deel in ge-
Draaideuren opende toestand in balans ligt, kunnen er relatief
Net zoals draairamen kunnen ook deuren naar bin- grote draaidelen worden toegepast. Het wassen
nen of naar buiten draaiend worden uitgevoerd. van dit type raam kan op een eenvoudige manier
Glaslijsten kunnen aan de binnen- of buitenzijde van binnenuit geschieden.
worden gemonteerd. Scharnieren kunnen worden
uitgevoerd als klemscharnieren of geboord in de Uitzetramen
profielkamer waar een tegenblok wordt geplaatst, Dit type raam scharniert aan de bovenzijde en
zodat de schroeven de krachten ten aanzien van wordt naar buiten uitgezet. Aan de onderzijde
het deurgewicht kunnen opnemen. Meerpunts- wordt het beweegbare deel gesloten door middel
sloten zijn op dit moment het meest voorkomende van wegdraaibare combi’s of een horizontaal ge-
sluitwerk, onder andere uit veiligheidsoverwegin- monteerde espagnoletsluiting. Over het algemeen
gen. Bijkomend voordeel is dat de deuren over worden deze typen toegepast als bovenlicht,
de gehele lengte worden aangetrokken, zodat de eventueel voorzien van een afstandsbediening.
luchtstroom wordt geminimaliseerd.
Valramen
Draaivalramen en -deuren Valramen scharnieren aan de onderzijde en
Draaivalconstructies kunnen uitsluitend naar vallen met de bovenzijde naar binnen. Ter be-
binnen draaiend en vallend worden uitgevoerd. grenzing van de valstand worden scharen in de
Door toepassing van specifiek hang- en sluitwerk sponning gebouwd. Sluiten geschiedt met een
is het mogelijk om een beweegbaar deel door veerknip of een meerpuntssluiting.
middel van één krukomwenteling naar binnen te
laten draaien of naar binnen te laten vallen. Het Uitzet-zakramen
gefixeerde draaipunt bevindt zich aan de onder- Deze typen beweegbare delen verenigen twee
zijde als het raam naar binnen valt. bewegingen in één handeling. Als het raam naar
buiten wordt uitgezet, zakt het in de sponning
Dubbele ramen en deuren waardoor aan de bovenzijde een luchtspleet
Onder dubbele ramen en deuren worden ver- ontstaat. Bij deze constructie zijn aan de bui-
staan twee beweegbare delen die tegen elkaar tenzijde geen scharnieren zichtbaar, wat in een
sluiten. De sluiting van de twee beweegbare de- sterk vervuilend milieu een voordeel kan zijn.
len kan in het midden gebeuren (symmetrisch) Het in de sponning gemonteerde scharnierende
of vanuit het midden (asymmetrisch). mechanisme beschikt over een zelfremmende
Een van beide delen dient in dit geval te worden werking. De sluiting geschiedt door middel van
voorzien van kantschuiven. Voor het toepassen raamkrukken.
Tourniquets
Tourniquets worden samengesteld uit drie of
vier segmenten die cirkelvormig worden ver- ����������
���
��
��
��
����������������
�����������
�
�����
��
�
�����
�
��
�����
� �
����� ������� �����������������������
�
������������
�
����� �����
��
�
�����
���
�
�����
�
�����
�
��
�
����
�
����
����������������
��
�
���� ��������������������
�
����
�
���� ��
�
���� ��
�
���� � ����������������� ����������������������������
�
���� ����������
�
����
� ��������������������������������� ��������������������������������������������
�
� ����� ����������������������������
Figuur 16.23 Profiel volgens DIN 4108 Bron: RC System
�����������
�����������
Figuur 16.24 Verstekhoekverbinding Bron: RC System
16.4.5.c Dilatatie
Bij de fabricage van samengestelde puien is
het van belang om te bepalen hoeveel uitzet- ���
�������������������
ting van de profielen van toepassing is. Hierbij ���������������������������������
dient rekening te worden gehouden met een
profieluitzetting van maximaal 1 millimeter per
������
meter profiellengte. Als puien horizontaal over ���
grotere lengten worden gekoppeld, is het nodig
dilatatieprofielen toe te passen. Hiermee wordt
voorkomen dat puien onder invloed van te
grote warmteopname gaan deformeren. Door
systeemleveranciers worden profielen geleverd
met een standaardlengte van circa 6.500 mm.
De maximale te produceren lengte van een �����������
kozijn kan daardoor niet groter zijn dan circa ����������� ������
����������������������
��������������������
�������
��
�����
���������
�� ��
����
����
���� ��
��������
Draaivalramen worden voorzien van draaivalbe-
slag, dat wordt gepositioneerd door middel van
aangeëxtrudeerde lippen, figuur 16.28.
�����������
�� ��
��
��
� ��
������������
����������
wordt een model van de te frezen sparing wordt in dit boormodel de onderlinge afstand
ingeklemd. Met behulp van een triangelarm bepaald tussen het kader- en het vleugelprofiel.
wordt de vorm van het model gevolgd waar-
door de frees hetzelfde model freest in het 2 Niet-verspanende bewerkingen
profiel. Om verstekhoeken te formeren kan worden ge-
bruikgemaakt van een pershoekmachine, figuur
16.32. Deze manier van mechanisch verbinden
geschiedt door in de profielkamers een alumi-
nium hoekprofiel te plaatsen. Om te garanderen
dat geen water toetreedt, moeten de aansluitin-
gen worden voorzien van een flexibel blijvende
kit. Door het geheel in de pers te plaatsen en
met ‘messen’ het profiel in te drukken ter plaatse
van de in de profielkamers geplaatste aluminium
hoek wordt een stijve verbinding tot stand ge-
bracht.
Waterafvoeren
Om waterafvoergaten te maken wordt gebruik-
gemaakt van ponsmachines, figuur 16.31. De
ponsmachine bestaat uit een ondermatrijs en
een bovenstempel die de vorm hebben van de te
ponsen sparing.
hiermee een isolerende buffer te vormen. Beves- rialen bijvoorbeeld een kunststof folie aan te
tigingsmiddelen dienen te worden uitgevoerd in brengen. Ondanks dat de stalen ankers zijn
aluminium, roestvaststaal of kunststof. Als er con- voorzien van een zinklaag is het aan te raden
tact optreedt met materialen zoals bijvoorbeeld een beschermende laag tussen het gelakte of
koper, lood, messing, brons of dergelijke, dienen geanodiseerde materiaal en de stalen ankers
beschermende maatregelen te worden geno- aan te brengen. Omdat verankeringen zich
men. Over het algemeen hebben houtsoorten doorgaans bevinden op plaatsen die – zelfs
geen invloed op aluminium. Enkele houtsoorten, na verloop van jaren – niet of nauwelijks con-
eiken en noten, scheiden een zuur af dat in een troleerbaar zijn, is het noodzakelijk om voor
vochtige omgeving schadelijk is voor aluminium. een goede preventie te zorgen. Condens, lek-
Isoleren door middel van een bitumineuze verf is water of andere niet te controleren invloeden
in dit geval noodzakelijk. Als houten stelkozijnen kunnen de oppervlaktebehandeling van het
worden beschermd tegen rotten, dient de aan te aluminium en de zinklaag op het staal zodanig
brengen conserveringslaag vrij te zijn van koper- aantasten dat door corrosie van beide materi-
zouten, kwikzilverzouten of fluorverbindingen. alen de verankering niet meer de krachten kan
opnemen waaraan de pui blootstaat.
Extra bescherming
In het algemeen wordt een oppervlakte-
behandeling (lakken of anodiseren) gezien als 16.6 Beglazingssystemen
het aanbrengen van een isolerende laag ten
opzichte van andere materialen. Echter, het Beglazingssystemen zijn te onderscheiden in:
monteren van bijvoorbeeld messing schar- 1 drukvereffenend systeem met droge begla-
nieren en langsschilden van krukken kan een zingsrubbers;
beschadiging van de lak- of anodisatielaag 2 drukvereffenend systeem met elastische kit;
tot gevolg hebben. Om dit te voorkomen 3 gesloten systeem met elastische kit, ‘natte
verdient het aanbeveling om tussen de mate- beglazing’.
��������
� �������������������������
���
��
�
��
� ����������������������� ����������
Figuur 16.33 Ontwatering met kapjes Bron: RC System
Bij toepassing van een drukvereffenend begla- kan zijn. Deze methode leent zich beter voor het
zingssysteem staat de omtrekspeling van het glas monteren van ramen op groter hoogten. Per wa-
ten opzichte van het profiel in open verbinding teropening dient de vrije waterdoorgang
met de buitenlucht. Ontwateringsopeningen minimaal 50 mm2 te zijn.
in het onderdorpelprofiel dienen daarom een
goede wateruitloop te waarborgen. Hiertoe Het is belangrijk om, als bijvoorbeeld een sleuf
wordt in een dorpelprofiel tot een lengte van van 3 × 25 mm (75 mm2) wordt toegepast, te
600 mm een rond gat gemaakt van minimaal bezien of het te verwachten vuil nog kan worden
8 mm of een sleuf van bijvoorbeeld 5 × 25 mm. afgevoerd. In de praktijk is 4 × 25 mm een mini-
Als profielen een grotere lengte hebben, zijn male afmeting.
twee gaten of sleuven noodzakelijk. Ontwate-
ringssleuven of -gaten worden aan de buiten- 16.6.1 Sponning
zijde van het profiel afgedekt door middel van Sponninghoogte, -breedte en -vorm moeten zijn
aluminium of kunststof kapjes, figuur 16.33. Na- uitgevoerd overeenkomstig de Nederlandse Prak-
deel van deze kapjes is dat deze tijdens het was- tijk Richtlijn 3577, tabel 14.6. De sponningvorm
sen van de ramen kunnen losraken en verloren moet geschikt zijn voor het toegepaste begla-
gaan. Hierdoor wordt een directe verbinding tot zingssysteem. Als kitbeglazing wordt toegepast,
stand gebracht tussen de buitenlucht en de pro- dient de ruimte tussen glas en profielaanslag
fielkamer. Als de ramen op grotere hoogtes wor- minimaal 4 mm te bedragen teneinde voldoende
den geplaatst, is het voorstelbaar dat er te veel hechting tussen glas en profiel te bewerkstel-
watertoetreding plaatsvindt en de wateruitloop ligen. Constructies afwijkend van de gegevens
onvoldoende is onder invloed van winddruk. in figuur 14.18 dienen onder attest te worden
Via een ‘blinde’ ontwateringsmethode is het gebracht.
mogelijk om water af te voeren door een aan-
geëxtrudeerde buitenkamer. Hierdoor ontstaat Voorbeeld
een labyrint-ontwatering, figuur 16.34. De ont- Gezien de tendens om in aanzicht smallere
wateringsgaten zitten in dit geval niet recht profielen toe te passen, is het noodzakelijk te
tegenover elkaar maar versprongen. Dit heeft bezien om welk toepassingsgebied het gaat.
als voordeel dat de waterkolomopbouw hoger Bijvoorbeeld een draaivalraam, sponning-
hoogte beweegbare deel 12 mm, vakvulling
�� isolatieglas. De ruimte tussen onderzijde spon-
ning en onderzijde glas is minimaal 4 mm om
een goede wateruitloop te garanderen.
