Professional Documents
Culture Documents
College 1: ziekten & oorzaken (H1), regressieve veranderingen (H2), afweerreacties (H3)
College 2: verslag uitleg, infectieziekten (H4), groeistoornissen (H6)
College 3: circulatiestoornissen (H5), aandoeningen van hart en bloedvaten (H9)
College 4: longen (H10)
College 5: gastcollege veroudering
College 6: nieren (H12), diabetes (H8.5)
College 7: aandoeningen houding en bewegingsapparaat (H15), gastcollege
College 8: aandoeningen houding en bewegingsaparaat, artrose, artritis, osteoporose (H15)
College 9: Neurologie, ms, als
College 10: cva (H16)
College 11: gastcollege ziekte van parkinson
Ziekten en oorzaken
Pathologie = ziekteleer
Cellulaire pathologie
- Pathos = lijden, ziekte
- Lagos = kennis, wetenschap, leer, kunde
- Etiologie = (leer van) oorzaak of oorzakelijke factoren
- Pathogenese = ontstaanswijze van ziekte
- Symptomen = gevolgen manifeste ziekteverschijnselen
- Complicatie = bijverschijnselen
Definitie nu:
Gezondheid is een toestand van een zo optimaal mogelijk fysiek, mentaal en sociaal welzijn,
waarbij iedereen de kans moet hebben om als mens capaciteiten te ontwikkelen en te
gebruiken met een maximum aantal vrijheidsgraden en keuzemogelijkheden.
Cel = de kleinste functionele eenheid, die alle genetische informatie van dat organisme bevat
Types noxen:
Endogeen: vanuit het organisme zelf Exogeen: van buitenaf
- Erfelijke predispositie - fysisch
- Inactiviteit - chemisch
- Senescentie (veroudering) - intoxicatie
- Stress - voedingsdeficiëntie (nutriënten)
- Immunologische reacties - infecties
Celtype en regeneratievermogen
- Soorten necrose:
o Coagulatienecrose = afsluiting arteriële bloedtoevoer (hart infarct)
o Colliquatienecrose = bacteriële infecties, herseninfarct – necrose hersendelen
o Vetnecrose = pancreas (eiwit lipase lekt) (vet komt buiten vetcellen)
o Fibrinoïde necrose = vasculitis = ontsteking in de vaten (m.n in bloedvaten)
o Verkazende necrose = tuberculose (korrelig weefsel)
Ultieme regressie:
- Cel degeneratie weefsel degeneratie orgaandegeneratie uitval van vitale
functies/ systemen de dood
Afweerreacties
Niet-/ aspecifieke afweer
- Passief = huid, slijmvliezen (pH, trilhaar), skelet, darmflora, huidflora
- Actief = cellulair – granulocyten, lymfocyten, macrofagen
Specifieke afweer = immuunsysteem
Aspecifieke afweer
Eerstelijns = passief (huid, haren, slijmvliezen)
Tweedelijns = diverse witte bloedcellen – leucocyten
- Grootste deel leucocyten neutrofile fagocyt
- Andere:
o Dendritische cellen
o Monocyten
o Eosinofiele granulocyt
o Mestcellen
o Basofiele granulocyten
Ontsteking:
- Doel ontsteking = elimineren van lichaamsvreemd materiaal
- Lokale reactie op weefselbesdchadiging, van welke aard dan ook (chemisch, fysisch,
mechanisch, micro-organisme, etc)
- Gericht op neutraliseren / verwijderen van schadelijk agens en herstellen van schade
Cellen:
- Fibroblasten (stoffen voor wondgenezing)
- Histocyten (macrofagen, opruimers van afval)
- Mestcellen (histonine, etc, zorgen voor vaatverwijding)
- Plasmacellen (antistoffen van het immuunsysteem)
- Bindweefselvloeistof: grondsubstantie, mucoïd
- Bindweefstelvezels: collageen en elastine
Fasen ontsteking
- Hyperaemie = histamine & bradykinine vrij vasodilatatie
- Exsudatie = vaten worden ‘lek’, passage van water, zouten en kleine eiwitten uit
plasma naar beschadigde gebied
- Infiltratie van leucocyten-diapedese = uittreden van granulocyten, monocyten of
macrofagen en plasmacellen o.i.v cytokines
- Proliferatie = fibroblasten, doel regeneratie en herstel van het weefsel
Hyperaemie = versterkte doorbloeding door vaatverwijdende stoffen (histamine en
bradykinine) aan veneuze kant ontstaat verhoogde doorbloeding door vasodilatatie
wordt de flow verlaagd door meer flow raakt weefsel rood gekleurd = rubor en warmer =
Calor dan door naar exsudatie
Exsudatie vaten worden lek, vocht blijft achter = eudeem (tumor), eudeem is het
uittreden van vocht uit de bloedbaan als gevolg van een verhoogde permeabiliteit van de
vaatwand van de haarvaten vind ook plaats o.i.v histamine en bradykinine
hydrostatische druk in capilairen stijgt waardoor meer vocht de bloedvaten verlaat dan
normaal verhoogde permeabiliteit eiwitten verlaten bloedbaan oncotische druk en
terugresorptie aan einde capilairen daalt. Dus veel vocht = ontstekings eudeem.
