You are on page 1of 176

Projectinhoud

ONDERDELEN
JOOST VAN CAUWENBERGH
1

VERBINDINGS
ELEMENTEN
In de machinebouw worden tal van verbindingselemen-
ten gebruikt. Ten einde geen oneindig grote aantallen
verschillende elementen te moeten gebruiken zijn de
afmetingen en eigenschappen van deze verbindingse-
lementen in bepaalde normen vastgelegd.
De bout-moer verbinding is ongetwijfeld de meest gekende. Nochtans
zijn er ook tal van andere verbindingen mogelijk

DE VERSCHILLENDE SOORTEN
De meest gebruikte verbindingselementen zijn: Hierna volgt een korte bespreking van de verschillende verbin-
dingselementen met de manier waarop ze in de normen worden aan-
- klinknagels
geduid.
- schroeven

- bouten en moeren

- tapeinden

- borgringen

- spieën

- pennen
2
KLINKNAGELS
Klinken behoort tot de verbindingstechnieken waarbij vormslui-
ting door omvormen wordt bereikt. De niet-deelbare verbinding
kan slechts worden gedemonteerd als een beschadiging of ver-
nietiging van de samengevoegde delen wordt aanvaard.

3
1. We onderscheiden de volgende klinkmethoden: nog gebruikt indien er geen alternatieven voorhanden zijn. Bij de ver-
vaardiging van drukvaten zijn de klinknagels volledig door lasverbin-
- klinken (door stuiken van een boutvormig verbindingsstuk - klinkna-
gel)
FILM 1.1 Klinknagels
- holklinken (door het ombuigen van opstaande delen van een holle
klinknagel)

- tapklinken (door het stuiken van een tapvormig uiteinde aan één
van de beide samen voegen delen)

- holtapklinken (door het ombuigen van opstaande delen van een


holtapvormig einde van één van de beide samen te voegen delen)

- tussentapklinken (door het stuiken van een tussenstap aan één


van de beide samen te voegen delen)

Een klinknagel is een bevestigingsmiddel, bestaande uit een meta-


len pen die voorzien is van een verdikt uiteinde; de zetkop. De
meest toegepaste klinknagels hebben een ronde bolle of een verzon-
ken zetkop. De kop die erop wordt geklonken heet de sluitkop, ook
deze kan bol of plat uitgevoerd zijn.

Klinknagels zijn vaak vervaardigd van zacht staal, maar soms ook
In de volgende video zie je de werking van een klinknagel.
van koper, messing of aluminium. Ze dienen om onderdelen zoals
platen en profielen door middel van klinken met elkaar te verbinden. dingen vervangen en bij staalconstructies bijna volledig door las-en
Klinknagels werden in het verleden onder andere in de bouw en schroefverbindingen. Klinknagels worden tegenwoordig nog ge-
scheepsbouw toegepast. Zo werden ze in de Eiffeltoren en in meta- bruikt in de vliegtuigbouw en bij lichte constructies, alhoewel lijm-
len bruggen gebruikt. Ook in spijkerkleding komen klinknagels voor technieken ook daar reeds een groot deel van de klinknagelverbin-
en een luikenboutje is ook een klinknagel. dingen vervangen.

Klinken wordt hoofdzakelijk daar gebruikt waar er een ondeelbare


verbinding moet ontstaan. De machines om klinkverbindingen te rea-
liseren zijn echter vrij duur. Daarom worden klinkverbindingen enkel

4
Klinknagels werden vroeger op vrij artisanale wijze geplaatst. Dit
kan je duidelijk zit in onder- staande 7 stappen. Met speciale slag-
vormen ging met de klinknagel opstuiken om zo de ge-
wenste montage te beko- men.

Klinknagels zijn er in verschillende uitvoeringen, zoals je op de bo-


venstaande foto kan zien.

2. Afhankelijk van de uitvoering van de klinknagelschacht maakt


men een onderscheid tussen massieve klinknagels met een mas-
sieve schacht, holle en buisklinknagels met een holle schacht,
halfvolle klinknagels met een aangeboorde schacht, klinknageltap-
pen en blinde klinknagels.

3. Klinknagelmateriaal

In principe moet de klinknagel uit hetzelfde materiaal, of tenminste


uit een gelijksoortig materiaal bestaan als het constructiedeel om be-
schadiging door elektrochemische corrosie en het losser worden
Klinknagels (Revetten) worden nu vaak in een holle uitvoeren ge- door ongelijke warmte-uitzetting te vermijden. Het klinknagelmateri-
maakt, zodat men deze met een “Revettentang” kan bevestingen. aal moet, om de sluitkop te kunnen vormen, goed te vervormen zijn.
Klinknagels zijn zeker nog niet volledig afgeschreven, want zelfs in Het materiaal is meestal zachter dan het materiaal van de construc-
kledij vindt men klinknagels terug. Elke Jeans heeft klinknagels uit tiedelen. Behalve staal zijn ook koper, koper-zinklegeringen, zuiver
een koperlegering. aluminium en Al-legeringen gebruikelijk.

5
4. Aanduiding van de klinknagels (terug te vinden in het tabellen- heel gevuld met het materiaal van de gestuikte klinknagel, dit geeft
boek)
FILM 1.2 Hete klinknagels monteren
De aanduiding van klinknagels in stuklijsten, bij bestellingen, ... is in
normbladen terug te vinden.

Halfronde klinknagel volgens DIN 124 met nominale diameter van


16mm (d1) en lengte van 36mm (l) met als materiaal St36:

klinknagel DIN 124 - 16x36 - St

Halfvolle vlakke ronde klinknagel volgens DIN 6791 met d1=6mm en


l=20mm, van CuZn37

klinknagel DIN 6791 - 6x20 CuZn

Vandaag de dag wordt echter de materiaalbeschrijving weergege-


ven met het materiaalnummer. Zo zal het materiaalnummer in de
meeste tabellenboeken beginnen met 1.0035

Tijdens het CAD-tekenen wordt dit besproken, om de correcte mate-
riaaleigenschappen in te vullen in de stuklijst.

5. Warme klinknagels Soms worden klinknagels in koude toestand gemonteerd, maar


dat is niet altijd het geval.
Klinknagels worden ook wel in hete toestand geklonken. Tijdens het
krimpen gaan de klinknagels nog krimpen, waardoor de kracht waar- extra houvast. Grote klinknagels worden eerst gloeiend heet ge-
mee de verbinding tot stand komt, nog sterker zal zijn. Hete klinkna- stookt. Tijdens het slaan wordt de klinknagel dikker en korter, waar-
gels zijn vooral voor grotere constructies. door deze zich in het gat vastzet. Tijdens het verder afkoelen krimpt
de klinknagel en trekt de delen nog strakker tegen elkaar.
De steel van de klinknagel moet iets langer zijn dan de gezamenlijke
dikte van de aan elkaar te bevestigen delen. Bij het klinken wordt Het koud klinken gebeurt nagenoeg op dezelfde wijze, alleen het
het uiteinde van de klinknagelsteel met een hamer plat geslagen, de verhitten van de klinknagel vervalt. De klinknagels die men hiervoor
andere kant wordt hierbij tegengehouden. De geklonken kop wordt gebruikt zijn van een zachter materiaal en meestal niet dikker dan
nabewerkt met een snapper, waardoor een fraaie gladde sluitkop zes millimeter. Ze zijn daardoor alleen geschikt voor lichte construc-
ontstaat. Bij het verzonken klinken, wordt het gesoevereinde gat ge- ties.
6
SCHROEVEN, BOUTEN EN MOEREN
De schroef is het veelzijdigste en meest gebruikte machine-en
verbindingsonderdeel dat bovendien in de meest uiteenlopende
vormen wordt geproduceerd.

7
1. De vorm van de bou- beeld de poot van een
ten en moeren muziekstandaard. In dat
geval worden er regelma-
Bouten en moeren ko-
tig gekozen voor een
men voor in heel wat vor-
vleugelmoer (8)
men, los van het type
schroefdraad. Zo heb- Moeren kunnen aan de
ben sommige moeren achterzijde ook dicht zijn
een speciale afwerking, (en afgerond) indien men
waardoor ze ook funge- een mooiere afwerking
ren als borging van de wenst of men om veilig-
verbinding. heidsredenen geen
scherpe kanten wenst. In
Het mooiste voorbeeld
dat geval maakt men ge-
hiervan zijn de kroonmoe-
bruik van een dopmoer
ren (9 en 10), waarbij na
(3)
bevestiging een splitpen
doorheen de bout wordt gestoken, die tevens ook in de groeven van Verder hebben we ook nog de klassieke moeren, die verschillende
de kroonmoer zitten, zodat de moeren door trillingen niet kunnen los door hun diameter, schroefdraad maar ook de hoogte (1, 2 en 4).
komen. Een andere manier van borging is gebruik maken van een Een moer kan tot slot ook een onderzijde hebben die groter is (7),
inwendige kunststof ring. Tijdens het monteren gaat met eigenlijk waardoor de druk meer kan verdeeld worden op het werkstuk. Vaak
draad tappen met de bout in de kunststofring van de moer, waar- wordt de onderzijde van deze moer voorzien van rafelingen, zodat
door deze strakker op zijn plaats blijft. (5) deze in het stuk gaat bijten en zo ook voor extra borging gaat zor-
gen.
Moeren kunnen ook in speciale gootjes gemonteerd worden, waar-
door men enkel de bout moet aandraaien en de vierkante vorm van Als we het hierna over de schroefdraad hebben, dan spreekt het
de moer ervoor zorgt dat men geen twee gereedschappen nodig voor zich dat bouten en moeren dezelfde schroefdraad dienen te
heeft (6) hebben, willen we ze samen in een verbinding kunnen gebruiken!

Ten slotte kan men ook moeren maken die zonder gereedschap kun-
nen gelost worden, indien men bijvoorbeeld een verbinding maakt
die regelmatig moet aangedraaid of losgemaakt worden (bijvoor-

8
2. Onderverdeling Gangbare schroefdraden zijn:

Afhankelijk van de toepassing wordt onderscheid gemaakt tussen: - Metrische ISO-schroefdraad (tophoek = 60°)

- bevestigingsschroefdraad (voor deelbare verbindingen van ver- - Withworth-schroefdraad (tophoek = 55°)


schillende soorten onderdelen)
- Pijpschroefdraad (aangeduid in duim, tophoek = 55°)
- bewegingsschroefdraad
- Metrische ISO-trapeziumschroefdraad
- afdichtingsschroefdraad
- Metrische zaagtandschroefdraad
- instelschroefdraad
- Ronde schroefdraad
- meetschroeven
Een flare-koppeling is een koppeling die voor het afdichten gebruik-
- spanschroeven maakt van de opgetrompte pijp. Het is een koppeling welke afdicht
door het aandrukken van een relatief zacht materiaal op een harde
ondergrond.
3. Soorten schroefdraad

De schroefdraad is een geprofileerde inkeping, die een om een


cilinder gewonden schroeflijn volgt. Het type schroefdraad
wordt bepaald door:

- de vorm van het profiel (driehoekig, trapeziumvormig, ...)

- de spoed (snelheid waarmee we axiaal verplaatsen per om-


wenteling)

- het aantal gangen

- de draairichting van de schroeflijn (linksdraaiend; rechtsdraai-


end)

9
Op een pijp (7) wordt een wartel (4) en een steunring (6) gescho- - hogere levensduur
ven. Hierna wordt de pijp aan het uiteinde, met een speciaal gereed-
- gladdere oppervlakken
schap, opgetromt (voorzien van een kegelvorm). De pijp met steun-
ring wordt op het koppelingshuis (3) geplaatst. Met de wartel (4) - economischer productie
wordt de opgetrompte pijp tegen het afdichtvlak (5) gedrukt. Door-
dat het pijpmateriaal relatief zacht is (een zacht metaal of koper) zal
in het contactvlak (5) er een vervorming optreden. Deze vervorming FILM 1.3 Schroefdraad frezen
van het relatief zachte materiaal zorgt voor de afdichting.

Opmerking:

Het opmeten van een vreemde


draad kan gebeuren door mid-
del van een draadkam. Deze
draadkammenset bestaat uit
een hele reeks gebruikelijke
schroefdraadprofielen. Door de
kam tegen de draad te houden
en te kijken welk profiel het minste licht doorlaat, kunnen we
achterhalen welke schroefdraad het is.

Natuurlijk is er ook nog het eenvoudige trucje om gewoon een


bout en een moer te passen om te zien of ze op een soepele ma-
nier te monteren zijn.

Met een speciale cyclus kan een freesmachine een schroefdraad


frezen. (wervelen)
4. Vervaardigen van schroefdraad
- sterker (geen doorgesneden vezels)
Voor de productie komen de verspanende technieken of het koud-of
warmvervormen in aanmerking. Bij schroeven heeft koudvervormen- Om de uitwisselbaarheid van bouten en moeren te garanderen zijn
de, gerolde schroefdraad in vergelijking met gesneden schroef- toleranties voor de afmetingen vastgelegd. Er zijn 3 klassen:
draad de volgende voordelen: - fijn (voor precisieschroefdraad)

10
- middel (voor algemeen gebruik) 5. Uitvoering en sterkteklassen

- grof (voor schroefdraad zonder speciale eisen) De volgende factoren zijn bepalend voor de kwaliteit van de schroe-
ven en moeren:
In tabellen (normen) staan de gegevens voor schroefdraad.
- De uitvoering: gekenmerkt door de productieklassen A (middel), B
FILM 1.4 Schroefdraad rollen (middelgrof) en C (grof) waardoor zowel de maximale ruwheid van
de oppervlakken, toelaatbare toleranties als de excentriciteit en de
haaksheid worden vastgelegd.

- De sterkte

- De sterkteklasse

- Bij bouten, moeren van staal en schroeven: 2 getallen ge-


scheiden door een punt (bijvoorbeeld 5.6). Het eerste getal
maal 100 levert de treksterkte (Rm=500N/mm2. De twee getal-
len vermenigvuldigen en nog eens x 10 geeft de rekgrens
(Re=5 x 6 x 10 = 300 N/mm2)

- Bij moeren voor schroefbelasting met volle belastbaarheid


één cijfer x 100 geeft ons Rm

- Bij moeren voor schroefbewegingen met beperkte belastbaar-


heid: één getal gevolgd dor de letter H: getal x 10 = Vickers-
hardheid
In plaats van het klassieke tappen van draad met een tap (inwen-
dig) of een draadsnijkussen (uitwendig) kan men ook draad rol-
len
6. Materialen

De volgende materialen worden gebruikt voor schroeven, bouten en


moeren:

- staal

11
- roestvast en zuurbestendig staal - Schroeven voor inwendige aangrijping (binnentwaalftand, bin-
nengleuf, binnenkruis, ...)
- koper-zink-legeringen
Schroeven met een voldoende belastbare inwendige aangrijping be-
- aluminiumlegeringen
reiken de kleinste kopdiameter en maken bij een voldoende sterkte
- thermoplasten van de te klemmen onderdelen de lichtste constructie mogelijk.

7. Soorten schroeven en moeren

Schroeven onderscheiden zich in wezen door de vorm van de kop


(zie eerdere figuur). We onderscheiden:

Moeren kunnen door hun vorm slechts van buiten aangedraaid wor-
den (vierkant of zeskant) (zie figuur boven, een kroonmoer met split-
pen als borging).

- Schroeven met uitwendige aangrijping (zeskant, vierkant, twaalf- We onderscheiden volgende soorten:
tand, ...) - volbelastbare zeskantmoeren

12
- dopmoeren

- vleugelmoeren en kartelmoeren Aanduiding met extra bestelgegevens volgens DIN 962



Betekenis: B = schachtmiddellijn = flankmiddellijn

- oogmoeren
K - met kegelpunt

- rondmoeren met zaaggleuf en axiale gaten Sk - met borggat in de kop

To - zonder flensaanzet

Daarnaast bestaan er nog een aantal speciale schroeven, moeren
B - productklasse
en schroefdelen. We vermelden:
zeskantbout ISO 4016 - B M16x60-Ksk To - 8.8 - B
- bouten voor voorgespannen constructies van zeer sterk staal

- borgschroeven en moeren met borgtanden of ribben op het draag-


FILM 1.5 Seal Lock afdichtingsmoeren
vlak.

8. Aanduiding van de genormaliseerde schroeven en moeren

Een overzicht van de genormaliseerde schroeven en moeren zijn


weergegeven in de tabellenboek.

De aanduidingswijze wordt toegelicht aan de hand van enkele voor-


beelden.

Aanduiding van een zeskantbout volgens ISO4014 (DIN EN 24014)


met een schroefdraad M16, een nominale lengte 60mm van staal
met een sterkteklasse 8.8 (Treksterkte 800 N/mm2 en rekgrens 640
N/mm2)

zeskantbout ISO 4014 - M16 x 60 - 8.8

Aanduiding van een zeskantmoer volgens ISO 4032 (DIN EN


24032), Type 1, met schroefdraad M16, sterkteklasse 8

zeskantmoer ISO 4032 - M16 - 8


13
Er bestaan ook Seal-Lock Afdichtingsmoeren. De moeren zijn dan met inwendige schroefdraad met elkaar verbinden, zoals is te zien
voorzien van een afdichtingsring aan de onderzijde, waarna tijdens op de volgende foto.
het aandraaien van de moer, deze afdichting gaan klemmen en uit-
zetten en zorgen voor een complete afdichting.

FILM 1.6 Hoe worden bouten en moeren gemaakt

Een lichaam heeft boringen waar de tapeinden worden in gestoken,


en later komt er een ander lichaam met inwendige schroefdraad hier
9. Tapeinden tegenaan.
Tapeinden zien eruit als een bout zonder kop. Tapeinden kunnen Tapeinden worden dus gebruikt bij onderdelen waarvan de inwendi-
een doorlopende draadstang zijn of aan beide uiteinden een ge schroefdraad moeilijk kan vervangen worden en die toch regel-
schroefdraad hebben, terwijl in het midden het tapeinde gewoon matig moeten losgenomen worden. Als toepassingsvoorbeelden kun-
blank getrokken is. Tapeinden gaat normaal gezien twee lichamen nen we een versnellingsbak van een auto aanhalen, turbines, moto-
ren en lagers.

14
Teneinde te voorkomen dat het tapeinde meedraait bij het aan-en
losdraaien van de moer, wordt het ingeschroefde einde krachtig aan-
TOETS 1.1 Toets klinknagels en bouten en moeren
gedraaid.

Tapeinden worden meestal vervaardigd uit staal, zijn van product- Vraag 1 van 7
klasse A en van sterkteklasse 5.6, 8.8 of 10.9. Wat gaan we doen om grote klinknagels te monteren

Een voorbeeld van aanduiding met schroefdraad M10, lengte


l=50mm, sterkte 8.8 en voor het inschroeven in staal:

Tapeind DIN 938-M10 x 50 - 8.8

A. Warm klinken

B. Koud klinken

C. Tweevoudig klinken

D. Drievoudig klinken

Controleer ant-
woord

15
Een inwendige circlips wordt open dicht geknepen met een spe-
ciale circlipstang om in de boring voor een borging te zorgen.

BORGEN
Borgelementen, splitpennen, De uit de groeven gepositioneerde borgring wordt dan een axiaal
borgplaten en andere gelijksoor- belastbare rand en dient voor het positioneren voor onderdelen.
tige elementen dienen voor het
De uit verenstaal bestaande ringen hebben een bijzondere vorm.
borgen van machineonderde-
De radiale breedte wordt kleiner in de nabijheid van de uiteinden.
len.
Hierdoor zullen de borgringen bij het inbouwen rond vervormen en
1.Borgringen met een gelijkmatige radiale voorspanning in de groef zitten.

Axiaal te monteren borgringen Bij het optreden van grote radiale krachten worden pasringen of
voor assen (zie foto links) en steunringen in combinatie met borgringen gebruikt. Deze pasringen
voor gaten (zie titelfoto) worden verhinderen het omklappen van de borgring.
verend in groeven gemonteerd.

16
Spanringen zijn in eerste instantie gesloten. Men zorgt ervoor dat ze
bij de montage openspringen. Ze zijn vaak moeilijk te verwijderen.

Een ander woord voor een borgring is een circlips (of de Engelstali-
ge benaming is Radial Spring).

Voorbeeld van aanduiding

Borgring type 471 (zoals op de voriger figuur links on-


deraan)

Asdiameter 50mm

dikte 2mm

Borgring DIN 471-50x2

Opmerking: de binnendiameter van de borgring is in


dit geval kleiner dan 50mm. De buitendiameter is gro-
ter dan 50mm.

17
2. Splitpennen en borgclips

De eenvoudige en goedkope splitpenborging wordt voornamelijk bij


losse, op scharnieren gelijkende penverbindingen en boutverbindin-
gen toegepast.

Als materiaal voor splitpennen komt hoofdzakelijk zacht staal in aan-


merking, in mindere mate koper, koper-zinklegeringen en Al-legerin-
gen. Zij mogen bij belangrijke boutverbindingen slechts eenmalig
gebruikt worden.

Voorbeeld aanduiding:

Een splitpen met nominale diameter (volgens het bijbehorende split-


pengat) van 5mm en een lengte van 32mm, van staal

Splitpen DIN 94 - 5 x 32 - St

Meer aanduidingen zijn terug te vinden in de tabellenboek.

Uit verenstaal gebogen borgclips (zie figuur links) worden meestal


toegepast bij penverbindingen die vaak losgemaakt moeten wor-
den. Zij worden met de te borgen richting verbonden, bijvoorbeeld
door een ketting, zodat de stekker niet verloren kan gaan.

Voorbeeld van een aanduiding

Borgclip voor een gatdiameter van 5mm (bijbehorende pendiame-


ter is 20 tot 26mm)

Borgclip DIN 11024 - 5 - Verzinkt

18
3. Stelringen Voorbeeld van aanduiding met boringsdiameter 20mm (D1), type A
en staal als materiaal
Stelringen moeten de axiale speling van assen en pennen beperken
of los daarop zittende delen (wielen, schijven,...) zijwaarts insluiten. Stelring DIN 705-A20-St
De stelringen worden met stelschroeven met kegelpunt vastgezet of
Tabellen en normen zijn ALTIJD terug te vinden in desbetreffende li-
door conische pennen (bij grotere axiale krachten) conische kerfpen-
teratuur, in ons geval het Tabellenboek!
nen of ook door spanbussen.

Materiaal: 9SMnPB28(St)
4. Borgplaten
Stelschroeven zijn een onderdeel van de stelringen.
Zware pennen en assen, met name wiel-en trommelassen van hef-
werktuigen, worden vaak door borgplaten gelijktijdig tegen verschui-
ven en verdraaien geborgd. Zij dienen zo aangebracht te worden
dat de bevestigingsschroeven niet door de askracht belast wor-
den, dus parallel of tegengesteld aan de belastingsrichting van de
as.

19
5. Schroefborgringen - materiaalgesloten borgelementen (verlijmen van de schroefdraad)

Schroefborgringen moeten de functie van


een schroefverbinding zo lang mogelijk
6. Spieën
onder een willekeurig lang werkende be-
lasting behouden. De spie is de meest gebruikte vormgesloten verbinding voor riem-
schijven, tandwielen, koppelingen en andere verbindingen met as-
Of een speciale borging nodig is en welke
sen met voornamelijk éénzijdige wringmomenten. De verbinding is
borging geschikt is, hangt af van de uit-
eenvoudig te monteren en te demonteren. In de asspie-en de naad-
voering en de belasting van de verbin-
spie zit een als meenemer werken-
ding. Van de vele gebruikelijke, meestal
de spie.
genormaliseerde borgelementen worden
Voor in de lengte beweegbare na-
ven wordt gebruik gemaakt van de
de belangrijkste ge-
inlegspie (bijvoorbeeld bij verschuif-
noemd en overeenkom-
bare wielen in aandrijvingen en bij
stig hun functie in 5 groe-
pen verdeeld:

- mee-ingeklemde, veren-
de borgelementen
(veerringen (zie foto), spilgeleidingen bij gereed-
tandveerringen, gekar- schapsmachines).
telde veerringen (zie
tweede foto), schotelveerringen, ... Als materiaal voor spieën wordt
voor normale toepassingen C45K
- vormgesloten borgelementen (kroonmoeren met splitpen of borg- gebruikt (mat nr 1.0035/37). Andere materialen zijn eveneens moge-
pen, borgplaten met lip, met uitwendige nog, met inwendige nok, lijk.
...
Tabellen en gegevens over spieën zijn terug te vinden in de hierover
- krachtgesloten borgelementen (contra-moer) handelende normen en boeken (tabellenboek)

- vergrendelde borgelementen (veerkopschroeven met afgeronde


ribben)
20
Soms heeft een spie ook een speciale (waarvan helling meestal 1:100 is) wordt tapse inlegspie of drijfspie
vorm, zoals de kopspie. Deze spie kan genoemd. Een nadeel van deze verbinding is de optredende excen-
niet volledig in de spiegleuf worden ge- triciteit tussen as en naaf waardoor hoge toerentallen niet toelaat-
stoken, maar heeft een speciaal uitein- baar zijn.
de.
Een spie wordt meestal ook berekend als het zwakte element in de-
De kopspie hele keten. Bij een eventuele breuk is het wenselijk dat de spie
breekt en niet een machine-onderdeel zoals een tandwiel, aange-
Bij een kopspieverbinding past men
zien het vervangen van een spie veel goedkoper is en sneller gaat.
een kopspie toe, deze is voorzien van
een hamervormige kop welke buiten de
spiebaan blijft. Hiermee wordt bereikt dat de spie gemakkelijker in
7. Pennen
de spiegleuf te drijven en weer los te krijgen is. De spie verloopt iets
hellend. Het verschil in dikte, de helling, is meestal 1 mm op 100 Eén van de meest eenvoudige en meest economische verbindingse-
mm spielengte (1 :100). De spie geeft zowel in de draai- als in de lementen tussen onderdelen is die met pennen of daarop lijkende
lengterichting een verbinding. De spiegleuf in de naaf wordt ook iets onderdelen.
taps uitgevoerd, zodat wordt voorkomen dat de naaf scheef op de
as komt tijdens het inslaan van de spie. Ook klemt de naaf zo beter Deze verbindingselementen
op de as. worden toegepast zowel
voor beweegbare als voor
De inlegspie starre verbindingen: voor la-
geringen, geleidingen, cen-
Een inlegspie is een 'kleine' balk of wig die zich in de spiebaan in
treerringen, ondersteuning
de as en de naaf bevindt. Men onderscheidt de vlakke- en de tapse
en bovendien voor de bevei-
inlegspie.
liging tegen overbelasting
Bij de vlakke inlegspieverbinding wordt het wringend moment tus- van onderdelen, bijvoor-
sen as en naaf overgebracht door een vlakke inlegspie. De spie- beeld als breekpennen in
baan in de as is niet doorlopend. De spie past precies in de spie- veiligheidskoppelingen.
baan van de as.
Bij beweegbare verbindin-
Bij een tapse inlegspieverbinding wordt door een wigvormige spie gen moeten de pennen de gelagerde of verbonden delen vaak te-
een blijvende voorspankracht uitgeoefend. De wigvormige spie

21
gen verschuiven of verdraaien beveiligen. Voorbeelden van dergelij- Conische pennen worden gebruikt bij verbindingen die regelmatig
ke pennen zijn splitpennen en dwarspennen. gemonteerd en gedemonteerd moeten worden. De gatvergrotingen
en slijtage die hierbij ontstaan kunnen gecompenseerd worden door
- Pennen zonder kop en pennen met kop kennen tot een nominale
de vorm van de pennen. Daar de opnameboring kegelvorming moet
diameter 36mm dezelfde maatindeling als bouten. Ze zijn verkrijg-
zijn en de stift ingepast moet worden zijn dergelijke verbindingen
baar zonder en met splitgaat. Ze worden voornamelijk als schar-
duur. Conische pennenzijn gemakkelijker los te maken, maar ze zijn
nierpennen toegepast.
niet trilvrij. Als de conische pen er niet uitgeslagen kan worden bij
- Pennen met kop en schroefdraad worden voornamelijk gebruikt als demontage dan moeten conische pennen met schroefdraad of met
vastzittende lager en asbouten. binnenschroefdraad worden gebruikt. Deze kunnen met behulp van
een moer of een bout van sterkteklasse 10.9 losgemaakt worden.
Voor de pennen kiest men meestal een harder materiaal dan voor de
onderdelen (slijtage en vreten). Normpennen worden gemaakt van Cilindrische pennen zijn geschikt voor losse, vast en overgangspas-
automatenstaal of koudgestuikt staal. Hoogbelaste pennen worden singen. Ze kunnen dus eveneens als scharnierpennen gebruikt wor-
van veredelde-en cementeerstaalsoortern gemaakt en achteraf den. Ze zijn minder gemakkelijk demonteerbaar dan conische pen-
warmtebehandeld en geslepen. nen en zijn evenmin trilvrij.