Om het beweegbare deel goed in de sluitnok-
ken te laten vallen is het nodig dat het glas
wordt ‘opgestopt’. Dit houdt in dat het glas
����
������������
����������
�������������������
����������
��������
���������
�������������������
��
��������������
�� �����������������
��
��
��
�������������
��������������������������������
��������������������������
�� ��
�������
���������
����������
Figuur 16.35 Aluminium kozijn in gemetselde gevel Bron: Lokal BV
de eis die wordt gesteld aan het aluminium, is ◆ In combinatie met natuursteen
het denkbaar dat de profielverbindingen gaan Om vlakke natuursteengevels die van aluminium
wijken, met lekkage als gevolg. Aandacht dient kozijnen zijn voorzien te detailleren, is het nodig
te worden besteed aan het voorkomen van kou- om extra aandacht te besteden aan de wind- en
debruggen. Aluminium kozijnen kunnen niet waterdichtheid. In dit geval zijn er geen waterke-
‘koud’ in de staalconstructie worden gemon- ringen boven de kozijnen. Om een vlakke gevel
teerd. Het is noodzakelijk een thermische schei- te creëren worden de kozijnen van buitenaf te-
ding aan te brengen tussen de staalconstructie gen de betonnen achterconstructie gemonteerd
en het aluminium kozijn. door de flens door middel van ankers te klem-
men tegen de betonwand. Om te voorkomen
������������������������� dat water infiltreert tussen aluminium en beton
is het nodig dit af te dichten door middel van
een plakstrook. Van groot belang bij dit type
constructies is de maatvoering. De maten van de
natuursteenplaten zijn immers vooraf bepaald.
��������� ���������
���������
��
������
����������
� �������������������
�����������������
������������������
���������
�������
�������������
����������������
� ���������������������
Figuur 16.36 Cassettegevel Bron: Lokal BV
Figuur 16.37 Cassettegevel Bron: Lokal BV
geklemd met omegaprofielen, figuur 16.36 en flens aan de buitenzijde tegen het stelhout aan-
16.37, zichtbaar geschroefde plaat of combina- sluit. Aan alle hoeken dienen ten minste twee
ties hiervan. bevestigingspunten te worden aangebracht met
Ook voor deze gevels geldt dat een nauwkeu- een maximale afstand van 200 mm vanuit de
rige maatvoering van belang is om het geheel hoek. De onderlinge afstand tussen de bevesti-
sluitend te krijgen. Als platen met grote afme- gingspunten bedraagt maximaal 700 mm, figuur
tingen van toepassing zijn, is het nodig om vast 16.38. Ter plaatse van horizontale tussenregels
te stellen of de doorbuiging van de plaat geen of verticale tussenstijlen moeten de bevestigings-
blijvende vervorming tot gevolg heeft. Door het punten maximaal 200 mm uit de aansluiting van
toepassen van sandwichpanelen kunnen grotere regel- of stijlverbinding met het kaderprofiel ge-
plaatafmetingen worden gerealiseerd dan met positioneerd worden. Als sprake is van beweeg-
enkelvoudige aluminium platen. Een voordeel bare delen, is aan te raden de bevestigingspun-
van cassettebeplating ten opzichte van vlakke ten te detailleren ter plaatse van scharnier- en
platen met betrekking tot de stijfheid vormen de sluitpunten.
omgezette kanten. Hierdoor vindt een opwaar- Als aluminium kozijnen worden gemonteerd in
dering van de stijfheid plaats. metselwerkgevels of anderszins waar specie van
toepassing is, dienen de nodige beschermende
◆ In gevels van sandwichpanelen maatregelen te worden genomen. Gevelstenen
Om aluminium kozijnen direct in gevels te plaat- van harde persing hebben om te hechten een
sen die zijn geformeerd uit sandwichpanelen specieverhouding nodig met een hoge concen-
dient te worden vastgesteld of de stijfheid van de tratie kalk. De bestanddelen die zich in de kalk
panelen overeenkomt met of minder is dan de bevinden, zijn dermate agressief dat deze stoffen
stijfheid van de profielen. Voor deze constructie wanneer zij in aanraking komen met het gelakte
geldt voor wat betreft de doorbuiging hetzelfde of geanodiseerde aluminium, de oppervlaktebe-
als hiervoor bij staalconstructies is beschreven. handeling oplossen en het aluminium aantasten.
Het verdient aanbeveling de kozijnen te monte-
16.7.1 Montage ren nadat het voegwerk gereed is. Mocht er spe-
Bevestiging van aluminium kozijnen in houten ciewater of kalk op het aluminium komen, dan
stelkozijnen gebeurt door middel van schroeven dient dit te worden verwijderd door te spoelen
door het kozijn in het hout of met bevestigings- met ruim water.
ankers. Bij bevestiging met ankers wordt het
kozijn niet rechtstreeks doorboord, maar wordt Het is ook mogelijk baksteen te verlijmen. Ten
het kozijn naar binnen getrokken waardoor de aanzien van de montage van aluminium kozijnen
� ���
� ���
� ���
� ���
� ��� � ���
� ��� � ��� � ��� � ��� � ���
is dit een toe te juichen ontwikkeling. Voegwerk nokken zodat het ‘wrikken’ met een schroeven-
is in dit geval niet meer nodig, hetgeen de kans draaier tussen profiel en langsschild minder re-
van beschadigen van de aluminium profielen sultaat oplevert, figuur 16.39.
aanzienlijk vermindert. Sluitmechanismen van bijvoorbeeld draaivalra-
Na het monteren van de gevelelementen dient men dienen in de sponning voldoende te wor-
te worden gecontroleerd of het hang- en sluit- den afgeschermd. Tijdens de manuele beproe-
werk goed functioneert, het oppervlak vrij van ving (inbreken) wordt getracht de flens van het
beschadiging is, de bouwaansluitingen correct profiel zodanig te verbuigen dat het sluitmecha-
zijn uitgevoerd en de afwatering naar behoren nisme zichtbaar wordt en kan worden ontregeld.
functioneert. Ook dient er een voorziening opgenomen te
worden om manipuleren door middel van het
boren van gaten te voorkomen. In de beproe-
16.8 Veiligheid van aluminium ving wordt onder de kruk een gat geboord waar-
gevelopeningen door het mogelijk is met behulp van ijzerdraad
de kruk dusdanig te verdraaien dat het raam
16.8.1 Inbraakwerendheid geopend kan worden. Raam- en deurprofielen
Om aluminium ramen en deuren te laten vol- worden geleverd met verschillende wanddikten.
doen aan de inbraakwerendheidseisen zoals deze Naarmate de flens een grotere wanddikte heeft,
worden omschreven in het handboek Politie- kost het buigen ervan meer tijd en neemt de tijd
keurmerk Veilig Wonen, dienen beproevingen te waarin het beweegbare deel bezwijkt, toe.
worden uitgevoerd. Proefondervindelijk kan dan
worden vastgesteld of de betreffende gevel- Om te voorkomen dat de schoten van sloten uit
elementen voldoen aan de eisen van inbraak- de in de dagkant van het kozijn gemonteerde
werendheid als gedefinieerd in NEN 5096. sluitkommen worden gewrikt, is het noodzakelijk
Diverse factoren spelen een rol met betrekking de speling tussen de vakvulling, glas of panelen,
tot het moment van bezwijken van een beweeg- en het vleugelprofiel ter plaatse van de sluitnok-
baar deel gemonteerd in een kozijn. Kwaliteit ken uit te vullen. Ter plaatse van het scharnier
van het hang- en sluitwerk is van belang om een dienen dievenklauwen te worden gemonteerd
zo hoog mogelijke weerstand te behalen. Het toe om te voorkomen dat het beweegbare deel,
te passen hang- en sluitwerk dient gecertificeerd door deformatie van de scharnieren, kan wor-
te zijn. Langsschilden die worden toegepast den verwijderd. Als enkelglas wordt toegepast,
op deuren, kunnen worden voorzien van extra moeten bedieningskrukken afsluitbaar zijn. Bij
de toepassing van enkel gelaagd of isolatieglas is
���� een niet-afsluitbare kruk voldoende. Isolatieglas
wordt als afdoende beschouwd voor het behalen
van inbraakklasse 2.
��
Door het toepassen van het conformiteitsbegin-
�� sel komen profielseries die een grotere profiel-
�����
�������
�����������������
������������ ����������
Figuur 16.40 Profiel met massief aluminium buitenschaal Bron: RC System
��������������� ������������������������
����������
Figuur 16.41 Profiel met in buitenschaal geplaatste stalen strippen Bron: RC System
Van belang is vooraf vast te stellen wat voor in- Bauxiet wordt gewonnen door land af te graven.
vloed de beregening heeft op de gevel. Als een Vroeger werden deze afgravingen gelaten voor
geveldeel onder een overstek is gesitueerd, kan wat ze waren, zodat het land in een woestenij
de vuilbelasting groter zijn: regen heeft in dit veranderde. Tegenwoordig wordt er veel aan-
geval geen reinigende werking. Gevels in niet- dacht besteed aan herstel van het landschap. In
vuilbelaste milieus dienen eenmaal per jaar te de meeste gevallen is er sprake van herbebos-
worden gereinigd. Gevels in vuilbelaste milieus sing. Het gebied kan ook worden ingericht als
dienen tweemaal per jaar te worden gereinigd. productiebos, recreatiegebied of voor agrarische
Bij extreme vervuiling dient de gevel aan een doeleinden. Tropische regenwouden worden in
inspectie te worden onderworpen om een juiste de oude staat teruggebracht.
reinigingsfrequentie vast te stellen.
