You are on page 1of 11

Heidegger's visie op wonen in een hedendaagse context

paper geschreven in het kader van het vak Volkshuisvesting, Beleid en Geografie, Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Universiteit Utrecht. versie 2, 23-04-2000 Niels Hatzmann hatzmann@knoware.nl 030-2540923 9530037

H1 Inleiding Nu het woningtekort in grote lijnen haar kwantitatieve karakter verliest groeit de aandacht voor de kwaliteit van het wonen. De regering zal niet meer vallen over het aantal gebouwede woningen, maar veel eerder over de problematiek van ruimtelijke segregatie, welke samenhangt met de opbouw van de woningvoorraad. In de discussie over de kwaliteit van het wonen is het begrip toekomstwaarde een van de buzzwords (VROM, 1997a). Het vat de kern van de problematiek samen: hoe kunnen de negatieve ontwikkelingen in de portiekflat en hoogbouwwijken worden gekeerd, en hoe kan een herhaling in andere gebieden worden voorkomen? Hoe, kortom, kunnen we zorgen voor een duurzame woningvoorraad. Vooralsnog leidt deze discussie tot vernieuwing van de woningtypes die gebouwd worden, tot meer aandacht voor het wooncomfort, materiaalgebruik etc. Daarnaast wordt ook fundamenteler naar de manier waarop de woningbouw tot stand komt gekeken, en is er aandacht voor de rol van de toekomstige bewoner hierin, zoals de discussie over het particulier opdrachtgeverschap bewijst. Gezien de motie Duivestein (TK:29398) die op 16 april 1998 is aangenomen door de Tweede Kamer is een bredere toepassing van dit concept te verwachten. De TK stelt in de motie dat tussen 2005 en 2010 30% van de woningbouw door middel van een vorm van particulier opdrachtgeverschap tot stand moet komen. In alle discussies over het huisvestingsbeleid is dit de eerste daadwerkelijke aanzet tot vernieuwing: het huisvestingsbeleid is tot op heden een beleid geweest van beleidsmakers, stedebouwkundigen, architecten en andere professioneel betrokkenen. Deze paper argumenteert dat het bouwen niet het domein kan zijn van professionele partijen, maar dat het thuishoort bij die partij die feitelijk het meest betrokken is; de uiteindelijke bewoners zelf. De extra aandacht voor het particuliere opdrachtgeverschap is terecht, het concept is mogelijk de oplossingsrichting die het huisvestingsbeleid voor de lange termijn nodig heeft. Het concept toekomstwaarde krijgt in deze gedachtengang echt inhoud als het lukt om de mens en de omgeving waarin deze zich beweegt weer te verbinden. De theoretische wijsbegeerte biedt een eerste ingang tot het denken over deze benaderingswijze. Martin Heidegger heeft in 1954 Over denken, bouwen, wonen gepubliceerd, een verzameling teksten waarin hij vraagt naar het wonen: Wat is het wonen. Zijn visie is met name onder architecten invloedrijk geweest, en heeft aan de grondslag gelegen van het denken dat aan de faculteit Bouwkunde van de TU Eindhoven lange tijd de toon zette. Heidegger gaat in op de rol die het wonen speelt in het leven van de mens, en op welke wijze dit wonen tot stand komt. Zijn visie biedt een theoretische basis voor de uitwerking van het concept particulier opdrachtgeverschap. De probleemstelling van dit literatuuronderzoek is: Wat zouden de gevolgen zijn van de toepassing van Heidegger's visie op het wonen zoals weergegeven in Over Bouwen, Wonen en Denken (Heidegger, 1954), op het hedendaagse volkshuisvestingsbeleid? Om deze probleemstelling te beantwoorden wordt eerst ingegaan op de visie van Heidegger en twee redeneringen van architecten die ingaan op de rol van de bewoner bij het bouwen. Vervolgens wordt ingegaan op twee inhet hedendaagse volkshuisvestingsbeleid relevante discussies, over de stedelijke herstructurering en over de aankomende nota Wonen. In deze nota zal ook worden ingegaan op het particulier opdrachtgeverschap, waarvan de nu bekende invulling met behulp van de visies besproken zullen worden.