Kerfpennen en kerfnagels zijn voorzien van drie kerfranden op de


omtrek. (zie figuur onderaan)

22
De kerfnagels worden elastisch in de kerfgroep gedrongen. Hier-
door ontstaat er een radiale spanning, waardoor dergelijke verbindin-
gen trilvrij zijn. Ze kunnen bovendien meermaals gebruikt worden.
FILM 1.7 Montage van een Circlipsring
Kerfpennen worden toegepast als bevestigings-en borgpennen in
plaats van conische-en cilindrische pennen en eveneens als lager-
en scharnierpennen. Met kerfpennen en kerfnagels kunnen laag be-
laste onderdelen eenvoudig en snel gemonteerd en gedemonteerd
worden.

Spanbussen of veren-
de pennen worden uit
gewalst verenstaal ge-
rold. Deze in lengte ge-
deelde bussen heb-
ben een diameter die
een kleine overmaat
heeft ten opzichte van
de diameter van het
gat waarin ze moeten Deze technieken worden vaak toegepast, ook op moderne machi-
terechtkomen. Als ge- nes.
volg hiervan ontstaat na indrijven een trilvaste verbinding. Dergelijke
bussen kunnen meermaals hergebruikt worden. Conische busein-
den vergemakkelijken het invoeren in het gat. Spanbussen zijn ge-
schikt voor opname van stoten en slagen. Ze worden, net als kerf-
pennen, toegepast als pas-bevestigings-en borgpennen.

23
Vragen Verbindingselementen 17)Leg de belangrijkste soorten spanbussen uit.

1) Leg uit wat klinken is.

2) Geef enkele praktische toepassingen van het gebruik van klinken. Voorzie je antwoorden indien mogelijk van een schets of een sche-
ma, zodat je aan de hand hiervan je uitleg kunt geven en het ant-
3) Welke is het meest gebruikte klinknagelmateriaal en waarom?
woord formuleren. Het uitwerken van de vragen in de les, op de com-
4) Door welke eigenschappen wordt een schroefdraad bepaald? puter, zijn ICT-doelstellingen. Verzorg je antwoorden en de lay-out.

5) Beschrijf de belangrijkste soorten gangbare schroefdraad.

6) Geef de 2 belangrijkste methoden om schroefdraad te vervaardi-


gen. Geef de twee belangrijkste voor-en nadelen van elke metho-
de.

7) Beschrijf kort de uitvoering en sterkteklassen van schroefdraad.


Neem als voorbeeld sterkteklasse 5.6

8) Welk zijn de meest voorkomende materialen die worden gebruikt


bij schroeven, bouten en moeren?

9) Beschrijf de belangrijkste soorten moeren.

10)Leg uit wat een tapeinde is. Geef een praktische toepassing.

11)Leg uit wat een borgelement is.

12)Leg de werking uit van een borging of circlips.

13)Beschrijf en leg de werking uit van een splitpen.

14)Leg de werking uit van een stelring.

15)Leg de werking en toepassing uit van een spie.

16)Leg de werking en het principe uit van een pen.

24
2

LAGERS
Lagers zijn bedoeld als ondersteuning en geleiding
van ten opzichte van elkaar bewegende delen in machi-
nes. De lagers nemen de hierbij optredende krachten
op en brengt deze over op fundamenten, behuizingen
en andere onderdelen.

Lagers vormen dan ook een belangrijke schakel bin-


nen de elementparen van een machine. (Reaulaux).
Rollagers zijn de meest gekende la-
gers, maar ook glijlagers zijn een
zeer belangrijke schakel in machines
in ons dagelijks leven.
ALGEMEEN
Aangezien meestel sterk wisselde, vaak stootsgewijze krachten wor- gers, dan spreekt men van een vliegende lagering. Zelfs bij deze
den overgebracht, moeten deze afhankelijk van hun grootte, richting eenvoudigste constructie moet de verschuifbaarheid van de as in
en uitwerking worden verdeeld over meerdere lagers. De mogelijkhe- de lager (het losse lager) ten opzichte van de vaste lager in aanmer-
den van een lager verschillen per type. Dit houdt in dat het noodza- king worden genomen. De as wordt verschoven door krachten die
kelijk is de bewegingen en de daarmee samenhangende krachten met het werkelijke lageringsproces weinig te maken hebben. Bij ver-
te kennen, die voortvloeien uit de werking van de machine. vorming of doorbuigen van de as, bij warmteuitzetting van het huis
en de hiermee gepaard gaande uitlijnafwijking, ontstaan extra bewe-
Assen worden in eerste instantie ondersteund door 2 lagers, omdat
gingen, die vaak grote belastingen veroorzaken en door beide la-
in dat geval de reactiekrachten in de lagers statisch bepaald zijn
gers opgenomen moeten worden. Kantdruk (aanlopen) en kantelmo-
(denk aan de stelling van Varignon uit onze berekeningen). De uit-
menten verstoren de werking van het lager als hiermee geen reke-
wendige krachten grijpen normaal gezien aan tussen de lagers. Be-
ning is gehouden in de constructie. De belastingen moeten klein ge-
vindt het aangrijpingspunt van de kracht zich buiten de beide la-

26
houden of opgeheven worden, vooral wanneer de hierdoor veroor- gen. Om afzonderlijke of alle bewegingen mogelijk te maken worden
zaakte warmteontwikkelingen een nadelige invloed op het lager heb- flexibele koppelingen gebruikt. Een nauwkeurig uitlijnen van de as-
ben. sen is altijd de beste basis voor een onberispelijk lopende lagercon-
structie bij gekoppelde machines of machine-onderdelen.
Bestaat de kans op een te grote doorbuiging, dan is een meervoudi-
ge (drie-) lagerconstructie vereist. Hoewel hiervoor de lagerbelas- Om een lagering correct op te stellen en te monteren is speciale ken-
ting kan worden berekend, worden de werkelijke uitgeoefende krach- nis vereist. In het algemeen worden de constructieve mogelijkheden
ten door de nauwkeurigheid van het uitlijnen tijdens de fabricage en en het inbouwen van de lagers door de totale constructie, de monta-
de montage beïnvloed. Deze kunnen dan ook van de berekende be- ge en de fabricage beïnvloed. Goede loopeigenschappen van een
lasting afwijken. Bij de koppeling van 2 machines moet telkens één lager vereisen een doelmatige vormgeving en het gebruik van de
lager van elke machine de stuwkracht opnemen, waarbij de koppel- juiste smeermiddelen. Bij de constructieve uitvoering dient vooral ge-
stukken vaak radiaal, axiale en hoekbewegingen moeten overbren- let te worden op de elasticiteit van de onderdelen, omdat deze fac-
tor een gunstig effect op de belasting en de bedrijfszekerheid heeft.

FILM 2.1 Wentellagers 1. Eisen gesteld aan lagers

Aan lagers kunnen de volgende eisen worden gesteld:

- het lager moet de belasting kunnen opvangen

- het lager moet de toegelaten axiale-en radiale speling kunnen op-


vangen

- de wrijvingsverliezen moeten minimaal zijn

- de levensduur moet aanvaardbaar zijn

- de lagers moeten kunnen werken bij voldoende hoog toerental

- de lagers moeten makkelijk in te bouwen zijn (de afmetingen moe-


ten dus gekozen worden in functie van de beschikbare ruimte van
de toepassing

- de lagering moet gesmeerd en afgedicht worden

Montage en demontage van een wentellager


27
- het geproduceerde geluid mag niet te hoog zijn
Een ooglager

2. Soorten lagers

De lagers worden ingedeeld naar:

- de bewegingsomstandigheden (glijlagers en wentellagers)

- de richting van de lagerbelasting (radiale-en axiale lagers)

- de functie (vaste-en losse lagers

- de uitvoeringen

- de montagemogelijkheden

Een flenslager

28
29
De belangrijkste opdeling is deze naar bewegingsomstandigheden.
Hierbij onderscheiden we 2 soorten. Bij glijlagers gebeurt de lage-
ring door het glijden van een as in een boring. Hier gaat het over glij-
dende wrijving. Teneinde de wrijving tot een minimum te beperken,
dient tussen de glijvlakken een passend smeermiddel te worden
aangebracht. Bij wentel-of rollagers gebeurt de lagering door een
wentellichaam (kogel, cilinder, ton, kegel of naald). De wentellicha-
men worden op hun plaats gehouden door een kooi. Ze lopen tus-
sen gehard stalen binnen-en buitenring om de wrijvingsverliezen zo
laag mogelijk te houden. Het gaat dus over een rollende wrijving.

Wentellager, wentellichamen zijn tonnen

Een glijlager diameter 270mm

30
Schaeffler Nederland B.V. glijlagers

GLIJLAGERS
1. Voor-en nadelen van een glijlager - bij vloeistofwrijving is de levensduur praktisch onbeperkt

Voordelen: - eenvoudige montage en demontage

- grote, dempende draag-en smeervlakken - grote loopnauwkeurigheid

- ongevoelig voor stoten en trillingen

- weinig geluid Nadelen:

- weinig gevoelig voor stof - droge aanloopwrijving (groot aanloopmoment)

- vereisen nauwelijks afdichtingen - smeermiddelverbruik is hoog

- hoge toerentallen zijn mogelijk - doorlopende controle is noodzakelijk


31
- laag rendement FILM 2.2 Glijlager

2. Toepassing van glijlagers

- lagerconstructies met hoge toerentallen en belastingen bij een ho-


ge levensduur. Voorbeelden hiervan zijn water-en stoomturbines,
generatoren, pompen, zware scheepsassenlagers, krukas

- lagerconstructies die bij lage toerentallen of in stilstand sterke sto-


ten en trillingen moeten opnemen, waarvan een groot dempend
draadvlak vereist is. Voorbeelden hiervan zijn stansmachines, per-
sen en hamermachiens

- lagerconstructies met geringe eisen. Voorbeelden hiervan zijn hijs-


Witmetaal glijlager zelf maken
kranen, landbouwmachines, huishoudelijke apparatuur en appara-
tuur waarbij een eenvoudige uitvoering en een lage prijs voorop
staan.
3. Eisen gesteld aan glijlagers

Bij glijlagers is het vooral het gebruikte materiaal dat een rol speelt
Bij glijlagers beweegt een deel, meestal een as, op glijvlakken over bij de keuze van de lagering. Het gebruikte materiaal moet aan vol-
een lagermateriaal. Het lagermateriaal van een radiaallager bestaat gende eisen voldoen.
uit een vaste lagerschaal of lagerbus in een huis, en dat van een axi-
- Voldoende glij-eigenschappen bezitten om een zo klein mogelijke
aallager uit een met de as roterende loopring tegen een vaste lager-
wrijvingsweerstand te hebben. De wrijvingscoëfficiënt moet bijge-
ring.
volg zo klein mogelijk zijn.
Een groot voordeel van een glijlager is dat het ook zelf redelijk een-
- Het gebruikte materiaal moet een kleine uitzettingscoëfficiënt heb-
voudig te maken is. Dat is met een wentellager niet het geval. Vooral
ben.
de wentellichamen produceren vraagt heel wat know-how.
- Door de optredende wrijving in het lager ontstaat er warmteontwik-
keling. Voor een goede werking van het lager moet deze warmte

32
zo snel mogelijk kunnen afgevoerd worden. De warmtegeleidings- Slijtage onstaat ten gevolge van de oppervlakteruwheid van twee
coëfficiënt moet dus voldoende groot zijn (∆Q, zie materialen). over elkaar glijdende vlakken of door een plaatselijk verschil in hard-
heid tussen de twee materialen.

- De slijtageweerstand moet zo groot mogelijk zijn teneinde een opti-
Door oppervlakteruwheid hebben beide materialen maar op een be-
male levensduur te bekomen.
perkte aantal punten contact met elkaar (zie glijdende wrijving bij
- De lagerafmetingen (in het bijzonder de breedte van het lager) “berekeningen”). Deze contactpunten moeten bijgevolg de volledige
moeten voldoende groot zijn teneinde de optredende belasting te belasting opnemen. Plaatselijk zal er dus een zeer grote belasting
kunnen opvangen zonder vervorming van het lager. en een sterke verhitting ontstaan rond de contactpunten. Deze verhit-
ting kan zodanig groot zijn dat plaatselijke de wrijvende materiaal-
deeltjes als het ware aan elkaar worden gelast! Bij verdere verdraai-
De eerste 3 punten hebben allemaal te maken met de wrijving: door ing wordt deze lasnaad echter verbroken. Bij het verbreken van de
de wrijving ontstaat er namelijk warmteontwikkeling in het lager. De- lasnaad kunnen er materiaaldeeltjes losgerukt worden, die dan als
ze warmteontwikkeling kan een aantal nadelige gevolgen hebben: “vreemde deeltjes” in het lager achterblijven en tot verdere bescha-
diging kunnen leiden.
- door de thermisch uitzetting vermindert de speling en neemt de
wrijving nog meer toe. Is een van de materialen plaatselijk veel harder dan het andere mate-
riaal, dan kan een top van dit harde materiaal een insnijding maken
- indien het lager uit kunststof is opgebouwd kan de warmteontwikke- in het zachte materiaal. Dit verschijnsel noemen we het ploegeffect.
ling zelfs leiden tot smelten van het lager. Het ploegeffect kan eveneens veroorzaakt worden door een zoge-
Teneinde deze warmteontwikkeling zo laag mogelijk te houden is naamd vreemd lichaam (stof of vuil) dat in het lager aanwezig is.
een goede smering dus onontbeerlijk. Door het ploegeffect worden er opnieuw brokstukjes vrijgemaakt,
die de verdere levensduur van het lager nadelig beïnvloeden. Ten-
einde het binnendringen van verontreinigingen te voorkomen moe-
ten lagers steeds voldoende afgedicht worden.
Het vierde punt betreft de slijtageweerstand. Ook hier kunnen we
stellen dat de slijtage des te geringer zal zijn naarmate de smering
optimaler verloopt, dus naarmate de optredende wrijvingskrachten
kunnen verminderd worden. Jammer genoeg kunnen wrijving en slij- 4. Smering van glijlagers
tage nooit helemaal uitgeschakeld worden. Wel zijn er lagertypes en Om de wrijving tot een minimum te beperken kan gebruik gemaakt
lagersystemen uitgewerkt die een lage wrijvingsweerstand en een worden van smeermiddelen. Naast de droge wrijving (geen sme-
kleine slijtage opleveren.

33
ring) hebben we nog vloeistofwrijving (volmaakte smering), halfdro- dat de glijdende lagervlakken onder alle omstandigheden van el-
ge of overgangswrijving. kaar gescheiden zijn.

Soorten wrijving In de volgende figuur zien we de plaats van het asmidden bij toene-
mend toerental (van 0 naar oneindig). De centerlijnen geven het hart
Bij de vloeistofwrijving (ideaal) zijn de 2 bewegende onderdelen vol-
van de lager weer.
ledig van elkaar gescheiden door een smeerfilm. Er
is dus geen rechtstreeks contact meer tussen
de bewegende onderdelen. In deze toestand
Opbouwen van een smeerfilm
zijn de optredende wrijvingskrachten meestal
langs hydrodynamische weg
minimaal. Wordt het toerental echter te groot,
(pomploze smering)
dan zullen de wrijvingskrachten weer stijgen
als gevolg van inwendige wrijvingskrachten in De hydrodynamische smering
de vloeistof. De halfdroge wrijving is eigenlijk kan het best worden toegelicht aan
een tussenvorm tussen vloeistofwrijving en droge de hand van enkele figuren. In rusttoe-
wrijving. In glijlagers streven we steeds een vloeistof- stand ligt de as onderaan in de lager-
wrijving na. Het opbouwen van de smeerfilm tussen kamer. Er is rechtstreeks contact tus-
de 2 wrijvingsvlakken kan op 2 manieren gebeu- sen de as en het lager. Er ontstaat nu
ren. boven de as een wigvormige ruim-
te. Nemen we aan dat deze ruimte
volledig gevuld is met smeermid-
Opbouwen van een smeerfilm langs hydro- del, dan zal bij het draaien van
statische weg (pompsmering) de as olie worden toegevoegd
aan de onderzijde van de ruimte
Bij deze methode wordt een smeermiddel
(dit gebeurt door adhesie of aankle-
onder constante druk (bijvoorbeeld met een
ven van olie). Het gevolg is dat de olie
hydraulische pomp) aan de lager toegevoerd. De
de as van het glijlager aflicht. De oliefilm
druk die op deze wijze in het lager ontstaat zorgt
draagt dan de as. Hoe sneller de as
ervoor dat de bewegende delen van elkaar afgeduwd
draait hoe meer olie hij meeneemt en hoe meer de as
worden en dat de ruimte die tussen beide delen ontstaat, volledig
zich naar het midden van de lager zal verschuiven. Welke type sme-
gevuld wordt met smeermiddel. Deze methode heeft als voordeel

34
ring we ook gebruiken, steeds zal het smeermiddel op één of ande- - water: dit wordt veelal gebruikt bij glijlagers uit kunststof en rubber
re wijze aan het lager moeten toegevoegd worden. omwille van het goede koeleffect (2 tot 3 maal hoger dan bij olie of
vet)

- vaste smeermiddelen (droge smering): enkele voorbeelden hier-


Soorten smeermiddelen die bij glijlagers gebruikt worden zijn:
van zijn grafiet en molybdeensulfide, dit wordt gebruikt bij hoge
- olie: dit is het meest gangbare smeermiddel bij alle type glijlagers temperaturen of voor noodloopsmering of éénmalige smering bij
langzaam lopende lagers.
- vet: dit wordt enkel toegepast bij zeer hoge belasting en laag toe-
rental en zwenkbewegingen (of stootbewegingen), waarbij vloeistof- - geen: bij zelfsmerende lagers (bijvoorbeeld uit kunststof - polyami-
wrijving niet mogelijk is (voorbeeld: persen, hefwerktuigen, land- de of uit bepaalde metaallegeringen met zelfsmerende eigenschap-
bouwmachines, ...) pen. Ook Teflon wordt gebruikt (PTFE).

- Lucht en gassmering: enkel geschikt voor hoge toerentallen en ge-


FILM 2.3 Granieten bol zweeft op water ringe belastingen, deze smering wordt o.a. gebruikt in de voedings-
middelenindustrie waar geen verontreiniging door de smeermidde-
len mogen optreden. Ook 3D meetbanken hebben vaak een lucht-
smering. Dat is de rede waarom er perslucht wordt aangesloten
aan deze toestellen.

Methoden om de smeermiddelen toe te voeren

De doorloopsmering

Bij deze smering wordt het smeermiddel slechts éénmaal gebruikt


en daarna afgevoerd. Dit is de meest on-economische vorm van
smering. Ze wordt meestal gebruikt bij geringe belasting en bij een-
voudige lagers (huishouden, kantoormachines, ...). Meestal wordt
hier de zogenaamde handsmering toegepast, waarbij het smeermid-
del manueel wordt toegevoegd. Soms wordt ook automatische drup-
pelsmering gebruikt.
Water kan ook gebruikt worden voor smering
35
- druppelsmeertoestel voor automatische smering (door de knop 90°
te draaien wordt een naald opgetild en komt de toevoeropening
vrij, door een moer te draaien wordt de hefhoogte van de naald ge-
regeld en daarmee de toe te voeren hoeveelheid olie ingesteld.

- pitsmeertoestellen.

Naast het smeren met olie bestaan er nog methoden om met VET te
smeren. Hierna vind je een aantal voorbeelden van vetsmeerinrich-
tingen.

- Stauffer - vetpot (De pot vol vet aanschroeven om het vet in een lei-
ding of nippel te duwen).

- Kogelsmeernippel
De oliesmeerinrichtin-
- Vlaksmeernippel
gen voor doorloop-
smering zijn: - Kegelsmeernippels

-handsmering via - Vetbus voor geautomatiseerde smering



open oliegaten of
smeernippels voor
kortlopende lagers

Pitsmeertoestel

36
- Combinaties, zoals automatisch geregelde Stauffer met nippels.

-Circulatiesmering zonder druk: ringsmering. Er wordt met een vas-


te smeerring gewerkt. Daarnaast bestaan er losse smeerringen als
andere mogelijkheid. Ervaring met bepaalde lagers heeft de globa-
le richtwaarden opgeleverd zoals in onderstaande tabel (met de
richtwaarden voor de door smeerringen naar de glijvlakken toege-
voerde oliestroom).

-Oliebadsmering: spatsmering (de te smeren delen worden in olie


onder gedompeld, zo transporteren of slingeren de olie op die ma-
nier naar de smeerplaats.

Glijsnelheid 1 2 3 4 5 6
olievolumestroom
Circulatiesmering
voor een losse ring 0,13 0,16 0,17 0,18 0,18 /
Bij circulatiesmering wordt het smeermiddel door een transportsys- (dm3/min)
teem voortdurend aan de smeerplaats toegevoerd. De circulatiesnel- olievolumestroom
heid kan zodanig gekozen worden dat het smeermiddel tegelijkertijd voor een vaste ring 0,45 0,38 0,33 0,3 0,28 0,28
een afkoelende werking heeft. Circulatiesmering gebeurt al dan niet (dm3/min)
onder druk. 

- Circulatiesmering onder druk (met zuiger of tandwielpompen).
De smeerinrichtingen voor circulatiesmering zijn:

37
Lagermateriaal - Lood-en Tinlegeringen: deze legeringen zijn nogal zacht en daar-
om ongeschikt voor stotende belastingen. Ze hebben wel uitsteken-
Voor het lagermateriaal komen meestal non-ferrometalen in aanmer-
de glijeigenschappen. Hun hardheid kan verhoogd worden door
king, in bepaalde gevallen gietijzer of niet-metalen (kunststoffen).
toevoeging van componenten zoals As, Sb en Cu.
In het algemeen worden de volgende materialen toegepast:
- Kunststoffen of geperste kunstharsen: deze worden veelvuldig ge-
- Gietijzer: heeft een hoge slijtageweerstand, maar is gevoelig voor bruikt in lagers zonder smering. Nadelen bij deze materialen zijn
stoten en aanlopen. Geschikt de slechte warmtegeleiding en
zijn GG15 en GG20 voor lage de temperatuursafhankelijk-
eisen, GG25 en GG30 voor heid van de eigenschappen,
hogere eisen. Vereist zijn ge- evenals het kruipen bij langdu-
harde en zo nauwkeurig mo- rige belasting.
gelijk bewerkte assen.
-Hout (meestal geperst hout):
- Gesinterde metalen (sinteren, dit is een goedkoop materiaal
zie “bewerkingen): Zijn meest- bij laag belaste lagers.
al poreus en kunnen tot 35%
-Synthetische kunststoffen:
van hun volume aan olie op-
wordt vooral gebruikt indien
nemen, wat de smerende ei-
geen minerale smeermiddelen
genschappen bevordert.
gebruikt worden (o.a. vanwege
Meestal maakt men gebruik
corrosiegevaar ; bijvoorbeeld
van sinterbrons. De toelaatba-
bij de bouw van chemische ap-
re vlaktedruk schommelt tus-
paraten).
sen 3 en 6 N/mm2.
-Rubber: wordt onder andere
- Koperlegeringen: (bevatten meet dan 50% CU) door het toevoe-
gebruikt als lagermateriaal in watergesmeerde lagers bij pompen.
gen van zachte metalen (Pb, Sn, Al, Zn) worden de glijeigenschap-
pen verbeterd. CuSn legeringen hebben meestal goede glijeigen-
schappen en een vrij hoge slijtageweerstand.CuAl legeringen zijn
Op de volgende pagina worden een aantal richtlijnen gegeven bij
zeer goed bestand tegen zeer hoge stotende belastingen, maar
de keuze van het glijlagermateriaal.
vergen een zeer goede smering.

38
Assen worden voornamelijk uitgevoerd in staal. In de meeste geval-
len voldoen de gewone staalsoorten, of ongelegeerde -en licht-gele-
geerde gecarboneerde staalsoorten vanwege de slijtageweerstand
en de oppervlaktehardheid of bij groter diameters veredelde staals-
oorten (zie “materialen bij Nitreren en Cementeren). Bij een grotere
hardheid van het lagermateriaal moet het asmateriaal een hogere
sterkte vertonen. De hardheidsverhouding tussen het lagermateriaal
en de as dient ongeveer 1/3 tot 1/5 te zijn. Het lagermateriaal moet
dus zachter en soepeler zijn om de slijtage op te vangen en de aan-
loopdruk op te heffen.

Koolstof
Eisen volgens Gietijzer Gesinterd CuSn GCuPb PbSn Kunststof Hout Rubber
(Grafiet)
Glij-eigenschappen 2 2 3 4 4 4 4 4 4
Noodloopgedrag 2 4 2-3 3 3 4 1 0 4
Slijtageweerstand 4 2 4 2 1 2 1 0 1
Statisch draagvermogen 4 2 3 1 1 1 0 0 1
Dynamisch belastbaar 3 1 3 1 1 1 0 0 0
Hoge glijsnelheid 1 0 1-3 4 4 0 0 0 3
Ongevoelig voor kantdruk 0 0 3 3 4 4 3 4 2
Inbedvermogen 0 0 3 3 4 3 3 4 3
Warmtegeleidingsvermogen 2 2 3 2 1 0 0 0 3
Kleine warmte uitzetting 4 4 3 2 2 0 1 0 4
Bestand tegen hoge temp 2 2 2 0 0 0 0 0 4
Olie of vetsmering 4 4 4 4 4 4 4 2 4
Watersmering 0 0 0 0 0 4 4 4 4
Droge loop 0 0 0 0 0 4 0 0 4

Glijmaterialen en de geschiktheid ervan: 4=zeer goed 3=goed 2=voldoende 1=matig 0=onvoldoende

39
Radiaallagers ring worden de segmenten in een huis of een draagring met pennen
bevestigd. Op de volgende foto zie je een voorstelling van een axia-
Het lagermateriaal wordt meestal in de vorm van ongedeelde bus-
le lager. Het lager is voorzien van smeergroeven met rustvlakken.
sen of gedeelde schalen in een lagerhuis ondergebracht. Bussen
Vaak krijgen de lagers ook nog een wigvlak en worden ze uitge-
worden in boringen van ongedeelde lagerhuizen geperst of gelijmd.
voerd in een lager met een draairichting (bepaalt door de wighoek).
Lagerschalen worden meestal aangebracht in gedeelde lagerhui-
De olietoevoer gebeurt langs de openingen.
zen. De belangrijkste genormaliseerde lagers zijn:
Er bestaan ook axiale lagers met aan weerskanten een vlakke ring.
- flenslagers
De glijvlakken van dergelijke ringen kunnen voorzien zijn van radiaal-
- ooglagers (zie vorige foto) groeven of spiraalvormige groeven die de smering moeten toelaten.

- gedeeld kussenblok met voet, voorzien van een lagerschaal M. Opmerking: axiale lagers worden eventueel tegen de zijkanten van
Doordat het lager gedeeld is, is het aanzienlijk vereenvoudigd bij een radiaal lager geplaatst, zodat zowel axiale als radiale belastin-
montage. gen kunnen opgenomen worden.

Verder worden de staande lagers toegepast in


de algemene werktuigbouw met bijbehorende
bodemplaat.

Axiale lagers

De meest eenvoudige uitvoering is een ringtaat-


slager met evenwijdige ringvormige loopvlak-
ken. Deze uitvoering is alleen geschikt voor la-
ge toerentallen of zwenkbewegingen. Meestal
wordt voor vetsmering gekozen, bij middelmati-
ge toerentallen ook voor oliesmering.