16.12.1 Hergebruik
Reinigingsmiddelen De specifieke eigenschappen van het materi-
Uitsluitend het gebruik van neutrale reinigings- aal (homogeen, corrosiebestendig en een lage
middelen is toegestaan: pH-waarden tussen 6 smelttemperatuur) maken aluminium zeer
en 8 zijn aan te bevelen. Reiniging met staalwol, geschikt voor hergebruik na omsmelten. De
schuurpapier en oplosmiddelen is niet toege- kwaliteit van dergelijk secundair aluminium is niet
staan. Reinigen met hoge druk is niet aan te be- minder dan nieuw, primair, aluminium.
velen, het kan schade aan de gevel veroorzaken. In Nederland komt jaarlijks ongeveer 8.500 ton
aluminium beschikbaar voor hergebruik door
middel van omsmelten. Dit cijfer zal sterk gaan
16.12 Aluminium en het milieu toenemen als meer gebouwen uit de periode
1950/1990 voor gevelrenovatie in aanmerking
Aluminium komt het meeste voor ten opzichte gaan komen. Gegeven de hoge restwaarde en
van andere materialen. Circa 8% van de massa het regeringsbeleid inzake hergebruik, mag wor-
van de aardkorst bestaat uit aluminiumverbin- den verondersteld dat in de toekomst vrijwel alle
dingen, met name aluinaarde, de grondstof voor aluminium bouwmaterialen voor hergebruik in
aluminium. Zuurstof en silicium (zand) komen aanmerking komen.
meer voor. Aluinaarde wordt gewonnen uit
bauxiet; 3,7 kg bauxiet is nodig om 1 kg alumi- 16.12.2 Energiegebruik bij hergebruik
nium te produceren. De bewezen wereldvoor- Voor het omsmelten (recycling) van aluminium-
raad bauxiet is veel groter dan die van andere producten is relatief weinig energie nodig. Er kan
materialen. Door de in snel tempo toenemende een besparing van 95% optreden ten opzichte
recycling wordt de periode van aluminium- van de energie die nodig is voor de winning uit
gebruik verlengd. Zie de tabel van figuur 16.42 ruwe grondstoffen. In Nederland wordt 72%
voor de economisch winbare voorraden. (1999) van al het beschikbare aluminium gere-
cycled. Het is te verwachten dat dit percentage
door verbeterende recyclingtechnieken zal toe-
nemen.
Met betrekking tot sterkte, stijfheid of flexibiliteit Specifiek op kozijnen is een aantal onderzoeken
worden globaal twee groepen van PVC-toepas- verricht. In de MRPI-bladen (Milieu Relevante
singen onderscheiden: Productinformatie) van kunststofkozijnen zijn
1 hard PVC, voor toepassingen als kozijnprofie- deze milieugegevens opgenomen. MRPI is een
len, buizen en platen; systematiek van het bepalen van LCA en milieu-
2 zacht PVC, voor toepassingen als vloerbedek- waarden voor bouwproducten in samenwerking
king, slangen en folies. met producenten. Een voorbeeld van de milieu-
waarden voor het kunststofkozijn zoals vermeld
17.1.2 PVC en het milieu op het MRPI-blad staat in figuur 17.4.
Bij alle vergelijkingen van milieu-effecten van
verschillende materialen blijkt steeds dat PVC uit Het betreft een gevelopening van 5,0 m2 gerela-
milieuoogpunt een goede grondstof is. Zeker teerd aan de opbouw van het IVAM-referentieko-
gelijkwaardig aan bijvoorbeeld staal, aluminium zijn, zoals vastgelegd in het INTRON-document
en hout. D980149, die minimaal voldoet aan de eisen uit
PVC heeft de volgende voordelen voor het milieu: het Bouwbesluit en aan de BRL 0703 en de VKG-
• beperkte uitputting van grondstoffen; kwaliteitsvoorschriften en -adviezen voor kunst-
• geringe hoeveelheid energie die bij de pro- stofkozijnen, met een functionele levensduur
ductie nodig is; van 75 jaar, als representatief geldend voor alle
• gegarandeerde recycling aan het einde van eengezinswoningen.
de gebruiksduur;
• goede bouwfysische eigenschappen door Kunststofkozijnen zijn opgenomen in het Natio-
hoge warmteweerstand profielen en goede kier- naal Pakket Duurzaam Bouwen. De specificatie-
dichtingen door meerpuntssluitingen; bladen S071 en S171 uit het Nationaal Pakket
• onderhoudsarm: regelmatig reinigen met laten er geen twijfel over bestaan of kunststof-
eenvoudig schoonmaakmiddel volstaat; kozijnen binnen de Duurzaam-Bouwenopzet
• eenvoudige vervanging van het glas dankzij toegepast mag worden. S071 luidt als volgt:
droge beglazing. Er is geen stopverf of kit nodig; ‘Indien PVC gebruikt wordt: gebruik PVC waar-
• geen schilderwerk nodig. van de kringloop gesloten wordt en indien van
Milieuprofiel
Thema Eenheid Getal
Milieumaten
Thema Eenheid Getal
3 Krimp circa 0,5 mm, of een PVC-laag ter dikte van circa
De lengteverandering na 1 uur bij 100 °C mag 2 mm. De lagen zijn onverbrekelijk met het
niet meer zijn dan 2,0%. basisprofiel verbonden;
• profielen voorzien van een coating. Dit kan
4 Gedrag bij verwarming tot 150 °C zowel een lak- als een poedercoating zijn;
Na beproeving gedurende 30 minuten bij • profielen voorzien van een acrylaatfolie.
150 °C mogen de profielen geen scheuren, hol- De kleurechtheid van de genoemde kleursyste-
ten of blaren vertonen. men is afhankelijk van de toegepaste kleur en de
kleurtechniek. De basisproducteisen zijn vastge-
5 Slagvastheid legd in de NEN 7034-1 en de NEN 7034-2. Aan-
Bij 0 °C, een valgewicht van 1 kg en een val- vullende producteisen kunnen zijn duurzaam-
hoogte van 1000 mm mag er bij geen van de heid, kleurechtheid, oppervlaktetemperatuur en
tien proefstukken breuk optreden. vormveranderingen ten gevolge van opwarming.
Treksterkte 45 N/mm2
Elasticiteitsmodulus bij 20 oC 2600 N/mm2
Rek bij breuk 15%
Slagvastheid bij 0 oC geen breuk bij 9,81 Nm
Volumieke massa 1400 kg/m3
Vochtopname (volgens DIN 53472) na 24 uur 5 mg
na 96 uur 20 mg
Lineaire uitzettingscoëfficiënt 80·10-6 K-1
Warmtecoëfficiënt 0,19 W/m2·K bij 20 oC
Warmteweerstand profielen Rc = 0,4 tot 0,6 m·K/W
Thermoplastisch karakter vormvast van –30 oC tot +60 oC
Kleurechtheid (volgens DIN 53388) 8
Brandbaarheid moeilijk ontvlambaar
zelfdovend volgens DIN 4102
Brandvoortplanting (volgens NEN 6065) klasse 2
SRVKG
De Stichting Recycling VKG (SRVKG) is in
1996 opgericht door de Vereniging Kunststof
Gevelelementenindustrie (VKG). De SRVKG
regelt de kringloop van kunststofkozijnen in
Nederland. Met een netwerk van depots in
Nederland en twee verwerkers in het buiten-
land zorgt de SRVKG voor de afvoer van ko- Figuur 17.9 Meerkamersysteem
zijnen uit Nederlandse projecten voor hoog-
waardig hergebruik. Het recyclen kost echter vóór beschreven geëxtrudeerde profielen van
meer dan het opbrengt. De kosten voor hoogslagvast PVC met een aantal holle kamers,
transporteren, sorteren en verwerken worden figuur 17.9.
opgebracht door bedrijven uit de branche. Op Andere systemen van bijvoorbeeld polyurethaan-
elk nieuw kozijn dat op de Nederlandse markt schuim en combinaties van hout met kunststof
komt betaalt men een geringe verwijderings- zijn er wel, maar hebben geen marktaandeel
bijdrage. Voor het betalen van de verwijde- kunnen verwerven. De kosten liggen hiervan
ringsbijdragen ontvangen de bedrijven een aanmerkelijk hoger.
certificaat van betaling.
Vanaf augustus 1997 zijn alle aanbieders van 17.5.1 Systeemkenmerken
kunststofkozijnen wettelijk verplicht bij te dra- Enkele ‘vol’ kunststof raamsystemen zijn: Deceu-
gen aan de recycling van gebruikte kozijnen. ninck, Gealan, Kömmerling, LB Profile, Profel,
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Rehau, Shüco, Thyssen, Trocal, Veka en Wymar.
Ordening en Milieubeheer (VROM) heeft dit Men onderscheidt:
vastgelegd in een algemeen verbindend ver- 1 aanslagdichtingssystemen, waarbij de afdich-
klaring. ting tussen draaideel en kozijn op twee plaatsen
De SRVKG heeft als belangrijkste taken, be- ligt, en wel aan de buiten- en binnenzijde, figuur
halve het onderhouden van het systeem, 17.10-1;
onderzoek naar uitbreiding en retourstromen, 2 middendichtingssystemen, waarbij de afdich-
promotie van het systeem, monitoring van de tingen ongeveer in het midden van de door-
resultaten en onderhouden van contacten met snede en aan de binnenzijde liggen, figuur
partijen actief in binnenlandse en Europese 17.10-2. Bij zware geluidisolatie-eisen kan een
recyclinginitiatieven. derde dichting aan de buitenzijde worden ge-
plaatst. Bij draaivalramen wordt het middendich-
tingssysteem vooral toegepast om een luchtlek
17.5 Systemen ter plaatse van de ‘scharen’ te voorkomen.
Er zijn veel systemen op de markt die onderling Kunststof gevelelementen moeten altijd door
alleen door deskundigen zijn te onderscheiden. middel van een dubbele afdichting tegen het
De grotere systeemhouders en extrudeurs komen bouwkundig kader worden gemonteerd. Deze
uit Duitsland, België en een enkele uit Engeland. dubbele afdichting is bedoeld aan de buitenzijde
Meer dan 95% van de markt wordt gevormd als waterkering en aan de binnenzijde als afdich-
door de ‘vol’ kunststofprofielen. Dit zijn de hier ting tegen luchtinfiltratie.