H2 Theorie Het wonen is volgens Heidegger een fundamenteel onderdeel van ons bestaan. Het hangt samen met het Zijn van de mens, het wonen is de wijze waarop jij bent, en ik ben, de manier waarop de mensen op de aarde zijn (Heidegger, 1954, p.42). Heidegger beargumenteert dit op basis van de analyse van de woorden wonen en bouwen. Het oude woord buan is de taalkundige bron van beide begrippen, het wonen en het bouwen vallen er in samen. Door redenerend stelt hij dat buan niet alleen de oorsprong is van het bouwen, maar veel belangrijker, van het zijn. Het oude woord bouwen (buan), waartoe het ben behoort, geeft als antwoord: ik ben, jij bent wil zeggen: ik woon, jij woont. (heidegger, p.48). Zijn, bouwen en wonen komen uit hetzelfde woord, het buan. Je bent, dus je woont, en je bouwt om te wonen. Dit is de kern van het denken van Heidegger over het wonen en het bouwen. Om te wonen moeten we dus zijn. Hoe ben je? is dan de vraag. Het zijn van de mens is het denken aan de te-bedenken zaak. Het denken is belangrijker dan het handelen, het denken is in Heideggers visie het werkelijke handelen, en het aardse handelen slechts de uitvoering daarvan. Zijn betekent ook aanwezig-zijn, en het is datgene dat achter de presentie, de aanwezigheid schuilt (Heidegger, p. 44). Heidegger zegt het als volgt: Maar wij denken evenwel nog niet werkelijk, zolang we niet be-denken waarop het zijn van het zijnde berust, wanneer het als aanwezigheid verschijnt (Heidegger, p. 45). De te be-denken zaak is dus het zijn van het zijnde, het object van (of achter) het aanwezig-zijn. Omdat het zijn zich verschuilt, onttrekt het zich aan ons. De te be-denken zaak heeft zich van ons afgewend, en zich daarmee meteen kenbaar gemaakt. Het geeft richting aan het denken, al is dat nog geen werkelijk denken. Heidegger zegt hier dat we zelf geen macht hebben over het zijn, maar dat we ons ervoor moeten openstellen, en moeten proberen om het be-denken. Het zijn van de mens is hiermee eerder een richting dan een punt, en iets wat we als het ware moeten leren. Omdat we zijn bouwen en wonen we. Door te wonen brengen we het zijn bij de dingen, geven we het een plek op de aarde (Heidegger, p. 54). Het wonen en het bouwen hangen samen, men bouwt voor het wonen, voor het onder de dingen brengen van het zijn. Anderzijds bouwen we voor zover we als wonenden zijn, voor zover we als stervelingen op aarde zijn (Heidegger p. 50-51). Het bouwen en het wonen hangen volgens Heidegger samen: hij verwerpt hiermee de op dit moment gebruikelijke levenswijze, waarbij de meerderheid van de bevolking binnen grenzen van wat mogelijk en beschikbaar is huisvesting zoekt. De mens is als het ware onthecht, hij heeft [...] zijn leven zo getechniseerd dat hij in plaats van sterfelijk te zijn tot puur materiaal is geworden voor een technische productiewijze (Heidegger, p. 18). Op basis hiervan doet hij (in 1954) dan ook de uitspraak dat het woningtekort niet bestaat uit het gebrek aan woningen, maar de eigenlijke nood van het wonen is hierin gelegen dat de stervelingen het wezen van het wonen altijd eerst weer zoeken, dat ze het wonen eerst moeten leren (Heidegger, p. 65). 2. Uitwerking Uitgaande van het belang van individualiteit in het wonen hebben Habraken en Weeber, beiden architecten, visies uitgewerkt waarin dit aan bod komt. Opvallend is dat ze vanuit een sterk verschillende uitgangspositie tot een redelijk vergelijkbare conclusie komen. Ze vormen door het verschil in uitgangspunten ook de uitersten van het scala uitwerkingen van particulier opdrachtgeverschap. De dragers en de mensen In de dragers en de mensen uit 1961 gaat Habraken in op het woningtekort. Hij stelt vragen bij
3