Afweerreacties
- Door noxe ontstaat weefselbeschadiging
- Rubor en calor
o Vaso-actieve stoffen: histamine & bradykinine
o Vasodilatatie capillairen: verhoogde doorbloeding
- Tumor
o Verhoging permeabilitiet capillairen
o Uittreding vocht en eiwit
o Zwelling weefsel
- Dolor (pijn) en functio laesa
o Zwelling weefsel, druk op zenuwuiteinden
o Vrijkomen prostaglandinen
o Weefsel niet goed belastbaar gestoorde functie (functio laesa)
fagocytose
- Fagocyt = type witte bloedcel, ruimt een pathogeen op door middel van fagocytose
o Fago = eten; cyt = holte cel
- Er zijn twee soorten fagocyten: macrofagen en microfagen
- Neutrofiele granulocyten tekort hiervan zorgt voor hoge gevoeligheid voor
infecties
Fagocyten spelen een belangrijke rol in het op gang komen van de bestrijding van
pathogenen
Stoornissen wondgenezing:
- Littekenweefsel
- Wild vlees/ keloïd (negroïde ras)
- Contractuurvorming
Specifieke afweerreacties
Bij specifieke afweer wordt het lichaam eerst besmet met een antigeen (AG): virus, bacterie,
lichaamsvreemde stoffen, hierna kunnen er 2 processen plaatsvinden:
1. Cellulaire afweer = activatie T-cellen, sensitisatie, productie antigeen receptieve
T-cellen, directe neutralisatie antigeen
2. Humorale afweer = activatie T-cellen + mobilisatie B-cellen door T-helpercellen
vorming:
- Plasmacellen maken antilichamen aan
- Geheugencellen
gevolg = duurzame immuniteit
Stoornissen immuniteit
- Allergische reacties:
o Immediate (mestcel/ antilichaam, bijv. hooikoorts)
o Delayed (T-cel, bijv. nikkelallergie, na 24 uur)
- Auto-immuunziekten: richt zich tegen lichaamseigen cellen (reumatoïde artritis)
- Immunodeficiëntie (HIV/AIDS)
Type 1:
- Type 1 = anafylaxie immediate-type hypersensitiviteit (HI)
- IgE gemedieerde mestcel granulatie
- Atopie, Hooikoorts, astma
- Humorale immuniteit
Type 2:
- Cytotoxische type
- Gericht tegen celoppervlakte antigenen
- Hemolytische anemie, ziekte van goodpasture
Type 3:
- Immuuncomplexziekten
- Het gaat om opgeloste antigenen die niet zijn gebonden aan het celoppervlakte
(zoals type 2)
- Antilichamen gericht tegen endo- of exogene oplosbare antigenen. Aanwezigheid
immuuncomplexen
- Reuma, vasculitis, systemische lupus erythematodesSLE
Type 4:
- Vertraagd type van overgevoeligheid, delayed type
- Hypersensitivity cellulair gemedieerd
- T-lymfocyten en macrofagen met productie van allerlei cytokinen
- Contact allergie: huidreacties
- Celualair dus niet humoraal
Hoorcollege 2: infectieziekten en groeistoornissen
Infectie = ontsteking door pathogeen micro-organisme
1. Bacterien
2. Schimmeld/ gimmels
3. Protozoa
4. Prionen
5. Virussen
Pathogeen micro-organisme
1. Bacterien
o Bolvormige kokken
Diplococcus: gonottoe
Staphylococcus: pyrogeen, furunken (steenpuist), MRSA
Streptococcus: keelontsteking, pneumonie
o Staafvormige bacterie, bacillen
Tuberculbacil van Koch: tuberculose
Clostridium: tetanus, botulisme
Legionella
o Kurkentrekkervormige, spirocheten
Treponema pallidum: syfilis
Borrelia burgdorferi: ziekte van lyme
2. Schimmels/ Gisten
o Aspergillus
o Candida albicans spruw (mondinfectie)
3. Protozoa: parasieten
o Plasmodium parasiet malaria
4. Prionen: eiwitten
o Verkeerd gevouwen eiwitten
o Boviene spongiforme Encefalopathie (BSE) (gekke koeien ziekte)
o Creutzfeldt-Jakob
5. Virussen
o Influenza (griepvirus)
o Herpes
o Polio
o HIV
o H5N1 (subtype van influenza virus)
o SARS-CoV-2
Overdracht van infectieziekte
Infectieziekte = overdraagbaar
- Directe besmetting: mens op mens, dier op mens (vogelgriep, malaria, corona)
- Indirect: via attributen (naalden), uitwerpselen, voedsel
Besmettingsweg
1. Enteraal: via maag/darmstelsel
o Cholera, water
o Voedselvergiftiging: salmonella
2. Parenteraal: niet via maag/darmstelsel
o Aerogeen (lucht) = influenza, corona, rhinitis, longontsteking, TBC
o Cutaan (huid/ slijmvliezen) = herpes, SOA
o Hematogeen (bloed) = hepatitis, AIDS, malaria
Immuniteit
- Immuniteit (actief/ passief, natuurlijk/ kunstmatig)
o Actief = zelf antilichamen produceren
Ziekte
Vaccinatie: verzwakt/ doddt antigeen (griep, DKTP, HPV, COVID-19)
o Passief = immuniteit wordt niet door jezelf gemaakt
Op natuurlijke manier: borstvoeding
Op kunstmatige manier: inenting met antilichamen
Behandeling
- Antibiotica: bij bacteriële, schimmel-, gist- en protozoa-infecties
- Antivirale middelen = virus remmer
o Azidothymidine (AZT) antivirus middel voor HIV en AIDS patiënten
Categorieën
- Epidemie = binnen landsgrenzen, >60 : 100.000 bij griep
- Pandemie = over landsgrenzen, Spaanse griep & COVID-19
SARS 2002-2003
- SARS – Severe Acute Respiratory Syndrome Virus
- Ontstaan in China
- Verwekker: nieuw human RNA coronavirus
Corona virus
- Algemene naam van een grote familie van virussen