Om fabricagemoeilijkheden te omzeilen wor-


den de meeste axiale lagers als kantelsegmen-
ten uitgevoerd. De ondersteuning van de seg-
menten kan verschillen. Bij de standaarduitvoe-
40
SKF, Svenska Kullagerfabriken AB (Zweeds: Zweedse Kogellager Fabriek) is een in 1907 opgerichte, van oorsprong Zweedse, multinational
die onder andere kogellagers, asafdichtingen en smeermiddelen produceert (zij waren ook de uitvinders van de wentellager). Onder hun vleu-
gels is ook het automerk Volvo ontstaan en opgegroeid. Volvo is het Latijn woord voor “ik rol” of “ik wentel”. (ReVolve in CAD is 3D-wentelen)

WENTELLAGERS
De kogellager is al lang geleden uitgevonden, afstand te houden en de krans van wentellichamen
door niemand minder dan Leonardo Da Vinci. bij demonteerbare lagers samen te houden. Als
(zie foto rechts). Ondertussen kunnen we ons wentellichamen worden geharde, geslepen en ge-
geen moderne toepassing meer voorstelling waar polijste kogels, cilinders, naalden, kegels of tonnen
bewegingen worden uitgevoerd en er geen lager gebruikt.
zou aanwezig zijn.
De geharde en geslepen ringen of schijven met ge-
Het wentellager bestaat bij radiale lagers uit rin- polijste loopbanen bestaan eveneens uit wentella-
gen, de buitenring en de binnenring, waartussen gerstaal van ongeveer 1%C; 0,4 tot 1,6%Cr tot
de wentellichamen rollen. De wentellichamen wor- 0,7%Si; 0,25 tot 1,2%Mn. In specifieke gevallen
den door een kooi op afstand gehouden om on- wordt gelegeerd carboneerstaal, roestvrij respectie-
derling contact te voorkomen, een gelijkmatige velijk niet-magnetisch staal gebruikt. De meest ge-

41
bruikte staalsoort is 100 Cr6. De kooien ze basisuitvoeringen worden op hun beurt geken-
voor kleinere lagers worden uit staal-en merkt door de contacthoek.
messingblik geperst. Bij grotere lagers
worden massieve kooien van staal, mes-
sing of lichtmetaal toegepast en voor een 1.Eenrijig groefkogellager
geluidsarme loop worden ook wel eens
kunststof kooien gebruikt. Andere naam: enkelrijige radiale groefkogellager

Wentellagers worden onderverdeeld in 2 Dit lager is door de veelzijdige eigenschappen


groepen: het meest gangbare wentellager en door de een-
voudige opbouw het voordeligst in prijs. Dit kogel-
- radiale lagers (ondersteuning dwars op lager laat naast radiale belastingen (Fr) ook een
de as) zeer kleine axiale belasting (Fa) toe. De as mag
maximaal een scheefstelling vertonen van 10’. De
- axiale lagers (ondersteuning volgens de
speling is niet regelbaar en het lager kan niet uit-
as, bvb Taats). Taatsberekeningen zijn
een genomen worden. De levensduur is afhanke-
terug te vinden bij Berekeningen onder
lijk van belasting, afmetingen en smering.
Statica.

2. Tweerijig kogellager
Sommige lagers zijn zowel geschikt voor radiale-al voor axiale belas-
tingen. Bij radiale belasting staat de kracht dus loodrecht op de as, Het lager laat naast radiale krachten ook
terwijl bij axiale belasting de kracht in de lengterichting van de as een zeer kleine axiale kracht toe. Het lager
werkt. Bij gecombineerde belasting treden radiale-en axiale belastin- laat scheefstelling van de as toe tot maxi-
gen gelijktijdig op. maal 3°. De speling is niet regelbaar en
het lager kan niet uiteen genomen worden.

Soorten Lagers

Nar het type wentellichamen wordt onderscheid gemaakt tussen ko-


gellagers, cilinderlagers, naaldlagers, kegellagers en tonlagers. De-

42
FILM 2.4 Werking van de kogellager Ook stond Sven Wingquist
als CEO van SKF aan de
wieg van de ontwikkeling
van het Volvo-concern,
dat aanvankelijk begon
met de ontwikkeling van
personenauto's. Vanaf
1933 was hij ook deeltijd
CEO van de Zweedse wa-
penfabrikant Bofors en
vanaf 1941 tot zijn dood
was hij CEO van Volvo
Aero.

Het zelfinstellende kogella-


ger is een tweerijig lager
met en cilindrische boring. Door het holle loopvlak in de buitenring
kan het lager doorbuiging van
Lagers zijn cruciale verbindingselementen tussen 2 onderdelen de as en uitlijnfouten (tot onge-
om krachten over te brengen bij beweging. veer 4°) compenseren. Het lager
neemt radiale belastingen op en
kan in beide richtingen axiaal be-
3. Zelfinstellende kogellagers
last worden. Het kogellager
Sven Gustaf Wingquist (Kumla, 10 december 1876 - Göteborg, 17 wordt overwegend in staande-en
april 1953) was een Zweeds ingenieur, uitvinder en industrieel. Hij flenslagerhuizen opgesloten en
was medeoprichter van de Svenska Kullagerfabriken AB (SKF), te- is meestal voorzien van trek-en
genwoordig de grootste producent van kogellagers ter wereld. Sven drukbussen voor een gemakkelij-
Wingquist vond de zelfrichtende kogellager met meerdere rijen ko- ke montage en demontage. Dit
gels uit, waarop hij in 1907 patent kreeg. lager wordt voorgesteld in de bo-
venstaande animatie.

43
hoekcontactlagers paarsgewijs gemonteerd worden of moet men
FILM 2.5 Zelfinstellend kogellager een tweerijig hoekcontactlager plaatsen. Bij paarsgewijze montage
heeft men 3 mogelijkheden:

- tandemopstelling

- X opstelling (Back to Back opstelling)

- O-opstelling (Face-To-Face opstelling)

Dit lager kan zelf in bepaalde mate naar de


hoek richten waaronder er wordt gewerkt.

4. Het hoekcontactlager

Het lager vangt zowel radia-


le-als axiale belastingen in
één zin op. De speling is in
zekere zin regelbaar. Hier-
toe dient het lager afgesteld
te worden tegenover een
tweede lager. Een eenrijig
hoekcontactlager is niet uit-
een te nemen. Voor opvang
van axiale belastingen in

twee zinnen moeten de

44
5. Cilinderlager

De cilinderlagers kunnen grote radiale krachten opnemen. Er is im-


mers een lijn-in plaats van een puntcontact. Al naargelang het type
kunnen ze kleine axiale krachten opnemen in 1 of 2 zinnen. De bin-
nenring-en buitenring kunnen afzonderlijk gemonteerd worden, wat
in sommige gevallen een groot voordeel is. Eenrijige cilinderlagers
verdragen slechts een schuinstelling van maximaal 6’.

De
mogelijkheden van monteren en de-
6. Naaldlagers
monteren, alsook belasten worden
vaak aangeduid met een Letter. N Naaldlagers zijn in feite speciale uitvoeringen van cilinderlagers
staat toe om de buitenring te verwij- (zeer dunnen cilinders). Het naaldlager is enkel bestand tegen radia-
deren (enkel radiaal belasten), NU le krachten. Gecombineerde naadlagers kunnen eveneens axiale be-
enkel de binnenring te verwijderen lastingen opnemen. Ze kenmerken zich door een geringe gevoelig-
(enkel radiaal belasten), NJ monta- heid voor stootbelastingen. Ze kunnen volledig uiteen genomen wor-
ge en belasting uit één richting en den en worden soms enkel geleverd als naaldhuizen (dit wil zeggen
NUP is Niet-demonteerbaar. zonder binnenring).

45
7. Kegellager Schuinstelling van de as is niet toegelaten.

Het kegellager verdraagt radiale-en in één zin ook axiale belastin-


gen. Het lager kan volledig uiteen genomen worden. De mogelijk-
9. Het tontaatsla-
heid bestaat om de speling te regelen. Kegellagers laten schuinstel-
ger
ling van de as toe tot 2’.
Tontaatslagers
kunnen naast gro-
Axiaal te axiale belastin-
gen in 1 zin, ook
Radiaal radiale belastin-
gen opvangen.
Dit type van la-
ger laat een
scheefstelling toe
tot 3°. Men
spreekt ook wel over een zelfinstellend tontaatslager.

8. Het kogeltaat-
slager.

Het kogeltaatsla-
ger kan enkel
axiale krachten
opnemen (in bei-
de zinnen). Het
lager kan volle-
dig uiteen geno-
men worden.

46
10. Wentellagers en de toepasbaarheid ervan

2 staat voor onbeperkt toepastbaar, 1 voor beperkt, 0 voor niet. H = naaldlager

A1 = groefkogellager A2 = Axiaal groefkogellager, eenzijdig werkend

A3 = axiaal groefkogellager, twijzijdig werkend B1 = enkelrijige hoekcontactlager

B2 = tweerijig hoekcontactlager C = vierpuntslager

D = zelfinstellend kogellager E = cilinderlager

F = kegellager G1 = tonlager

G2 = tweerijig tonlager G3 = tontaatslager

J = UKF-kogellager

EIS A1 B1 C B2 D E F G1 G2 H A2 A3 G3 J
Radiale belasting 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 0 0 1 0
Axiale belasting 2 2 2 2 1 1 2 1 2 0 2 2 2 2
Compensatie van uitlijnfouten 1 0 0 0 2 0 1 2 2 0 0 0 2 0
Bijstelling lagerspeling 0 2 0 0 0 0 2 0 0 0 2 2 2 0
Demonteerbaar lager 0 0 0 0 0 2 2 0 0 2 2 2 2 0
Uitvoering in verhoogde nauwkeurigheid 2 2 1 0 0 2 2 0 0 1 2 0 0 2
Hoge toerentallen 2 2 1 1 0 1 1 0 0 1 0 0 0 2
Hoge belastbaarheid 1 1 1 2 1 2 2 2 2 1 2 2 2 2
Geluidsarme loop 2 2 0 0 0 2 0 0 0 2 0 0 0 0
Bevestiging met bus 1 0 0 0 2 1 0 2 2 0 0 0 0 0

47
De volgende tabel geeft iets duidelijker het overzicht wat betreft de
krachten, schuinstelling, speling en opvangen van asuitzettingen
voor een aantal lagers.

Opvangen van
asuitzettingen
Bruikbaar bij
Te scheiden bij opstelling
Radiale Axiale kracht Axiale kracht scheefstelling / Regelbare
binnen en van 2 vaste
krachten in één zin in twee zinnen Doorbuiging radiale speling
buitenring lagers (axiale
van de as
lengte-
compensatie)
Eenrijig
groefkogel Ja Zeer klein Zeer klein 2 tot 10’ Neen Neen Beperkt
lager
Tweerijig zich
instellend Ja Zeer klein Zeer klein 3 tot 4° Neen Neen Beperkt
kogellager
Hoekcontact
Ja Ja Neen Zeer beperkt Neen Neen Beperkt
lager
Tweerijig
hoekcontact Ja Ja Ja Zeer beperkt Neen Neen Beperkt
kogellager
Eenrijig
Groot Klein Klein Tot 6’ Neen Ja Zeer goed
cilinderlager
Naaldlager Ja Neen Neen Neen Neen Ja Zeer goed
Kegellager Ja Ja Neen Tot 2’ Ja Ja Beperkt
Kogeltaats
Neen Ja Ja Neen Neen Ja Neen
lager
Tontaatslager Ja Ja Neen Tot 3° Neen Ja Neen
48
PARAMETERS
Kogellagers mogen we niet zomaar kiezen. Ten eerste maken we nen we een verantwoorde keuze maken. Het is niet voor niets dat er
een keuze op basis van de algemene toepassing. Is er bijvoorbeeld zoveel keuzes mogelijk zijn bij lagers, en dat catalogi van de lagers
een scheefstelling nodig? Gaan we voldoende kunnen smeren? Zijn zo indrukwekkend groot is.
er trillingen en stotende belastingen? Is de opstelling bedoeld voor
Dus we starten met de keuze van het juiste type lager volgens toe-
axiaal of radiaal? Dat en vele andere vragen moeten we ons stellen
passingsgebied, vervolgens doen we de noodzakelijke berekenin-
vooraleer we een keuze kunnen maken uit het type van lager.
gen om met de technische parameters rekening te houden en dan
Vervolgens volgt de volgende stap, namelijk rekening houden met gaan we naar een catalogus om het juiste lager te kiezen, volgens
alle parameters. We moeten kijken naar de opstelling, de as waar de een specifiek nummer.
lager overheen moet, welke krachten er in het spel zitten, de levens-
duur die zal verwacht worden (meestal uitgedrukt in miljoen aantal
omwentelingen) enz. Pas als we al deze parameters kennen, kun-

49
1. Dynamisch draaggetal (Symbool = C; eenheid = N of kN) Fr = Radiale belasting in N

Het dynamisch draaggetal is de belasting waarbij nog net 90% van Fa = Axiale belasting in N
de lagers een nominale levensduur van 1.000.000 omwentelingen
X = Radiale factor (terug te vinden in tabellen)
behaalt. Bij radiale lagers is het dynamische draadgetal een zuivere
constante radiale belasting, bij axiale lagers is dit een zuivere con- Y = Axiale factor (terug te vinden in tabellen)
stante axiale belasting. Indien de belasting groter wordt dan de
waarde van het draaggetal, zullen er minder dan 90% van de lagers Ee X-en Y-waarden (DIN622) van verschillende lagers bij een dyna-
1 miljoen omwentelingen halen. misch equivalente belasting zijn terug te vinden in tabellen. Deze
waarden zijn afhankelijk van het soort lager enerzijds en de verhou-
Het draaggetal wordt meestal bepaald bij een constant toerental ding tussen de axiale-en radiale kracht anderzijds. Dit geldt even-
van 33,3 toeren per minuut en komt meestal overeen met ongeveer eens voor de statische equivalente waarden.
500 bedrijfsuren.

3. Levensduur
2. Equivalente (of gelijkwaardige) dynamische lagerbelasting.
Met behulp van tabellen voor lagers kan men een lagertype kiezen.
(Symbool = P ; eenheid in N of kN) Bij het gekozen lager behoren een aantal maten en de waarden voor
C. Men kiest natuurlijk een lager waarbij de waarde van C hoger ligt
De equivalente dynamische lagerbelasting is die belasting die voor
dan de berekende waarde voor P. Eenmaal deze waarden gekozen
een bepaald lager identiek dezelfde levensduur zou opleveren als
zijn is het mogelijk om de levensduur van een lager te berekenen.
de werkelijk aanwezige belasting.
De L10-waarde wordt de nominale levensduur genoemd. Het is de
Voor radiale lagers is P een zuiver radiale belasting. De werkelijke
tijd (in uren) of het aantal omwentelingen na dewelke 10% van de la-
belasting is meestal een combinatie van radiale en axiale belastin-
gers van een grote partij uitvallen. Voor het bepalen van deze levens-
gen.
duur wordt uitgegaan van een constant toerental. We kunnen even-
Voor axiale lagerbelastingen is dit een zuiver axiale belasting. Ook eens stellen dat 90% van de lagers een grotere levensduur zullen
hier geldt dat de werkelijke belasting meestal een combinatie is van bereiken dan deze waarde.
radiale en axiale belastingen. Indien de werkelijke axiale- en radiale
De nominale levensduur in omwentelingen L10-waarde geeft weer
belastingen gekend zijn, kan de equivalente dynamische lagerbelas-
hoeveel maal de lager een miljoen omwentelingen kan maken of in
ting uit de volgende formule berekend worden:
bedrijfsuren L10h kan berekend worden uit de volgende formule.
P = X . Fr + Y . Fa met
50
L10 = (C/P)P 2. draaggetal 05 - lagerreeks 62 (maatreeks 02)

C = 14,3kN (14,8 bij SKF) D = 52mm B = 15mm (type 6205)
L10h = (1 000 000 . L10) / (60.n)

Hierbij is:
Laten we als keuze de 2de mogelijkheid nemen:
- n het toerental in omw/min
Fa/Fr = 200/5000 = 0,04

- p een exponent van de levensduurformule
uit de tabellen halen we dat e = 0,22 dus Fa/Fr < e
- p=3 voor kogellagers
In dit geval mogen we de volgende waarden (uit tabellen) aanne-
- p=10/3 voor rollagers (uitgezonderd kogellagers) men voor:

X = 1

Y=0
Uit de bovenstaande vergelijking is het duidelijk dat de levensduur
des te groter zal zijn naarmate: P = X.Fr + Y.Fa = 1.5000 + 0.200 = 5000N

- het draaggetal C groter is L10 = (C/P)P = (14,3/5)3 = 23,3 (x 1 miljoen omwentelingen)

- de werkelijke lagerbelasting kleiner is L10h = (1 000 000 . L10) / (60.n)

Indien het toerental gelijk is aan 750 tr/min krijgen we:

Als voorbeeld nemen we L10h = (1000 000 . 23,3) / (60.750) = 518 bedrijfsuren

Fa = 200N Indien de berekende waarden niet voldoen aan de gestelde eisen


(bijvoorbeeld de gewenste levensduur van het lager moet groter
Fr = 5000N zijn, dan kiest men een andere lager en herbegint men de bereke-
d = 25 mm (diameter van de as) ning.

Als lager nemen we een groefkogellager
 Nieuwe keuze: draaggetal 05 - lagerreeks 64 (maatreeks 04) 6405

De mogelijkheden zijn: C = 36kN D = 62mm B = 17mm

1. draaggetal 05-lagerreeks 60 (maatreeks 10)
 L10 = (C/P)P = (36/5)3 = 373,25 (x 1 miljoen omwentelingen)
C = 10kN D = 47mm B = 12mm (type 6005) L10h = (1 000 000 . L10) / (60.n)
51
L10h = 8294,5 bedrijfsuren 5. Toleranties en passingen

De toleranties en de meetmethoden voor de maat-en vormnauwkeu-


righeid zijn internationaal vastgelegd. De diameter van de boring d,
4. Richtwaarden voor de levensduur
de buitendiameter D en de breedte B hebben in principe negatieve
Voor de berekening van de lagergrootte is het gebruikelijk de bere- toleranties, hetgeen betekent dat de nominale maat altijd een maxi-
keningen te baseren op de nominale levensduur, en derhalve dient maal toelaatbare maat is. Het tolerantieveld van de boring wordt aan-
men te weten wat de vereiste levensduur voor een bepaalde toepas- geduid met KB, de buitendiameter met hB. De grootte van de tole-
sing is. In het algemeen hangt dit af van het type machine, de ge- rantievelden komt niet overeen met de ISO-tolerantie-eenheden.
bruiksduur en de eisen aan de bedrijfszekerheid. In de volgende ta-
Belangrijk voor de inbouw van lagers is de bevestiging op de as en
bel worden enkele richtwaarden gegeven.
in de boring van het huis. Deze mogen ten opzichte van hun contra-
deel vooral niet tangentiaal verschuiven onder de belasting. De be-
Soort werktuig Bedrijfsuren trouwbaarste en eenvoudigste bevestiging wordt gerealiseerd door
Huishoudelijke toestellen 300-3000 een juiste keuze van de passing, die door de overeenkomende ISO-
Elektrische handwerktuigen 3000-8000 tolerantievelden voor assen en boringen bepaald is.
Liften 8000-20 000
Richtlijnen voor de keuze van astoleranties worden aangegeven van-
Machines voor 8-urig gebruik /
10 000-25 000 af k6 voor vaste passingen en deze voor huistoleranties met vaste
geen continu gebruik
passingen vanaf K7 in basistabellen. Beter is om catalogi van de la-
Machines voor 8-urig gebruik /
20 000-30 000 gerfabrikanten te raadplegen!
continu gebruik
Machines continu bedrijf - 24 uur 40 000-50 000 Opgelet! Een wentellager is zo goed of zo slecht als de wijze van in-
Machines voor waterwerken 60 000-100 000 stalleren en kan als machine-onderdeel niet van de inbouw en de be-
Krachtcentrales 100000 drijfsomstandigheden worden onderscheiden.
Kleine elektromotoren (<4kW) 8000-15 000
Om een juiste lagerkeuze te maken is het belangrijk om:
Middelgrote elektromotoren 15 000-25 000
Grote elektromotoren (>100kW) 20 000-30 000 1) goed te kijken naar de toepassing en de montage
Kleine ventilatoren 10000
2) de juiste berekeningen te maken voor het type lager
Universele tandwieloverbrenging 10 000-25 000
3) de passingen te respecteren

4) Op de juiste manier het lager te monteren en gebruiken.


52
6. Inbouw 7. Lageropstelling.

Bij een meervoudige aslagering mag door de fabricagetoleranties, Bij een lageropstelling dient rekening gehouden te worden met de
het spanningsvrij inbouwen en de warmteuitzetting slechts één lager twee voorwaarden waaraan een lager moet voldoen:
(het vaste lager) de as in de leng-
-de as moet nauwkeurig geleiden
terichting geleiden en eventu-
eel axiale krachten opnemen. -de optredende radiale en axiale
Alle andere lagers (de losse la- krachten overbrengen.
gers) moeten zich in de lengte-
richting vrij kunnen bewegen.

Kleine lagers met cilindrische De vast-loslageropstelling


boring kunnen in koude toe- Bij een as die door twee lagers on-
stand op de as of in het huis ge- dersteund wordt komen de afstan-
perst worden. Door de grote den tussen de lagerzittingen op de
montagekrachten kunnen ge- as en deze in het huis nooit pre-
middeld-grote tot grote lagers cies overeen met elkaar omwille
beter warm worden gemaakt in van de toleranties tijdens de fabri-
een oliebad van 80°C tot cage. Bovendien moet de as door
100°C, of met behulp van elek- een vast lager in axiale richting ge-
trische toestellen. Na het reini- leid worden. In het andere lager-
gen worden de lagers snel tot punt (losse lager) moeten de leng-
de aanslag op het pasvlak ge- teveranderingen kunnen opgevan-
schoven. gen worden.
Ook voor een eenvoudige en Het vast lager zorgt voor:
snelle demontage van het lager moeten zo nodig passende con-
structieve maatregelen getroffen worden. Men kan in de meeste ge- - de positionering van de as
vallen de lagers van de as verwijderen met behulp van een lagertrek- - het opvangen van de radiale en axiale krachten
ker (of een drevel), of door de lager eraf te drukken. (zie foto)

53
Omwille van deze redenen staat het vast lager het dichtst bij dat ma- voor worden hoekcontactlagers en kegellagers gebruikt. De lagerrin-
chineonderdeel dat een nauwkeurige positionering vereist. gen worden hierbij op de zittingen verschoven tot de juiste speling
ontstaat. Deze werkwijze noemt men afstellen. Het eventueel krim-
Stel bijvoorbeeld dat een schoepenwiel nauwkeurig moet gepositio-
pen en uitzetten wordt hier dus opgevangen door de ingestelde spe-
neerd worden ten opzicht van een huis, dan zal het vaste lager er
ling. De radiale krachten worden dus steeds door beide lagers opge-
zich zo dicht mogelijk bij bevinden.
vangen. De axiale krachten worden, afhankelijk van hun zin, door
Het losse lager: één van beide lagers opgevangen.

- vangt alleen radiale krachten


op
De verschuifbare lagering
- maakt axiale verplaatsing door
Bij deze lagering wordt ge-
lengteuitzetting mogelijk
bruik gemaakt van 2 losse la-
gers. De radiale krachten wor-
den ook bij dit systeem door
Er zijn verschillende mogelijkhe- beide lagers opgevangen. De
den om een losse lagering te be- axiale krachten worden door
komen: geen van beide laders opge-
- het lager laat zelf een verschui- vangen, waardoor de lagers
ving toe (bijvoorbeeld cilinderla- een beweging van het opge-
gers) vangen machineonderdeel
gaan toelaten.
- het lager is los op het huis (losse passing)

- het lager is los op de aszitting (losse passing)


De ingesloten lagering

Dit is eigenlijk een combinatie van een afstelbare lagering en een


De afstelbare lagering verschuifbare lagering. De lagers worden zo ingebouwd dat een lich-
Een afstelbare lagering bestaat meestal uit twee lagers die naast ra- te verschuiving mogelijk is.
diale ook axiale krachten kunnen opvangen en die volgens hun druk-
hoek in spiegelbeeld ten opzichte van elkaar zijn opgesteld. Hier-

54
8. Axiale opsluiting van lagers wacht is de bepaling van de slijtagetijd zinvol. Dergelijke lagers kun-
nen eerder uitvallen door ontoelaatbare hoge slijtage.
Een vaste passing zonder meer is onvoldoende voor de axiale op-
sluiting van een lager. Onder alle omstandigheden is een doelmati- De slijtage veroorzaakt een verruwing van het loopbaanvlak en een
ge axiale opsluiting of borging van de ring noodzakelijk. Bij vaste la- geleidelijke toename van de radiale speling. Het gevolg is een ver-
gers moeten beide ringen aan beide zijden axiaal worden opgeslo- sterking van het loopgeluid, en de afnemende loopnauwkeurigheid
ten. Indien de lagers die niet uit elkaar kunnen worden genomen als heeft een nadelige invloed op de loopeigenschappen.
losse lagers worden gebruikt, wordt alleen de ring met de meest vas-
te passing (meestal de binnenring) axiaal geborgd. De andere ring
moet ongehinderd ten opzichte van de lagerzitting kunnen verschui-
ven. Bij een afstelbare lagering is het voldoende elk van de ringen in
slechts één richting op te sluiten.

9. Lagerslijtage

Mogelijke foute passingen en hun gevolgen:

- Een te losse zit zal ervoor zorgen dat de ring op de as slipt en in-
vreet. Bovendien lijdt de nauwkeurigheid van de machine hieron-
der. De loopbaan van de ring kan bij een te losse zit vroegtijdig ver- Versleten kogellager van een
moeien door een gebrek aan ondersteuning differentieel van een BMW
- Een te vaste zit veroorzaakt onvoldoende speling waardoor warmlo-
pen en zelfs vastlopen van het lager kan ontstaan.

10. Smering
De gebruiksduur van een lager is ofwel begrensd door materiaalver- Smering voorkomt een rechtstreeks metallisch contact tussen de
moeidheid van de lagerdelen, of door te sterke slijtage (door de slij- wentellichamen, de lagerringen en de kooit, en beschermt alle op-
tagetijd). Bij extreem vuil-en corrosiegevoelige lagers of in die geval- pervlakken tegen slijtage en corrosie. Voorwaarde is echter dat on-
len dat geen geregeld onderhoud van het lager kan worden ver- der alle omstandigheden een voldoende hoeveelheid smeermiddel

55
aanwezig is. De gebruiksduur van lagers wordt namelijk door de Bij hoge toerentallen of bij gemiddelde toerentallen met een hogere
smering beïnvloed. belasting (als de bedrijfstemperatuur geen vetsmering meer toelaat)
worden de lagers met olie gesmeerd. Voor het smeren van wentella-
Wentellagers kunnen met smeervet of met olie, uitzonderlijk ook met
gers zijn oliën van mineraalolie geschikt. De gebruikte smeermetho-
vaste smeermiddelen gesmeerd worden. Het type smering en het
den zijn:
smeermiddel hangen voor een belangrijk deel af van de hoogte van
de belasting, het toerental en de bedrijfstemperatuur van het lager. - oliebadsmering of dompelsmering
Wentellagers worden meestal gesmeerd met vet. Vet vereist weinig
- olieomloop- of oliedoorloopsmering
onderhoud en heeft een stofafdichtende werking, zodat de lageraf-
dichtingen eenvoudig en goedkoop kunnen worden uitgevoerd. - olieverstuiving

Als smeervetten worden veelal metaalzeep, ingedikte mineraaloliën


of synthetische oliën (siliconen en esteroliën) gebruikt (DIN 51 825).
De bekendste soorten zijn soorten zijn Calcium, Natrium en Lithium- Smering met een vaste stof wordt als droge smering toegepast als
zeepvet. smering met vet of olie niet wenselijk of toelaatbaar is, bijvoorbeeld
bij lagers die bij lage-en hoge temperaturen, in vacuüm bij radioac-
De keuze van de vetsoort hangt af van de bedrijfstemperatuur, het tieve straling of bij kans op vochtaanslag in optische systemen
gedrag tegenover water, de dichtheid en de consistentie. Consisten- wordt ingebouwd. De belangrijkste vaste smeermiddelen zijn gra-
tie houdt in: de zalfachtige hoedanigheid van het vet en de bijbeho- fiet, molybdeendisulfide en polytetrafluorethyleen.
rende eigenschappen, goede smeereigenschappen en plastische
vervormbaarheid. De voor de lagering vereiste hoeveelheid vet
hangt af van het toerental. In principe kan een lager in zijn geheel
worden gevuld, zodat geen enkel functioneel onderdeel wordt over-
geslagen. Daarentegen moet het lagerhuis ter voorkoming van een
te grote looparbeid, wrijving en verwarming maar gedeeltelijk ge-
vuld worden.