de dan gehanteerde methode, namelijk de massawoningbouw, die de individualiteit van de bewoner als het ware uitschakelt; "door deze soort van bewoning wordt men eerst recht het kuddedier, de slaafs behandelde, de onzelfstandige"(Habraken, 1961, p.6). Habraken stelt dat het woningtekort, of liever de schijnbare onoplosbaarheid ervan, veroorzaakt wordt door deze controverse tussen mens en methode (Habraken, 1961, p.6). Volgens zijn redenering is inderdaad de massawoningbouw de oorzaak van het woningtekort, en in zekere zin wordt dit bevestigd door de probleemanalyse die aan de stedelijke herstructurering ten grondslag ligt (VROM, 1997), en waarin de eenzijdigheid en lage kwaliteit van het woningbestand mede als probleemoorzaak worden aangemerkt. Het huisvestingsprobleem definieert Habraken als het probleem van de onderlinge relatie tussen de krachten die werkzaam zijn in de huisvesting. Juist de manier waarop deze samenhang bij de massawoningbouw tot stand komt is voor Habraken de oorzaak van het probleem: "de massawoningbouw is inderdaad de uitkomst van de krachten die in het huisvestingsproces werkzaam zijn, maar pas nadat n kracht uit dit proces verwijderd is."(Habraken, 1961, p.14) De enige manier waarop massawoningbouw kan bestaan is door uitsluiting van het individu. Habraken stelt dat een woning niet een woning is omdat deze voldoet aan normen, afmetingen en dergelijke, maar dat een woning pas als zodanig gekenmerkt kan worden als er mensen gaan wonen. "De menselijke daad, in dit verband de daad van het wonen, bepaalt wat een woning is." (Habraken, 1961, p.26) Het proces van het wonen behoeft dus onze aandacht. Woningen worden nu gezien als dingen of producten, niet als de uitkomst van een proces. Het proces dat hier bedoeld wordt is niet de situatie waarin er sprake is van een product-consument relatie tussen de woning en de mens, maar een proces waarbij aanspraak wordt gedaan op een meer natuurlijke kracht die aan de basis ligt van het wezen van de mens. "Het wonen is de som van het menselijk optreden binnen een afgebakende ruimte, binnen een beschuttende omgeving die door mensen gemaakt is.[...] Wonen is onverbrekelijk verbonden met bouwen, met het maken van de beschuttende omgeving." (Habraken, 1961, p30) Habraken werkt deze trant in zijn boek uit tot een praktisch alternatief voor de bestaande stad. Hij noemt dit alternatief 'de dragers', slingerende betonvloeren waar mensen zelf hun geprefabriceerde woningen kunnen inbouwen.Dit idee heeft veel kritiek gekregen (Frampton, 1985, p.356), zowel op praktisch als op ideologisch niveau. In de Stichting Architecten Research (SAR) is veel tijd besteed aan het inventariseren van alle mogelijke configuraties van dragers en woningen, waardoor de praktische toepassing op de achtergrond raakte. Deze overmaat aan analyse en onderzoek verklaart de afwezigheid van echte resulaten (Weeber, 1998, p.75). Op ideologisch vlak is hem, vanwege zijn uitwerking in de vorm van inbouwwoningen, verweten het wonen te beschouwen als consumptieartikel, en de werking van het kapitalisme, waardoor de vrijheid die hij beoogde te creeeren onder invloed van het grootkapitaal zou verdwijnen, te negeren. Carel Weeber ziet de toegevoegde waarde van Habraken in de wijze waarop hij differentiatie tot een architectonisch thema heeft weten te maken, en noemt de SAR als voorbeeld van hoe de emanciperende maatschappij liefdevol kon worden opgenomen in de systematiek van de volkshuisvesting en hoe het protest en de individualiteit met zachte hand geneutraliseerd konden worden.(Weeber, 1998, p.77) Het wilde wonen Een postmoderne benadering van differentiatie in de woningbouw wordt door Carel Weeber gegeven. Hij heeft niet het gedachtengoed van Heidegger als inspiratiebron, maar de hedendaagse drang naar luxe en individualiteit. Op basis van de notie dat 80% van de mensen het liefst in een vrijstaand huis met een tuin wil wonen (Weeber, 1998, p.12) doet hij een voorstel voor 'Het Wilde Wonen', een marktgericht, individueel en onvoorspelbaar concept voor de volkshuisvesting (Weeber, 1998, p. 61). Dit wordt uitgewerkt in voostellen aan stedenbouwers en bouwondernemers. Het Wilde Wonen berust op zelfbestuur op verschillende schaalniveau's, waarbij de stadsesthetiek geen inzet is maar een resultaat van bouwprocessen
4