o 2019-nCoV, maar ook SARS uit 2003 en MERS uit 2012
- Een virusdeeltje bestaat uit een stukje genetisch materiaal, omgeven door een
eiwitmantel
- Corona (kroon/ krans)
o Virus met envelop van uitstekende eiwitten
COVID-19
- Veroorzaker: SARS-C0V-2 virus coronavirus disease 2019
- Oorsprong: waarschijnlijk vleermuis (vergelijkbaar virus gevonden in vleermuizen)
o Verschillende varianten (alfa, beta, delta, omicron)
- Locatie: Wuhan, op de markt
COVID-19 symptomen:
- Acuut
o Koorts
o Hoesten
o Verkouden
o Geur- en smaakverlies
o Heftige longontstekingen
- Long COVID
o Fysiek conditie verlies
o Cognitieve problemen
Concentratie
Vermoeidheid
Groeistoornissen
Grove indeling:
- Algemeen Gecontroleerd
o Dwerggroei:
Achondroplasie
10% dominante overerving, 90% spontante mutatie
Mutatie van 4e chromosoon
1:40.000
‘uit verhouding’ (hoofd en romp normaal, ledematen heel
klein)
Primordiale dwerggroei
In het geheel heel klein, dus wel alles in verhouding maar alles
is dus klein
o Reuzengroei:
Acromegalie
Vaak tumor in hypofyse
Groeihormoon
Groeistoornissen – ongecontroleerd
- Ongecontroleerde groei: kanker
o Oncologie: wetenschappelijk specialisme
o Gezwel – nieuwvorming = neoplasma = tumor
o Cel toename niet op normale wijze gereguleerd (autonoom)
Stopt zelden spontaan
- Kwaadaardig: maligne, proliferatie, invasief
- Goedaardig: benigne, ingekapseld
Incidentie kanker:
3 : 1000 mannen per jaar 2,5 : 1000 vrouwen per jaar
Longkanker 24% (roken) borstkanker 31%
Prostaatkanker 14% dikke darmkanker 10%
Oorzaken kanker:
- Carcinogene factoren
o Carcinogene stoffen (kankerverwekkend, teer, dioxinen)
o Straling (ioniserend, UV)
o Irritatie (asbest, silicose)
o Pathogenen: virus
- Persoonsgebonden factoren:
o Gastheer: genetica, leeftijd, status immuunsysteem
o Omgeving: leefstijl, werksituatie, woonplek
Pathogenese tumor:
Carcinogene factor mutatie in genetisch materiaal ongecontroleerde celgroei
doorgegeven aan elke nieuwe generatie cellen binnen de tumor
- Abnormale celgroei gaat door, ook zonder veroorzakende prikkel
- De mutatie is er nu eenmaal
Groeistoornissen terminologie:
- Naamgeving = weefseltype en plek
o Sarcoom = steun-bindweefsel
o Carcinoom = epitheel weefsel long
o Hematoom = bloed
o Melanomen = pigmentcellen huid
- Vaak benigne en maligne vorm
o Osteoom – osteosarcoom (kwaadaardig) (vanuit bindweefselbot)
o Adenoom – adenocarcinoom (goedaardig)
vanuit klierepitheel – cellen met excretiefunctie
Verspreiding tumor
- Van lokale uitgroei tot verspreiding
- Uitzaaiing – metastasering
o Alleen bij maligne tumoren
Verspreiding in fasen
1. Invasie cellen van primaire tumor naar bloed en/of lymfevaten
2. Transport van tumorcellen in bloed en/of lymfevaten
3. Aanhechting tumorcellen aan vaatwand
4. Vermeerdering aantal tumorcellen waardoor dochter tumor ontstaat
Metastaseringsroutes
1. Lokaal
2. Lymfogeen, verdikte lymfeklieren
3. Hematogeen, via het bloed
4. Lichaamsholten
Hematogene route:
- Vena portae type
o Tumoren in maag/darmkanaal metastaseren naar lever
- Vena pulmonalistype
o Tumoren in longen: via linke kant hart door hele lichaam
- Vena cava type
o Tumoren van perifere organen bereiken longen rechterhart en a. pulmonalis
Gevolgen van kanker
Afhankelijk van locatie/ stadium
o Obstructie
o Functieverlies organen, hersenen
o Fracturen
o Bloedingen
o Pijn
o Ondervoeding/ uitdroging
Behandeling kanker
- Curatief (genezend) vs palliatief (zo fijn mogelijk maken, weten dat het niet weg gaat)
- Systemsiche = werkt op het hele lichaam (hormoonbehandeling, chemotherapie)
- Locoregionale behandeling – rond de tumor geconcentreerd
(radiotherapie, chirurgie)
- Immuuntherapie = activeren van eigen immuunsysteem om kankercellen te
vernietigen (melanomen, longkanker)
HC 3 circulatiestoornissen en hartstoornissen
Circulatiestoornissen:
- Algemeen
- Lokaal
- Vaatproblematiek
Endotheel
- Actieve cellen – regulerende functie in vochtbalans tussen bloed en weefsel
Media van elastische arteriën
- Laat rek toe – aanwezigheid van dikke elastine vezels
- Rek verminderd met leeftijd stijging bloeddruk
Media van musculaire arteriën
- Laat contractie en dilatatie toe – concentrisch gelaagde gladde spiercellen
Adventitia
- Bindweefsel met vaso vasorum voor bloedvoorziening van de vaatwand
Watertransport in/uit vaten
- Hydrostatische druk = verschil intravasculaire en extravasculaire druk
- Oncotische (colloïd-osmotische) druk = osmose die ontstaat door eiwitconcentratie
- Oedeem = vochtophoping in interstitiële ruimte
o Verstoring in evenwicht hydrostatische of oncotische druk
Oedeem
1. Verhoging hydrostatische druk
o Hartfalen linker ventrikel: hierdoor drukverhoging in longvenen en in
microcirculatie waardoor longoedeem optreedt