Door de natuurlijke veroudering en vervuiling is het noodzakelijk dat


het vet met bepaalde tijdsintervallen wordt vernieuwd. Dit smeerinter-
val hangt af van de vetsoort, de constructie en van de bedrijfsfacto-
ren en hun invloed.

56
Vragen Lagers
TOETS 2.1 Lagers
1) Geef het verschil tussen een glijlager en een wentellager?
Vraag 1 van 9
Een wentellager bestaat uit de volgende onderdelen 2) Leg het principe uit van een glijlager.

3) Leg het principe uit van een wentellager.

4) Geef het belangrijkste doel van een lager.

5) Hoeveel lagers heb je minimaal nodig?

6) Geef een andere benaming voor een glijlager.


A. Wentellichamen en assen
7) Wat is de oplossing indien we een constructie hebben die kan
B. Kooi, binnenas, buitenas, kogels doorbuigen?

C. Kooi, binnenring, buitenring, wentellicha- 8) Wat zijn de eisen die we van een lager verlangen?
men 9) Welke soorten lagers zijn er? Geef een korte beschrijving.

D. Binnenring, buitenring, wentellichamen 10)Geef de 2 belangrijkste bewegingsomstandigheden van een la-


ger (heeft te maken met de opstelling en het type lager).

11)Geef de voor en nadelen van een wentellager.

12)Geef de voor en nadelen van een glijlager.

13)Geef de belangrijkste toepassingen van een wentellager.


Controleer ant-
woord
14)Geef de belangrijkste eisen die worden gesteld aan een glijlager.

15)Geef de soorten wrijving die kunnen voorkomen bij een lager.

16)Leg het principe uit van een hydrostatische smering.

17)Leg het principe uit van een hydrodynamische smering.

18)Wat zijn de belangrijkste smeermiddelen bij glijlagers?


57
19)Leg het principe uit van een doorloopsmering. 36)Leg uit wat de equivalente dynamische lagerbelasting is.

20)Leg het principe uit van een circulatiesmering. 37)Waarvoor staat de L10-waarde?

21)Wat zijn de meest voorkomende materialen bij een glijlager?

22)Leg de werking uit van een radiaal lager. Maak een schets.

23)Leg de werking uit van een axiaallager (taatslager). Maak een Voorzie je antwoorden indien mogelijk van een schets of een sche-
schets. ma, zodat je aan de hand hiervan je uitleg kunt geven en het ant-
woord formuleren. Het uitwerken van de vragen in de les, op de com-
24)Geef de 4 belangrijkste onderdelen waar een wentellager is mee
puter, zijn ICT-doelstellingen. Verzorg je antwoorden en de lay-out.
opgebouwd.

25)leg de werking uit van een éénrijig groefkogellager.

26)Leg de werking uit van een tweerijig groefkogellager.

27)Welke is de maximale scheefstelling voor een tweerijig kogella-


ger?

28)Wat is het voordeel van een hoekcontactlager ten opzichte van


een 1 of 2-rij kogellager?

29)Wat is een zelfinstellend kogellager?

30)Wat is de voordeel van een cilinderlager?

31)Leg de werking uit van een naaldlager.

32)Leg de werking uit van een vast-los-lager opstelling.

33)Leg kort de werking uit van een axiale opsluiting van een lager.

34)Wat gebeurt er als je een lager gaat monteren met een foute pas-
sing? Welke passing is het meest geschikt?

35)Leg het dynamische draaggetal uit van een lager.


58
3

KETTINGEN
Om een sliploze verbinding te kunnen realiseren tus-
sen 2 of meerdere assen, en dit in vele omstandighe-
den, is een kettingoverbrenging zeer geschikt. Niet
voor niets zijn quasi alle fietsen uitgerust met een ket-
ting, aangezien de ketting nat mag worden, vuil van
modder en toch een feilloze werking blijft garanderen
die bovendien slipvrij is.
KETTING
1. Algemeen ren ze deels ook bij de tandwielen, aangezien ze ook in staat zijn om
sliploos aan te drijven.
Kettingsoverbrengingen worden veel gebruikt voor vermogensover-
dracht, vanwege de betrouwbaarheid en eveneens om economi- Door een aandrijvend wiel kunnen meerdere wielen met behulp van
sche redenen. De meeste toepassingen zijn terug te vinden bij voer- een ketting worden aangedreven.
tuigen, in de motorenbouw, bij landbouwwerktuigmachines, werktuig-
Voor-en nadelen:
machines, houtbewerkingsmachines, drukpersen, en in de trans-
port. Kettingoverbrengingen nemen een tussenpositie in ten opzich- De voordelen van een kettingoverbrenging zijn:
te van de riem-en tandwieloverbrenging. Ze behoren tot de aandrij-
vingen met behulp van trek (evenals de riemoverbrengingen) en wor- - vormgesloten overbrenging
den toegepast bij grotere afstanden tussen de assen. Verder beho- - slipvrije vermogensoverdracht

60
- constante transmissie Gunstig is de horizontale opstelling (denk aan een fiets) of de schui-
ne opstelling (zie foto) met een hoek die minder dan 60° afwijkt van
- lagere lagerbelasting (geen voorspanning nodig)
het horizontale vlak, waarbij in beide gevallen het belaste ketting-
- ongevoelig voor hoge temperaturen deel boven ligt omdat dan de steunkracht (de belasting in de lengte-
richting van de ketting onder invloed van het eigen gewicht) een
- weinig gevoelig voor vuil en vochtigheid gunstige invloed heeft en de ketting goed de vertanding ingevoerd
- kleinere onderdeelafmetingen kunnen volstaat bij dezelfde vermo-
gens

De nadelen zijn:

- onelastische, starre krachtoverdracht

- kruisende assen zijn niet mogelijk (zoals bij riemen)

- duurder

- trillingen door niet-eenparige kettingsnelheden

2. Kettingen en kettingwielen

Een kettingoverbrenging bestaat meestal uit een ketting en twee ket-


wordt. Bij overbrengingen met een helling van meer dan 60° moet
tingwielen. Het aandrijvend wiel neemt de ketting mee en deze zal
door geschikte hulpmiddelen voor de benodigde kettingspanning
op zijn beurt het aangedreven wiel met zich meenemen.
gezorgd worden.
Een goede loop van de kettingoverbrenging wordt bepaald door:

- de juiste opstelling
3. Kettingsoorten
- zorgvuldige montage
De talrijke soorten kettingen worden ingedeeld in:
- de juiste smering

61
- schakelkettingen, die in de vorm van rondschalmen of als damket- Penkettingen
ting vooral toegepast worden als haal-en hijsketting bij hefwerktui-
Penkettingen zijn de eenvoudigste en goedkoopste scharniekkettin-
gen en in de transporttechniek
gen. De schalmen (van bijvoorbeeld St60) draaien rechtstreeks om
- scharnierkettingen, die in verschillende uitvoeringen ook als hijsket- een geklonken (of een met splitpen bevestigde) pen.
ting en transportketting dienst doen, maar vooral als aandrijfketting
in aanmerking komen
Tandkettingen
Voor kettingoverbrengingen worden vooral stalen scharnierkettingen
gebruikt waarvan de belangrijkste genormaliseerde soorten beschre- Een bijzondere positie bij de penkettingen wordt ingenomen door de
ven zullen worden. tandketting (niet genormaliseerd). Deze onderscheidt zich van de
voorgaande soorten door haakvormige schalmpakketjes. In de fi-
guur zien we A en B als de tandvormige schalmen, C zijn de pen-
nen.

62
Busketting Rollenketting

Deze hebben in vergelijking met Rollenkettingen zijn vanwege hun bij-


penkettingen een hogere slijtvast- na onbeperkt toepassingsgebied
heid omdat de binnenste schal- van grote betekenis. Ze onderschei-
men op bussen zijn geperst. den zich van de busketting door een
op de bus gelagerde, geslepen en
In de volgende 3D zien we de on-
geharde rol die zorgt voor verminde-
derdelen van een busketting. 1 is
ring van slijtage en lawaai. Het is de
de buitenschalm, 2 de binnen-
duurste uitvoeringsvorm van een ket-
schalm, 3 de pen of 4 de bus. 5
ting, maar tevens de vorm die het
is een rol die daar nog overheen
best geschikt is voor de overbren-
wordt geschoven. Op de foto
ging van grote vermogens en hoge
zien we met holle bussen (4).
kettingsnelheden.

Rollenkettingen worden enkelvoudig


en meervoudig uitgevoerd volgens
Amerikaanse en Europese uitvoeringen.

63
Nog enkele voorbeelden van kettingen:

Rotary ketting Double-Pitch ketting


(grotere tanden op het
kettingswiel, om meer
krachten over te bren-
gen).

met bevestigingsschalmen (voorbeeld


voor transportbanden) 4. Smeren van een kettingoverbrenging

We onderscheiden 4 manieren om een ketting te smeren. De 4 ty-


pen worden kort besproken. Bij type 1 en 2 dient opgemerkte te wor-
den dat de frequentie en de hoeveelheid van smeermiddel voldoen-
de dient te zijn om het smeermiddel de gelegenheid te geven naar
de scharnierpunten te vloeien.

Handsmering

De olie wordt perio-


diek (bijvoorbeeld
éénmaal per 8 be-
Buisondersteunende kettingen
drijfsuren) met bor-
stel of oliekan op-
gebracht). In som-
mige gevallen kan
Crank-link ketting gebruik gemaakt
worden van spuit-
bussen.

64
Oliebadsme-
ring

Bij de oliebads-
mering wordt
het onderste
kettingpart
door de olie ge-
leid. De ketting
dient tot de rol-
len onderge-
dompeld te zijn
in de olie. Die-
Druppelsmering pere onderdom-
peling zal tot onnodige opwarming van de olie leiden (meer wrij-
De olie wordt direct vanuit een druppelpot naar de randen van de
vingsverliezen).
zijplaten geleid. In de meeste gevallen volstaan 4 tot 10 druppels
per minuut. Soms wordt er intervalsmering toegepast. Bij gebruik van de oliespatschijf loopt de ketting boven het oliebad.
De olie wordt door de schijf meegenomen en indirect op de ketting
Met deze methode kan men ook op cruciale punten smering aan-
gebracht (bijvoorbeeld via een lekbakje dat in de kettingkast wordt
brengen.
aangebracht). De schijfomtreksnelheid moet minstens 3m/s zijn en
mag maximaal 40m/s bedragen.

65
Olieomloopsmering 5. Keuze van de ketting

Door middel van een oliepompcirculatiesysteem of een centraal De keuze van een geschikte kettingmaat en uitvoering gebeurt met
smeersysteem wordt de olie doorlopend op de ketting gericht. De behulp van een vermogensdiagram. Hierbij stellen de lijnen in het
olie wordt toegevoerd vlak voor de plaats waar de ketting het wiel diagram telkens de bovenste grens voor de kettingoverbrenging
oploopt. Hierdoor zal het smeermiddel de kettingdraaipunten binnen- voor en gelden de volgende aannamen:
dringen onder invloed van de optredende centrifugaalkrachten (cen-
- kettingoverbrenging met twee in lijn opgestelde kettingwielen op
trifugaalkrachten staan beschreven bij “berekeningen”).
parallelle, horizontale assen

- aantal tanden van het kleine wiel = 19


FILM 3.1 Je fietsketting correct smeren
- overbrengingsverhouding = 3

- kettinglengte van X = 100 schakels

- voldoende smering

- gelijkvormige bedrijfsomstandigheden zonder interferentie met uit-


wendige dynamische krachten

- verwachte levensduur 15 000 bedrijfsuren

- maximaal 3% verlenging van de ketting door slijtage

Voor deze bedrijfsomstandigheden volgt het diagramvermogen uit


het aandrijfvermogen. Meestal gaat het echter om afwijkende om-
standigheden, zodat het voor de keuze doorslaggevende diagram-
vermogen, rekening houdend met de invloedswaarden, allereerst
Hier zie je alle handelingen die dienen te gebeuren om een moet worden bepaald.
fietsketting grondig te smeren.
Vaak kan men kiezen tussen een enkelvoudige ketting met een grote-
re steek en een meervoudige ketting met een kleinere steek. Bij
meervoudige kettingen zijn hetzelfde aantal tanden voor het ketting-

66
wiel kleinere wieldiameters mogelijk vanwege de kleinere steek. Hier- de overbren-
door kan worden voldaan aan een veel voorkomende vraag naar ging gewaar-
compactere bouwwijzen. Kettingoverbrengingen met kleine steek en borgd.
een groot aantal tanden veroorzaken tijdens de loop minder lawaai
De vorm van
en trillingen dan kettingen met een grotere steek en een kleiner aan-
het wiel wordt
tal tanden. Overbrengingsverhouding >3 en ook kettinglengten met
hoofdzakelijk
> 100 schakels zorgen in het algemeen bij voor het overige dezelf-
bepaald
de omstandighe-
door het
den, voor een
aantal
hoger te ver-
tanden
wachten levens-
en de be-
duur. Voor i<3
lasting
en X (aantal
schakels) <100
en eveneens bij
kettingoverbren-
gingen met 3 of
meer kettingwie-
len kan een la-
gere levensduur
verwacht wor-
den.

6. Kettingwielen

De vertanding van de kettingwielen moet zo uitgevoerd zijn dat


de ketting nagenoeg wrijvingsloos ingrijpt en dat met de tijdens
de werking optredende verlenging van de ketting voldoende re-
kening wordt gehouden (deze verlenging is ongeveer 2%). Hier-
mee wordt de veiligheid, de rustige loop en de levensduur van

67
die overgebracht kan worden. Welke uitvoering in aanmerking komt, Ook hiermee zal men rekening houden bij de berekening en is het
hangt af van constructieve gegevens, maak vaak ook van het aantal soms nuttig deze zaken in het oog te houden bij het bepalen van de
wielen en de uitwisselbaarheid. overbrenging. Het best kunnen we deze gegevens noteren op een
gegevenskaart vooraleer de berekening aan te vatten.
Voor wiellichamen die gegoten, gesmeed, gelast of gedraaid wor-
den, wordt bij kleine wielen met minder dan 30 tanden en ket- Hierna volgen enkele gegevens die hun nut in de praktijk veelvuldig
tingsnelheden tot 7m/s staal met hogere sterkte gebruikt. Bij hogere bewezen hebben:
snelheden wordt gebruik gemaakt van veredelingsstaal of carbo-
Kettingsnelheid

neerstaal. Grote wielen worden, wanneer het gaat om middelmatige
gunstig bij v = 7m/s

snelheden, uit gietijzer of gietstaal gemaakt, bij hogere snelheden
normaal bij v < 12m/s

uit veredelingsstaal.
maximum bij v = 25m/s

Overbrengingsverhouding i
7. Berekenen van een kettingoverbrenging
10 > i > 1/10
Om de keuze van een kettingoverbrenging mogelijk te maken en de
Aantal tanden

berekeningen uit te voeren zijn volgende basisgegevens vereist:
Rondsel z ≥ 17 tanden

- het over te brengen vermogen voorkeur z = 19 tanden

- toerentallen van aandrijvende en gedreven as Gunstige asafstand

- de karakteristiek van de aandrijving (de impulsiviteit van de belas- 30 p < a < 50 p



ting) minimum asafstand a > 20 p

a > d2 + d1 / 2

- asafstand
maximum asafstand a < 80 p
- opstelling
Omspannen book > 120°
- werkomstandigheden
Regeling asafstand 1,5 p of 2% van a (grootste waarde nemen van
- smeermogelijkheden de 2)

- ... Doorhanging van de ketting



de doorhanging van de ketting is ongeveer 1% van de asafstand a

68
Wat betreft eenheden, afkortingen en symbolen is het SI-eenheden- 8. Slijtage
stelsel gebruikt
De oorzaken van slijtage bij een ketting zijn:

Omschrijving Symbool Eenheid - Te grote belasting: er worden te grote krachten uitgeoefend op de


koppel M NM ketting. Dit heeft tot gevolg dat de belasting in het plastisch gebied
toerental n omw/min komt en er een blijvende vervorming optreedt (meer uitleg daar-
trekkracht statisch F N over bij materialen, Wet van Hooke)
trekkracht dynamisch Fd N - Te grote doorzakking van kettingdelen: als gevolg van de veelhoek-
totale trekkracht FG N werking op kettingwielen veranderen tijdens de loop ook periodiek
middelpuntvliedende kracht Ff N de lengten van de kettingdelen; zodat een doorzakking van het on-
steekcirkeldiameter d mm belaste deel van de ketting moet worden vereist. Deze moet 1 tot
omtreksnelheid v m/s 3% bedragen om extra kettingbelastingen te voorkomen. Niet inge-
tandentaantallen z1, z2 lopen kettingen kunnen een doorzakking van ongeveer 1% van a
kettingsteek p mm hebben, want de aanvankelijk sterkere slijtage leidt dan tot de ge-
asafstand a mm wenste waarde. Bij een te grote waarde wordt de omspannen hoek
aantal kettingschakels X van de ketting om de wielen te klein, zodat in het geval van te klei-
ne steuntrekkracht de ketting over de vertanding springt.
vermogen P W (kW)
diagramvermogen Pd W (kW) - Verontreiniging: om dit te vermijden moeten bij open kettingover-
factor bedrijfsomstandigheden f1 brengingen minstens om de 3 tot 6 maanden gereinigd worden.
factor tandentallen f2 Hiervoor kan men gebruik maken van petrolium; dieselolie;
berekeningsfactor voor aantal trichloorethyleen of tetrachloorkoolstof.
f3
schakels bij ongelijke tandentallen
- Onvoldoende smering
berekeningsfactor voor asafstand
f4
bij ongelijke tandentallen - Niet voldoende uitlijnen van de kettingwielen.
kettinggewicht q kg/m

Omzettingsfactoren:

1pk = 0,736kW of 1kW = 1,66pk



1 mkg = 9,81 Nm of 1Nm = 0,102 mkg (formule van Schlüter)

69
9. Veiligheid kasting afgeschermd te worden.

Het aandrijven van een machine kan met een ketting gebeuren. Een Hierbij moet eveneens aandacht besteed worden aan de knelpunten
overbrenging met een ketting maakt meer lawaai, maar heeft als langs de achterzijde.
voordeel dat er geen slip optreedt.

De mogelijke beveiligingen zijn:


10. Hulpvoorzieningen
- scherm
Door een aandrijfwiel kunnen onafhankelijk van de bouwruimte ook
- stopbeveiliging meerdere wielen aangedreven worden, zolang maar voor een vol-
doende grote omspannen hoek kan worden gezorgd.
- dubbele handbediening

De afscherming van een kettingoverbrenging zien we vaak genoeg


opduiken. Een kettingoverbrenging die door het bedieningsperso-
neel kaan aangeraakt worden, dient bij voorkeur met een volle om-

FILM 3.2 Veilig is bij elke machine en gereedschap belangrijk

Een tafelzaagmachine kan men uitrusten met een speciale rem


om te vermijden dat je vingers gaat afzagen.
70
De kettinglengte wordt voor zulke overbrengingen meestal gra-
fisch bepaald en vervolgens wordt het benodigde aantal scha-
kels berekend. Talrijke hulpvoorzieningen zorgen voor de gelei-
ding van de kettingdelen. Ze reguleren niet alleen de omspan-
nen hoeken, maar verzorgen ook de steunwerking (bij grote af-
standen - verhinderen te sterk doorhangen en verminderen de
slijtage), voorkomen trillingen van de ketting en zorgen voor een
zekere instelbaarheid, die nodig is om de gevolgen van slijtage
en ongunstige opstelling op te vangen. Enkele soorten voorzie-
ningen zijn:

- leiwielen (zie vorige foto)

- leirails

- steunwielen

- spanwielen

De derailleur van een fiets (zie foto) is een kettingspanner. Ket-


tingspanners vinden we normaal gezien nooit terug op het drij-
vende gedeelte van een ketting maar enkel op het gedreven ge-
deelte van de ketting (het gedeelte dat doorhangt). Bij een fiets
is dit onderaan en gaat de derailleur een spanning naar achter-
aan voorzien, zodat het onderste gedeelte voldoende is aange-
spannen. Hierdoor vermijden we ook dat een ketting van het ket-
tingwiel gaat aflopen.

Aanspanners kunnen mechanische zijn (zoals op een fiets)


maar kunnen ook hydraulisch bewerkstelligd worden.

71
TOETS 3.1 Kettingen Vragen Kettingen

1) Geef de belangrijkste voordelen van een kettingoverbrenging.


Vraag 1 van 5
Geef de belangrijkste voordelen van een ketting. 2) Geef de belangrijkste nadelen van een kettingoverbrenging.

3) Leg het principe uit van een kettingoverbrenging (belast en onbe-


last gedeelte).

4) Waarom is een kettingopstelling met een hoek van meer dan 60°
ongunstig?

A. Trillingsabsorberend 5) Leg de werking en het principe uit van een penketting.

6) Leg de werking en het principe uit van een tandketting.


B. Vormgesloten overbrenging
7) Leg de werking en het principe uit van een busketting.
C. Geluidsarm 8) Leg de werking en het principe uit van een rollenketting.

D. Slipvrije vermogensoverdracht 9) Leg de werking uit van een handsmering van een ketting.

10)Leg de werking uit van een druppelsmering van een ketting.

11)Leg de werking uit van een oliebadsmering.

12)Leg de werking uit van een olie-omloopsmering.

13)Wat bepaalt de keuze van een ketting?


Controleer ant-
woord
14)Wat zijn de belangrijkste eisen aan een kettingwiel?

15)Wat zijn de belangrijkste oorzaken van slijtage aan een ketting?

16)Welke maatregelen kunnen we nemen om veilig om te springen


met een kettingoverbrenging?

72
17)Leg de belangrijkste bestaandsreden uit van een leirail en een
leiwiel.

18)Waarvoor gebruiken we een spanwiel op een ketting.

19)Kunnen we een ketting gebruiken in een horizontale opstelling?

20)Kunnen we een ketting korter of langer maken? Op welke wijze


doen we dit?

21)Leg uit op welke wijze we een ketting correct gaan onderhouden.


Geef het antwoord in een stappenplan.

Voorzie je antwoorden indien mogelijk van een schets of een sche-


ma, zodat je aan de hand hiervan je uitleg kunt geven en het ant-
woord formuleren. Het uitwerken van de vragen in de les, op de com-
puter, zijn ICT-doelstellingen. Verzorg je antwoorden en de lay-out.

73
4

RIEMEN
In tegenstelling tot kettingen en tandwielen zijn er som-
mige riemen waar slip mogelijk is. Enkel getande rie-
men bieden de zekerheid dat er geen slip aanwezig
zal zijn.
ALGEMEEN
1. Inleiding zorgt voor een extra radiale belasting van de aandrijfas en van de
lagers. Behalve voor het overbrengen van vermogens worden vlak-
Riemoverbrengingen zijn overbrengingen met als tussengeschakeld
ke riemen hoofdzakelijk gebruikt als transportmiddel.
element een op trek belaste riem. Ze worden gebruikt om vermo-
gens van roterende (machine)onderdelen over te brengen tussen pa-
rallele of onder een hoek gelegen assen, die op grote afstand van
Voordelen en nadelen (ten opzichte van kettingen en tandwielen)
elkaar liggen. Er bestaan ongetande riemen en getande riemen. De
ongetande riemen zijn krachtgesloten, de getande riemen zijn vorm- De voordelen zijn:
gesloten trekmiddelen. De aandrukkracht die bij de ongetande rie-
men nodig is om de overbrenging te realiseren, wordt veroorzaakt - elastische krachtoverdracht
door een trekspanning in de riem: de grootte van deze spanning is - minder geluidsoverlast
afhankelijk van het over te brengen draaimoment. Deze spanning

75
- stoot-en trillingsdempende loop

- eenvoudige en efficiënte opbouw

- overbrugging van grote asafstanden

- geen smering nodig

- geen of weinig onderhoudskosten


Motorfiets met Cardan-
- grote overbrengingsverhouding in 1 stap mogelijk aandrijving

- laag gewicht per eenheid vermogen

- hoge omtreksnelheden

- relatief goedkoop

Nadelen zijn:

- slip bij ongetande riemen Motorfiets met Riem-


aandrijving (getande)
- grotere benodigde ruimte

- begrensd temperatuursgebied

- invloed van omgevingsfactoren

- door wrijving mogelijke elektrostatische oplading

Motorfiets met Ketting-


aandrijving

76
2. Soorten riemen

De soorten riemen zijn:

- vlakke riemen: eenvoudigste constructie, bijzonder geschikt voor


grote asafstanden, hoge riemsnelheden en overbrengingen met
meerdere riemschijven, overbrenging van grotere omtrekkrachten
mogelijk

- V-riemen: voor grotere overbrengingsverhouding bij


kleine asafstanden, voornamelijk toegepast bij middel-
grote vermogens in de algemene machinebouw

- tandriemen: zorgen voor een constante overbrengings-


verhouding, voor lichtere overbrengingen toepasbaar

77
BASISBEGRIPPEN
1. Drijvende en gedreven schijf waar door middel van glijdende wrijvingsweerstand een overbren-
ging wordt gerealiseerd, noemen we de omspanningsboog of de
In het vorige punt hebben we
contacthoek ß.
reeds aangehaald dat riemen over
schijven lopen. De schijf die de De omspanningsboog of contacthoek wordt ook bepaald door de
riem meeneemt wordt de drijven- diameter van de riemschijf, alsook de diameter van de andere riem-
de schijf genoemd. De riem neemt schijf. De contacthoek zal altijd het kleinst zijn bij de kleinste riem-
op zijn beurt de gedreven schijf schijf. Indien de diameter van de grootste riemschijf echter nog gro-
mee. ter wordt genomen, gaat deze ervoor zorgen dat ook de con-
tacthoek op de kleinste riemschijf nog kleiner wordt.
De plaats waar de riem contact
maakt met de riemschijven, en Indien de contacthoek te klein is gaat er slip optreden!

78
Bij een gelijke diameter van de beide riemschijven, is de con-
tacthoek op de beide riemschijven ook gelijk. In dat geval bedraagt
de contact hoek normaal gezien 180°, of de helft van de riemschijf.
β

Bij een overbrengingsverhouding die niet gelijk is aan 1 (overbren-


gingsverhouding van 1 wil zeggen dat de beide riemschijven gelijke
grootte hebben) gaat de contacthoek bij de grootste riemschijf gro-

β ter zijn dan 180°. De som van beide contacthoeken blijft normaal ge-
zien 360°; dus als op de grote riemschijf een contacthoek is van
210°, dan vinden we op de kleine riemschijf een contacthoek van
150°.

In deze situatie hebben we de kleinste riemschijf vervangen door


een groter exemplaar. Nu zal op de rechtse riemschijf een kleinere
contacthoek heersen, aangezien de grootste riemschijf de grootste
β hoek in beslag gaat nemen.

Het spreekt voor zich dat slip vooral gaat optreden bij de kleinste
riemschijf, aangezien een kleinere contacthoek zorgt voor minder
grip en dus meer kans op slip.

79
2. Diameters

Bij een riemoverbrenging (evenals bij tandwieloverbren-


ging) worden de begrippen steekcirkel en steekcirkeldi-
ameter gebruikt.

Bij platte riemen komt de steekcirkel overeen met de bui-


tenkant van de schijven waarover de riemen lopen. De
steekcirkeldiameter is dan de diameter van de drijven-
de-en gedreven schijf.