����������������
����
� ����������������� � ����������������
Figuur 17.10 Dichtingssystemen
� ���������������� � ����������������
� �������������������� � ��������������������
������������������� �������������������
�������������������� ��������������������
���� ����
Figuur 17.11 Profielkenmerken
� ��������������������������
� ������������������������������������
� ��������������������������
� ����������������������������������� � �������������������������������
Figuur 17.13 Profielvormen verdiept kozijn
�������������
�������������������
Statische beproeving
Belasting tussen sluitpunten
Belasting 1500 N 1500 N 3000 N 6000 N 10.000 N
Maximale uitbuiging 30 mm 30 mm 20 mm 10 mm 10 mm
Belasting op sluitpunt/scharnier
Belasting 3000/6000 N 3000/6000 N 6000 N 10.000 N 15.000 N
Maximale uitbuiging 10 mm 10 mm 10 mm 10 mm 10 mm
Dynamische beproeving
Valhoogte 800 mm 800 mm 1200 mm 1200 mm 1200 mm
Manuele beproeving
Maximale contacttijd n.v.t. 3 minuten 5 minuten 10 minuten 15 minuten
Maximale testtijd n.v.t. 15 minuten 20 minuten 30 minuten 40 minuten
Gereedschapsset geen A B C D
� ������� � �����
� ����������� � �����
���������� ����������������
17.8.1 Toleranties
Bij de tolerantie tussen het bouwkundig kader en
het kunststof gevelelement moet rekening wor-
� ������������������������������������ den gehouden met lengteveranderingen
���������������������������������� ten gevolge van temperatuurverschillen. Al-
�������������������������������� hoewel de theoretische uitzettingscoëfficiënt
8 · 10–5 K–1 is, heeft het profiel nooit aan weers-
���� ����
zijden de extreme temperatuurverschillen van
���������
bijvoorbeeld –20 °C tot +50 °C. Ook een door
TNO uitgevoerd onderzoek naar de vervormin-
gen door temperatuurwisselingen heeft duidelijk
����������������� gemaakt dat de lengteveranderingen in de prak-
tijk lager liggen.
� �� In de praktijk rekent men daarom met een uitzet-
��������������������������������������������������� ting en krimp van 1 mm/m. Bij gekleurde profie-
��������������������������������������������������� len, waar de oppervlaktetemperatuur tot 65 °C
����������������������������������������������� kan oplopen, rekent men met 2 mm/m.
��������������������������������������������
Standaard rekent men met een minimumvoeg-
���������������������������������������������
ruimte van 5 mm.
������
17.8.2 Aansluitdetails
In nieuwbouw wordt het kunststofkozijn meestal
in een stelkozijn van hout of kunststof geplaatst;
de verankering wordt weggewerkt achter dag-
stukken, figuur 17.20.
� ����������������������������������������������� Het kunststofkozijn wordt, zoals reeds bespro-
���������������������������������������� ken, veel toegepast in de renovatie. De opening
��������������������������������������
kan met speciale apparatuur worden uitgezaagd
en het kunststofkozijn kan op de oude spouwlat
��������� worden gemonteerd, figuur 17.21.
17.9 Montage
� ��
Een goede montage is van groot belang voor de
�����������������������������������������������
kwaliteit en bepaalt in hoge mate of de afnemer
������������������������
����������������������������������������� c.q. gebruiker tevreden is met het geleverde
������������ product. Voor de montage- en prestatie-eisen
Figuur 17.19 Lasafwerkingen wordt verwezen naar BRL 0709 Montage Kunst-
stof Gevelelementen en de VKG-kwaliteitseisen en
adviezen.
17.8 Muuraansluitingen
17.9.1 Eisen en adviezen met betrekking
De kunststof gevelelementen behoren met een tot de uitvoering
ruime tolerantie in de muuropening te worden De montage van het kunststofkozijn aan het
aangebracht en bevestigd met ankers of door bouwkundig kader moet aan de volgende eisen
middel van doorschroeven. Dit moet zodanig voldoen:
gebeuren dat geen schadelijke spanningen ont- 1 ankers behoren tijdens de montage loodrecht
staan. op het element te staan;
������������� ������������
��������������
��������������������
��������������
2 kunststof gevelelementen moeten waterpas, zijde fungeert als waterkering en aan de binnen-
te lood, haaks en vrij van scheluwte worden zijde als luchtdichting;
gemonteerd. De lengte van de diagonalen mag 8 de montage van de elementen mag niet
niet meer dan 3 mm verschillen, de scheluwte bij een omgevingstemperatuur lager dan 3 °C
mag niet meer dan 3 mm zijn; plaatsvinden. Bij lagere temperaturen worden de
3 alle stalen verankeringen behoren tegen cor- kunststofprofielen en de lasverbindingen gevoeli-
rosie te zijn beschermd; ger voor slagbelastingen.
4 bevestigingsmiddelen moeten zijn verzinkt en
gechromatiseerd of in roestvaststaal zijn uitge- 17.9.2 Beglazen
voerd; Het beglazen van gevelelementen is besproken
5 deuren en andere beweegbare delen mogen in hoofdstuk 14 Gevelopeningen. Voor kunststof
niet aanlopen, schranken of ‘nekken’; gevelelementen gelden dezelfde eisen met be-
6 lengteveranderingen moeten kunnen plaats- trekking tot de plaats van de steun- en stelblokjes
vinden: als voor de andere materialen. Bij kunststof is het
• bevestiging van het gevelelement door mid- gebruikelijk dat de montageploeg ook de begla-
del van doorschroeven of starre ankers van vol- zing uitvoert, meestal onder verantwoording van
doende zwaarte, waarbij een achtervulling over de ramenfabrikant. De glaslijsten zitten zoals ge-
de gehele breedte van het profiel noodzakelijk is; bruikelijk aan de binnenzijde. Er wordt standaard
• minimale afstand hart-op-hart 600 mm en met een droge beglazingsmethode door middel
150 mm vanuit de binnenhoek; van EPDM-rubberprofielen gewerkt.
• de stijlen die direct aan het bouwkundig ka- Slechts in enkele gevallen met hoge geluidsisola-
der worden bevestigd en waaraan beweegbare tie-eisen wordt de binnenzijde met kit afgewerkt.
delen worden gemonteerd of waarop punt- De sponningen moeten worden uitgewaterd en
lasten aangrijpen, moeten deugdelijk worden belucht.
gefixeerd, bijvoorbeeld door middel van door-
schroeven met achtervullingen;
7 de aansluiting moet van een dubbele afdich-
ting zijn voorzien. De afdichting aan de buiten-
Ontheffing aanvragen
����������
��������� In een aantal situaties is het niet mogelijk
���������
����������� om te voldoen aan de nieuwbouweisen. Het
���� Bouwbesluit geeft echter de mogelijkheid
��������������
�������������� ������������� ontheffing aan te vragen bij het ‘geheel of
������������
gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van een
woning of woongebouw’.
In sommige situaties wordt hiervan gebruik-
gemaakt omdat anders een economische
renovatie niet mogelijk is.
�
���
Geraadpleegde en aanbevolen
� ����������� �
literatuur
� �������������
������������������������������
������������������������������������
������������������
����������������������������
� ����������������������
���������������������������������
����������������������������������
��������������������������������
�����������������������������������
������������������������������
���������������
� ���������������������
Figuur 18.1 Principe van vouwdraaidreur en verschillende mogelijkheden van vouwschuifdeuren
De wringing bevordert bij houten deuren het beide zijden van de opening zijn te schuiven, fi-
werken van dit materiaal, zodat slecht sluitende guur 18.1-2; de beweging gebeurt met de hand;
deurconstructies ontstaan. De deuren kunnen • alle deurbladen worden in één of twee vleu-
door gespecialiseerde bedrijven in metaal wor- gels scharnierend aan elkaar verbonden en schui-
den uitgevoerd, waardoor de genoemde bezwa- ven naar één of twee zijden, figuur 18.1-3. Dit
ren kunnen worden opgeheven. vereist speciaal hangwerk, waarvan het op-
hangpunt (de rolwagentjes) exact boven het
18.1.2 Vouwschuifdeuren draaipunt van de scharnieren moet liggen. Deze
Belangrijker dan de vouwdraaideuren zijn de vouwschuifdeur wordt meestal mechanisch
vouwschuifdeuren, figuur 18.1-2 en 3. Ook deze bewogen.
bewegen langs een bovenrail. Vouwschuifdeuren Er moet voor worden gezorgd dat de rolwagen-
worden toegepast voor zeer grote openingen die tjes elkaar bij het vouwen van de deuren niet
tijdens bedrijfstijd normaal zijn geopend en hinderen, waardoor de deuren niet vlak tegen
’s avonds worden afgesloten, zoals hangars, elkaar kunnen komen. Voor niet al te zware deur-
werkplaatsen met voortdurend contact met bui- constructies kan dit worden voorkomen door om
ten en dergelijke, figuur 18.2 en 18.3. de andere deur een rolwagentje aan te brengen.
Een veel luxere uitvoering, met grote glasvlakken Daar waar grote kans op beschadiging van het
gevat in aluminium omrandingsprofielen, wordt geopende deurpakket bestaat, kunnen de vouw-
wel toegepast voor winkels en horecabedrijven, schuifdeuren in een deurkast worden geborgen.
waarbij overdag een geheel geopende pui is ge-
wenst. 18.1.3 Snelvouwdeuren of balansdeuren
De snelvouwdeur is speciaal ontwikkeld voor
Een vouwschuifdeur kan als volgt worden uitge- ziekenhuizen. Bij een beperkte gangbreedte
voerd: is toepassing van een vouwschuifdeur niet
• de deurconstructie wordt verdeeld in groepen mogelijk en in verband met het heen en
van twee deurbladen, die naar één zijde of naar weer rijden van bedden is een draaideur ook
geen optie. Om die reden is de snelvouwdeur
ontwikkeld. In dit type zijn de voordelen van
beide systemen samengevoegd. Deze deur
wordt ook wel balansdeur genoemd, omdat de
���
����
���
������ �����������
��������
���������
������������������
��������������
���������
��
�������
�������������
������������
� ��������������������� ������������
���������
����������
�������������
�������������� ��
���������
���������� ���������
�����������
�����������������
� �������������������������������� ����������
��������������
������������
����������� �����������
��������������� ������������������ ���������������
������������
��
�����������������
������ �����������
���������
����
����
�������������������� ������������������������������
����������������������� ���������������������������
���������������������� �������������������������������
������������ ����������������������������
� ��������������������������������������������������
����
� ���������������������������������������������������
����
� �����������������������������������������������������
� ������������������������������������������������������� ������������
Figuur 18.8 Schuifdeurschema’s
ning wordt dan rondom afgewerkt met een bijbe- automatische schuifdeuren weer worden be-
horende dagkantafwerking en de geopende deur diend door een optische signalering of met een
schuift achter het muurwerk, figuur 18.10-2. De schakelaar. De bediening van de buiten- en bin-
deuren worden opgehangen in een aandrijfunit nendeuren van het tochtportaal kan zo worden
aan de bovenzijde. De ondergeleiding is buiten geschakeld, dat de ene deurpartij zich pas kan
de deuropening geplaatst, zodat de vloer van openen als de andere deuren weer zijn gesloten.
buiten naar binnen onbelemmerd op dezelfde Bij een grote toestroom van passanten kan dit
hoogte kan doorlopen. wel eens tot ergernis leiden.