o Hartfalen rechter ventrikel: oedeem in perifere weefsels (enkel, lever)
2. Verlaging van de colloïd-osmotische druk
o Eiwitgehalte in bloedplasma (albumineconcentratie)
o Slechte voeding, verhoogd eiwitverlies bij nierfalen, darmaandoeningen
Dan een opgezwollen buikje
3. Lymfoedeem
o Drainage van weefselvocht is verstoord
o Infecties (elefantiasis (olifanten benen), parasitaire wormpjes)
o Trauma (stoten en lymfevat gaat kapot)
o Okseltoilet mammatumor verwijderen (komt veel voor)
4. Verhoogde osmotische druk van het bloed
o Verandering Na+ concentratie
o Nierfalen natriumretentie vochtretentie verhoogd bloedvolume
oedeem
Shock
Shock = te weinig stroming van bloed in het lichaam
- Daling bloeddruk
- Falende perifere microcirculatie
- Weefselbeschadiging door hypoxie
Centraal en perifere shock (hart vs circulatie)
Vaatproblematiek
- Stenose = vernauwing van opening in lichaam, vaatvernauwing
- Aneurysma = verwijding van de vaatwand, ruptuurgevaar
- Ischemie = tekort aan bloed in weefsel
o Relatief of absoluut
o Gevolgen divers
Voorbijgaand: angina pectoris, TIA
Blijvend: infarct (necrose), bijv hartinfarct, CVA
o Redenen: meestal atherosclerosis, trombose of embolie
- Infarct = necrose door ischemie
o Gevolg van:
Behoefte weefsel aan zuurstof en bloed
Collaterale bloedvoorzieningen
Absolute obstructie = trombose, embolie, verlamming vaten door
toxine
Relatieve obstructie = vaatspasmen (ziekte van Raynaud), hypotensie
Bloeddruk
Druk in arteriën
- Systole = bovendruk
o Bloedvolume, slagvolume en elasticiteit vaten
- Diastole = onderdruk
o Weerstand perifere vaten
Hypertensie
Richtlijn: systolische en/of diastolische
Bloeddruk verhoogd bij (>140 en >90)
Risicofactor voor:
- Aandoeningen waarbij atherosclerose risicofactor is
- Nierfunctiestoornissen
- Oogbloedingen
Behandeling atherosclerose
- Ballondilatatie – stenting (dotter)
je duwt dan de vernauwing naar buiten
- bypass/ overbrugging
- Vervanging arteriën: broek-prothese
2. Trombose
o Verstopping bloedvat door bloedstolsel
Ontstaan op die locatie
o Virchow trias:
Schade vaatwand (endotheel)
Bloedflow (te snel/ langzaam)
Stollingsfactoren in bloed
o Oorzaken
Endotheelschade
Vertraagde flow perifere vaten
Teveel trombocyten/ erytrocyten, toename viscositeit
o Belangrijkste oorzaak
Arteriele trombose = arteriosclerose
Veneuze trombose = stasis (vertraagde flow)
Losschieten trombus: embolie, trombus, verplaatst naar elders
3. Embolie
o Verstopping bloedvat door ‘iets’
Ontstaan op andere locatie
o Veneuze embolie: longembolie
o Arteriële embolie: orgaanfunctiestoornissen, infarcering: necrose (bijv.
MI,CVA)
o Embolie anders dan door trombus
Vet (botbreuk)
Gas/lucht (caissonziekte)
Tumorcellen
Bacterieklompjes (pyemie, hartkleppenvegetatie)
Aandoeningen Hart
Hartaandoeningen
Hartfalen = decompensatio cordis = hart kan niet genoeg bloed rondpompen voor metabole
activiteit
- Algemene symptomen
o Pijn op de borst, uitstraling, ischemie myocard
o Dyspnoe: kortademigheid, astma cardiale
o Cyanose: blauwverkleuring (huid, slijmvliezen)
o Palpaties of hartkloppingen
Kan bij ritmestoornissen (AV blok, atriumfibrillatie, ventrikelfibrillatie)
- Vervolg van de symptomen:
o Oedeem: forward failure vochtretentie nieren
o Longoedeem = astma cardiale
o Bewustzijnsverlies: sinusarrest, AV-block
Stop cardiac output > 6 sec
o Shock: forward failure, afname circulerend bloed
o Acute dood (ventrikelfibrillatie, 5-10 min)
Linker hartfalen:
- Meest voorkomend
- Forward failure: te weinig bloed naar grote bloedsomloop
- Oorzaken:
o Acuut, infarct
o Chronisch: hypertensie, klepdefect (mitraalkleppen, aorta)
- Symptomen:
o Dyspnoe
o Longoedeem (astma caridale) door stuwing, kriebelhoest
o Hypertrofie linker ventrikel
o Rhonchi (geluid nav vernauwing in longen)
o Vermoeidheid
o Orgaanfuncties verminderen (minder bloed/ O2, shock)
Rechter hartfalen (rechtse insufficiëntie)
- Backward failure: veneuze terugstroom hart minder
- Oorzaken:
o Chronische longziekte, afwijking rechter ventrikel, linksdecompensatie,
pericarditis, kleppen
- Gevolg: overvulling veneuze systeem, stuwing
- Symptomen:
o Oedeem
o Verminderde nierfuncties: zout- en waterretentie
o Vergrootte lever
o Nycturie (‘s nachts veel plassen)
o Hypoxemie (te weinig zuurstof in bloed)
3 specifieke hartaandoeningen:
1. Hartkleppen
o Mitralis klep = klep tussen linker atrium en linker ventrikel
Twee types
o Stenose = vernauwing door verdikking en/of stugger worden
o Insufficiëntie: kleppen sluiten niet goed en lekken
- Oorzaken:
o Ontsteking/ infecties zoals bij acuut reuma
o Syfilis
o Trombotische vegetaties, littekenweefsel
Bv mitralisklepstenose, hij opent dus niet goed. Niet al het bloed uit de longen kan naar
linker ventrikel.