Bij V-riemen neemt men de steekcirkel tussen de boven-


kant en de onderkant van de V-vormige groef van de
schijven. De juiste ligging van deze steekcirkel hangt af
van het type V-riem dat gebruikt wordt. De steekcirkeldi-
ameter is dan de diameter van de groef, gemeten op de
plaats waar de groefbreedte gelijk is aan de steekbreed-
te. In tabellen kan je de gegevens van bepaalde nor-
men terugvinden.

Op tal van websites vind je ook tabellen over de gege-


vens van riemen.

Rechts zie je een voorbeeld van een website


(www.actra.nl) waar je een duidelijk overzicht krijgt van
de mogelijke riemen voor het gebruik. Snelheden en ver-
mogens zijn ook in deze tabel van groot belang om een
juiste keuze te maken.

80
3. Overbrengingsverhouding Onder overbrengingsverhouding verstaan we de verhouding van de
toerentallen van de drijvende schijf en van de gedreven schijf. Uit
De diameter van de drijvende as is d1 en van de gedreven as is d2.
de formule zien we dat de toerentallen van beide schijven zich om-
De overbrengingsverhouding (i) kan dan bepaald worden als volgt.
gekeerd evenredig verhouden tot hun diameters. Grotere diameters
Een bewegend punt van de riem doorloopt de ganse riemomtrek.
betekent lagere toerentallen.
Door deze geheel gesloten baan behoudt dit punt dezelfde snelheid
op elk ogenblik op voorwaarde dat:

- de riemschijf een eenparige omtreksnelheid heeft 4. Riemslip

- de riem niet rekt Bij het opstellen van de formule voor het bepalen van i hebben we
als voorwaarde aangenomen dat de omtreksnelheden van beide
- er geen slip aanwezig is
schijven dezelfde zijn. In werkelijkheid draait de gedreven as trager
Zo is de riemsnelheid gelijk aan de omtreksnelheid van de schijf en als gevolg van de slip.
is uiteraard de omtreksnelheid van de drijvende en de gedreven
schijf gelijk.
Schijnbare slip
v1 = v2
De schijnbare slip ontstaat door de lengteveranderingen die optre-
den in het gedeelte van het riemmateriaal dat over de schijven loopt
π . d1 . n1 / 60 = π . d2 . n2 / 60 (op de plaats van de contacthoek). De spanning in het trekkende ge-
deelte van de riem is hoger dan in het slappe deel.

Het veranderen van de minimale spanning naar de maximale span-


na vereenvoudiging krijgen we dan: ning vindt plaats op de gedreven schijf, het omgekeerde op de drij-
vende schijf. Ten gevolge van het veranderen van de spanning in de
riemdeeltjes verandert ook de lengte van deze deeltjes.
d1 . n1 = d2 . n2
Doordat de riem op de drijvende schijf in lengte afneemt, is de om-
treksnelheid van deze schijf is groter dan de gemiddelde snelheid
De overbrengingsverhouding ( i ) wordt dan: van de riem. De riem blijft op deze schijf dus iets achter. Op de ge-
dreven schijf neemt de riem in lengte toe, zodat de gemiddelde snel-
i = n1/n2 = d2/d1 heid van de riem iets groter is dan de omtreksnelheid van deze riem-

81
schijf. De gedreven riemschijf blijft dus iets achter. Als ge-
volg hiervan zal de gedreven as iets minder snel draaien dan
wat we verwachten bij de berekening van de overbrengings-
verhouding.

Werkelijke slip

Werkelijke slip ont-


staat er wanneer de
β
wrijvingsweerstand
tussen de riem en de
schijven te klein is
voor het overbrengen
van de nodige krach-
ten. In dat geval
glijdt de riem over de
schijf of de schijf
over de riem. In bere-
keningen houdt men
rekening met de tota-
le slip.

Werkelijke slip kan ontstaan door een verandering van de


parameters bij glijdende wrijving (zie wrijvingswetten bij be-
rekeningen). Een verandering van de toestand van het op-
β
pervlak (olie, water, ...) kan een invloed hebben, maar ook
onvoldoende aandrukkracht op de riem kan slip veroorza-
ken. In dat geval is het zinvol om de riem te voorzien van
een riemspanner, zodat er met voldoende kracht de riem te-
gen de riemschijf wordt gedrukt.

82
Tot slot kan een te kleine contacthoek ook de oorzaak zijn van werke-
lijke slip. Indien de overbrengingsverhouding te groot is, is het in dit
5. Omtrekkracht, asbelasting
geval aan te raden om een overbrenging te realiseren met tussen-
stappen. (werken met twee of meer riemen ==> zie vorige foto). Met Riemoverbrengingen kunnen een vermogen alleen dan overbren-
meerdere riemen werken zorgt ervoor dat de riemschijven beperkt gen, wanneer de wrijvingskracht tussen de riem en de schijf tenmin-
blijven in grootte en de contacthoek optimaal blijft. ste gelijk is aan of groter dan de over te brengen omtrekkracht Ft.

Als de aandrijvende schijf d1 door een draaimoment M wordt aange-
Een andere methode is om via een spanrol de contacthoek te vergro-
dreven, dan is de omtrekkracht die door de schijf op de riem wordt
ten. (zie vorige figuur)
overgebracht gelijk aan:

M1 = Ft . d1/2

of

Ft = 2.M1/d1

Omdat de aangedreven schijf d2 door de aanwezige wrijvingskracht


bewogen wordt, geldt voor het grensgeval dat de wrijvingskracht ge-
lijk is aan de omtrekkracht. De omtrekkracht kan ook bepaald wor-
F2
den uit de spankracht van de riem:

Ft F1
β Ft = F1-F2

Hieruit blijkt dat de riemoverbrenging slechts vermogens kan over-


brengen als de spankracht in het trekkend part groter is dan die in
het getrokken part. Deze ontlasting van het getrokken riemdeel resul-
teert in de doorhang

F1/F2 = m (formule van Eytelwein)

Om er zeker van te zijn dat aan de voorwaarde Fw ≥ Ft wordt vol-


daan, moet voor iedere bedrijfstoestand een voldoende hoge aan-
drukkracht aanwezig zijn. Deze wordt bereikt door een gepaste rek
(voorspanning) van de riem. De voorspankracht moeten als radiaal

83
werkende krachten ook door de aandrijfas en de lagers opgenomen
worden en mogen dus niet onnodig groot zijn. Deze asbelasting Fa
kan met behulp van volgende formule berekend worden:

Fa = k . Ft

De waarde k wordt berekend door:

k = √ (m2 + 1 - 2.m.cos!1) / (m-1)

hierbij is ß1 = omspannen boog van schijf 1 (=contacthoek schijf1)

Deze asbelasting zorgt in bedrijfstoestand dus voor de aandruk-


kracht tussen riem en schijf, nodig voor het krachtgesloten overbren-
gen van de omtrekkracht. De asbelasting in rusttoestand is met de
waarde van de centrifugale kracht, die de riem van de schijf pro-
beert te halen, verhoogd, zodat de theoretische asbelasting in rust-
toestand volgt uit

Fa0 = Fa + Ft

6. Omtreksnelheid en rotatiefrequentie

De omtreksnelheid wordt voorgesteld door v. Deze snelheid is zon-


der slip even groot voor beide schijven. Ten gevolge van de optre-
dende slip zal de omtreksnelheid van de drijvende schijf iets groter
zijn dan deze van de gedreven schijf. De rotatiefrequentie is het aan-
tal omwentelingen dat een schijf maakt per tijdseenheid, met andere
woorden het toerental van de schijf (voorgesteld in toeren per secon-
de).

84
SOORTEN RIEMEN
1. Vlakke riemen - Weefselriemen (textielriemen): hiertoe behoren riemen die uit orga-
nische stoffen (katoen, dierenhaar, natuurzijde, ...) of uit syntheti-
Hierbij beperken we ons tot het aanhalen van de verschillende mate-
sche materialen (kunstzijde, nylon, ...) zijn samengesteld.
rialen waaruit een vlakke riem kan bestaan.
- Kunststofriemen: riemen uit kunststof bezitten een hoge sterkte en
Deze zijn:
rekken vrijwel niet. Ze worden echter zelden toegepast omdat aan
- Leren riemen. Riemen uit zuiver leer kunnen onder optimale om- slechts weinig eisen voor een goede overbrenging voldaan kan
standigheden hogere wrijvingswaarden bereiken dan vele andere worden.
materialen.
- Gelaagde of compound-riemen. Deze bestaat uit meerdere lagen.
Deze bestaan uit PA-trekelementen, gecombineerd met gelijmde
looplagen. Vaak worden compound-riemen gebruikt, die uit stevig

85
verbonden kunststof en leer bestaan. Ze bestaan over het alge-
meen uit twee of meer lagen. Een chroomleren loopvlak vanwege

de goede wrijvingseigenschappen, en een treklaag uit kunststof


vanwege de hoge treksterkte en de geringe rek. Bovendien kan
een beschermlaag (chroomleer) worden aangebracht.

Op de foto zien we een riem van John Deere.

De eerste laag van nylon en polyester textiel zorgt voor verbeterde


sterkte bij de riem. 4 lagen afschermend rubber verzegelen de
aparte lagen van nylon en Polyester textiel.

Vaak kunnen platte riemen


ook aan beide kanten worden
gebruikt, waardoor ze grillige
banen kunnen beschrijven, zo-
als op volgende foto.

De nylon in het midden zorgt voor extra kracht bij zware belastin-
gen. Alle lagen worden gevulcaniseerd.

86
2. V-riemen

V-riemen onderscheiden zich van de vlakke riemen door de trapezi-


umvormige doorsnede.

Smalprofiel V-riem
open-zijde (grotere
flexibiliteit

Brede V-riem, getand

Gekoppelde
V-riem

Normaal profiel Hexagonaalriem Poly V-riem

87
V-riemen bestaan uit een treklaag (een of meer lagen gewikkelde Uit het feit dat reeds bij geringe voorspanning grote normaalkrach-
draden van PE-vezels), de kern (meestal een rubbermengsel) en het ten tussen schijven en riemen optreden en er dus een goede kracht-
omhulsel (katoenen of synthetisch weefsel met rubber). Om een gro- overdracht ontstaat, blijven de voordelen van de V-riemen.
tere flexibiliteit van de riem te bereiken worden V-riemen veelvuldig

FN/2
FN/2

Fa

Correcte positie Bodemcontact!

in een getande uitvoering toegepast (zie vorige tekening “Cogged”),


waardoor kleinere werkdiameters mogelijk zijn. De V-riem wordt bij
belasting in de groef van de schijf getrokken en zorgt door de wig-
werking op de beide zijden voor de bij de krachtoverdracht benodig- Hiertoe behoren:
de wrijvingskracht. Daarbij mag de V-riem zelf niet op de bodem
- kleine lagerbelastingen
van de groef liggen.
- bedrijfszekere werking

88
Vooral door het grotere verlies en de daarmee gepaard gaande gro- n1 = 800 omw/min
tere verwarming van de riem is het rendement ten opzichte van de
n2 = 400 omw/min
vlakke riem echter minder groot.

V-riemen worden vrijwel zonder uitzondering eindloos geproduceerd


en in genormaliseerde lengten geleverd. Bij het ontwerpen van de V- oplossing
riemaandrijving kan de asafstand dus niet vrij gekozen worden.
Eveneens moeten op grond van de montagevoorschriften bepaalde Bij het oplossen wordt verwezen naar een aantal tabellen. Deze ta-
constructieve maatregelen worden genomen. bellen zijn terug te vinden op bijvoorbeeld internet

a) Werkelijk over te brengen vermogen

Rekenvoorbeeld van een klassieke V-riem Pw = P . C1

Benodigde gegevens zijn: C1 = belastingsfactor

- nodige vermogen P C1 = 1,1 dus Pw = P . C1 = 2 . 1,1 = 2,2kW

- soort motor

- soort machine b) Profielkeuze

- bedrijfsduur per etmaal (24 uur) Uit het toerental van de kleine schijf en het werkelijk over te brengen
vermogen wordt het riemprofiel bepaald

riemprofiel 13.8 of 10.6


Voorbeeld:
onze keuze : 13,8
P = 2kW

motor = gelijkstroommotor (seriemotor)


c) Steekcirkeldiameter van de schijven
machine = centrifugaalpomp
In functie van het aantal bedrijfsuren per etmaa en het riemprofiel
gebruik : 6 uren per etmaal wordt een minimale steekcirkeldiameter van de kleine riemschijf be-
paald d1 = 71mm

89
Met behulp van een tabel kiezen we dan de 2 diameters Merk op dat in sommige tabellen de binnenlengte aangegeven
wordt. De binnenlengte of snaarlengte is dan bepaald door:
d1 = 125mm en d2 = 250mm
Ls = Lp - c waarbij c een correctiefactor is die afhankelijk is van
i = n1/n2 = 800 / 400 = 2
het profiel

Lp = 2 . 500 + 1,57 . (125 + 250)2 / (4 . 500) = 1604,4mm


d) Asafstand: voorlopige keuze
We nemen uit een tabel 1600mm
Aanbevolen: 0,7 . (d1 + d2) < H < 2 . (d1 + d2)

men neemt veelal een gemiddelde van de 2 waarden. In geval de


f) Herberekening van de asafstand
hartafstand min of meer wordt opgelegd neemt men deze waarde
Uit de leverbare lengte wordt de nieuwe asafstand bepaald
0,7 . (125 + 250) < H < 2 (125 + 250)
H = S + √ (S2 - q)
262 < H < 750
waarin
H = 500mm
S = 0,25 . Lp - 0,393 . (D1 + d2)

q = 0,125 . (d2-d1)2
De neutrale vezel van een riem is de plek waar de werkzame
diameter van de riem actief is. Boven de neutrale vezel gaat S = 0,25 . 1600 - 0,393 . (125 + 250) = 252,63
de riem uitzetten bij de contacthoek, onder de neutrale vezel
q = 0,125 . (250 - 125)2 = 1953
gaat de riem krimpen tijdens de contacthoek.
H = 252,63 + √(252,632 - 1953) = 501,4mm

e) Snaarlengte g) Riemsnelheid

De lengte van de neutrale vezel wordt bepaald door: v = π . d1 . n1 / 60

Lp = 2 . H + 1,57 . (d1 + d2) + (d2 - d1)2 / (4 . H) v in m/s

d in m
90
n in tr/min C2 = 0,95 (we nemen de kleinste waarde)

v = π . 0,125 . 800 / 60 = 5,24m/s j) Brutovermogen

Pb = P . C1/C2

h) Buigingsfrequentie Pb = 2 . 1,1 / 0,95 = 2,315kW = 2315W

De buigingsfrequentie is het aantal keren dat de riem buigt per se-


conde.
k) Vermogen per riem
Fb = 1000 . k . v / Lp < 80
In functie van de riemsnelheid en het profiel wordt het vermogen per
Fb in buigingen / sec riem bepaald

k is het aantal schijven Pr = 0,6kW (we nemen de kleinste van de 2 aanpalende waarden-.

Lp in mm

Fb = 1000 . 2 . 5,24 / 1600 = 6,56 < 80 l) Aantal riemen

n = Pb/Pr

i) Omspannen boog of contacthoek n = 2,315/0,6 = 3,86 (dus 4 riemen)

Omspannen boog (contacthoek) = cos ß/2 = (d2-d1) / (2.H)

hoekfactor (op te zoeken in tabellen) Praktisch voorbeeld van een V-riem

V-V : beide schijven hebben V-groeven Iedereen heeft al wel eens een scooter of brommer van kortbij ge-
zien of bezit er eentje. Sommige voertuigen zijn uitgerust met hand-
V-P : kleine schijf met V-groeven, grote schijf zonder V-groef
geschakelde versnellingen (vergelijkbaar met een auto), waarbij we
cos ß/2 = (d2 - d1) / (2.H) = (250-125) / (2.501,4) = 0,12465 via verschillende tandwieloverbrengingen een overbrengingsverhou-
ding realiseren tussen de krukas van de motor en de aandrijf-
ß/2 = 82,8° dus ß = 165,7° wiel(en).

91
waardoor de diameter van de drijvende schijf groter wordt en auto-
FILM 4.1 Werking van een variomatic (CVT)
matisch de diameter van de gedreven schijf kleiner wordt. Hierdoor
krijgen we traploos een veranderende versnelling.

In het verleden waren kleine autootjes van DAF uitgerust met zulke
versnelling, en slechts 1 schakeling om vooruit of achteruit te kie-
zen. Gevolg was dat de variomatic zowel op de versnelling vooruit
als achteruit werkte, waardoor de auto’s even snel achteruit als voor-
uit konden rijden.

Vandaar ook de populaire race’s met DAF autootjes in achteruit.

FILM 4.2 Ter land, ter zee en in de lucht

Heel wat Scooters en brommers zonder versnelling werken op dit


principe van Variomatic.

Het kan natuurlijk ook op een andere manier. Zowel auto’s (in het ver-
leden de DAF66) en ook heel wat scooters en brommers zijn uitge-
rust met een Variomatic (CVT) versnelling. In tegenstelling tot tand-
wielen maakt men dan gebruik van 2 V-riemschijven en een V-riem.
De 2 plateau’s van de V-riemschijf kunnen korter bij elkaar komen of
verder uit elkaar gaan, afhankelijk van het toerental van de schijven.

In het begin staat de drijvende schijf open, waardoor de V-riem on-


deraan zit en er een kleine diameter is op de schijf. De gedreven
schijf heeft dan automatisch een groter diameter, zodat we in het be-
gin een kleine versnelling hebben. Door het toerental te verhogen,
gaan de 2 plateau’s van de V-riem schijf van het drijvende gedeelte Vroeger waren de DAF-races zeer populair, met als moderator
dichter bij elkaar en forceert men zo de V-riem meer naar buiten, Andre Van Duin
92
3. Riemopstelling - halfgekruiste riemoverbrenging: om de krachtoverdracht bij kruisen-
de aandrijfassen te verzorgen (figuur 3 onderaan)
Er bestaan verschillende uitvoeringen van riemoverbrengingen. De
belangrijkste uitvoeringen zijn: - riemoverbrenging met niet-parallelle asse: hoekoverbrenging, leirol-
len zo groot mogelijk uitvoeren zodat de buigbelasting
- open riemoverbrenging: in horizontale,
van de riem laag blijft.
schuine en verticale opstelling, eenvoudi-
ge opbouw -meervoudige overbrenging (zie p81): om de kracht-
overdracht te verzorgen van meestal één enkele aan-
- gekruiste riemoverbrenging: voor tegen-
drijfschijf naar meerdere gedreven schijven.
gestelde draairichting van de schijven;
contact met de riemen moet vanwege het
gevaar voor beschadiging voorkomen
worden (niet geschikt voor V-riemen). fi-
guur 1 onderaan

- haakse aandrijving. (zie figuur midden)

93
Het is natuurlijk noodzakelijk de riemen voldoende aan te spannen. 4. Riemslijtage
De belangrijkste voorspanmogelijkheden zijn:
Door het veelvuldig gebruik van de riemoverbrenging ontstaat slijta-
- rekspanning: de riem is korter dan hij volgens de asafstand zou ge van de riem. Deze slijtage is een natuurlijk proces, maar er kun-
moeten zijn, zodat hij bij het omleggen elastisch uitgerekt wordt. nen eveneens een aantal oorzaken zijn die ervoor zorgen dat een
riem te sterk afslijt. De belangrijkste oorzaken zijn:
- spanrollen: spanrollen met massa-of veerbelasting drukken, om te
spannen, in de buurt van de kleinste schijf van buitenaf op het on- - Onvoldoende aanspannen van de riem: indien de riem niet vol-
belaste riemdeel en vergroten de omspannen boog (contacthoek) doende aangespannen is dan zal er een teveel aan slip ontstaan.
en zodoende de Het toenemen van de
over te brengen slip zal een sterkere
kracht. Versleten ditributieriem van een auto. De getande distributieriem zorgt slijtage van de riem
voor de aandrijving van de nokken en kleppen door de krukas. Sommi- veroorzaken, door
- spanrails: vaak ge automerken opteren om hiervoor een ketting te gebruiken. Tijdig de- een grote toename
is het voldoende ze riem vervangen zal grote schade aan de motor vermijden!
aan wrijving. Deze ex-
om de aandrijf-
tra slijtage is gelijkma-
motor met be-
tig en kan door een
hulp van schroe-
waarnemer be-
ven te verschui-
schouwd worden als
ven over een rail-
een normale vorm
geleiding
van slijtage. Dit pro-
- spanslede: auto- bleem kan men ge-
matisch op spanning brengen met behulp van gewichten of veren. makkelijk vermijden door na te gaan welke de aanspankracht moet
zijn en deze dan nauwkeurig in te stellen. Daarvoor kan men ge-
- zelfspaninrichting: de motor kan ook op een draaiende ondersteu- bruik maken van verschillende spanmethoden. (zie vorig punt)
ning geplaatst worden. Het terugdraaimoment van de motorbehui-
zing zorgt dan voor het automatisch op spanning brengen van de - Overbelasting van de overbrenging: dit heeft hetzelfde gevolg als
riem. bij het onvoldoende aanspannen van de riem (indien de overbelas-
ting niet overdreven groot is). Om dit te voorkomen zorg je best bij
de berekening van de riem (voorspankracht) voor een voldoende
grote veiligheidsmarge. Deze marge mag echter niet te groot geno-
men worden omdat er dan een andere slijtagevorm ontstaat. En

94
het is nog altijd eenvoudiger om een riem te vervangen bij een de riem zullen gemakkelijker barstjes kunnen ontstaan en dit ver-
overbelasting dan de hele overbrenging met assen te moeten ver- zwakt de riem zeer snel.
vangen. We kunnen de riem dus ook beschouwen als een soort
- Te strak aanspannen van de riemen: ook hierdoor zijn de belastin-
van mechanische zekering.
gen op de riem te groot (en meer bepaald de krachtschommelin-
- Niet voldoende uitlijnen van de schijven: indien de schijven niet vol- gen) wat extra slijtage en meer kans op breuk veroorzaakt.
doende uitgelijnd zijn heeft
-Tijd: ten gevolge van het lang-
men twee nadelen. Ten eer-
durig gebruik van de riemover-
ste zal indien de schijven niet
brenging zal de riem een wei-
recht tegenover elkaar liggen
nig uitrekken. Indien men bij
de riem iets verwrongen zit-
de aanspanning (of het aan-
ten en daardoor zullen er on-
spansysteem) hier onvoldoen-
gelijkmatige krachten op de
de rekening mee houdt ont-
riem optreden. Dit heeft tot
staat na een tijdje meer slip en
gevolg dat de riem meer
zal de riem sneller slijten.
plaatselijke slip (schijnbare
slip) ondergaat, en slip bete-
kent slijtage (bij vlakke rie-
men loopt men tevens het risi- 5.Getande riem
co dat de riem van de schijf Andere namen: tandriemen;
loopt. Ten tweede zal indien synchroonriemen
de schijven een kleine hoek
ten opzichte van elkaar heb- De tandriem is een vormgeslo-
ben, de riem onregelmatig ten aandrijfelement. Overeen-
afslijten omdat het grootste komstig de gekozen steek be-
deel van de krachten op het zit deze riem op gelijkmatige
laagste en hoogste punt van de riem drukken. Opmerking: het uitlij- afstand tanden, die in de bijbehorende tandholten ingrijpen en zo-
nen van de riemschijven worden later besproken. doende de vormsluiting bewerkstellingen. Dit type riem wordt nor-
maalgesproken eindloos gefabriceerd en bestaat uit trekelementen
- Te groot toerental: bij te groten toerentallen zal een te grote buigfre- van staal en glasvezels, die over de gehele riembreedte zijn gerang-
quentie ontstaan wat een extra risico op vermoeiing veroorzaakt. In schikt; en uit een riemlichaam van een rubber-of elastomerenmeng-

95
sel, dat gelijktijdig ook de tanden omsluit. Vaak is er daarnaast spra- spanningsverdeling tijdens de belasting. Bovendien kunnen ze bij
ke van een PA-weefsel ter bescherming van de tanden. dezelfde afmetingen een iets groter vermogen overbrengen.

De voordelen van tandriemen in vergelijking met de andere riemen


Keuze zijn:
Naast de tandriem met trapeziumvormig tandprofiel is voor de over- - de synchrone loop (i = constant)
dracht van grotere draaimomenten bij kleinere toerentallen de HTD-
tandriem met halfrond profiel ontwikkeld. Deze riemen onderschei- - het hoge rendement (99%)
den zich van de traditionele tandriemen door een bijzonder gunstige - de geringe voorspanning

96
- kleinere lagerbelasting - keuze van het riemtype: berekenen van het rekenvermogen (vermo-
gen in rekening te brengen) en het toerental

- bepalen van het aantal tanden van de schijven


de nadelen zijn:
-bepalen van de schijfdia-
- dure productie
meters
- gevoeligheid ten opzich-
-bepalen van riemlengte,
te van vreemde delen
asafstand en spanweg
- sterke loopgeluiden
-bepalen van de riem-
Voor de geleiding van de breedte.
tandriem zijn tenminste
twee flenzen op de schij-
ven nodig, die verspreid
over beide schijven of aan
In sommige gevallen is
beide zijden op de kleine
een tandriem niet eind-
schijf aangebracht wor-
loos, maar kan men de
den.
riem als een eindig ele-
ment aanbrengen (zoals
een ketting) en het vervol-
Opmerking: de bereke-
gens aan elkaar verbin-
ning van de tandriemover-
den met behulp van pen-
brenging is niet genormali-
nen.
seerd. Aanbevolen wordt
de berekening volgens de
geldende fabrieksgege-
vens uit te voeren.

Bij het bepalen van de riemoverbrenging moet men volgende stap-


pen uitvoeren:

97
De mechanische verbinder (zoals hier afgebeeld) laat toe om eerst - Overbelastig: te grote spanning in de riem kan scheurtjes veroorza-
de getande riem op de riemschijven te leggen, en nadien de twee ken.
uiteinden met borgpennen met elkaar te verbinden. Montage en de-
- Te grote spankracht: zoals vorige
montage van de riemen gaat op deze manier veel sneller.

6. Riemslijtage
7. Veiligheid
Bij deze riemen moet men met enigszins andere factoren rekening
houden bij het bepalen van de slijtage. Deze zijn: Een indirecte aandrijving bestaat erin dat de aangedreven machine
niet direct aan de motor is gekoppeld. De machine wordt onrecht-
- Uitlijnen van de riemschijven: gebeurt dit onvoldoende dan zal de
streeks aangedreven en hiervoor zijn er verschillende mogelijkhe-
riem veel contact hebben met de flenzen en zo afslijten.
den. Bij de riemaandrijving gebeurt dit met riemen. De draaiende be-
- Te kleine spankracht: hier is het probleem veel beperkter dan bij weging van de motoras wordt op die manier door de wrijving van de
voorgaande riemen, omdat de tanden ervoor zorgen dat er geen riem op de riemschijven, op de machine-as overgebracht.
slip is. Toch moet men vermijden dat de tanden de tandholten ver-
Een degelijke beveiliging moet met volgende aspecten rekening hou-
laten en zo van plaats verspringen, omdat dit beschadiging aan de
den:
riemen kan veroorzaken.

98
- de menselijke kenmerken (ergonomie, ...)

- de aanpassing aan de aard van het risico en aan de ei-


sen van het werk.

De toegepaste beveiliging mag geen hinder vormen voor


bijvoorbeeld het werken aan de machine, het onderhoud.
Bovendien moet ze weerstand bieden aan de normaal te
verwachten krachten en aan andere uitwendige invloe-
den. Dit moet zodanig zijn dat de veiligheid in de tijd ver-
zekerd blijft.

Een beveiliging mag zelf geen nieuw risico veroorzaken

Voorbeelden van mogelijke risico’s zijn:

- scherpe randen

- nieuw knelpunt tussen beveiliging en bewegend deel

- struikelgevaar over de beveiliging of haar bevestiging

De mogelijke beschermingen zijn:

- vast scherm: verdient de voorkeur wanneer het te bevei-


ligen risico niet kan uitgeschakeld worden

- beweegbaar scherm

- scherm dat een mechanisme aanbeveelt

- regelbaar scherm

99
Het beveiligen van de inlooppunten van de riem op de riemschijf
wordt aangeraden, zelfs indien deze buiten handbereik of buiten de
onmiddellijke omgeving van de persoon zijn.