(Weeber, 1998, p. 56). Dit zijn praktisch dezelfde woorden als Habraken bezigde, alleen in een radicaal andere gedachtentrant. Op basis van de gewijzigde politiek-economische condities zijn er mogelijkheden voor een omwenteling in de woningbouw. Om dit succesvol te laten zijn, moet het gekoppeld worden aan een nieuwe vorm van ruimtelijke ordening, die hij "Het Wilde Plannen' doopt. (Weeber, 1998, p.88) Dit pleidooi past in het bredere kader van de huidige discussie over de planologie. Ton Kreukels zegt hierover: Er is alle reden om juist bij alle maatschappelijke differentiatie de stedenbouw en planologie te bevrijden van hun automatische associatie met de overheid. Beide disciplines zijn te lang op afstand gebleven van de rijkgeschakeerde wereld van de stedelijke samenleving zelf. (Kreukels, 1997, p.20-21) Het pleidooi van Weeber is het op basis van marktoverwegingen en individualisering toelaten van een veel vrije vorm van ruimtelijke ontwikkeling. Habraken argumenteert bij zijn uitwerking veel meer vanuit een diepere individuele ontwikkeling, los van economisch denken. Hij sluit aan bij het gedachtengoed van Heidegger, en niet alleen bij de visuele uitwerking daarvan.

H3 Toepassing 1. Stedelijke herstructurering Het Stedelijk herstructureringsbeleid heeft op het oog weinig uit te staan met de visies van Heidegger en Habraken. Deze spelen zich af op een niveau dat te laag is voor de stedelijke herstructurering. Stedelijke herstructurering is beleid dat beoogd 'een proces van regeneratie te laten ontstaan' door het 'voor meer partijen vanzelfsprekend te maken deel te nemen aan de vernieuwing' (VROM, 1997). De consument moet een passende woning aangeboden krijgen, mensen moeten een wooncarriere kunnen maken binnen de wijk. Het bieden van diversiteit in woonmilieu's op het wijkniveau, om daarmee de mensen die nu de wijken verlaten binnen te houden, en nieuwe mensen aan te trekken. Echter juist doordat het schaalniveau van deze herstructurering te hoog is gaat ze voorbij aan het fundament van het probleem. Bijna 40 jaar nadat Habraken schreef dat de mens ontbreekt in het proces van volkshuisvesting wordt nog steeds op dezelfde wijze 'voor woningen gezorgd' zonder dat de bewoner daarbij een factor is. Het commentaar is niet voorzien van een praktische oplossing. De pogingen om tot een ontwerpoplossing voor dit probleem te komen zijn namelijk grotendeels mislukt (Weeber, 1998, p.88). Wat dit commentaar echter wel aangeeft is dat de kern van de manier van werken in de volkshuisvesting geen wezenlijke vernieuwing heeft doorgemaakt. De burger staat in dit beleid nog steeds buiten het proces, en daarmee raakt het niet aan de oorzaak van de problematiek. 2. De Nota Wonen De aankomende Nota Wonen van staatsecretaris Remkes bevat 3 procesmatige uitgangspunten (noot a): 1. Van volkshuisvestingsbeleid zal worden overgegaan op woonbeleid, waarbij meer vanuit de integrale behoefte gewerkt zal worden. 2. Verbeteren marktwerking, versterken rol van consument 3. Vernieuwing van de sturing Deze uitgangspunten worden gekoppeld aan een aantal inhoudelijke kernthema's: 1. radicaal inzetten op stedelijke woonkwaliteit 2. aansluiting bij stedelijke groepen behouden 3. keuzeruimte gemancipeerde burger vergroten 4. duurzame oplossing ruim en groen wonen 5. woon / zorg / dienstverleningsarrangementen voor ouderen Op basis van deze hoofdlijnen ontstaat een beeld van de ontwikkelingsrichting van het 'woonbeleid' van de komende jaren. Een deel van de ontwikkelingen de komende jaren zal bepaald worden door een sterkere nadruk op het particulier opdrachtgeverschap, nu de Tweede Kamer heeft uitgesproken dat een belangrijk gedeelte (vanaf 2005 tot 2010 33%) van de te bouwen woningen door middel van particulier opdrachtgeverschap gerealiseerd moet worden.(RIGO, 1999, p.1) Ten behoeve van de voorbereiding van de Nota Wonen is onderzocht op welke wijze het particulier opdrachtgeverschap kan worden uitgewerkt. Dit is interessant, omdat de invulling van deze vorm van huisvesting mogelijkheden biedt voor de praktische uitwerking van de ideen over een grotere rol voor de mens, de bewoner, in het bouwproces. Hieronder is overzicht van de mogelijke invullingen voor particulier opdrachtgeverschap afgezet tegen de
6