Gevolgen:
- Hypertrofie en dilatatie van linker atrium
- Decompensatio cordis (linker hartfalen)
- atriumfibrilleren
Infecties hart:
- Endocarditis
o Ontsteking van endotheel/ hartkleppen
o Bacteriële infecties (kokken) evt. Met vegetatievorming
o Complicaties: embolie, klepdefecten, aneurysma
- Myocarditis
o Spierweefsel van hart is ontstoken
Vaak komt dit door reumatische aandoening of door een virus
o Verschijnselen: Als bij decompensatio cordis, Koorts, aritmie
o Complicatie: degeneratie spierweefsel
- Pericarditis
o Ontsteking van buitenkant van hart, hartzakje
o Oorzaak door reumatisch, virus, hartinfarct, sepsis/ pyemie
Acute behandeling
- Pijnbestrijding
- Zuurstof
- Trombolyse, antistollings middelen
Later:
- Dotteren
- Bypass operatie
- Medicatie (antistolling, diuretica, digitalis, nitroglycerine enz)
HC 4 luchtweg en longaandoeningen
Functie van de longen
1. Gas uitwisseling
2. Bevochtiging van ingeademde lucht
3. Bescherming tegen ingeademde prikkelende en infectieuze deeltjes
Gasuitwisseling
Ventilatie = actief voortdurende verversing van alveolaire luchtvoorraad
Diffusie = passief transport gassen van hoge naar lage partiële gasdruk (longen-bloed, bloed-
lichaamscellen)
Perfusie = doorbloeding longweefsel (zuurstofarm bloed stroomt lang geventileerde alveoli)
Ventilatie perfusie balans = afstemming ventilatie en doorbloeding lopen
Disbalans: verandering in partiële koolzuur druk (PCO2), pH en
partiële zuurstof druk (PO2)
De bronchiale boom:
- Trachea
- Bronchi (kraakbeen)
- Bronchioli (glad spierweefsel)
Gasuitwisseling
- Diffusiecapaciteit bepaald door:
o Oplosbaarheid gas
o Drukverschil aan weerszijde van membraan
o Oppervlakte & dikte van membraan
- Verandering van alveoli-capillaire membraan door ziekte belemmeringdiffusie
- Grootste gedeelte O2 transport via hemoglobine
Bloedgaswaardes:
!!! Verstoorde bloedgaswaardes:
- Hypoxemie: verlaagde PO2 (<10)
- Hypercapnie: verhoogde PCO2 (>6)
- Hypocapnie: verlaagde PCO2 (<4.6)
Ademhalingsspieren
Hyperventilatie (abnormaal)
- Meer ventileren dan nodig (PCO2 homeostase
- Stijging pH: respiratoire alkalose
- Symptomen
o Spierpijn
o Moeheid
o Tintelen vingers, tenen, lippen
o Hoofdpijn/ bonzen
o Hartkloppingen, pijn op de borst
o Droge mond
o Paniek, angst
Hypoventilatie
- Minder ventileren dan nodig (PCO2 homeostase)
- Daling pH: respiratoire acidose (acid = zuur)
- Bijvoorbeeld spierziektes
- Wanneer je dit Chronisch hebt: reactive nieren H+ uitscheiden en HCO3-
aanmaken
- Gevaar: wegvallen ademprikkel voor ademcentrum (hersenstam) door langdurige
hoge PCO2 (bijv. na beademing)
Respiratoire insufficiëntie
- Onvoldoende O2 opname/ CO2 afgifte via ademhaling
o Hypoxemie en hypercapnie
- Oorzaken:
o In de longen zelf
Vernietiging longweefsel, belemmering gastransport (emfyseem,
fibrose)
o Buiten de longen
Intoxicatie, sedatie of spierziekte
Cor pulmonale kan ook ontstaan als gevolg van respiratoire insufficiëntie
- Overbelasting rechter harthelft door longafwijking
Respiratoire insufficiëntie insufficiëntie van kleine circulatie dilatatie van de rechter
harthelft cor pulmonale
- Oorzaak:
o Verhoogde weerstand in longcirculatie (bv. Emfyseem, contrictie arteriolen)
o Recidiverende infecties van luchtwegen (chronische bronchitis)
Longfunctie onderzoeken
1. Spirometrie
o Statische longvolumes (VC, IRV, Vt)
o Dynamische longvolumes (FEV1)
o Ventilatiecapaciteit (MVV30)
o Max in en max uit, pennetje op blad (zelf ook gedaan)
2.