Om te verhinderen dat regenwater naar binnen In verband met de kortere openingstijd en de
komt, moeten de deuren onder een ruim over- daardoor kleinere kans op beschadiging in half-
stekende luifel worden geplaatst. Ook kan voor geopende toestand, verdienen dubbele, naar
de onderdorpel een draingoot worden aange- twee zijden schuivende deuren de voorkeur
bracht om het regenwater op te vangen en af te boven eenzijdig wegschuivende deuren.
voeren.
▶▶ Deurstations of deurintercoms worden
Voor supermarkten, stationshallen en dergelijke besproken in deel 6a Installaties – Elektrotechnisch
worden de automatische schuifdeuren bediend en sanitair, hoofdstuk 3 Communicatie-installaties
door een optische signalering.
Het bewegingsmechanisme is beveiligd tegen in- Enkelbladige kanteldeur
klemmen van personen en af te stellen op auto- Enkelbladige en verticaal wegschuivende be-
matisch openen (overdag) en sluiten (’s nachts) drijfsdeuren komen relatief weinig voor, om-
bij stroomuitval. dat er strenge veiligheidseisen worden gesteld
aan de valbeveiliging. Omdat het duur is om
Deurstation met camera hieraan te voldoen, worden ze nog slechts
Bij entreeportalen van kantoorgebouwen en der- in meerbladige vorm toegepast, paragraaf
gelijke waar men toegangscontrole wenst, kan 18.2.2. Wel zijn er enkelbladige langs het
een deurstation met camera worden geïnstal- plafond schuivende deuren ontwikkeld, bij-
leerd dat verbinding geeft met de receptie. De voorbeeld de enkelbladige kanteldeur, figuur
buitendeuren kunnen dan op afstand worden 18.11-1 (kantelend buiten de gevel) en
geopend. Voor eigen personeel kan een deur- 18.11-2 (kantelend binnen de gevel).
contact worden geïnstalleerd dat kan worden
bediend met een sleutel, magneetkaart of iets
dergelijks. Bij het naar buiten gaan kunnen de
�
���������������
��������������
��������������
� ������������
����
���������
� � � �
�
����
� ��������������������� ������������
������������������
�����������
��������������������������������������������������� ������������
� �������������������������������
��������
����������
�����������
��������������� �������������
����
����������������������� ����������
����
���������
�������
�������
�
�������������
����������
������
�����������
� ������������
����������������
�
��������������� ������������������
������������������
����������������� �������� ����������������
������������ ���������������
���������
�� � ����������
Figuur 18.9 Stalen schuifdeur
� ���
� � ��������������������
���
� �
�
�������������������
�����������������
� ���������������������� �
�
� ������������������ ����������
����������
�
�� ���������
�
� ����������������
��
��
� � �
�����������
�� ���������
��
� ��������������������
�� � �
����������
������������������� �
� �
� ���������������� � ������������������
Figuur 18.10 Automatische schuifdeuren
De kleinere typen langs het plafond schui- De deur is bij normale afmetingen gemakkelijk
vende deuren worden toegepast voor par- te bedienen. Voor grotere deuren is mecha-
ticuliere garages. De grotere snel te openen nische bediening mogelijk door perslucht of
typen worden toegepast voor brandweer- en elektriciteit, een en ander naar keuze gecom-
ambulancegarages, busgarages, fabriekshal- bineerd met afstandbediening. Ook voor deu-
len, opslagruimten en dergelijke. ren van particuliere garages is mechanische
Als gunstige eigenschappen zijn te noemen: beweging met afstandbediening mogelijk.
• in geopende stand is de deur geen hinder- De metalen deurconstructies zijn in diverse
lijk obstakel en is beschermd tegen weers- kwaliteiten in de handel en worden bekleed
invloeden en aanrijdingen; met verschillende materialen als hout, kunst-
• de zijwanden van de betreffende ruimten stof, staal of aluminium.
blijven geheel vrij. Dit kan belangrijk zijn voor
het projecteren van lichtopeningen;
• voor de beweging is weinig ruimte nodig.
������������������������� ���������������������������
��������������� ���������������
Figuur 18.11 Langs het plafond schuivende deuren
� �
� ������������� � ������������
� ����������������������������������� � ��������
� ������������������������ � ��������������������������
� �������������������������� � ������������������������
� �������������������������� ������������
Figuur 18.12 Om de hoek schuivende deuren
������
������������������������������
�����
���������
���
����������������������
��������������������������������
� �������� �����������
�������������������
����������������
������
�������
� ��������������������� � �������������������
Figuur 18.13 Overheaddeur
��������������
drukken. Het bovenste deel van de geleiderail
is waterpas of iets oplopend opdat de deur bij
��������
het sluiten gemakkelijk in beweging is te bren-
gen. Het openen en sluiten kan met de hand of �����������������������������
�������������������������������
mechanisch geschieden. Voor grote instellingen
����������������
worden de deuren wel mechanisch in serie van- �������������������
uit een centraal punt bediend. Boven de deur is
een minimale constructiehoogte van 400 mm � ���������������������������������������������
�������������������������������������������������
nodig en aan de zijkanten moet, afhankelijk van
het fabrikaat, minstens een vrije ruimte van
150 mm aanwezig zijn. ������������������� ������������������
Dockboard � ����������
In expeditiecentra
�����������
worden overheaddeuren vaak � �����������
toegepast in combinatie met een dockshelter en
een dockleveler, figuur 18.14. Deze combinatie �������
wordt ook wel een dockboard�����������������������
genoemd.
Een dockshelter is een tochtsluis waar een
���������������������������
vrachtwagen achteruit tegenaan kan rijden waar-
���������������������� �������
door tijdens het laden en lossen niet
����������������������
onnodig
���������������������
gebouwwarmte verloren gaat. Een ��������������
dockleveler
is de vloer achter de dockboard die in hoogte
verstelbaar
��������
is om een vorkheftruck eventueel
toegang te verschaffen tot de laadvloer van de
vrachtwagen. �����������������������������
�������������������������������
Overheaddeuren in distributiecentra schuiven
����������������
verticaal weg �������������������
in plaats van haaks om. Dit ver-
mindert de kans op beschadiging door een vork-
� ���������������������������������������������
heftruck en verschaft de expediteur maximale
�������������������������������������������������
ruimte om te manoeuvreren. ��������
18.2.2.b Sectiedeuren
Het is mogelijk dat er juist onvoldoende ruimte
is achter de deur en onder het plafond. In dat
� ����������� � �����������
����������
���
� �
���
� �
��� ���
�
������ ������
������������������������������
�
� ��������������
����
�
���
���������
� ����������������������������
��
������
���
������
� ����������� � ��������
� ���������������������������������� � ���������
������
������
� �������������
� ������
Figuur 18.16 Industriële roldeur Bron: Alldoorco Bedrijfsdeuren B.V.
������ ������
����� �����
��������������
���������������������
�������������������� ����������
������
���������
������
������
19.1.2 Brandwerendheid
Aan kozijnconstructies bij afscheidingen van ver-
blijfsruimten of vluchtwegen kunnen bijzondere
��������������������
�������������������
�����������������
���������������������
������������������
�� ��
�����������
����
�����������
� ��������������������������������������������
����������� ������������������
����� ���������������
���������
�����
�������������
�����������
�� ����
�����
����������
� ���������������������
�����������
�����
������
����������
�������������
����� �����
���������� ��
����������������
�����������������
�����������
�����
������
Figuur 19.5 Sponningdiepte bij stalen en houten kozijnen
bij draaiende delen en glassponningen
� ������������������� ���������� Bron: Een brandveilig gebouw bouwen
Figuur 19.4 PH-kozijn met suskast
Bron: De Kock van Gelder Groep BV Speciale aandacht moet worden besteed aan het
materiaal van panelen, draaiende delen en glas
In de sponningen kan een extra vertraging van in de kozijnen.
de branddoorslag worden verkregen door toe- Deuren worden veelal uitgevoerd met een hard-
passing van opschuivend band. Bij verhitting houten randafwerking en speciale brandwerende
zwelt het band op en sluit de kier af. Het band vulling.
kan in de sponning van het kozijn of in het draai- Ook moet speciaal brandwerend glas worden
end deel worden ingelaten. Het band wordt ook toegepast en stelt men eisen aan de afmetingen
aangebracht tussen kozijn en aansluitende muur van de ruit, figuur 19.6.
voor een extra kierafdichting ter vertraging van
de branddoorslag.
�������� ���������
����������� ����������� ����������
��������� ���������
� ���������������������
���������� ���������� ����������������
�����������
���������
��
������������������� ��������
�
�����������
���������
� ���������������������
��������
� �
��������
�����������
�
���������
�����������
����
����������������
��������
�����������
���������
��������
� �������������������
� �������������������
Figuur 19.6 Brandwerend kozijn en deur door middel van
bij verhitting opschuimend band
Bron: Reinaerdt Deuren B.V.
� �
� ������������������� � ������������������������
Figuur 19.8 Kozijn van Jansen-profielen verzwaard met stalen strip Bron: ODS
��
een extra stalen strip en kogelwerend glas, figuur
19.8.