Machines met de bewegende onder- delen


open en bloot kunnen nu natuur- lijk niet meer.
Je moet mensen bescher- men tegen zich-
zelf. Een onoplettend- heid, een fout, een mis-
verstand, het zijn allemaal dingen die kun-
nen leiden tot ernstige ongevallen, waar nu
geluk- kig veel lessen worden uit getrokken.

100
101
102
103
104
105
106
107
108
TOETS 4.1 Riemen Vragen Riemen

1) Geef de belangrijkste voordelen van een riem ten opzichte van


Vraag 1 van 8 een ketting.
Welke riemen zijn zonder slip?
2) Geef de belangrijkste nadelen van een riem ten opzicht van een
ketting.

3) Leg uit wat een contacthoek is van een riem en wat het belang
hiervan is.

4) Leg uit wat we verstaan onder de drijvende en gedreven schijf bij


A. Tandriem een riemoverbrenging.

B. V-riem 5) Beschrijf de overbrengingsverhouding bij een riem (aan welke


voorwaarden moet er worden voldaan om de overbrengingsver-
C. Platte riem houding te kunnen bepalen?)

6) Leg uit wat je verstaat onder riemslip en schijnbare slip.


D. Gekoppelde riem
7) Wat verstaan we onder het begrip werkelijke slip?

8) Wat verstaan we onder omtrekkracht en asbelasting? (Geef ook


de formule van Eytelwein).

9) Leg de werking en het principe uit van een vlakke riem en geef
de belangrijkste materialen waar deze worden uit vervaardigd.
Controleer ant-
woord 10)Leg de werking en het principe uit van een V-riem en geef de be-
langrijkste types.

11)Beschrijf de belangrijkste krachten die zich afspelen in een V-


riem.

12)Geef de 2 belangrijkste riemopstellingen die voor komen (op en


riemen die kruisen).

109
13)Wat zijn de belangrijkste oorzaken van riemslijtage bij een gewo-
ne riem?

14)Leg de werking en het principe uit van een getande riem en wat
zijn de belangrijkste voordelen ten opzicht van een niet getande
riem?

15)Wat is de belangrijkste slijtageoorzaak bij een getande riem?

16)Wat zijn de belangrijkste veiligheidsaspecten die we moeten in


acht nemen bij het gebruik van een riem?

Voorzie je antwoorden indien mogelijk van een schets of een sche-


ma, zodat je aan de hand hiervan je uitleg kunt geven en het ant-
woord formuleren. Het uitwerken van de vragen in de les, op de com-
puter, zijn ICT-doelstellingen. Verzorg je antwoorden en de lay-out.

110
5

TANDWIELEN
Tandwielen zijn een vaak gebruikte manier om assen
sliploos met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot
een riem kan een tandwiel in extreme omstandigheden
worden gebruikt. Tandwielen zijn een van de oudste
mechanismen van de mensheid en bestonden al tij-
dens de periode van het Romeinse rijk.
ALGEMEEN
1. Inleiding schakelen, kan een groter koppel worden verkregen bij een lagere
omwentelingssnelheid, of omgekeerd.
Een tandwiel, tandrad of kamrad is een getand onderdeel van een
machine of constructie in de vorm van een wiel of een cilinder dat in Oorspronkelijk werden er voor overbrengingen in machines geen
combinatie met andere getande onderdelen of schakels gebruikt tandwielen, doch wrijvings- wielen ge-
kan worden om beweging over te brengen of van snelheid of rich- bruikt. Bij het overbrengen
ting te veranderen. Een tandwiel brengt ook een koppel over. van kleine d2 koppels zijn
de om- d1 treksnelheden
Een tandwiel is een van de oudste middelen om beweging over te
van beide wielen gelijk.
brengen. Wanneer de tanden van twee tandwielen in elkaar grijpen,
zal het draaien van één tandwiel het andere dwingen om ook te
draaien. Door twee tandwielen van verschillende diameters in te

112
Daarbij hebben we dat: hebben dus een aantal belangrijke nadelen ten opzichte van tand-
wielen:
v1 = π . d1 . n1 / 60
- ontstaan van slip bij grotere overbrengingskrachten
v2 = π . d2 . n2 / 60
- grote krachten en oppervlaktedrukken op andere machine-onder-
v1 = v2 zodat
delen.
d1 . n1 = d2. n2

(de omtreksnelheid is gelijk, maar de hoeksnelheid (zie “berekenin-


Bij tandwielen is de overbrengingsverhouding altijd constant (onaf-
gen” /”cirkelvormige beweging”) is anders en er is dan ook een an-
hankelijk van de belasting) en zijn er ook geen grote oppervlakte-
der toerental dat in verhouding staat tot de diameter.
drukken vereist.
n1/n2 = d2/d1
2.Eigenschappen
Indien de over-
Tandwielen be-
brengings-
staan uit een wielli-
krachten groter
chaam met wetma-
worden, ont-
tig gevormde tan-
staat er echter
den (evolvente).
slip tussen het
Overeenkomstig
gedreven- en
een afgesproken
het drijvend
kijkrichting heeft
wiel. Om deze
iedere tand een
slip tot een mi-
rechter-en linker-
nimum te be-
flank met telkens
perken worden
een bepaalde
wrijvingswielen
kromming.
met aanzienlij-
ke krachten te-
gen elkaar ge-
drukt. Wrij-
vingswielen
113
Pitch Circle = steekcirkel Bottom land = bodemvlak

Addendum = kopcirkel Clearance = spatie tussen de ingrijpende tandkopvlak en het bo-


demvlak
Dedendum = voetcirkel
De Engelstalige benaming wordt hier meegegeven, aangezien elk
Whole depth = volledige diepte
CAD-pakket werkt met deze Engelstalige benaming, en het dan ook
Working depth = werkdiepte nuttig is om te weten waarover ze precies spreken!

Width of space = kuilwijdte De dragende flanken van een tandwielpaar raken elkaar in het aan-
grijppunt (rolpunt), dat tijdens de ingrijping over het profiel heen
Face width = tandbreedte loopt.
Face = tandflank De rolpunten vinden we op de steekcirkel terug. De steekcir-
Het kleinste tandwiel ter wereld
Top land = kopvlak kel is niet in het midden van de tand, maar op die plaats
waar we een gelijkaardige diameter zouden moeten heb-
ben van de wrijvingswielen om een gelijke overbrenging
te bekomen. Tandwielen zijn dus gewoon wrijvingswie-
len, waarvan de steekcirkel de diameter is van de tand-
wielen, en waar de ingrijpingskrachten plaats vinden op
deze steekcirkel.

De vertanding van een gegeven tandwiel bepaald de vertan-


ding van het andere wiel. (tandwielen moeten beiden de-
zelfde module hebben om in elkaar kunnen in te grijpen.
We kunnen dus geen tandwiel met grote tanden combine-
ren met een tandwiel met kleine vertanding.)

De tanden van een tandwiel grijpen bij draaiing in in de over-


eenkomstige tandkuilen van het tegenwiel. Tussen de niet-
dragende flanken treedt flankspeling op.

Een bouwgroep van één of meer tandwielparen is een tand-


wieloverbrenging waarin de grootte en/of de draairichting en
114
het draaimoment in één of meer overbrengingstrappen veranderd grootst mogelijke nauwkeurigheid met in verhouding eenvoudige
worden. Op basis van de relatieve ligging van de ashartlijnen van middelen laten vervaardigen.
een tandwielpaar, spreken we van:

- overbrenging met cilindrische wielen FILM 5.2 De meest gekke vormen zijn mogelijk

- kegeltandwieloverbrenging

- schroefwieloverbrenging

- tandwiel-heugel (tandlat)

- worm-en wormwiel

FILM 5.1 Afwikkeling van een tandwiel

Tandwielen kunnen elke vorm aannemen, zolang ze maar een


Krachten worden overgebracht op de steekcirkel denkbeeldige steekcirkel hebben waarop ze ingrijpen.

Tandprofielen. Hiervoor zijn de cyclische krommen of rolkrommen geschikt, die ont-


staan wanneer cirkels volgens een rechte lijn op elkaar zonder glij-
Als flankprofiel is elke willekeurige kromme mogelijk, althans voor zo- den afrollen, dan wel als een rechte lijn zich om een cirkel zonder
ver de vertandingswet erop van toepassing is. In de praktijk zijn ech- glijden afrolt.
ter alleen die krommen van betekenis die speciale eenvoudige in-
grijplijnen tot resultaat hebben en waarvan de flanken zich met de

115
Soorten
FILM 5.4 Evolvente
Indien we spreken van flankprofielen kunnen we ons beperken tot
volgende soorten:

- Cycloïde vertanding: cycloïden zijn krommen die door een punt P


op een rolcirkel beschreven worden, die over een vaste rechte dan
wel over of in een vaste cirkel afrolt.

- Pennenradvertanding: bijzondere toepassing op cycloïde vertan-


ding

- Evolvente vertanding

FILM 5.3 Cycloïde beweging

In de volgende animatie zie je de afwikkeling van een evolvente

De Evolvente vertanding

Een evolvente (cirkelevolvente) is een kromme die door een punt


van een rechte wordt beschreven, die over een cirkel - de basiscir-
kel - afrolt.

Dit laat toe om met vierkante wielen op deze oppervlakte te rij- Indien we in de laatste animatie de rolrechte laten afrollen over de
den en toch een rechte baan te beschrijven (zie Technopolis) basiscirkel krijgen we op elk moment een andere stand van deze
rechte. In de volgende figuur is de rechte in 12 verschillende stan-
den getekend, namelijk de punten B1, B2, B3, ... in aanraking ko-
men met de cirkel in respectievelijk punten 1, 2, 3, ...

116
Zetten we nu de plaats van het punt b1 uit in de verschillende stan- De evolvente vertanding toont het profiel van tandwielen als een
den en verbinden we de punten met een vloeiende kromme dan krij- deel van de evolventen. Bij een uitwendige vertand cilindrisch tand-
gen we de evolvente zoals weergegeven in de figuur. wielpaar is de ingrijplijn een rechte n-n (rolrechte) die raakt aan de
beide basiscirkels van de wielen. (zie volgende animatie met een
blauwe pijl!)

Worden de in ingrijping zijn-


de tanden van de wielen
zo gedraaid weergegeven,
dat de dragende flanken
elkaar in de pool C raken,
dan geeft de gemeen-
schappelijke raaklijn aan
de flanken, de drukhoek
alpha weer. De ingrijplijn
(blauwe bewegende pijl)
staat loodrecht op de raak-
lijn. Hierdoor is de hoek tus-
sen de rolrechte en de in-
grijplijn eveneens de druk-
hoek.

De ingrijpweg (de weg


waarop de twee tandwielen
met elkaar ingrijpen) komt
overeen met gf (naingrijp-
weg) en ga (vooringrijp-
weg).

117
FILM 5.5 Beweging van de tanden volgens de evolvente worden meestal uit staal vervaardigd. De grote wielen bestaan
meestal uit gietijzer (met lamellair koolstof “GG” of modulair gietijzer
“GGG”) gietstaal (GS) of staal. Voor grotere overbrengingen worden
de grote wielen met veredelde of geharde tanden vaak voorzien van
een tandkrans uit een overeenkomstig staal, die op de naaf wordt
gekrompen.

De volgende aanwijzingen dienen bij de keuze van materialen in


acht genomen te worden:

- Gietijzer met lamellair koolstof (GG) is geschikt voor kleinere belas-


tingen en toerentallen (v < 2m/s), met name bij gecompliceerde
wielvormen met grote modulus. GG is gemakkelijk verspaanbaar,
geluiddempend, maar stootgevoelig.

- Modulair gietijzer (GGG) is geschikt voor grotere belastingen met


eigenschappen tussen GG en GS, het is slijtvaster, een warmtebe-
handeling is mogelijk.

De blauwe pijl is de rolrechte - Zwart tempergietijzer (GTS) is geschikt voor kleine afmetingen, gro-
Tandwielmaterialen tere sterkte en taaiheid ten opzichte van GG.

Voor de productie van tandwielen zijn vele materialen geschikt, waar- - Gietstaal (GS) is vooral geschikt voor grote afmetingen. In vergelij-
van staal (technisch en economisch) de grootste rol speelt. Bij de king met GG is het moeilijk gietbaar, de kosten zijn lager dan bij ge-
materiaalkeuze voor ongeharde tandflanken moet vanwege het vreet- walste of gesmede tandwielen. Een warmtebehandeling is moge-
gevaar beslist niet dezelfde hardheid genomen worden (bij tandwie- lijk.
len van hetzelfde materiaal). Een zo groot mogelijk hardheidsver- - Staalsoorten worden meestal voor middelmatig en hoog belaste
schil heeft op den duur gunstige gevolgen voor de slijtage. Zijn de tandwielen gebruikt.
tandflanken gehard en geslepen, dan is deze maatregel overbodig
(dit geldt ook voor gietijzer). - Gesinterde tandwielen of zeer harde materialen die vervolgens via
draadvonken zijn geproduceerd komen vaak voor (zie bewerkin-
Rondsels moeten vanwege de grotere belastingen bij hogere toeren- gen).
tallen altijd uit een sterker materiaal bestaan dan het grote wiel. Ze

118
De Steekcirkel z = aantal tanden

Tandwielen zijn te beschouwen als wrijvingswielen waarvan de om- m = modulus (wordt in het volgende punt besproken)
trek is uitgevoerd met tanden. De diameters d1 en d2 blijven nu be-
De steek is lange tijd de uitgangsmaat geweest voor het bepalen
houden, maar ze worden steekcirkeldiameters genoemd. De steek-
van tandwielen. Dit gaf onder andere aanleiding tot moeilijk af te ron-
cirkels van twee in elkaar grijpende tandwielen zijn dus rakend aan
den getallen voor steekcirkel-en kopcirkeldiameters.
elkaar en vervangen de omtrekken van de denkbeeldige wrijvings-
wielen.

De modulus

De Steek Om het probleem van de afrondingen te kunnen oplossen heeft men


als regel aangenomen de steek gelijk te stellen aan een veelvoud
Daar elk tandwiel dient in te grijpen in een ander tandwiel of tandlat,
van π. Dit veelvoud wordt modulus genoemd.
dient naast elke tand een holte te worden voorzien waarin elke tand
van het ander tandwiel past. Daarom dienen alle tanden evenals alle hieruit volgt:
holten dezelfde afmetingen te hebben. Hiertoe zal men de steekcir-
kel in een gelijk aantal delen verdelen. De grootte van elk deel is ge-
lijk aan de dikte van de tand plus de nevenliggende holte. Deze p=m.π
maat die op de steekcirkel wordt gemeten noemt men de steek. het
is dus een maat die de steekcirkel in het geheel aantal gelijke delen De modulus is dus de verhouding tussen de steek p (mm) en het ge-
verdeelt en die begrensd wordt door de aslijnen van twee opeenvol- tal π.
gende tanden. De modulus duidt eveneens aan met hoeveel we het aantal tanden
Symbool: p eenheid: mm van een bepaald tandwiel moeten vermenigvuldigen om de steekcir-
keldiameter (mm) te bekomen.
Bij rechte tandwielen wordt de steek bepaald door:

d=m.z
p=π.d /z =π.m

p = steek (Circular pitch) (mm)

d = steekdiameter (mm)

119
Het aantal tanden Tandhoogte, kophoogte, voethoogte

In principe is de keuze van het aantal tanden (z) van een tandwiel Om stoten te voorkomen mag de kopcirkel van het ene tandwiel de
willekeurig. Het aantal tanden moet echter wel afgesteld zijn op de voetcirkel van het andere niet raken. Dit bereikt men door de voet-
overbrengingsverhouding. In de praktijk wordt meestal vermeden hoogte iets groter te nemen dan de kophoogte.
om z groter te maken dan 127. Naargelang de gegevens kan het
Om deze hoogten te bepalen bestaan er 2 methoden:
aantal tanden berekend wor-
den door:

Brown en Scharpe

z=d/m Voethoogte hf = 1,16 . m



kophoogte ha = m

z=π.d /p
tandhoogte h = 2,16 . m

Het aantal tanden moet een


Fellows
geheel getal zijn. Men kiest
dus voor de steekcirkeldiame- voethoogte hf = 1,25 . m

ter een geheel getal en voor kophoogte ha = m 

de modulus een waarde zoda- tandhoogte h = 2,25 . m
nig dat de verhouding een ge-
heel getal is Poederspuitgieten van tand-
wielen door Arburg Alle eenheden in mm
Voorbeeld:

als m = 4 en d =80 (z = 20) Voor de hoogten worden ook


wel volgende symbolen ge-
als m = 0,5 en d = 50 (z = 100) bruikt

voethoogte: hv

kophoogte: hk

120
Kopcirkeldiameter, voetcirkeldiameter Reeks 2
De grootste cirkel gemeten op de tanden van een tandwiel noemt 0,055 0,07 0,09 0,11 0,14 0,18 0,22 0,28 0,35 0,45 0,55 0,65 0,75
men de kopcirkeldiameter da (topcirkel - dk) 0,85 0,95 1,13 1,38 1,75 2,25 2,75 3,5 4,5 5,5 7 9 11
14 18 22 28 36 45 55 70
da = d + 2.ha = d + 2.m = m . (z+2)
Bij voorkeur reeks 1 gebruiken

De kleinste cirkel gemeten op de tanden van een tandwiel noemt


Tandbreedte
men de voetcirkeldiameter df (dv)
De tandbreedte b is de afstand van de beide radiale vlakken op het
df = d - 2.hf
referentievlak. Om voldoende kracht te kunnen uitoefenen, moet de
tand voldoende breed zijn. Men stelt : b = X . m

Het te vervaardigen tandwiel moet dus eerst op da afgedraaid wor- met X: de tandbreedtefactor (dikwijls geldt: X = 10)
den vooraleer de tanden erin te frezen. (indien het tandwiel nog zou
Voor de bepaling van de tandbreedte kan men rekening houden met
gemaakt worden door middel van een modulefrees op een freesma-
volgende gegevens:
chine. Vandaag de dag worden tandwielen ook vervaardigd volgens
heel wat andere methoden). - ruwe, gegoten tanden: X = 6 ... 10

- grofverspaande tanden : X = 10 ... 15

Modulereeksen - fijnverspaande tanden: X = 15 ... 30

Als waarden voor de modulus mag men niet zomaar elke waarde kie- - bij zeer nauwkeurige bewerking: X > 30
zen. Daarom heeft men in normen 2 modulereeksen vastgelegd. De-
ze reeksen zijn de volgende
Reeks 1
0,05 0,06 0,08 0,1 0,12 0,16 0,2 0,25 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7
0,8 0,9 1 1,25 1,5 2 2,5 3 4 5 6 8 10
12 16 20 25 32 40 50 60

121
Asafstand Overbrengingsverhouding

De asafstand (a in mm) is de kortste afstand tussen de assen van 2 het doel van een tanwieloverbrenging is meestal een bepaald toeren-
tandwielen. Bij uitwendige vertanding geldt: tal te verhogen of te verlagen. Bij een stel van twee in elkaar grijpen-
de tanwielen waarvan het aantal tanden verschillend is, noemt men
het tandwiel met het kleinst aantal tanden de rondsel, terwijl het an-
a = d1 + d2 / 2 dere tandwiel “wiel” wordt genoemd.

Het aantal toeren van het rondsel n1 zal bijgevolg verschillen van
het aantal toeren van het wiel n2
Bij inwendige vertanding geldt:

Bijgevolg is
a = d1 - d2 / 2

i = n1 / n2 = z2 / z1 = d2 / d1

i is de overbrengingsverhouding.

Tandvorm

Het beneden een aan-


tal tanden blijven heeft
bij het fabriceren van
de vertanding van een
wiel ondersnijding aan
de tandflanken tot ge-
volg. Dit betekent dat
de basis van de tand-
voet veel kleiner wordt
en de tand verzwakt.

122
Ter voorkoming van ondersnijding kan bijvoorbeeld de kophoogte - aantal toeren van het wiel
over het gedeelte dat de ondersnijding veroorzaakt, verkleind wor-
- modulus
den, waardoor het grenstandaantal vermindert wordt. Het grensaan-
tal kan men berekenen met volgende vergelijking. - voethoogte, kophoogte en tandhoogte

- voet en kopcirkel

Zg = 2 / sin2α - tandbreedte (X = 10)

- is er ondersnijding?

hierin is:

α = de drukhoek Oplossing:

Zg = grenstandaantal (deze waarde ligt ongeveer bij 17 tanden) 1) Overbrengingsverhouding

i = z2/z1 = 80/20 = 4

Rekenvoorbeeld

Van een stel tandwielen kennen we: 2) Steekcirkeldiameters

z1 = 20 tanden
 a = (d1+d2) / 2 dus d1+d2 = 2.a


z2 = 80 tanden

i=4 d2 = 4.d1 d1+4.d1 = 2.a
n1 = 800 tr/min

a = 400 mm
 d1 = 2.a/5 = 2.400 / 5 = 160mm
de drukhoek = 20°
d2 = 4.d1 = 4.160 = 640mm

Bereken:
3) aantal toeren van het wiel
- overbrengingsverhouding
i = n1/n2 dus n2 = n1/i = 800/4 = 200 tr/min
- steelcirkel van rondel en wiel

123
4) modulus Zg = 2/sin220° = 17,1

m = d1/z1 = 160/20 = 8mm (minimumaantal tanden is 18 = geen ondersnijding)

5) voethoogte, kophoogte en tandhoogte Rechte vertanding.

hr = 1,25.m = 1,25.8 = 10mm Bij evenwijdige assen kan men gebruik maken van rechte vertan-
ding. Hierbij heeft men 2 soorten.
ha = m = 8mm
- met uitwendige vertanding
h = 10+8 = 18mm
- met inwendige vertanding

6) voet-en kopcirkeldiameter

van het wiel:

df2 = d-2.hf = 640 -2.10 = 620mm



da2 = d + 2.ha = 640+2.8 = 656mm

van het rondsel

df1 = 160 - 2.10 = 140mm

da1 = 160 + 2.8 = 176mm

7) tandbreedte

b = X.m = 10.8 = 80mm

8) is er ondersnijding?

124
Het nadeel van het gebruik van rechte vertanding is dat de overbren- de wrijving groter waar-
ging niet constant verloopt. De aangrijping (vooral bij uitwendige ver- door er meer warmte ont-
tanding) is niet altijd even groot. Daardoor kan het overgebracht mo- wikkeld wordt.
ment in grootte (beperkt) variëren)
Om het probleem van de
Een tandwieloverbrenging met een inwendig vertand tandwiel wordt axiale krachten op te los-
gebruikt op plaatsen waart de ruimte voor het plaatsen beperkt is of sen kan er gebruik ge-
waar de twee assen waartussen de overbrenging plaats vindt dicht maakt worden van een
bij elkaar moeten liggen. zogenaamde pijlvertan-
ding. Het tandwiel wordt
dan opgebouwd uit twee
Tandwielen met schuine vertanding helften met eventueel
een gleuf tussen beide
Bij evenwijdige assen maakt men ofwel gebruik van rechte tandwie- helften. Op elke helft is
len ofwel van tandwielen met schuine vertanding (schroefvormige een schroefvertanding
tandwielen). Hierbij worden de tanden onder een bepaalde hoek ge- uitgevoerd, doch de tand-
plaatst ten opzicht van de aslijn hoeken van de twee helf-
Het voordeel van deze uitvoering is een langere tandlengte, een gro- ten zijn tegengesteld.
tere overlapping, dus een grotere ingrijpingsduur en een regelmati- Een afgeleide hiervan is
gere en geruisloze krachtoverbrenging. de Bierens-S-vertanding
Een belangrijk nadeel is (zie figuur hieronder)
dat er als gevolg van de In tegenstelling tot een pijlvertanding die
schuine opstelling nu ook bestaat uit 2 tandwielen met schuine ver-
axiale krachten optreden. tanding, is de Bierens-S een speciale
Dit vergt een extra borging vorm die vergelijkbare resultaten geeft
op de as en extra aandacht dan een klassieke pijlvertanding. In te-
voor de lagering. genstelling tot een klassieke pijlvertan-
Bovendien zijn deze tand- ding, is de Bierens S bruikbaar bij lood-
wielen duurder dan de rech- rechte asopstellingen.
te tandwielen. Ten slotte is
125
conisch 26,5° ⁄ 63,5°

ashoek 90°,

overbrenging 2:1

Loodrecht snijdende assen

Ook hier kan de overbrenging uitgevoerd worden door middel van


schroefvertanding (en pijlvertanding, zoals Bierens S). Er dient ech-
ter wel voor gezorgd te worden dat de som van ß1 en ß2 gelijk is
aan 90°. Verschil met de hoekvertanding bij evenwijdige assen zijn:

- de assen staan haaks

- de tanden van de beide wielen hebben ofwel een linkse ofwel een
rechtse spoed, de spoedhoeken zijn willekeurig op voorwaarde dat
hun som 90° bedraagt.
conisch 45° ⁄ 45°

- aanzienlijk wrijvingsverlies door de bijkomende schroefbeweging. ashoek 90°,

overbrenging 1:1

126
Haakse tandwieloverbrengingen zijn te verkrijgen met rechte vertan- Worm - wormwiel
ding, schuine vertanding en schroefkegeloverbrenging.
Wormoverbrengingen zijn tandwieloverbrengingen met in het alge-
Recht vertande kegeltandwielen worden gebruikt bij kleine toerental- meen loodrecht kruisende assen. Ze bestaan uit de meestal drijven-
len (handbediende hefwerktuigen, kranen, ...) of voor universele de worm en cilindrische vertanding en het bijbehorende wormwiel
tandwielkasten die kleinere vermogens leveren (v<6 ... 7m/s). met globoïde vertanding.

Schuin vertande kegeltandwielen lopen rustiger en ze produceren Wormen hebben één of meerdere tanden, die vergelijkbaar met de
minder geluid. Ze worden gebruikt bij hogere vermogens en bij ho- spoed van bouten zijn. Het aantal tanden van de worm is het aantal
gere toerentallen (universele tandwielkasten, gereedschapsmachi- van de in een doorsnede gesneden tanden. Naargelang van de
nes, ... v < 50m/s). flankrich-
ting onder-
Boogvertande kegeltandwielen worden bij voorkeur ingezet wan-
scheidt
neer de eisen aan een rustige loop en de tandvoetsterkte bijzonder
men recht-
hoog zijn.
se en link-
Kegeltandwieloverbrengingen vereisen de grootste zorgvuldigheid se wor-
bij de vervaardiging, de inbouw en de lagering, omdat hiervan in men, waar-
sterke mate een rustige loop en de levensduur afhangen. bij de recht-
se flankrich-
ting de
Schuin snijden- meest ge-
de assen. (zie bruikelijke
foto) is.

Bij dit type van


tandwielover-
brenging
maakt men
meestal ge-
bruik van ke-
geltandwielen.

127
De voordelen zijn:

- geluidsarme en dempende loop

- kleiner en lichter in uitvoering

- grote overbrengingsverhouding (i kan groter zijn dan 100)

De nadelen zijn:

- sterke slijtage

- klein rendement

- hoge axiale krachten (vooral bij de worm)

- zeer gevoelig voor verandering van de asafstand

Globoïde is een een vorm die het tandwiel mee volgt. In plaats van
een cilindrische worm krijg je dan een vorm van de worm die mee
gelijkt op een kelk en zo de vorm van het andere tandwiel mee
volgt. Hierdoor heb je meer contactvlak.

Tandwiel - tandlat Tandlatten kan men natuurlijk in zeer grote afstanden uitvoeren.
Denk maar bij “berekeningen” als we het hebben over glijdende wrij-
Een andere naam : tandwiel - heugel
ving en we laten zien hoe een bergtrein door middel van een tand-
Hierbij gaat men de rechtlijnige beweging van een tandlat (heugel) wiel en tandlat de berg wordt opgetrokken.
overbrengen naar een cirkelvormige beweging van een tandwiel.
Het nadeel van dit systeem is dat de overbrenging in afstand be-
perkt is tot de lengte van de heugel.