Pneumotachograaf:
o Piekstroommeting
o MEFmax (max uitademingsstroom)
o Stroom-volume diagram
Pneumothorax
- Ingeklapte long
- Lucht tussen pleurae (vliezen)
- ‘messteek’ in borst, scherpe pijn
- Oorzaak:
o Kan spontaan zijn (idiopathische/ complicatie)
o Trauma, wanneer je een wond hebt en er komt lucht van buiten in
- Complicaties
o Ventielpneumothorax
o Haemopneumothorax (niet alleen lucht maar ook bloed komt in de ruimte)
Longkanker
- Meestal eerst in bronchi (epitheel)
o Longcarcinoom
- Risico’s
o Roken
o Stoffen omgeving
- Vormen
o Kleincellige ongediffenrentieerde longcarnicoom (snel groeiend)
o Grootcellig ongedifferentieerd
Plaveiselcelcarcinoom (sterke relatie roken)
Symptomen longkanker:
Eerst:
- Algehele malaise
- Verlies van eetlust, vermagering
- Verhoging (koorts)
Bronchopulmonaire symptomen
- Kriebelhoest
- Haemoptoë (ophoesten bloed)
- Heesheid
- Dyspnoe, sweezing, stridor
- Slikstoornissen (wanneer de tumor is gegroeid en tegen slokdarm groeit)
Metastasering
- Vaak komen hier pas echt de symptomen vandaan die leidt tot klachten en kan het
pas gediagnostiseerd worden
Behandeling
1. Chirurgisch
2. Radiotherapie
3. Chemotherapie
Prognose is slecht
- 5-jaars overleving NSCLC 15%, SCLC 5%
- 60-70% overlijdt binnen een jaar
Pneumonie
- = infectie van de alveoli
o = ontsteking van pathogeen micro-organisme in alveoli
- Primaire atypisch: virusinfectie als influenza, mazelen
- Secundaire oorzaak = bacterieel (pneumokokken)
Direct of na epitheelbeschadiging, bijv. door primaire virusinfectie
- Vaak complicatie van bronchitis (bovenste luchtwegen)
= bronchopneumonie
Behandeling pneumonie
- Antibiotica op geleide van kweek
Bronchiale hyperreactiviteit
- Overreactie luchtwegen op ‘normale’ prikkel
o Oorzaak: disbalans autonome zenuwstelsel
o Gevolg: vernauwing bronchiën
- Factoren:
o Endogeen: hormonaal, bioritme, leeftijd, genetisch
o Exogeen: infecties, chemische stoffen, weer, stress
Immunologische overgevoeligheid
- Allergeen geeft mestcel activatie in slijmvliezen
- Ontsteking: vrjikomen mediatoren
o Histamine: contractie gladde spiercellen + slijmproductie
o Serotonine, heparine en andere ontstekingsmediatoren: oedeemvorming,
celinfiltratie
- Resultaat:
o Bronchus vernauwing door contractie glad spierweefsel
o Mucus productie
Astma bronchiale
- En de bronchiale hyperreactiviteit en de immunologische overgevoeligheid
o Kan samengaan met allergie
- Symptomen
o Dyspnoe, vaak ’s nachts, piepen (uitademing), hoesten
o Status astmaticus (levensbedreigend)
o Atopie: combinatie astma, rhinitis, eczeem (hooikoorts)
o Tussen aanvallen symptoomvrij
- Complicaties
o Respiratoire insufficiëntie, cor pulmonale
- Inspanningsastma: vooral hyperreactiviteit
Behandeling astma
- Ontstekingsremmers:
o Corticosteroïden
- Luchtweverwijders:
o ß-2-aonisten: salbutamol
o anticholinergica
Wat is COPD
- chronic obstructive pulmonary disease
- letterlijk = ziekte door chronsiche vernauwing van de luhtwegen
- verzamelnaam
o chronische bronchitis
o longemfyseem
o aantal andere luchtwegaandoeningen
- Roken belangrijkste risicofactor!!!
COPD: Emfyseem
- Oorzaak: roken
- Alveolaire weefselveranderingen
o Schade interalveolaire septa
continu vergroot lumen
verminderde functionele capaciteit, weinig ventilatie & elasticiteit neemt
af (verslapt)
- Lage compliantie: ‘rek uit de longen’
- Symptomen
o Rokers hoestje, regelmatig met slijm
o Kortademigheid, (dyspneu) en een piepende of brommende ademhaling
(rhonchi)
o Vatvormige thorax, inspiratiestand
o Vermoeidheid, achteruitgang conditie, angst, gewichtsverlies
- Vormen
o Pink buffer = primair emfyseem
Weinig sputum, mager
o Blue bloater = secundair emfyseem
Opgeblazen, veel (purulent) sputum, rechter hartfalen
Tiffeneau index
- Tiffeneau index = FEV1 / FVC
o FVC = volume maximale inademing en maximale uitademing
- Waardes:
o Normaal = 0.75
o Obstructieve longfuncties < 0,7
Belangrijk
Mobiliteit:
Kennis over veroudering belangrijk -> = volledige reorganisatie van het individu en samenleving:
impact QoL en kosten samenleving
Aantal ouderen in de wereld stijgt heel veel en aantal kinderen daalt. Deze ouderen worden ook
steeds ouder.
Populatie veroudering:
- er zijn steeds meer volwassenen met verminderde fysieke en cognitieve functie
Mobiliteit onbekwaamheid
(mobility disability)
Modellen helpen om te begrijpen waarom, wanneer en hoe mobility disability zich voordoet en
helpen het proces vertragen.
Impairment = verslechteren -> organen presteren minder goed -> minder kracht, zwakkere spieren,
zicht
Activity limitation = beperking activiteit -> functionele taken minder goed uit kunnen voeren ->
langzaam lopen, niet trappen kunnen lopen
Participation limitation = beperking deelname -> niet in staat om rol in huis/gemeenschap uit te
voeren
Sarcopenia
Weinig kracht en weinig spiermassa is niet hetzelfde -> mate en omvang van achteruitgang zijn
verschillend.
-> minder kracht is niet alleen spier (sarcopenia), maar ook neurale activatie en drive
Mechanisme sarcopenia:
- Specifieke spanning afname door:
75 jarigen hebben 40% van de isometrische kracht van een 26 jarige - Afname vermogen per
volume eenheid spier door:
Dynapenia
Welke factoren zorgen voor spier zwakte behalve voorspelt door sarcopenia? Structureel:
Verlies motorneuronen door: apoptose, meer cytokines, tumor necrose factor,
interleukine 6, minder IGF-1 signalen, meer cel oxidatieve stress
Motor unit remodeling Functioneel:
Wat te doen
Weerstand en vermogen training is vaak aangeraden om mobiliteit te behouden Mobiliteit is
vaak geïndexeerd met loopsnelheid.