�����������
���������
� � �
� � �
�
�
De afwaterende onderdorpels zijn bijzonder
kwetsbaar. De firma De Vries Kozijnen maakt
gebruik van een kunststof en aluminium glaslat/
afdekdorpel om dit onderdeel van het houten
kozijn te beschermen, figuur 19.13.
� � �
�
� � � � �
� ����������
�
te maken tussen vaste beglazing en te openen
Figuur 19.11 Details stalen vouwschuifdeur delen, zijn weer bijzondere kozijnconstructies
Bron: ODS Barendrecht Jansen A.G ontworpen.
De wens om een geheel verglaasde gevel- Een voorbeeld van kozijnen zonder een zichtbaar
oppervlakte te verkrijgen heeft geleid tot de ont- kader is het Vierka volglassysteem van Keers. Net
wikkeling van structurele beglazing. Om ook in als bij figuur 19.16 is hier geen visueel verschil
dit geveloppervlak geen zichtbaar onderscheid tussen vaste en draaiende delen, figuur 19.17.
���������
�������
���������
������
� ��������������
���������
����������
�����������������
�������
� ��������������
Figuur 19.12 Voorbeelden van DTS kunststof onderdorpels �����������������
� �������������������
�����������������
�������
�����������������
� ������������������� � ���������������������
Figuur 19.13 Aansluiting De Vries met gekantelde spouwlat aan houten binnenspouwblad
Bron: De Vries Kozijnen Gorredijk
������
����������
������
������ ������
������ ������
�����������
�������������������
� �
� ��������������������� � ��������� ���������� � ������������������������
������ ������
�����
������������������
� �������������������
� ����������������� ���������� ���������
Figuur 19.14 Houten vliesgevel Bron: De Kock van Gelder Groep
����������������
� ���������������������������
��������
������
������������
� ��������������������������
���������������
�������������������������
��������������������
������������
��������������������
����������
��������������������
��������������
�����������
� ��������������������������
�����������������
Figuur 19.15 Details houten vliesgevel
Bron: De Kock van Gelder Groep
� ���������������������
��������� ������
���������
� �
� ������������������
Figuur 19.16 Velfac 200 Bron: Velfac GmbH Bad Oldesloe
�� ��
� ������������������� � �������������������
Figuur 19.17 Vierka volglasraam Bron: Keers Konstruktiewerken b.v. Mijdrecht
Zonwering kan op verschillende manieren wor- Zonweringen die de zonnestraling buiten vóór
den toegepast: het vensterglas opvangen of reflecteren, zijn
• aan de buitenkant van de gevel; effectiever dan systemen die zich achter het
• aan de binnenkant van de gevel; glas, in het vertrek bevinden.
• zonwerende beglazing; Eenmaal door het glas doorgelaten en daarin,
• zonwerende folies. evenals in het zonweringssysteem, geabsor-
beerd, wordt de kortgolvige zonnestraling door
Dit hoofdstuk beperkt zich in principe tot de bui- heruitstraling en convectie langgolvig aan het
tenzonwering, maar besteedt wel aandacht aan vertrek afgegeven, figuur 20.1. Het is van belang
jaloezieën in de spouw tussen dubbel beglaasde dat een zo groot mogelijk deel van de opval-
ramen. Ook komt een aantal bijzondere toepas- lende straling direct door de zonwering wordt
singen aan de orde, zoals verduisteringsrolgordij- gereflecteerd.
nen, raam- en deurhorren en serrezonwering.
����������
In verband met de warmteafgifte van de com- ������
binatie venster/zonwering naar binnen en naar ������������
Bepalen van de zontoetredingsfactoren Figuur 20.2 Bepalen van de zontoetredingsfactor van een
Zontoetredingsfactoren kunnen worden zonweringssysteem
bepaald met behulp van de zogenoemde
zonweringscalorimeter, of door middel van een Bij niet-geconditioneerde ruimten is van statio-
rekenprogramma. naire toestanden uiteraard helemaal geen sprake.
Bij de calorimetermethode, figuur 20.2, plaatst Daar blijkt het directe verband tussen de zon-
men het gecombineerde venster/zonwerings- toetredingsfactor en de gedurende het dagver-
element voor de open gelaten zijde van een loop optredende vertrektemperaturen alleen bij
kubusvormige kast (bijvoorbeeld 1 × 1 × 1 m), benadering juist, indien de warmte-uitwisseling
waarvan de wanden kunnen worden gekoeld. tussen vertrek en buitenlucht door transmissie
Bij constant gehouden gemiddelde lucht- en mede in rekening wordt gebracht. Dit laatste valt
wandtemperaturen wordt door meting van de echter buiten het bestek van dit hoofdstuk.
afgevoerde warmte de totale via het venster/ Dat de warmte-uitwisseling door de vensters en
zonweringselement binnenkomende warmte zonwering niet in de zontoetredingsfactor is be-
gemeten. De opvallende straling wordt afzon- trokken, is hier van ondergeschikt belang. Deze
derlijk gemeten (door middel van een solari- factor dient in hoofdzaak om onderlinge verge-
meter). lijkingen tussen zonweringssystemen mogelijk te
maken.
De calorimeter wordt bij voorkeur buiten
opgesteld. Eventueel wordt een kunstzon 20.1.1.a Invalshoek zonnestraling
(xenonlamp) gebruikt, omdat de in Nederland In ZTA- en ZTR-overzichten moet de invalshoek
heersende weersomstandigheden metingen van de zonnestraling, gerekend naar de zons-
buiten niet eenvoudig maken. hoogte, en de positie van de zon ten opzichte
van de gevel worden vermeld.
Om deze reden wordt ook wel van een door Het begrip ‘invalshoek van de zonnestraling’ is
TNO-Delft ontwikkelde rekenmethode ge- verduidelijkt in figuur 20.3. Uit het zij- en boven-
bruikgemaakt. Deze gaat uit van de reflectie-, aanzicht blijkt hoe de hoek die de zon met de
absorptie- en doorlatingsfactoren van alle bij begane grond (of met een horizontale geveluit-
het venster/zonweringssysteem betrokken kraging) maakt, ondanks hoger wordende zon-
vlakken. De absolute zontoetredingsfactor nestanden I, II en III, kleiner wordt.
wordt dan, vooropgesteld dat de warmteover-
drachtscoëfficiënten bekend zijn, berekend uit Op de lijnen onder de grafieken van figuur 20.4 is
de warmtebalansvergelijkingen van het sys- steeds de hoek aangegeven die de zon, in het hori-
teem. Daarbij is de opvallende zonnestraling zontale vlak geprojecteerd, gemiddeld met de ge-
gedefinieerd als 74% directe zonnestraling, vel maakt. Bij hoeken van 0° en 180° staat de zon
17% diffuse hemelstraling en 9% gereflec- dus in het verlengde van de gevel; vandaar de term
teerde grondstraling. ‘hoek van zijdelingse inval’. Het zonnesymbooltje
op de onderlijn geeft aan dat de zon omstreeks de
vermelde uurtijd recht voor de gevel staat.
�������
���
���
���
���
���
�� �������
�� ��
��
������
�
����
����������������
� �����
���
��
�� ��
�������������������������������������������������
Figuur 20.3 Invalshoek zonnestraling
�
�� �
��
�� �
�
nentemperatuur is in de grafiek in figuur 20.6
zichtbaar gemaakt. De absolute zontoetredings-
factoren (ZTA) voor een 6 mm dikke enkele ��������������
beglazing plus zonwering zijn uitgezet tegen het
verschil in binnen-/buitentemperatuur (∆Tmax in 20.1.2 Convectie- en lichttoetredingsfactor
°C) afhankelijk van het glaspercentage in de ge- Buiten de zontoetredingsfactor worden zon-
vel. Deze afhankelijkheid van het glaspercentage weringssystemen nog door de volgende groot-
wordt zonder meer duidelijk indien men bedenkt heden gekarakteriseerd:
dat zontoetredingsfactoren uitsluitend bepalend 1 convectiefactor;
zijn voor zoninstraling via de vensters. Hoe gro- 2 lichttoetredingsfactor
ter die vensters zijn, des te groter de instraling en
de invloed op de binnentemperatuur. 1 Convectiefactor
De convectiefactor β wordt gedefinieerd als:
De volgens de grafiek van figuur 20.6 mogelijke
spreiding in ∆Tmax moet worden herleid tot ver- via venster/zonwering door
schillen in vertrektype en convectiefactor. Er is convectie binnenkomende zonne-energie
CF =
gekozen voor een zuidelijke oriëntering, omdat totaal via venster/zonwering
hierbij ten aanzien van de ZTA-condities (45° binnenkomende zonne-energie
inval, zon recht voor de gevel) gemiddeld de
kleinste verschillen optreden.
���
��� ���
�����������������
�����������������
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
���������� ����������
��� ���
�� ��
���� ����� ����� ����� ����� ����� ����������� ���� ����� ����� ����� ����� �����������
��������� ���������
�� ��� ��� ���� ���� ����
�������������������������� ��������������������������
���
��� ���
�����������������
�����������������
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
��� ���
�������������� ��������������
��� ���
�� ��
���� ����� ����� ����� ����� ����� ����������� ���� ����� ����� ����� ����� �����������
��������� ���������
�� ��� ���� ���� ��� ���� ����
�������������������������� ��������������������������
���
�����������������
���
���
���
��������������
���
��������������
���
��������������
��� ����������������������
����������
���
��
���� ����� ����� ����� ����� ����� �����������
���������
��� ��� ���� ��������
��������������������������
Figuur 20.4 Diagrammen voor het bepalen van verticale zoninvalshoeken voor diverse geveloriëntaties (naar zonnebaan-
diagram van 52° N.B.)