128
Tandslijtage de uiteinden van de afscherming af te ronden (ongeveer 4cm van
de tanden) zodat nieuwe knelpunten tussen tandwiel en afscher-
Tanden van tandwielen verslijten vrij veel, omdat er veel wrijving aan
ming voorkomen worden.
te pas komt. De wrijving is afhankelijk van het soort tandwiel en de
soorten vertanding. Zo is de wrijving bij een cilindrisch tandwiel met
rechte vertanding veel kleiner dan deze
Smering
bij een worm-wormwieloverbrenging. An-
dere oorzaken van slijtage kunnen zijn: Door smering dient onder de heersende
druk, snelheids-en temperatuuromstandighe-
- onvoldoende smering
den de onvermijdelijke tandflankwrijving tot
- niet evenwijdig zijn van de assen een minimum teruggebracht te worden. Deze
is immers verantwoordelijk voor de flankslijta-
- te grote overbrengingsverhouding
ge, de verhitting en het geluid dat de over-
- te klein aantal tanden brenging maakt. Een verminderde tandflank
wrijving verbetert tevens het rendement, dat
- niet juiste asafstand echter ook door de tandbelasting, de om-
- te grote belasting treksnelheid, de vertandingskwaliteit en de
oppervlaktegesteldheid van de flanken beïn-
vloed wordt.
Veiligheid De probleemloze werking van een overbren-
De tandwielen bieden het voordeel dat de aangedreven as met een ging hangt sterk af van het smeermiddel en van de wijze waarop dit
constante snelheid draait ten opzichte van de aandrijvende as. Bij aan de vertanding wordt toegevoerd.
de beveiliging van een tandwieloverbrenging houdt men rekening Een vloeibaar smeermiddel verdient de voorkeur omdat daarmee
met de opgelegde veiligheidsvoorschriften. De belangrijkste gege- een zo draagkrachtig mogelijke smeerfilm tussen de flanken kan
vens hieruit zijn: worden gevormd. Bovendien kan de wrijvingswarmte afgevoerd wor-
- de tandwieloverbrenging die genaakbaar is, moet volledig omkap- den. Voor de opbouw van een goede smeerfilm is, naast de toerei-
seld worden kende viscositeit en een speelvernauwing in de bewegingsrichting,
nog een relatieve beweging noodzakelijk. Deze voorwaarden zijn bij
- een tandwieloverbrenging die niet genaakbaar is, wordt bij voor- de tandingrijping niet optimaal, omdat de vertanding de glij-en rolbe-
keur aan beide zijden afgeschermd, hierbij wordt aangeraden om weging overlappen. De vlaktedruk is hoog en de slechte smering on-
129
dersteunt niet bepaald de opbouw van een draagkrachtige smeer- mild of sterk werkende toevoegingen gecompenseerd. Hierbij dient
film. steeds rekening gehouden te worden met het feit dat deze geen na-
delige gevolgen mogen hebben.
Omdat bij tandwielcombinaties bij elke ingrijping een smeerfilm op-
nieuw opgebouwd moet worden lopen de tandwielen meestal bij ge- DIN51509 geeft richtwaarden voor de keuze van smeermiddelen
mengde wrijving, waarbij slechts een deel van de normaalkracht voor overbrengingen. Voor de keuze van de smeerstof zijn volgende
door de smeerfilmdruk wordt punten van belang:
overgedragen en de rest recht-
-omtreksnelheid van de wielen
streeks door de flankcontacten.
-over te brengen vermogen
Derhalve heeft het smeermid-
del vooral de taak de glijbewe- -constructie
gingen gunstiger te laten verlo-
pen om de slijtage en het vreet- -verlangde levensduur
gevaar te verminderen en tege-
lijkertijd een overmatige verhit-
ting tegen te gaan. Daarbij Alleen bij tandwielkasten wor-
geldt voor de keuze van vloei- den smeervetten gebruikt,
bare smeermiddelen in het al- evenals hechtsmeerstoffen en
gemeen: slijtageverminderende stoffen.

- hoe kleiner de omtreksnelheid Mogelijke smeersystemen zijn:


en hoe groter de contactspan- -met kwast of spatel (bij stil-
ning en de ruwheid van de stand)
tandflanken, des te hoger
moet de viscositeit zijn. -sproeismering (pomp en
sproeier)
- een hogere viscositeit heeft een grotere hydrodynamische draag-
kracht en belastbaarheid waarbij groefvorming of vreten over de - badsmering
tandflanken begint, tot resultaat.
- spuitsmering (grotere omtreksnelheden, sproeismeren onder hoge
Voor talrijke overbrengingen voldoen zuivere oliën. Waar hogere ei- druk)
sen gelden en een geringere viscositeit gewenst is, wordt deze door
130
De viscositeit moet verhoogd worden als: TOETS 5.1 Tandwielen

- de omgevingstemperatuur boven de 25°C ligt


Vraag 1 van 8
- de tanwielcombinatie uit soortgelijke samengestelde stalen be- De steekcirkel van een tandwiel is gelijk aan:
staan

- er gerekend moet worden op stootbelasting

Ze moet verlaagd worden als:


A. De kopcirkel
- de omgevingstemperatuur onder de 10°C (10% per 3°C)
B. De voetcirkel
- de tandflanken, gefosfulteerd, gesulfineer of verkoperd zijn

C. De plaats waar gelijkwaardige wrijvings-


wielen raken

D. 1/3 van de tandflank

Controleer ant-
woord

131
Vragen Tandwielen 15)Leg de werking en het principe uit van een tandwiel met schuine
vertanding.
1) Leg uit wat de steekcirkel is van een tandwiel (wat is de relatie tus-
sen de steekcirkel en wrijvingswielen?) 16)Leg de werking en het principe uit van een pijlvertanding.

2) Wat is de meest gangbare vorm van een tand? 17)Kan je een tandwieloverbrenging realiseren met gekruiste assen?
Zo ja, op welke manier doe je dit dan?
3) Leg uit wat het rolpunt is van een tand.
18)Leg de werking uit van schuin snijdende assen met een tand-
4) Wat zijn de meest voorkomende materialen van een tandwiel?
wieloverbrenging.
5) Leg uit wat de modulus is van een tandwiel.
19)Leg de werking en het principe uit van een wormwieloverbren-
6) Leg uit hoe je een tandwiel kan produceren. Geef de meest toege- ging.
paste bewerkingsmethode(n). Deze zijn waarschijnlijk terug te vin-
20)Leg de werking en het principe uit van een tandwiel-tandlat-over-
den bij de projectinhoud “bewerkingen”, bij speciale technieken.
brenging.
7) Op welke manier kan je een tandwiel produceren volgens een
21)Wat zijn de belangrijkste oorzaken van tandslijtage.
klassieke verspanende methode, via frezen? Welke frees gaan we
hiervoor gebruiken? (zie “bewerkingen” bij “frezen”) 22)Welke veiligheidsaspecten moeten we in acht nemen bij het ge-
bruik van tandwielen?
8) Leg uit hoe je het aantal tanden van een tandwiel kunt berekenen.

9) Op welke wijze bepaal je de tandhoogte, kophoogte en voethoog-


te? Voorzie je antwoorden indien mogelijk van een schets of een sche-
ma, zodat je aan de hand hiervan je uitleg kunt geven en het ant-
10)Kan je een modulus vrij kiezen?
woord formuleren. Het uitwerken van de vragen in de les, op de com-
11)Leg uit hoe je de tandbreedte kan berekenen. puter, zijn ICT-doelstellingen. Verzorg je antwoorden en de lay-out.

12)Leg uit hoe je de asafstand kan berekenen.

13)Geef de formule en een rekenvoorbeeld van de overbrengings-


verhouding.

14)Leg de werking en het principe uit van een tandwiel met rechte
vertanding.
132
6

KOPPELINGEN
Koppelingen hebben tot doel twee assen in elkaars ver-
lengde zo te verbinden dat er koppels kunnen overge-
bracht worden.
WAT ZIJN KOPPELINGEN
Koppelingen hebben tot doel twee assen zo te verbinden dat er kop- Koppelingen kunnen bovendien nog de volgende taken hebben:
pels kunnen overgebracht worden tussen twee assen die in elkaars
- bij een eventuele overbelasting de verbinding verbreken
verlengde liggen.
- de trillingen en koppelstoten dempen
De koppelingen kunnen:
- de radiale en axiale aspositieafwijkingen en de ashoekafwijkingen
- vast of beweeglijkzijn
compenseren.
- star of elastisch zijn

- in-of uitschakelbaar zijn


Opmerking:

Vormgesloten: de overbrenging gebeurt (bijvoorbeeld) door spieën.

134
Krachtgesloten: de overbrenging gebeurt (bijvoorbeeld) door mid-
del van wrijving of klemming.

Benaming Hoofdgroep en ondergroep

vaste koppeling starre, niet-schakelbare koppeling

flenskoppeling starre, niet-schakelbare koppeling

beweegbare, niet schakelbare koppeling of een krachtgesloten schakelbare


tandkoppeling
koppeling met onafhankelijke besturing

klauwkoppeling vormgesloten, beweegbare koppeling

automatische koppeling schakelbare koppeling met toerental afhankelijke besturing

elastische koppeling beweegbare, vormgesloten, niet-schakelbare koppeling

cardankoppeling hoekbeweegbare, niet-schakelbare, vormgesloten koppeling

lamellenkoppeling (platen- wrijvingskoppeling krachtgesloten, schakelbare koppeling met onafhankelijke besturing

kegelkoppeling (wrijvingskoppeling) krachtgesloten, schakelbare koppeling met onafhankelijke besturing

135
TYPE KOPPELING
Vaste koppeling staat een starre koppeling uit een bus waarin beide aseinden wor-
den geschoven. Ze mogen enkel gebruikt worden als een uitgelijnde
Andere naam: starre koppeling
asligging gewaarborgd is.
Deze koppelingen vertonen
Voordelen:
geen enkele soepelheid en ver-
binden de uiteinden van de as- - Ze zijn niet onderhevig aan slijtage
sen centrisch. Met deze koppe-
- ze zijn onderhoudsvrij
lingen worden voornamelijk lan-
ge doorlopende assen met el- - ze kunnen in beide draairichtingen gebruikt worden
kaar verbonden.

In zijn eenvoudigste vorm be-


136
Nadelen: maken. We zien op de foto de meest gebruikte klemkoppelingen
voorgesteld.
- stoten van het koppel en trillingen worden ongedempt overgedra-
gen Een variant is de Sellerskoppeling. Dit is een klemkoppelbus waarbij
de bouten overlangs liggen. Over de beide aseinden zijn de twee
- geringe verplaatsingen van de assen leiden tot zeer grote extra be-
gespleten ringen geschoven. Beide ringen bezitten een kegelvormig
lastingen in de koppeling, de assen en de aslagers.
buitenoppervlak. Hierover komt een cilindrische bus die inwendig
twee kegeloppervlakken heeft, waarin de gespleten ringen passen.

De belangrijkste soorten van


starre koppelingen zijn:

- flenskoppeling

- klemkoppelbussen

- vaste koppelingen met kroon-


wielvertanding

Voor het overbrengen van gro-


te vermogens kan men ge-
bruik maken van inlegspieën.
Hierna zullen we kort enkele
klemkoppelbussen behandelen. Door het aantrekken van de langsbouten worden de gespleten rin-
gen op de aseinden geklemd (vergelijkbaar met een boorkop die
klemkoppelbussen een boor doet klemmen). Ook hier kan eventueel gebruik gemaakt
worden van inlegspieën.
Klemkoppelbussen (DIN 115) zijn niet zo hoog belastbaar, maar la-
ten zich gemakkelijk monteren en demonteren. De halve bussen wor-
den op de te verbinden asuiteinden gelegd en met bouten op span-
ning gebracht. Deze bouten worden in een wisselende richting door
het gat aangebracht om de overdracht van het koppel mogelijk te

137
Flenskoppeling een buitenring
met flenzen het
De flenskoppeling is
geheel gaat bij-
eveneens een vaste kop-
een houden. Het
peling. Ze bestaat uit
aanspannen van
twee flensen welke ieder
de flenzen veroor-
op een van de assen
zaakt eveneens
zijn vastgespied. Beide
een opspannen
flenzen worden door
van de bussen
middel van pasbouten
op de assen en
verbonden om de kop-
zorgt zo voor een
peling te verwezenlijken.
volwaardige in-
In de vorige foto wordt
klemming van
een voorbeeld gegeven
twee aparte machineonderdelen die met elkaar moeten worden ver-
van een flenskoppeling
bonden om een overbrenging van krachten en koppels te kunnen
met pasranden (DIN 116).

realiseren.
Om de koppelingshelften te centreren wordt er een centreerrand
voorzien. Eén helft wordt voorzien van een kraag en de andere helft Eigenlijk zit de LifeLign al meer in de categorie van de tandkoppelin-
van een uitsprong. Hierdoor wordt montage en demontage bemoei- gen.
lijkt, maar krijgen we een betere uitlijning.

Teneinde de montage te vergemakkelijken kan de flenskoppeling


Bij verticale montage wordt de flenskoppeling met axiale drukschij-
ook voorzien worden van een afzonderlijke gedeelte tussenschijf of
ven gebruikt. De axiale drukschijven worden hierbij gebruikt om de
centreerring. Aangezien de schijf gedeeld is, kan ze gemonteerd en
koppeling vast te monteren aan de as.
gedemonteerd worden van de te koppelen constructie-elementen
zonder deze axiaal te verschuiven. Flenskoppelingen worden voornamelijk gebruikt voor assen met een
hoge belasting, waarbij stoten, wisselende belastingen en axiale
LifeLign-koppeling
krachten optreden of waarbij grote krachten de assen voornamelijk
Dit is nog een variant op de flenskoppeling op buiging belasten. (buiging zie berekeningen)

Bussen met een spiegleuf worden over de assen gemonteerd. Aan


de buitenzijden van de bussen zijn vertandingen voorzien, waardoor
138
Beweegbare tandkoppeling 3) hoekafwijking en radiale verplaatsing.

Niet-schakelbare beweegbare tandkoppelingen zijn geschikt voor Om grotere asafstanden te overbruggen, of om grotere radiale ver-
het overbrengen van grote koppels en hoge toerentallen. Ze worden plaatsingen te kunnen opvangen worden deze koppelingen veelal
gebruikt voor het overbrengen van zeer grote vermogens, waarbij uitgevoerd als dubbele koppelingen. Omdat er bij deze koppelingen
een beperkte beweegbaarheid van de assen is toegelaten. inwendige wrijvingskrachten optreden bij de vereffeningsbeweging,
dienen deze koppelingen gesmeerd te worden.

De vorige figuur geeft een tekening van een Malmedie-koppeling


Bij de vorige foto is er flexibiliteit in alle richtingen. De tanden van de met breekbouten. Deze koppeling is met een breekbout uitgevoerd
naaf zijn immers uitgevoerd met boogvormige vertanding en kogel- om het koppel te begrenzen. Bij deze tandkoppeling grijpt de boog-
vormige tandkoppen. Deze tanden grijpen in de rechte inwendige vormige vertanding met breedtewelving van de koppelingsnaven axi-
vertanding van de huls in. De mogelijke flexibiliteit geldt voor volgen- aal verschuifbaar en flexibel in alle richtingen in de passende rechte
de afwijkingen: vertanding van de huls aan.
1) hoekafwijking

2) radiale verplaatsing

139
Schakelbare tandkoppeling peling ingeschakeld. Het schakelen tijdens bedrijf wordt vereenvou-
digd door toevoeging van een synchronisatie-inrichting.
Schakelbare koppelingen worden gebruikt voor het onderbreken en
verbinden van aangedreven elementen tijdens bedrijf. Deze koppe-
lingen worden als volgt ingedeeld:
De klauwkoppeling
- op basis van de besturing
De beweegbare klauwkoppeling
- op basis van het type krachtoverbrenging

-op basis
van de con-
structie

Een voor-
beeld van
deze koppe-
ling is voor-
gesteld in
linkse foto.
Deze koppe-
ling wordt on-
der andere
in motorvoer-
tuigen toegepast. De te koppelen tandwielen zijn draaibaar op de
assen bevestigd, terwijl het koppelingstandwiel vast met de as ver- Een tweede voorbeeld op beweegbare koppeling (na de beweegba-
bonden is. re tandkoppeling) is de beweegbare klauwkoppeling.

De te koppelen tandwielen zijn bovendien voorzien van een koppe- Bij de klauwkoppeling hebben de koppelingshelften aan de eindvlak-
lingstandkrans. ken een aantal klauwen (3 of 5), die in de bijbehorende uitsparingen
van de andere helft passen. Een voorbeeld wordt weergegeven in
Door de koppelingsmof met binnenvertanding met behulp van de de bovenstaande figuur. Dit soort koppelingen maakt een axiale ver-
schakelvork naar links of naar rechts te verschuiven, wordt de kop- plaatsing van de as mogelijk.

140
Bij de schakelbare klauwkoppeling komt het koppelen en ontkoppe- beurt door middel van een externe kracht van bijvoorbeeld een zui-
len tot stand door de axiale verschuiving van een koppelingshelft. ger.
Deze verschuiving is iets groter dan de hoogte van de klauwen. Af-
De automatische koppelingen hebben tot doel het aanlopen van de
geronde en afgeschuinde klauwen vereenvoudigen het schakelen.
machines te vergemakkelijken door de belasting uit te schakelen tij-
dens de aanloopfase. De belasting wordt nadien, als het regimetoe-
rental bereikt is, automatisch ingeschakeld onder invloed van centri-
De automatische koppeling
fugaalkrachten (dus zonder externe kracht zoals bij de trommelrem-
De automatische koppeling kan je vergelijken met een trommelrem. men). Automatische koppelingen bezitten over het algemeen cilindri-
Waarbij de functie van een trommelrem is om een voertuig af te rem- sche wrijvingsvlakken en remblokken die axiaal verschuifbaar zijn
men, gaat de automatische koppeling een koppel overbrengen. Het ten opzichte van de drijvende schijf.
grote verschil tussen beide is dat bij trommelremmen het contact ge-
Wanneer de drijvende as een zekere snelheid heeft bereikt, glijden
de wrijvingsblokken onder invloed van de centrifugaalkrachten (zie
berekeningen) naar buiten en drukken tegen de cilindrische binnen-
wand van de gedreven velg, die dan door wrijving meegenomen
wordt. Het ogenblik van de inschakeling kan beïnvloed worden door
de trekveren sterker of minder sterk aan te spannen. De trekveren
zorgen eveneens voor de automatische uitschakeling van de aandrij-
ving wanneer het toerental daalt.

141
Elastische koppeling

Elastische koppelingen verminderen de stootenergie van koppelsto-


ten door een kortstondige opslag om de schadelijke trillingen te
dempen. Ze worden in drie groepen ingedeeld:

-de metaal-elasti-
sche koppelingen

-de rubberelastische
koppelingen met
middelmatige elasti-
citeit

-de rubberelastische
koppelingen met gro-
te elasticiteit

De metaal-elastische koppeling

Deze koppeling wordt opgebouwd met veren, die de


constructie en de werking bepalen. Hierbij kan men ge-
bruik maken van volgende systemen:

- Bibby-koppeling (met slangvormige veren, zie foto’s)

- Koppeling met schroefveren

- Koppeling met gelaagde coaxiale schroefveren.

- Flender-koppelingen (met rubber banden, zie foto


rechts onderaan).

142
De rubberelastische koppeling met middelmatige elasticiteit De rubberelastische koppelingen met grote elasticiteit (zie fi-
guur p 134, bij de Flender-koppeling).
Hierbij gaat het meestal om een pen-of klauwkoppeling. Er gaan
zich elastische rubberpakketten (die de schokken opvangen) in de Deze brengen het koppel spelingsvrij over via ribvormige, schijfvor-
holten van één plaat bevinden. De overeenkomstige nokken van de mige of ringvormige rubberen elementen. Door de grote dempings-
andere koppelingshelft grijpen in de tussenliggende holtes aan. factor worden stoten in de belasting sterk afgezwakt en daardoor
zijn deze koppelingen bijzonder geschikt voor sterk wisselende be-
lastingen.

Cardan-koppelingen.

Dit is een koppeling die een overbrenging toelaat tussen twee assen
die over een bepaalde hoek ten opzichte van elkaar geschoven zijn.
Het hart van de koppeling is het zogenaamde kruisstuk, waarop de
beide asuiteinden scharnierend bevestigd zijn. Deze koppeling is
een vormgesloten niet-schakelbare, beweegbare koppeling die het
mogelijk maakt zeer grote vermogens over een bepaalde hoek over
De Pencoflex elastische pennenkoppeling te brengen. Dergelijjke koppelingen vinden we onder andere terug
Deze koppeling wordt in de aandrijving van auto’s. Ze vormen hier de verbinding tussen
gerealiseerd door me- de versnellingsbak en de wielen. Aangezien de wielen eveneens
talen stiften die zijn om- een axiale verplaatsing moeten kunnen maken, worden dergelijke
geven met een rubber- koppelingen vaak uitgevoerd met lengtecompensatie (telescopisch).
achtig materiaal, wel- De meest voorkomende cardankoppelingen zijn opgebouwd met:
ke zal zorgen voor de - kruiskoppelingen
dempende werking.
Elke stift met rubber - scharnierkoppelingen
omhulsel past in een
opening, zodat deze
voor de overbrenging
kan zorgen.

143
Voor de veiligheid is het heel belangrijk dat een car-
dan ook wordt afgeschermd, want net zoals bij tand-
wielen gaat een cardan niet zo gauw begeven as er
tussen de bewegende onderdelen andere zaken ko-
men te zitten. Een riem kan aflopen, een ketting kan
ook aflopen, maar tandwielen en cardanassen zijn
rechtstreekse verbindingen en hebben op gebied
van veiligheid een gevaarlijke reputatie. Belangrijk is
dus dat beide technieken goed worden afgeschermd
als ze worden toegepast in een medium waar men-
sen in de buurt van werken of vertoeven. Zo zien we
bijvoorbeeld bij landbouwvoertuigen een kunststof
omkapping rondom de cardan, om te vermijden dat
hier vuil gaat tussen geraken, maar ook om te vermij-
den dat er ongelukken gebeuren.

In de onderste foto zie je een scheepscardan.

144
Wrijvingskoppeling

Wrijvingsgesloten (krachtgesloten) schakelbare


koppelingen kunnen tijdens het bedrijf onder een
last worden geschakeld. Grote koppels kunnen
alleen overgebracht worden als op de wrijvings-
vlakken een normaalkracht (=aandrukkracht)
werkt, waarvan de grootte overeenkomt met het
koppel.

Nadelig is de bij het inschakelen optredende wrij-


vingswarmte (als gevolg van slip) en de onvermij-
delijke slijtage van de wrijvingsvlakken. Afhanke-
lijk van de vorm en het aantal wrijvingsvlakken
onderscheid men de volgende soorten:

- enkelvlaks

- tweevlaks
In de bovenste figuur wordt het principe van een enkelvoudige plaat-
- meervlaks koppeling weergegeven. Het losse deel van de koppeling wordt ver-
- kegel zorgd door een volle plaat, waarvan de naaf verschuifbaar is over
het aseind van de gedreven as. De koppeling is voorzien van een
- cilinderkoppe- aantal drukveren (meestal 6). In gekoppelde toestand zullen de druk-
ling veren de losse ring tegen de plaat duwen en op deze wijze de kop-
peling tot stand brengen. Het ontkoppelen gebeurt door de losse
ring (langs mechanische weg) weg te trekken van de plaat. Dit type
koppeling wordt veelal toegepast tussen versnellingsbak en motor
van de auto.

De kegelkoppeling bestaat uit twee flenzen welke kegelvormig in el-


kaar passen. De ene flens is ten opzicht van de andere verschuif-
baar op de as. De verbinding komt tot stand wanneer het verschuif-

145
bare deel, dat op de gedreven as zit, in het vast gedeelte van de
drijvende as wordt gedrukt. De optredende wrijvingskracht
zorgt nu voor de overdracht van het vermogen.

Deze koppelingen kunnen nu op verschillende manieren ge-


stuurd worden, namelijk:

- mechanisch

- elektromagnetisch

TOETS 6.1 Koppelingen

Vraag 1 van 7
Welke koppeling werkt volgens het principe van de metaal-
elastische koppeling met een gevlochten veer?
- hydraulisch

- pneumatisch

A. Bibby-koppeling 1) kegelvormige wrijvingsvlakken

B. Sterling-koppeling 2) schuifgedeelte op as

3) speciaal materiaal voor de wrijving


C. Cardan-koppeling
4) veersysteem om te ontkoppelen
D. Wrijvingskoppeling 5) hefboom om te koppelen

6) gedreven as

Controleer ant-
woord
146
Vragen Koppelingen 15)Leg de werking en het principe uit van een rubber-elastische kop-
peling met grote elasticiteit.
1) Wat is de belangrijkste taak dat een koppeling gaat vervullen?
16)Leg de werking en het principe uit van een cardankoppeling.
2) Geef de belangrijkste types van koppelingen.
17)Leg de werking en het principe uit van een wrijvingskoppeling.
3) Leg de werking en het principe uit van een vaste koppeling.
18)Geef de belangrijkste sturingen van een wrijvingskoppeling.
4) Geef de belangrijkste voor-en nadelen van een vaste koppeling.

5) Leg de werking en het principe uit van klemkoppelbussen en wat


hiervan het grootste voordeel is. Voorzie je antwoorden indien mogelijk van een schets of een sche-
ma, zodat je aan de hand hiervan je uitleg kunt geven en het ant-
6) Leg de werking en het principe uit van een flenskoppeling.
woord formuleren. Het uitwerken van de vragen in de les, op de com-
7) Leg de werking en het principe uit van een tandkoppeling en puter, zijn ICT-doelstellingen. Verzorg je antwoorden en de lay-out.
geef het belangrijkste voordeel ten opzicht van de vaste koppe-
ling.

8) Geef een praktisch voorbeeld van een tandkoppeling.

9) Leg de werking en het principe uit van een klauwkoppeling.

10)Hoe maken we een klauwkoppeling schakelbaar?

11)Leg de werking en het principe uit van een automatische koppe-


ling. (principe komt sterk overeen met de werking van trommel-
remmen).

12)Leg de werking en het principe uit van een elastische koppeling.

13)Geef een praktisch voorbeeld van de metaal-elastische koppe-


ling.

14)Leg de werking en het principe uit van een rubber-elastische kop-


peling met middelmatige elasticiteit.

147
7

AFDICHTINGEN
Afdichtingen zijn onderdelen die worden gebruikt om
verbindingen tussen twee of meer andere onderdelen
hermetisch te kunnen afsluiten. Dit gaat vooral van toe-
passing zijn als we met een medium te maken krijgen,
zoals perslucht of vloeistoffen (hydraulica).
Afdichtingen zijn beschikbaar in heel
wat vormen en materialen; van rub-
ber, over kunststof tot metalen.

ALGEMEEN
Doel Criteria bij de keuze

Het doel van dichtingen is het voorkomen van binnen-en buitendrin- De keuze van een bepaald type wordt beïnvloed door:
gen van vloeistoffen, gassen en vaste deeltjes in of uit een bepaalde
- de aard van de afdichting (statisch of dynamisch)
ruimte. Toegepast op bijvoorbeeld lagers: de afdichtingen moeten
ervoor zorgen dat: - de werkdruk

- er geen vuil of stofdeeltjes het lager kunnen binnendringen (zorgt - de bedrijfstemperatuur


voor slijtage als dit wel gebeurt)
- het medium dat moet worden afgedicht
- het smeermiddel binnen in het lager blijft en gaat niet naar buiten
lekken. - de slijtage die er optreedt

149
Onderverdeling van afdichtingen - V-ringen

Bij de dynamische afdichtingen heb je de slepende en niet-slepen- - Groefring-manchet


de afdichtingen. Verder is de andere groep de statische afdichtin-
- Dakvorm-manchet
gen.
- Compact zuigerafdichting
Bij slepende afdichtingen ontstaat er wrijving tussen de afdichting
en de glijvlakken. Hierdoor hebben slepende afdichtingen slecht - Spleetafdichting (oliekeerring)
een beperkte levensduur en zijn ze niet bruikbaar bij hoge snelhe-
den. Bij dergelijke hoge - labyrintafdichting
snelheden zou de warm- Een aantal van deze
teontwikkeling immers on- afdichtingen zullen
toelaatbaar hoog wor- we in de volgende
den. punten bespreken.
Bij niet slepende afdich- Verderop gaan we
tingen is er steeds een ook nog spreken over
nauwe spleet aanwezig. de materialen die kun-
Er is bijgevolg geen wrij- nen worden toege-
ving. De levensduur van past als we afdichtin-
dergelijke afdichtingen is bijgevolg zeer groot. Omwille van de aan- gen gaan gebruiken. Sommige toepassingen vragen voor bepaalde
wezigheid van de nauwe spleet zijn dergelijke afdichtingen echter materialen, en andere materialen zijn bijvoorbeeld compleet onge-
niet bruikbaar bij zware belastingen of in sterk vervuilde omgeving. schikt in sommige toepassingen.
Vermits er geen wrijving ontstaat laten dergelijke afdichtingen wel
extreem grote snelheden toe. Het is dus zaak om de juiste geometrie te bepalen bij de keuze van
een afdichting, maar ook het juiste materiaal.