0,8 m/s wordt klinisch gezien als vertraagde loopsnelheid
Elke 0,1 m/s verlies is geassocieerd met exponentieel verlies van functie. Loopsnelheid
voorspelt...
1. Mobility disability
2. Cognitieve achteruitgang
3. Vermindering in attentie/psychomotorische snelheid
4. Vallen
5. Opname ziekenhuis
6. Sterfte
Krachttraining
Tubulus systeem:
- Proximale tubulus
o Selectieve resorptie van componenten van het glomerulaire filtraat
o Secretie afvalstoffen
- Lis van Henle
o Betrokken bij het tot stand brengen van een ion-concentratie gradiënt
o Veel resorptie water
- distale tubulus
o betrokken bij het zuur – base evenwicht + resorptie van natrium- en
kaliumionen
- de verzamelbuis
o variabele resorptie van water (ADH, niet plassen, water vasthouden)
Nieraandoeningen
Denk eerst aan de locatie
- Glomerulaire aandoeningen = beschadiging glomerulus: filtratie problemen
- Tubulaire aandoeningen = verstoringen water en zoutbalans: resorptie problemen
Beide afhankelijk van doorbloeding!!!!!
Aandoening nieren = nierinsufficiëntie (NI) = nierfalen
Definitie = beschadiging zoveel nefronen dat overgebleven nefronen functieverlies niet meer
kunnen compenseren.
1. Volledige nierinsufficiëntie
o Acute = soms reversibel wanneer beschadigende factor wordt weggenomen
Verschijnselen = oligurie of anurie, oedemen, hoge bloeddruk,
decompensatio cordis, hartritmestoornissen, coma
Oorzaken
Pre-renaal = voorkant nier = shock, dehydratie
Intra-renaal = ontsteking in de nieren zelf (glomerulonefritis,
pyelonefritis)
Post-renaal = obstructie urinewegen (tumoren,
prostaathypertrofie, cystitis)
Behandeling = wegnemen obstructie, water- en zoutbeperking,
diuretica, dialyse, corticosteroïden
o Chronisch = ontstaat langzaam en langdurige klachten
Irreversibel want oorzaak is blijvende vernietiging van nefronen
Oorzaken
Nierontstekingen, vaatziekten (langdurige hypertensie)
Glomerulusziekten (glomerulonefritis en diabetische
glomerulopathie)
Aandoeningen van tubuli en interstistium (infectieuze, toxische
en obstructieve beschaddiging van tubuli en nierpapillen)
Behandeling
Eiwitbeperking, zoutbeperking
Dialyse (hemo, peritoneaal)
Niertransplantatie
Diabetes Mellitus
- In volksmond = suikerziekte
- Chronisch
- Verhoging van de bloedsuikerspiegel
- Types:
o 1: verminderde/ afwezige insuline productie
o 2: verstoorde insuline productie en insuline resistentie
Prevalentie DM
- 2-3 % van de nederlandse bevolking
o Nederlanders die weten dat ze het hebben = 801.000
o De diagnose nog niet gesteld = minimaal 200.000
- Met name ouderen 80%
- Toename door
o Vergrijzing
o Obesitas kinderen/ jongeren
Homeostase van
glucosehuishouding
Insuline
Functies:
- Stimuleert transport glucose van interstitium intracellulaire ruimte (GLUT4,
glucose transporter)
- Remt gluconeogenese
- Stimuleert glycogenese (lever en spieren)
- Stimuleert lipogenese, remt lipolyse
- Stimuleert eiwit synthese, remt afbraak
Te weinig insuline:
- DM type 2
- Koolhydraatstofwisseling (glucose)
o Hyperglykemie, hoge glucose spiegel
- Vetstofwisseling
o Vet op grote schaal afgebroken hyperlipidemie artherosclerose
o Ketonlichamen in mitochondriën lever ketonacidose en ketonurie = te zuur
bloed
- Eitwit stofwisseling
o Minder eiwit opgebouwd, meer afgebroken
o Vrije aminozuren in lever voor gluconeogenese gebruikt glucose gehalte
stijgt
- Polyurie en polydipsie
o Glucoseverlies via nieren veel plassen en (daardoor) veel drinken
Type 2:
- Maturity onset DM (MODM) of non-insuline dependent DM (NIDDM)
Ouderdomsdiabetes
- Insulineproductie/ functie gereduceerd, kan worden opgevangen met dieet,
bewegen en medicatie
Gevolgen:
- Hyperglykemie
- !!! Glucose in urine: verlies voedingsstoffen !!!
- Lipolyse en toename vetverbranding: ketoacidose
- Afname eiwitsynthese
- Spier- en zenuwcellen slecht gevoed
Klinisch beeld
- Kinderen/ jongeren tussen 1 – 25 jaar
- Symptomen ontstaan in korte tijd
- Belangrijkste symptomen:
o Polydipsie
o Polyurie
o Vermagering ondanks eetlust
o Vermoeidheid
o Vissusstoornissen
Behandeling Type 1
- Toedienen van insuline
o Subcutane injecties (auto-injectie) subcutaan = onder de houd
o Op geleide van:
Bloedsuikerspiegel (continue monitoring)
Eetpatroon
Inspanningsniveau (sporten, slapen)
Stressniveau
DM type 2
Hoofdverschijnselen van DM type 2
1. Onvoldoende insulinesecretie door een ß- cel dysfunctie
2. Toegenomen resistentie voor insuline in lever-, spier- en vetweefsel
Cluster van metabole afwijkingen = aangeduid als insuline resistentie syndroom of metabole
syndroom
- Kenmerken:
o Verhoogde bloedglucose- en insulinespiegels
o Verhoogde spiegels van vrije vetzuren en triglyceriden
o Verlaagde High Density Lipiden (HDL) cholesterol – verhoogd LDL cholesterol
HC7: Sportletsels
Al veel langer al een pandemie: fysieke inactiviteit
‘Sitting is the new smoking!’