�����
�� ��������������������������� ��������������������������
�
�� ��� � � ������������������������
�� ���
��� � �� ����������������������������������������
�
�
����
���� � �
�� �
�
��
�
�
������
��
��
�
������� �� �
�� �� �� �� �� �
�
����� ��
����
�
���
�� ����
��
��
���������
��
��
���������������������������������
���������� �������������������������������
������������� ������������������������������
�� ������������������������������� ��
������������������������������������
�������������������������������������
�� ��������������������������������� ��
�������������������������
�� ��
�� �� ��
���
�� �� � ��
�� ���
�� ��� � ��
�
��
�� ���� ��
�
�� ���� � � ��
��
�� �
�� ��
�
�� �� ���������
�
�� ��
�
� ������ �
��
��
�
�� �� �
�� ������� ��
�� ��� �
�� �� ��� ����
� � ��
�� ���� � �� �� ��
��
�� ����� �� ��
��
��
�� ���� ��
��
�� ��
�� �� � �� ��
���
�� �� �� ���� �� ��
� �� �
��
���������
��
��
��������������������������� �����������������������������������
� ��������������
����������������������� ����������������������������
��������������������� ��������������������������������
��
��������
���������
��������
��
��������
� ��������
�
��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ���
���
������� ���������� ����������������� �������������
����������� ������ ����
����������
�����������������
�����������������������������������������������������������������������
������������������������������
Figuur 20.6 Verband tussen ΔTmax en ZTA op grond van een aantal berekende en gemeten gevallen
dan de gebruiker bij het bedienen te ver naar afsluiting zoals in figuur 20.8-2. Bij elektrisch be-
achteren zou moeten staan. Het principe is, diende buitenjaloezieën is alleen kabeldoorvoer
dat tijdens het bedienen de stang in het ver- noodzakelijk. Hierbij kan met neopreentules wor-
lengde van de doorvoerlijn ligt. Type C, figuur den afgedicht.
20.8-1, is een variant waarmee wel kleinere
hoeken mogelijk zijn, tot horizontale uitvoer Naar buiten draaiende ramen
toe. Traditioneel draaien de bewegende raamdelen
Ook alle andere jaloezietypen hebben een in de Nederlandse bouw naar buiten, voor een
één-orgaanbediening. Al worden zij door een optimale dichting tegen door de wind opge-
rolluikwerk zoals bij roljaloezieën aangedre- stuwd hemelwater. Dit maakte voorzieningen
ven, de afleiding naar binnen wijkt in principe buiten langs het raam in feite onmogelijk.
niet af van het voor de bundeljaloezie aange- Door toepassing van moderne materialen en
geven model. constructies zijn naar binnen draaiende ramen
mogelijk en daarmee toepassing van buiten-
Het doorvoeren van de bedieningsorganen door jaloezieën.
de gevel brengt automatisch ondichtheden met
zich mee. Hierin kan worden voorzien door een
�������������������������������
��������
�����
�������
�������
�������
������������������������������
������
������� ������������
�
���
����������� ���
��� ������������
��� �������
������������
� ���������������
��������
�������
����������������������
����������������
������������������
� ������������
� �������������
�������������������������������������������� � �������������
� �������������� ������������ � ������ ������������
Figuur 20.8 Doorsnede buitenjaloezie
20.2.2 Bediening
Door toepassing van één-orgaanbediening
met elektromotor is het mogelijk jaloezieën
groepsgewijs, per verdieping of zelfs per gevel,
����� bijvoorbeeld vanuit de portiersloge, centraal te
����
bedienen.
Dit is van belang bij grote gevelvlakken waar-
���������� voor, in verband met een doeltreffende beheer-
����������
���������������� sing van het binnenklimaat, individuele bedie-
�����������
����������������� ning per vertrek moet worden uitgesloten.
����������� ��������
��������� ������������ Naast de mogelijkheden van centrale bediening
Figuur 20.9 Jaloezie volgens tuimelarmprincipe kunnen zonne- en windwachters worden benut.
De zonnewachter reageert op de intensiteit van
Roljaloezieën de zonnestraling en schakelt na het overschrijden
De in Zwitserland ontwikkelde systemen hou- van ingestelde limieten de installatie voor opha-
den het midden tussen een jaloezie en een len of neerlaten.
rolluik. De lamellen bij roljaloezieën zijn schar- Hetzelfde gebeurt via een anemometer op het
nierend op roestvrijstalen banden bevestigd. dak of aan de gevel, zodat bij overschrijding van
De lamellen hebben een kantprofilering, zijn een ingestelde windkracht, de jaloezieën auto-
gekraald en voorzien van meegewalste neo- matisch worden opgehaald. Het is logisch om de
preenstrippen voor geluiddemping en onder- zonnewachter ondergeschikt te maken aan
linge sluiting. de windwachter en deze laatste weer onder-
Het geheel wordt, zoals bij een rolluik, rond geschikt te maken aan het centrale bedienings-
een opwikkelbuis op- of afgewikkeld. Alleen systeem.
in geheel neergelaten stand kunnen de lamel-
len worden getuimeld, vanuit de gesloten
Figuur 20.10 Absolute zontoetredingsfactor ZTA, convectiefactor β en absolute lichttoetredingsfactor LTA voor buiten-
jaloezieën, hangend voor blanke, isolerende beglazing
����������������
�����
��������
���������� ���������
�����������������������������������
�����
������������������������������������
���
�����������������������������������������������
�������������������������������
�����������
�����
�������������
���������������
����� �� ���������
�
�����������������
�������
�� �� ���������
�� ����������������
�������������������
������������
���
������������
�� �� ��
������
���������������������������������������������������������� ��������������
��
��
��
��
������������������ �������������
���
�� ��
���������������������������������� �������������
Figuur 20.11 Zonnerooster met zontoetredingsfactoren
figuur 20.12-1 tot en met 20.12-4. Deze roos- invallende zonnestraling effectief moet worden
ters, die behoudens zeer speciale constructies geweerd. De typen in figuur 20.12-3 en 20.12-4
niet wegneembaar zijn, worden hoofdzakelijk geven een volledige afscherming tegen direct
toegepast in gebieden ten noorden en ten zui- invallende straling. In onze streken ziet men deze
den van de beide keerkringen, waar ook de laag drager/paneelcombinatie meer als een open
��
��
Lichttoetreding en uitzicht
Bij een markies is het niet mogelijk de lichtinval
������
te regelen. De markies zal in neergelaten stand
het vertrek aanmerkelijk verduisteren. Het uit-
������
zicht is daarentegen onbelemmerd.
20.4.1.a Constructie
De spanten en de kap met zijschotten bestaan
��
��
��
�� ��
20.4.1.b Warmtewering
����������� ����������� Markiezen hebben een vrij lage lichttoetreding
Figuur 20.12 Dragers voor verticale zonneroosters en een zontoetreding die, alhoewel zeer gunstig,
daarmee niet geheel in overeenstemming is. Dit
gevelbekleding of ter afscherming van gevelope- komt door de warmteaccumulatie die optreedt
ningen bij parkeergarages, droogruimten, onder de gesloten kap en die secundair naar
dakopbouwinstallaties voor luchtbehandeling, binnen wordt afgegeven. In de literatuur wordt
enzovoort. de ZTA in combinatie met enkel blank glas op
circa 0,13 ingeschat. Doordat de kap ook aan de
zijkant is gesloten en door het feit dat de hoogte
20.4 Zonneschermen gelijk is aan de uitval, zijn markiezen praktisch
hoekonafhankelijk.
Markiezen zijn de meest traditionele manier van
zonwering. In de hedendaagse(re) architectuur 20.4.1.c Montage en onderhoud
maakt men meestal gebruik van moderne zon- Speciale muursteunen, waaraan het bespannen
neschermen. frame als een eenheid wordt opgehangen, ver-
eenvoudigen de montage. Ook de kap met de
20.4.1 Markiezen zijschotten wordt aan deze steunen bevestigd.
Het grote voordeel van markiezen is, dat de De toepassing van markiezen blijft veelal tot
zijkant ervan dicht is. Dit voorkomt hinderlijke lager gelegen verdiepingen beperkt.
zoninval. Achter de kap moet een ventilatie-
spleet worden gelaten. Meestal is hierin door
�������������
���������
������������������
�
��
�
� �������������
���
���
��� ���
���
���
������������������
���
���
��� ���
��������
�������� ��������
��������
��������������
����������
����������
���������������
in verband met de vaak moeilijke bereikbaarheid,
vooral bij installaties op verdiepingsniveaus. De
vroeger gebruikte stoffen hadden een beperkte
levensduur, maar bij de moderne kunststofdoe-
ken ligt dit veel gunstiger. Het al dan niet reinigen
is niet van invloed op de zonwerende functie.
20.4.2.c Armsystemen
Voor zonneschermen zijn verschillende arm-
�������������������
systemen beschikbaar, zoals daar bijvoorbeeld
zijn de gasveerarm, balkonglijarm, duplexarm, ���������������������������
glijarmtussenrolarm, valarm, balkonhoekarm en
knikarm. Daarnaast is er een ruime keuze in
bedieningssystemen, zoals koordbediening,
bandbediening, staaldraadbediening, mono-
commandobediening en elektrische bediening.
���������������
1 Uitvalarm
Naar hun constructie worden de volgende typen
onderscheiden: �������������������
– ongeschoord, scharnierend aan gevelsteunen
bevestigd; uitval is gelijk aan de hoogte (circa �������������������������
1 m maximaal), figuur 20.15-1; Figuur 20.15 Scherm met uitvalarmen
– geschoord, voor een rustiger gedrag bij wind, De armeinden bewegen zich bij het uit- of
figuur 20.15-2. inrollen van het scherm via rollen of glijblokken
(kunststof of metaal) in de leidprofielen. Bij brede
2 Glijarm schermen wordt deze beweging bij het uitrollen
De armscharnieren zijn naar het midden van de door trekveren vergemakkelijkt. In uitgerolde
armen verplaatst. Op de gevel zijn U-vormige positie van het scherm wordt de armbeweging
leidprofielen geplaatst voor de armeinden, figuur in de leidprofielen door een eindstop begrensd.
20.16. Voor een rustiger gedrag bij wind worden arm-
schoren toegepast. Ook ziet men in de leidpro-
fielen verschuifbare steunen, die door middel van
een schroefknop onder de armeinden kunnen
worden vastgezet. De armeinden zijn dan in
op- en neergaande richting geblokkeerd.
�
�
�
���������������������������� ������������
�������������������������
� � � �
���� ��� ���� ����
���� ��� ���� ����
���� ��� ���� ����
Figuur 20.17 Terrasscherm (glijarm) ���� ���� ���� ����
�� �� ��
�� �����
� �
��
��
��
������������������������������������
���
��
�����
��
������������������������������������
��
��
����������������������������
Figuur 20.20 Verticaal doekscherm (screen)
��
����������������������������
06950459_hfs20.indd 199 28-06-2005 15:38:36
200
���������������
���
������������ ����������������������
����������
�������
���������� ���
���
�����������
��
����
��
�� ���
�� �������������������� � �� �����������
� ���������������� � ������������
� ��������������
���������
�� �������� ����
�����������������������
45° 45° geopend 0,30 0,24 0,05 0,26 0,17 0,11 geen
1
Ventilatie: 0,075 m3/s glasoppervlak en 1 m gevellengte.