Overzicht van de belangrijkste soorten afdichtingen.

De belangrijkste soorten afdichtingen zijn:

- O-ringen (of Quadring)

150
SOORTEN
O-ringen

De O-ring is de dichtingsring met een cirkelvormige doorsnede


die als statische of dynamische dichting kan gebruikt worden.
De O-ring is meestal uit rubber gemaakt, maar kan ook in ande-
re soorten kunststof geleverd worden.

De twee belangrijkste afmetingen van de O-ringen zijn:

- de binnendiameter van de ring (ID - d1)

- de dikte van de ring (W - d2)

151
In de norm DIN 3771 vinden we verschillende soorten O-ringen te- Opmerking: de waarden tussen haken geven de hardheid van de
rug. In de volgende tabel worden de belangrijkste maten tot 100mm rubbers weer. Notitie: O-ring DIN 3771 - 15x1,8 - N - FPM85
weergegeven.

d1 (mm) d2 (mm) d1 (mm) d2 (mm)


5 1,8 37,5
6 40 3,55
8 42,5
10 45
12,5 47,5
15 2,65 50
16 54,5
18 60
20 65
22,4 71
25 75
28 80
30 85
32,5 90 Voor toepassingen bij ho-
35,5 100 ge druk of bij grote snelhe-
den bestaat de kans op
De mogelijke materialen zijn: extrusie (zie stap 3 in bo-
- NBR - Acrynitril-Butadieen-Rubber (70-90) venstaande figuur). Om
hieraan te verhelpen wor-
- FPM - Fluor-rubber (85) den de zogenaamde
back-up ringen geplaatst.
- EPDM - ethyleen-propyleen-dieen-rubber (70)
(zie volgende figuur). Het
- MVQ - siliconenrubber (70) gebruikte materiaal is
PTFE (Polytetrafluorethy-
- ACM - acrylaat-rubber (70)
leen of teflon).
152
De Quad-ring is een
zelfdichtende pak-
kingsring met 4 afge-
ronde afdichtingslip-
pen. De slijtage bij dy-
namische belasting is
minder groot daar er
zich tussen ring en
wand een smeerkamer
vormt. Om dezelfde re-
den kan een quadring
ook worden toegepast
bij draaiende afdichtin-
Quad-ring gen.
Een verbeterde uitvoering van de O-ring is de quadring. Bij de Quad-ring ont-
staan er ook minder
torsiekrachten op de
afdichting zelf, wat de
levensduur van de afdichting ook positief gaat beïnvloeden.

153
V-ringen tie en de omgeving klein moet zijn.

De V-ring is een afdich-


tingsring voor draaiende
assen en lagers. Hij
draait mee met de as
waarop hij geklemd zit.
De V-ring dicht enkel af
in één richting. Het is
een afdichting die met
een klein maximaal druk-
verschil tussen beide
ruimten mag gemonteerd
worden. Met maximaal
verschil wordt hier 20 tot
30 kPa druk-
verschil be-
doeld.

De belang-
rijkste doel-
stelling van
deze afslui-
ten is om vuil en stof uit een 

mechanische constructie te houden, zodat olie of
smeervetten niet gecontamineerd geraken met vuil en
stof, welke de werking van het geheel nadeling gaan
beïnvloeden. Door te grote drukverschillen ziet met dat
de dunne flap van de afdichting teveel zou verbuigen,
zodat er lekkages zouden ontstaan. Vandaar dat de
drukverschillen tussen de binnenzijde van de construc-

154
De groefring Manchet

Groefring manchetten worden zowel als zuigerstand-en zuigerafdich-


ting gebruikt, maar ook nog voor tal van andere toepassingen. Ze
laten werkdrukken toe tot 15 Mpa en snelheden van 0,5 m/s.

Dit type afdichtingen kan ook voor statische doelein-


den worden gebruikt, zoals het afdichten van riolerings-
buizen.

155
De dakvorm manchet vas-en rubberringen levert een maximum aan afdichting. Zo blijft de
afdichting verzekerd tijdens kritische belastingsfasen, zoals excentri-
Dakvorm
sche belasting van de zuigerstang, drukslagen, snelle bewe-
manchet-
gingsomkeringen en temperatuursveranderingen.
ten wor-
den ge-
bruikt
voor het
afdichten
van zui-
gerstan-
gen en
plunjers.
Ze zijn
geschikt
voor zwa-
re wer-
komstan-
digheden
(werk-
drukken
tot 63
Mpa, tem-
peraturen
tpt 120°C
en snelhe-
den tot 0,5
m/s). De
zinvolle
combinatie
van can-

156
De compacte zuigerafdichting

De compact zuigerafdichting is een zuigerafdich-


ting die voor tweezijdige drukbelasting is ontwor-
pen. Ze is zeer compact en heeft weinig inbouw-
ruimte nodig. De compact zuigerafdichtingen be-
staan uit verschillende onderdelen:

een rubberen ring en kunststofgeleidingsringen of


weefselmanchet.

gingshuis zit. De afdichtingslip van de manchet is geslepen en


wordt door een spiraalveer op de as gedrukt. Al naargelang het type
zijn deze ringen geschikt voor drukken tot 1Mpa.

De Simmerring (oliekeerring : blz 221 TB)

(Andere benaming is radiale dichtingsring)

De simmerring-oliekeerring gebruikt men voor het afdichten van ma-


chinedelen die een ronddraaiende beweging hebben. Alle types be-
zitten een manchet in synthetisch rubber dat op een metalen bevesti-
157
158
b-type
d1 d2 b type C
A,B
10 19,22,24,26 7 -
12 22,24,28,30 7 -
14 24,28,30,35 7 -
15 24,26,30,32,35 7 -
16 28,30,32,35 7 -
18 30,32,35,40 7 -
20 30,32,35,40,47 7 -
22 32,35,40,47 7 9 (niet voor 32)
Voorbeeld van aanduiding voor een as met diameter van 40 mm en
24 35,37,40,47 7 9 (niet voor 35)
een buitendiameter van 62 mm:
25 35,40,42,47,52 7 9 (niet voor 35)
dichtingsring DIN 3760-B40x62x7 26 37,42,47 7 9 (voor 42,47)
28 40,47,52 7 9 (voor 47,52)
30 40,42,47,52,62 7 9 (niet voor 40)
32 45,47,52 7 9 (voor 47,52)
35 47,50,52 7 9 (voor 50,52)
36 47,50,52,62 7 9 (niet voor 47)
38 52,55,62 7 9 (niet voor 52)
40 52,55,62,72 7 9 (niet voor 52)
45 60,62,65,72 8 10 (niet voor 60)
50 65,68,72,80 8 10 (niet voor 65)
60 75,80,85,90 8 10 (niet voor 75)
70 90,100 10 12
80 100,110 10 12
90 110,120 12 15
100 120,125,130 12 15
120 150,160 12 15
159
De spleetafdichting voor draaiende bewegingen Dergelijke af-
dichtingen wor-
De spleetafdichting is de eenvoudigste niet-slepen-
den onder ande-
de afdichting die er bestaat. Deze afdichting is vol-
re toegepast bij
doende als er slechts met geringe vervuiling en een
lagers. Ze laten
geringe werkdruk rekening moet gehouden worden.
hoge toerental-
len toe.

Tus-
sen de afdichting
en de as is er
steeds een zeer
nauwe spleet. De-
ze spleet vult zich
met vet en zorgt hierdoor voor de afdichting. Een voorbeeld van een
spleetafdichting wordt weergegeven op de volgende foto.

Een efficiëntere uitvoering is de groefafdichting (zie rechts boven-


aan). De spleet wordt hierbij in een aantal groeven onderverdeeld.
Een belangrijk voordeel van deze afdichtingen is dat ze het vet en
smeermiddel, door de aanwezigheid van de groef, beter kan vast-
houden.

160
De Labyrinth-afdichting

Dit is eveneens een niet-slepende afdichting voor draaiende bewe-


gingen. Dergelijke afdichtingen zijn uitermate geschikt voor gebruik
in sterk vervuilde omgevingen. De met vet gevulde gangen zorgen
er immers voor dat er onder geen omstandigheden vuil kan binnen-
dringen. De toepassing van deze afdichting is zeer veelzijdig. We
vermelden:

- elektrische tractiemotoren

- cementmolens

- slijpspillen

- aslagers

161
Labyrint-afdichtingen zijn beschikbaar in een radiale en 

axiale versie, zoals je kunt zien op de bovenstaande figuur.

De labyrint-afdichtingen kunnen metalen ringen zijn die een laby-


rint vormen, waartussen vet is, maar het kan ook een combinatie
zijn van metalen ringen met afdichtingsmateriaal dat redelijk on-
gevoelig is aan wrijving.

162
Viltringen - d4 = buitendiameter van de trapeziumvormige viltring

Dit zijn heel eenvoudige afdichtingsringen waarvan het lichaam een - f = breedte van de trapeziumvormige viltring bij de buitendiameter
rechthoekige of trapeziumvorm hebben (in vergelijking met O-rin-
gen: rond lichaam).
Tabel met maten van de belangrijkste viltringen zijn terug te vinden
- d1 = asdiameter (binnendiameter)
op de tabel onderaan
- d2 = buitendiameter voor de rechthoekige viltring
(DIN 5419 - Euronorm 9.59)
- b = breedte

- d3 = diameter van behuizing waarbinnen de trapeziumvormige vil-


tring geplaatst wordt

d1 d2 b d3 d4 f
20 30 4 21 31 3
25 37 5 26 38 4
30 42 5 31 43 4
35 47 5 36 48 4
40 52 5 41 53 4
45 57 5 46 58 4
50 66 6,5 51 67 5
55 71 6,5 56 72 5
60 76 6,5 61,5 77 5
65 81 6,5 66,5 82 5
70 88 7,5 71,5 89 6
75 93 7,5 76,5 94 6
80 98 7,5 81,5 99 6
90 103 8,5 92 111 7
100 110 10 102 125 8
163
Materialen alkaliën. Goede weerstand tegen aardoliederivaten, gassen. Viton-
pakkingen worden ook in voertuigen voorzien omdat ze bestand zijn
De meest gebruikte materialen voor dichtingsringen zijn rubbers en
tegen biobrandstoffen, zoals biodiesel en bio-ethanol.
PTFE (Teflon). We zullen de eigenschappen van deze materialen in
volgende punt bespreken.

Siliconenrubber (MVQ) Ethyleen-propyleen-dieen-rubber

Hardheidsbereik: 30-90 Hardheidsbereik: 40-90

Bestand tegen temperaturen van -60°C tot 250°C. Flexibiliteit over Bestand tegen temperaturen van -55°C tot 150°C.
een zeer groot temperatuursgebied. Grote weerstand tegen veroude-
Zeer hoogwaardig synthetisch rubber, met zeer hoge resistentie te-
ring door UV-licht en ozon. Uitstekende elektrische isolatie. Goed be-
gen chemicaliën, UV-straling en weersinvloeden. Een van de goed-
stand tegen zuren, alcoholen, amiden, alkalieën; dierlijke oliën en
koopste rubbersoorten. Goede weerstand tegen gassen, water en
aardolieproducten.
stoom. Ze zijn echter niet bestand tegen aardoliederivaten, wat de
toepasbaarheid als afdichting wel zeer beperkt.

Acrynitril-butadieen-rubber (NBR)

Hardheidsbereik: 40-95 Teflon (PTFE)

Bestand tegen temperaturen van -55°C tot 125°C. Weerstand tegen Teflon is een kunststof die behoort tot de familie van de polyaceta-
slijtage is zeer goed. Zwelt (als enige rubbersoort) niet op bij con- len. Een van de voordelen van dit materiaal is een geringe neiging
tact met olieproducten. Goede weerstand tegen zuren; alcoholen, tot vochtabsorptie. Ze absorberen wel een kleine hoeveelheid vocht
dierlijke oliën en aardoliedirivaten, evenals tegen water en stoom en en zetten daardoor een weinig uit, maar niet in dezelfde mate als an-
gassen. De meeste O-ringen zijn van NBR gemaakt. dere kunststoffen. Tevens hebben de meeste PTFE-kunststoffen een
zelfsmerende eigenschap. De wrijvingscoëfficiënt (zie berekenin-
gen) is zeer laag.
Fluor-Rubber (FPM) (VITON)
Bestand tegen temperaturen van -100°C tot 260°C
Hardheidsbereik: 60-90

Bestand tegen temperaturen van -40°C tot 225°C. Het is een van de
duurste rubbersoorten. Goed bestand tegen zuren, dierlijke oliën,

164
TOETS 7.1 Afdichtingen 3) Geef een overzicht van de belangrijkste soorten afdichtingen.

4) Beschrijf de O-ring en de mogelijke materialen waaruit deze kan


Vraag 1 van 10 bestaan.
Geef een andere benaming voor Teflon.
5) Leg uit wat extrusie betekent bij een O-ring.

6) Leg het doel uit van een backup-ring bij een O-ring-opstelling.

7) Leg het principe en de werking uit van een Quad-ring

8) Leg het principe en de werking uit van een V-ring.


A. PTFE 9) Leg de werking en het principe uit van een groefring manchet.

B. NBR 10)Leg de werking en het principe uit van een simmerring (Olie Keer
Ring)
C. MVQ 11)Leg het principe en de werking uit van een labyrint-afdichting

D. FPM 12)Beschrijf Siliconerubber en geef de eigenschappen.

13)Beschrijf Fluor-Rubber en geef de eigenschappen. Geef ook de


andere benaming voor deze stof.

14)Beschrijf PTFE en geef de eigenschappen. Geef ook de andere


benaming voor deze stof.

Controleer ant-
woord
Voorzie je antwoorden indien mogelijk van een schets of een sche-
Vragen Afdichtingen
ma, zodat je aan de hand hiervan je uitleg kunt geven en het ant-
1) Geef het belangrijkste doel van een afdichting. woord formuleren. Het uitwerken van de vragen in de les, op de com-
puter, zijn ICT-doelstellingen. Verzorg je antwoorden en de lay-out.
2) Welke extra aanduiding kunnen we op een tekening plaatsen (bij
de oppervlakteruwheid) om aan te duiden dat we extra eisen
gaan stellen aan een stuk dat moet werken met afdichtingen?
165
8

MECHANISMEN
Mechanismen zijn een courante manier om bewegin-
gen over te brengen of te realiseren, waarbij lineaire be-
wegingen worden omgevormd naar cirkelvormige en
omgekeerd. Mechanismen komen we tegen in heel wat
machinale onderdelen die we dagelijks gebruiken, zo-
als de auto.
OVERBRENGINGEN
Voor de omvorming van een roterende overbrenging naar een lineai- Het Kruk-drijfstangmechanisme
re overbrenging (en omgekeerd) worden verschillende mechanis-
Het kruk-drijfstangmechanisme bestaat uit een krukas en een drijf-
men gebruikt. We onderscheiden:
stang die scharnierend bevestigd zijn. Het te bewegen onderdeel
1) het kruk-drijfstangmechanisme (bijvoorbeeld de zuiger) is eveneens bevestigd aan de voet van de
drijfstang. De zuiger verplaatst zich in de cilinder.
2) het exentriekmechanisme
De beweging van de zuiger is niet eenparig, wanneer de kruk(as)
3) het sleufmechanisme
een eenparig cirkelvormige beweging maakt. Inderdaad, indien de
4) de nokken krukas zich op de linker en rechterpositie van de cirkel bevindt,
keert de bewegingszin van de zuiger om. De ogenblikkelijke snel-
heid van de zuiger is bijgevolg nul. In de bovenste en onderste

167
FILM 8.1 Kruk-drijfstang-principe Enkele voorbeelden zijn:

- verbrandingsmotor (benzine-en dieselmotoren, zie video’s volgen-


de pagina)

- pneumatische zuigermotor

- compressor

- plunjerpompen (zie onderaan)

FILM 8.2 Axiale plunjerpomp in werking

Een rechtlijnige beweging van de zuiger wordt in de auto omge-


zet in een cirkelvormige beweging van de drijfstang.

stand van de kruk op de cirkel is de snelheid van de zuiger maxi-


maal.

De zuiger beweegt tussen twee uiterste punten. De totale afstand


die de zuiger aflegt noemen we de slaglengte l. De slaglengte van
de zuiger komt overeen met 2 maal de straal van de krukas

De zuigers worden bediend door een schuin opgestelde draaien-


l = 2.r
de schijf.

168
FILM 8.3 Dieselmotor (verbrandingsmotor) FILM 8.4 Benzinemotor (Otto-motor) (ontploffingsmotor)

Lucht wordt samengeperst en diesel wordt in de hete lucht verne- Een stoichiometrisch mengsel van lucht en benzine wordt samen-
veld, waardoor er een zelfontbranding ontstaat. geperst en ontstoken met een ontstekingskaars (Bougie)

De verbrandingsmotor en de ontploffingsmotor blijven in onze sa- FILM 8.5 Tweetaktmotoren


menleving de belangrijkste motoren om vervoer te organiseren bij
auto’s, autobussen en vrachtwagens.

De belangrijkste voordelen zijn ongetwijfeld de snelle tankbeurt, de


grote actieradius.

Grote nadelen zijn natuurlijk de milieubelasting (CO2 en andere gifti-


ge uitlaatgassen) alsook de geopolitieke spanningen die ontstaan
door gebruik van de fossiele brandstoffen. De opkomst van de elek-
trische auto, waterstof, perslucht en anderen als alternatief worden
volop onderzocht en uitgevoerd, maar een volledige omschakeling,
weg van de fossiele brandstoffen, is een weg van lange adem en
veel lobby-werk.

De arbeidsslag is tevens een compressieslag

169
Het excentriekmechanisme beweging van de tap wordt opgevangen door de gleuf in de drijf-
stang.
Dit mechanisme wordt net zoals voorgaande gebruikt voor de omzet-
ting van een ronddraaiende beweging in een heen-en weergaande Ook hier zal de beweging van de drijfstang niet eenparig zijn. De
beweging. Op een ronddraaiende schijf is een excentrische tap aan- slaglengte komt overeen met 2 maal de excentriciteit. Dit is de af-
gebracht. Deze tap past in de gleuf van een drijfstang. stand tussen het middelpunt van de grote schijf en de tap. Een toe-
passing hiervan is bijvoorbeeld het aandrijven van pompen.
Bij het aandrijven van de schijf, zal de tap de baan beschrijven die
op de volgende animatie is aangeduid. Het gevolg hiervan is dat de
drijfstang een heen-en weergaande beweging maakt. De verticale
Het sleufmechanisme

Bij de voorgaande 2 mechanismen duurde de uitgaande slag en de


FILM 8.6 Excentriek mechanisme ingaande slag precies even lang. Bij het mechanisme zal de ene be-
weging sneller gebeuren dan de andere. Bovendien is de slagleng-
te regelbaar. Dit is duidelijk merkbaar in de volgende animatie.

FILM 8.7 Het sleufmechanisme

De schijf kan ook een speciale gleuf hebben, zodat de beweging Instellingen op de schijf bepalen de uitslaglengte van de sleuf
van de schuif niet constant versneld of vertraagd.

170
Het mechanisme bestaat uit een slinger die aangedreven is door
een radiaal verstelbare kruk. Een schuifblokje kan in de sleuf op-en
neer bewegen. Wanneer de kruk draait voert het blokje een cirkelvor-
mige beweging uit, terwijl het tegelijkertijd op en neer beweegt. Hier-
door slingert de kruksleuf rond het draaipunt, zodat de arm heen-en
weergaande bewegingen maakt. Tijdens de arbeidsslag legt het
blokje een hoek van 180° +2.α af, tijdens de terugloopslag bedraagt
deze hoek minder dan 180°.

De regelbare slaglengte maakt dit mechanisme geschikt voor zuiger-


pompen met regelbaar aanzuigvolume. Dergelijke pompen worden
onder andere gebruikt in industriële vulinstallaties. Een veel gebruik-
te toepassing was vroeger de aandrijving van de arm van een
schaafmachine.

Nokken

Nokken zetten eveneens een ronddraaiende beweging om in een


willekeurige rechtlijnige beweging. De bewegingsomvorming wordt
volledig bepaald door de vorm van de nok. Wanneer de nok draait,
te
dan worden de volgrol en stoter naar boven geduwd bij vergroting
(lift) en voor de snelheid van de volgrol en voor de tijden van stil-
van de straal. Wanneer de straal terug vermindert, dan zorgt de
stand en beweging.
veer ervoor dat de volgrol in contact blijft met de nok.
Nokken worden veelvuldig gebruikt voor het openen en sluiten van
Wanneer de straal constant blijft dan is er geen verplaatsing van de
kleppen. Een voorbeeld hierop is het open en sluiten van de klep-
volgrol en stoter. Om de vorm van de nok te bepalen vertrekt men
pen bij verbrandingsmotoren en bij pompen en compressoren.
van een weg-, snelheids- en versnellingsdiamgram. Uit deze gege-
vens stapt men over naar het nokprofiel. Nokken worden tegenwoordig ook veel gebruikt in de automatisatie.
Zij vormen immers een bedrijfszeker en eenvoudig middel om ver-
In de volgende figuur ziet men een voorbeeld voor het bepalen van
plaatsingen en snelheden te regelen.
het nokprofiel. Het nokprofiel is bijgevolg bepalend voor de hefhoog-

171
FILM 8.8 Nokkenas De combinatie van de hoek van de flank, de breedte van de nog en
de hoogte bepalen welke beweging de stoter uiteindelijk zal maken.

Nadeel van een nog is dat de vorm vast ligt en dat de vooropgestel-
de beweging die de stoter dient te maken, goed moet worden bestu-
deerd.

Indien men nog regelingen wenst uit te voeren, kan men de positie
van de as waar de nokken zich op bevinden verplaatsen, waardoor
dit hetzelfde effect geeft als het verkorten van de nokken zelf.

Verandering van de diameter van de nok vertaalt zich in een ver-


plaatsing van de stoter.

Nokken worden in motoren ook geplaatst met een zekere over-


lapping. In het volgende schema zien we hoe de nog die ver-
antwoordelijk is voor de uitlaat nog moet sluiten, terwijl de inlaat-
klep door een andere nok reeds wordt geopend. Deze overlap
verzekert een gehele reiniging van de cilinder vooraleer er een
nieuwe mengsel of lucht in de cilinder wordt geduwd.

De hoogte van de nok bepaald de weg die de stoter moet afleg-


gen, de breedte bepaald hoe lang de stoter moet aanhouden
in zijn diepste stand. De vorm van de flanken bepalen hoe snel
de stoter dient te bewegen.

172
TOETS 8.1 Mechanismen Vragen Mechanismen

1) Leg de werking en het principe uit van een kruk-drijfstangmecha-


Vraag 1 van 6 nisme.
Welke factoren bepalen de geometrie van de nok
2) Geef enkele voorbeelden waar het kruk-drijfstangmechanisme
wordt gebruikt.

3) Leg de werking en het principe uit van een plunjerpomp.

4) Leg de werking en het principe uit van een dieselmotor.

A. Breedte 5) Leg de werking en het principe uit van een benzinemotor.

6) Leg de werking en het principe uit van een persluchtmotor.


B. Hoogte
7) Zoek de werking en het principe op van een persluchtauto (bvb
C. Kleur de Airpod).

8) Leg de werking en het principe uit van een excentriekmechanis-


D. Oppervlakteruwheid me.

9) Leg de werking en het principe uit van een sleufmechanisme.

10)Leg de werking en het principe uit van een nok.

11)Leg het verschil uit tussen een tweetakt en een viertaktmotor.

Controleer ant- 12)Leg de werking uit van ene Poclainmotor. Waar wordt deze motor
woord
het vaakst gebruikt?

Vragen over Waterstof

In het kader van duurzaamheid wordt er in dit hoofdstuk reeds reke-


ning gehouden met alternatieve mechanismen als aandrijving voor

173
een auto. Hierbij denken we in de eerste plaats aan perslucht. Ook met zonnepanelen of windenergie). Wat zijn de afvalstoffen die
waterstof is een energiedrager die toekomst kan hebben bij het ontstaan bij de verbranding of verwerking van waterstof?
transport van de toekomst. De vragen die hier aan bod komen, zijn
8) Wat zijn de troeven van een waterstofauto tegenover een auto op
in het kader van de waterstofproefjes en andere duurzame vormen
elektriciteit?
van energie of energiedragers, die terug te vinden zijn in het pakket
van Horizon, welke in de klas wordt gebruikt. Het oplossen van de 9) Leg de werking uit van een brandstofcel.
vragen wordt geflankeerd door het uitvoeren van heel wat proefjes in
de kit. 10)Leg de twee mogelijke manieren uit om waterstof te gebruiken
als aandrijving van een auto (rechtstreeks in de motor of via een
Meer informatie over de kit kan je HIER vinden: brandstofcel).

http://www.horizonfuelcell.com/#!junior-science-kits/c1dru 11)Leg uit waarom we zuiver water (liefst gedistilleerd water) moeten
gebruiken voor al onze experimenten.

12)Voer de proef uit met het schaalmodel van de waterstofauto. Be-


1) Leg uit wat waterstof is en hoe je het kunt aanmaken.
schrijf de stappen wat er precies gebeurd om de wagen aan de
2) Is waterstof een energiedrager of een vorm van energie? praat te krijgen.

3) Geef de eigenschappen van waterstof (soortelijk gewicht, fysi- 13)Maak een Grafcet van het geheel, vanaf het zonnepaneel tot aan
sche eigenschappen, chemische eigenschappen, verbrandings- de mechanische component (het bewegen van de waterstofauto).
temperatuur, ...)
14)Leg de werking uit van het PV-paneel. Wat is het verschil tussen
4) Leg het verschil uit tussen Helium en waterstof (Hydrogen). een monokristalijn en een polykristalijne structuur? Wat is hiervan
de impact op de werking van de PV-cel?
5) Wat zijn de gevaren van waterstof. Welke preventiemaatregelen
kunnen zoal genomen worden om veilig om te gaan met water- 15)Kan PV werken bij diffuus licht? Leg uit.
stof?
16)Leg de werking uit van een windturbine. Kunnen we windenergie
6) Leg uit wanneer men gestart is met de aanmaak en het gebruik benutten om waterstof aan te maken? Geef aan op welke manier
van waterstof (denk aan de Hindenburg). dat zal gebeuren.

7) Leg uit waarom waterstoftechnologie een schone vorm van ener- 17)Voer de 11 experimenten uit zoals beschreven staat in de docu-
gie is (als de waterstof wordt opgewekt op duurzame wijze, zoals menten van de kit. Beschrijf elk experiment en de stappen die je
moet ondernemen.

174
18)Maak van elke proef een diagram met de stappen.

Opgelet:

Alle onderdelen voor experimenten zijn vrij fragiel. Gelieve alle on-
derdelen met respect en voorzichtigheid te behandelen. Voordat de
les volledig gedaan is, is het belangrijk dat alle experimenten voor-
zichtig worden gedemonteerd en terug op hun geijkte plaats worden
gezet.

Voorzie je antwoorden indien mogelijk van een schets of een sche-


ma, zodat je aan de hand hiervan je uitleg kunt geven en het ant-
woord formuleren. Het uitwerken van de vragen in de les, op de com-
puter, zijn ICT-doelstellingen. Verzorg je antwoorden en de lay-out.

175

You might also like