ideen van Heidegger, Habraken en Weeber opgenomen. Eigenbouwladder De eigenbouwladder (RIGO, 1999, p. 18), die in de onderstaande figuur is opgenomen, geeft een overzicht van de mogelijke invullingen van particulier opdrachtgeverschap.
Tabel 1: De eigenbouwladder: van traditionele eigenbouw tot en met consumentgerichte projectontwikkeling Eigenbouw Variant Traditionele eigenbouw Toelichting De particulier koopt kavel en ontwikkelt de woning al dan niet in samenwerking met architect en aannemer Een groep particulieren koopt kavel en ontwikkelt samen met behulp van architect, begeleider en aannemer een complex rijwoningen of appartementen in de koopsector De particulier ontwerpt samen met systeembouwer de woning, die vervolgens wordt samengesteld uit gestandaardiseerde componenten (prefab op onderdeelniveau) De particulier zoekt in een catalogus de gewenste woning of stelt aan de hand van voorbeelden de woning samen Projectontwikkelaar koopt de kevels, ontwerpt en bouwt de woningen. De consument heeft keuze uit verschillende variaties gevel, kleurstelling, materiaal en woninggrootte. Er zijn mogelijkheden om de inbouw te bepalen Kenmerken Veel kennis en ervaring nodig Veel risico Grote verscheidenheid in ontwerpen Vaak duur Mogelijkheid risicobeperking Goede afstemming mogelijk Vaak goedkoop

Collectief opdrachtgeverschap

Systeembouw

Weinig risico Verscheidenheid in ontwerpen Kan goedkoop (schaalvoordelen)

Catalogusbouw

Weinig risico Minder verscheidenheid in ontwerpen Kan goedkoop (schaalvoordelen) Weinig risico Kan op grote schaal, waardoor afstemming en schaalvoordelen Mogelijk haalbaar in goedkopere prijsklassen van de marktsector

Consumentgerichte projectontwikkeling

bron: RIGO, 1999

Heidegger Alleen de traditionele eigenbouw past volledig in de visie van Heidegger, omdat hij ervan uitgaat dat op een individueel niveau gebouwd wordt vanuit het wonen. Het gaat om een echte ervaring die bijdraagt aan de persoonlijke verrijking, die bijdraagt aan de hechting van de mens in zijn omgeving. Habraken Het hoofdthema van Habraken is het terugbrengen van de mens in het huisvestingsproces. Hij noemt de natuurlijke kracht als een fundamentele drijfveer, en als we in de tabel kijken naar de mogelijkheden om deze tot uiting te laten komen zijn drie mogelijkheden waarbij de mens als deelnemer in het huisvestingsproces een rol kan spelen. De traditionele eigenbouw, het collectieve opdrachtgeverschap en de systeembouw bieden hiervoor in beginsel voldoende mogelijkheden. Het collectieve opdrachtgeverschap en de systeembouw zijn expliciet opgenomen in de uitwerking van Habraken, al is het goed mogelijk om vragen te stellen bij de consequentie van deze opname: is bijvoorbeeld de wens tot het zelf inrichten van de omgeving voldoende gewaarborgd met systeembouw? Weeber Het concept van Personal Housing, dat Weeber gebruikt als uitwerking van zijn ideen, is in de vorm van de systeembouw terug te vinden in de tabel. Systeembouw lijkt dan ook de meest pragmatische middenweg te zijn tussen zelfbouw en massawoningbouw.