Dubbel beglaasde ramen 6 mm blank glas, Ti = Te.
Figuur 20.22 Absolute zontoetredingsfactor ZTA, convectiefactor β en absolute lichttoetredingsfactor LTA voor jaloezieën in
de spouw tussen dubbele beglazing
Het zogenoemde PH-systeem biedt gunstige aluminium. Het gaat hierbij om straling in het
mogelijkheden voor zowel zomer- als winter- langgolvige gebied (3-30 μm) , figuur 20.24,
condities, figuur 20.23. De twee secties van de waarvoor een emissiecoëfficiënt (bij 20–30 °C) is
binnen- en buitenbeglazing zijn horizontaal ver- gemeten van 0,22. Dit laatste betekent, dat in-
schuifbaar, waardoor links en rechts een opening dien een glasoppervlak met een temperatuur van
tot ongeveer een kwart van de raambreedte mo- bijvoorbeeld 27 °C (300 K) straling uitzendt naar
gelijk is. Bij gesloten binnenruiten is dan, dankzij de reflecterende zijde van de lamellen, deze stra-
de gemakkelijke warmteafgifte naar buiten, in ling voor 78% wordt gereflecteerd. Het houdt
combinatie met een onder 45° geopende jaloe- ook in dat, indien de zijde met de verlaagde
zie de gunstige ZTA van 0,16 veel waarschijn- emissie straling uitzendt, deze slechts 100%
lijker. Vergelijk dit ook met figuur 20.10, buiten- – 78% = 22% bedraagt van de straling die maxi-
jaloezie vóór enkel glas, welke situatie hier maal kan worden uitgezonden.
wordt benaderd (ZTA 0,16). Dientengevolge hebben jaloezieën met dit type
Wat betreft de thermische isolatie in de win- lamellen een winterstand (emissieverlagende
ter profiteert men niet alleen van de dubbele coating naar het glas gericht) en een zomerstand
beglazing, maar creëert men door het neer- (emissieverlagende coating naar het vertrek ge-
laten en sluiten van de jaloezie (’s avonds en richt). De normale, in een lichte kleur gemoffelde
’s nachts) een tweede spouw met extra over- kant van de lamellen heeft in het kortgolvige
gangsweerstanden, hetgeen tot verbetering van gebied van de zonnestraling namelijk een hogere
de U-waarde leidt. Zie in dit verband paragraaf reflectiecoëfficiënt dan de kant met de speciale
20.7.1. emissieverlagende coating.
�������� ��������
������������������������
��������
� �
20.7.2.a Constructie
De figuren 20.25-1a en 20.25-1b tonen een ��������
dwars- en langsdoorsnede door de beglazing
met ingehangen jaloezie.
De beglazingen zijn maximaal 2,500 m breed
en 2,200 m hoog. De minimale afmetingen zijn
0,500 × 0,500 m. Het toelaatbare maximale op-
pervlak bedraagt 4 m2.
De voor het plaatsen van de glaseenheid vereiste
minimale sponningshoogte bedraagt 20 mm.
De minimale diktematen van de beglazing zijn ���������������������� �������������
4 × 22 × 4 mm.
De lamelbreedte bedraagt 16 mm. De toege- gebeurt via tuimelstaven aan de onder- en bo-
paste lamellen zijn van een speciale aluminium- venzijde door middel van magneetkracht. Het
legering met hoge vormvastheid. De via een bedieningselement bevindt zich naar keuze op
moffelprocédé ontwikkelde lak is speciaal be- het linker of rechter omkaderingsprofiel. Er is ook
doeld om verdamping in de glasspouw te voor- een gemotoriseerde uitvoering leverbaar. Een 7V-
komen. In de lamellen zijn ter plaatse van de lad- zwakstroommotor is dan in één van de bovenste
derkoorden uitsparingen aangebracht voor een hoekstukken van de omkadering opgenomen,
optimale lamelsluiting. figuur 20.25-2. Het binnenglas, waarvan de dikte
bij handbediening in verband met de magneet-
De jaloezie is niet optrekbaar. De lamellen kun- werking voor het tuimelen van de lamellen maxi-
nen echter wel 180° worden getuimeld. Dit maal 6 mm bedraagt, kan bij elektrische bedie-
ning ook in grotere dikten worden uitgevoerd. luchtdichtheid gegarandeerd. Het bedienings-
Een aansluitkastje met batterij wordt links of kastje kan op elke gewenste plaats worden ge-
rechts op het glas of op het kozijn gemonteerd. monteerd. De jaloezieën kunnen individueel of
De motorkabel wordt tussen het omkaderings- groepsgewijs worden bediend.
profiel en de raamsponning uitgevoerd. De
kabeldoorvoer door de omkadering wordt qua 20.7.2.b Warmtewering
Het zonweringseffect van blanke isolatiebegla-
zing is ongeveer vergelijkbaar met dat van een
jaloezie in de spouw tussen een dubbel raam
���������������������
evenredig laag.
�
������������������������
�������
� �� �
���������������������� �������������������������������
Figuur 20.25 Isolatieglasjaloezie
���
� ���
����
��������
������������
���
�������������
�������������
�������������
����������������������
��
��������������������������
����������� ������
���� ���� ���� ����
�� ������
���� �� �� �� ��
���� �� �� �� ��
���� �� �� �� ���
�������
���� �� �� �� ��� ���� ����
�� �
���� �� �� ��� ���
���� �� ��� ��� ��� �����������������������������
���� ��� ��� ��� ��� � ��������������
��������
�����������������������������������������������������
������������
����������
����������
����������
��������
��������
��
���������
��
���������� � � � � �
����
����������� ��� ��� � ��� ���
����
��������������� � �� � �� �� ���� ��
���������� � ��� � � � �
����
����������� � � � � �
����
��������������� � � �� �� �� �����������������������������������������
Figuur 20.26 Verduisteringsrolgordijn
�����������������������������
�������������������������������������������������
Figuur 20.28 Montagesteunen en rolkoppeling
De aandrijving vindt plaats door middel van een 20.9 Zonwerende beglazing
gelijkstroommotor. De motor is in de oprolas
geplaatst. Bij installaties van meer dan twee ele- Wanneer de zon op de glasoppervlakken schijnt,
menten worden twee motoren gebruikt. wordt de warmte van buiten door het glas heen
Bij het transport van het onderprofiel zorgt het naar binnen gestraald. De warmte is moeilijk
doek voor tegenwicht. Omgekeerd trekt het af te voeren. Door de opeenhoping van deze
doek het onderprofiel bij tegengestelde draai- warmte in het achter het glas gelegen vertrek
richting van de oprolas weer op. Daarbij bieden ontstaat een broeikaseffect. Wanneer hier niets
de onder veerspanning staande kabels de tegen- aan gedaan wordt, wordt het verblijf in die
druk, waardoor het doek mooi strak blijft. ruimte onaangenaam warm.
Door het gedwongen transport van het onder- In de afgelopen decennia zijn tal van procédés
profiel is de hellingshoek van het serredak ontwikkeld om het energietransport in de vorm
niet van belang. De twee eindstanden van de van straling te beheersen, waarbij het gaat om
motor(en) zijn begrensd door instelbare eind- zowel de binnenvallende zonnestralen als om de
schakelaars. infrarode straling van binnen naar buiten.
Men kan kiezen uit:
2 Wintertuinzonwering • warmteabsorberende glassoorten;
Dit systeem verschilt van de verandazonwering • warmtereflecterende glassoorten;
in die zin, dat het transport van het onderprofiel • een combinatie van absorberende en reflecte-
in neergaande richting plaatsvindt ten gevolge rende glassoorten.
van het eigen (verzwaarde) gewicht. Als con-
sequentie is een minimale hellingshoek van het Wanneer er meer daglicht binnenkomt, zal de
serredak van 30° vereist. Voor het overige is het verlichting minder hoeven te branden. Met be-
systeem uit dezelfde elementen opgebouwd. glazing wordt bespaard op het energieverbruik
Ook de maatvoering en de motortoepassing zijn voor kunstlicht. Daglicht is zeer welkom in een
dezelfde. De maximale uitrollengte van het doek energiezuinig gebouw, maar de zonnewarmte
bedraagt 5 m. moet wel geweerd kunnen worden ter voorko-
Alleen de uitvoering van het onderprofiel is aan- ming van veel energiegebruik voor de aircondi-
gepast. In het profiel wordt een stalen verzwa- tioning.
ringregel aangebracht. Het onderprofiel loopt Voor een zo hoog mogelijk comfort en een zo
over aan de einden gemonteerde rollen in de laag mogelijk energieverbruik is het dus nodig de
kamers van de geleiders. zonnewarmte goed te weren en gelijktijdig veel
daglicht door te laten. Er zijn diverse glassoorten
20.8.3.b Warmtewering verkrijgbaar met een hoge lichtdoorlatendheid
Het effect van serrezonweringen is vergelijkbaar gecombineerd met een goede zonwerende
met dat van verticale doekschermen. eigenschappen.
buiten binnen
lichtkarakteristieken
lichttransmissie (LTA) 43%
invallend licht 100%
energiekarakteristieken
directe energetische
transmissie (DET) 22%
invallende zonne-energie 100%
rechtstreeks gereflecteerde
energie (ER) 50%
laag edelmetaal
Figuur 20.29 Licht- en energiekarakteristieken van HR++ glas (Silver 43/25, U-waarde 1,1 W/m2 ∙ k) Bron: Glaverbel
Duurzaamheid
Fabrikanten c.q. leveranciers claimen de duur-
zaamheid van aan de interieurzijde vakkundig
op het glas aangebrachte folies als zijnde vrijwel
onbeperkt. Zij garanderen in het algemeen de
binnenfolies tegen delamineren en demetallise-
ren voor een periode van vijf jaar. Buitenfolies
hebben een speciale weerbestendige toplaag,
waarvoor de vijfjarige garantietermijn eveneens
geldt.
Onderhoud
Evenals bij zonwerend glas kan voor het onder-
houd worden volstaan met een periodieke reini-
gingsbeurt; er mogen geen agressieve schoon-
maakmiddelen worden gebruikt. Raamtrekkers
moeten worden gecontroleerd op scherpe uit-
steeksels of verharde rubberranden.