H4 Conclusies ten aanzien van beleid Het is mogelijk om op basis van de ideen van Heidegger en de uitwerkingen van Habraken en Weeber een aantal beleidsuitspraken te doen. In deze paragraaf wordt een poging ondernomen de theorie en het beleid te verbinden, en uitspraken te doen over de wijze waarop het wonen zich zou kunnen ontwikkelen. Heidegger geeft aan dat het wonen van een veel groter belang is voor de samenleving dan waar nu van uit gegaan wordt. Omdat wonen samenvalt met zijn is de grondtrek van het bestaan. Met zijn visie op wonen presenteert hij een bouwsteen voor een visie op de samenleving. Deze visie kan worden gecompleteerd door haar te plaatsen in het licht van bijvoorbeeld Etzioni, die een concept heeft ontwikkeld voor de 'active society', waarin voor burgers een handelende rol is weggelegd bij het mede-bepalen van de ontwikkeling van de samenleving. Het bouwen is laten-wonen, en daarmee is het succes van het woonbeleid afhankelijk van de mate waarin het stimuleert tot wonen, en daarmee tot zijn. Door deze brede context is deze vraag niet alleen afhankelijk van het woonbeleid, de samenleving als geheel heeft hierbij een belangrijke rol. De opkomst van het particulier opdrachtgeverschap op de politieke agenda kan vanuit dit perspectief alleen maar worden toegejuicht. Mits op een juiste wijze uitgewerkt geeft het ruimte aan de zelfontploong van mensen, en aan het uitvoering van het denken. Als particulier opdrachtgeverschap echter wordt uitgevoerd als consument-gerichte projectontwikkeling is het niet meer dan window-dressing, omdat de rol van de burger dan weer tot die van de ontvager van de woningbouw vervalt. Voor een grotere vrijheid van handelen is een andere opzet van de ruimtelijke ordening nodig, om het particulier opdrachtgeverschap niet dezelfde weg te laten gaan als de voorstellen van Habraken in de jaren zeventig zal er bij uitvoering hiervan een andere benadering gekozen moeten worden, zodanig dat het bouwen vanuit het individuele wonen vorm krijgt.

Noten noot a De beleidslijnen die hier geschetst worden zijn overgenomen uit het college Volkshuisvesting, beleid en geografie van 26 januari .

10

Literatuurlijst Adri Duivestein (1997), De burger als opdrachtgever, in: Land in Zicht, M. Hajer en F. Halsema, 1997. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, p. 83-104. K. Frampton (1985), Moderne architectuur, een kritische geschiedenis. Uitgeverij SUN, Nijmegen, 355-57 Martin Heidegger, (1954), Over denken, bouwen, wonen. Vertaling van Bauen, Wohnen und Denken uit 1954 door H.M. Berghs. Uitgeverij SUN, Nijmegen, 110p. J. Habraken, (1961), De dragers en de mensen. Het einde van de massawoningbouw, Heruitgave door Stichting Architecten Research van origineel uit 1961. Stichting Architecten Research, Eindhoven, 128p. A.M.J. Kreukels en J.B.D. Simonis, (1988), Publiek Domein, de veranderende balans tussen staat en samenleving. Boom, Meppel, 10p. A.M.J. Kreukels, (1997), Een perspectief voor de stad, Reader VBIBB. Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen (UU), Utrecht, 30p. I. Nio en A. Reijndorp, (1997), Groeten uit Zoetermeer. NAi Uitgevers, Rotterdam, p.14653. W.D. Parsons, (1995), Public Policy, an introduction to the theory and practice of policy analysis. Edward Elgar Publishing Limited, Cheltenham, 600p. (gebruikt: p. 435-37) RIGO, (1999), Particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw, Nederland en West-Europa (deel 1 en 2). Rigo, Amsterdam, 200p. VROM, (1997), Nota Stedelijke vernieuwing. Ministerie VROM, Den Haag. VROM, (1997a), Woonverkenningen 2000. Ministerie VROM, Den Haag. C. Weeber, (1998), Het wilde wonen. Uitgeverij 010, Rotterdam, 91p.

11

You might also like