Lange termijn voordelen van regelmatig bewegen
Taken van
een sport
arts
1. Consultations
2. ....
3. Team arts
o Acute medische zorg langs veld/ baan
o Soort huisarts
o Bij blessure doen ze onderzoek en komen ze met plan
o Overleg met technische staf/ bestuur
o Adviserende rol voor voeding
o Goed omgaan met jet lags
- Praktijk, wedstrijden en toernooien in het buitenland
- Lastig conflict tussen coach, sporter en jezelf
o Wanneer weer fit genoeg?
o Health vs performance & Player vs team/ organisation
- Stukje media
Blessures
- 5 miljoen blessures per jaar
- 3.8 miljoen geblesseerde atleten per jaar en meer mannen dan vrouwen
- Top 3
o Hardlopen 1.1 miljoen per jaar
o Voetbal 1 miljoen per jaar
o Fitness 700.000 per jaar
- Acute vs overbelasting blessures
Kraakbeen
- Bindweefsel (vaak tussen bewegende delen in gewricht)
Belangrijkste functies van kraakbeen:
- Bescherming botoppervlakte
- Schokdemping
- Verminderen wrijving gewrichtsvlakken
3 types kraakbeen:
- Hyalien (hard, bijv kniegewricht)
- Fibreus (trek/ drukvast, tussenwervels, ook hard)
- Elastisch (zacht, oorschelp)
Geen bloedvaten, lymfevaten of zenuwinnervatie in kraakbeen
- Weinig regeneratie mogelijk
Gewrichtsklachten prevalentie
Soorten gewrichtklachten
Belangrijkste gewrichtsklachten
1. Pijn
o Door prikkeling (meestal) vrije zenuwuiteinden
o A(delta)-vezels
Scherpe pijn, klein receptief veld dus heel precies, gemyeliniseerd
o C-vezels
Zeurende pijn, vage locatie groot receptief veld, ongemyeliniseerd
o Pijn komt van geinnerveerde structuren
Subchondraal bot, synoviale membraan, buitenste kapsel en
ligamenten, spieren en pezen
Niet geinnerveerd !!!! - kraakbeen
2. Bewegingspeberking
o Normale bewegingsmogelijkheid (fysiologisch)
Ligamentaire beperking, bot op bot, weke delen (spieren, vet)
o Pathologisch normale bewegingen niet (volledig) uit kunnen voeren
Kapsel, ligamenten en andere weke delen
Pijn, bot, kraakbeen (artrose)
3. Standsverandering
o Oorzaken:
Fracturen
Degeneratie (artrose, reuma, osteoporose)
Veranderende functie en belasting patronen
(neurologische aandoeningen, amputatie)
4. Standsafwijking
o In de richting van de grootste mechanische krachten
o Ligamenten verliezen kracht, rekken mee
Knieeen: valgusstand (X), varusstand (O)
Vingers: ulnaire deviatie, extensiebeperkingen
Tenen: hallux valgus
Artrose
Primair:
- Het is een aandoening van gewrichtskraakbeen progressieve degeneratie
- Dus probleem = degeneratie van het kraakbeen
Secundair:
- Veranderingen van het bot, synoviale membraan, gewrichtskapsel en spierweefsel
Artrose – pathogenese
1. Overbelasting
2. Microstructuur aangetast
3. Stijging vochtgehalte
4. Kwetsbaarheid verhoogd
5. Mechanische beschadiging (flarden kraakbeen laten los)
6. Onregelmatig oppervlak
7. Kraakbeendikte neemt af en verdwijnt
8. Subchondraal bot over bot
9. Osteofyten (randwoekeringen)
Incidentie
- 33% van alle vrouwen en 25% van alle mannen hebben pijnklachten van een of
meerdere gewrichten
- Oudere leeftijd
- Boven 60e levensjaar heeft vrijwel iedereen artrose in een of meerdere gewrichten
- Hoeft niet perse met pijn gepaard te gaan
Voorkeurslocatie van artrose:
- Frequent aangedane gewrichten
o Heupen
o Knieën
o Mindere mate handen
o Wervelkolom kan ook spondylose
Artrose in de handen
- Bouchard nodes: proximale interphalangeale gewrichten
- Heberden’s nodes: distale interphalangeale gewrichten
Ontstaan ziekte:
1. Initatiefase:
o Ontstekingsverschijnselen synoviale membraan. T-cellen
2. Mediatorfase:
o Ontstekingsreactie versterkt door cytokines. Hypertrofie en hyperplasie
synoviale membraan.
o Neutrofiele granulocyten
3. Lymfocytenfase:
o Toename lymfocyten (B & T-helper)
o Immuuncomplexen en fibrine in gewrichtsvloeistof
4. Agressieve fase:
o Fibroblastenproliferatie. Groei pannus tast gewrichtskraakbeen aan
5. Destructieve fase:
o Groei van pannus door tot subchondrale bot. Geactiveerde T-lymfocyten
productie tumor necrose factor (TNF) verhoogd osteoclasten activiteit
(botafbraak)
o Vervorming gewrichtsoppervlak en zwelling weke delen
Therapie
1. Medicamenteus
- Systemisch (oraal)
o Non steroid anti- inflammatory drugs (NSAID’s): diclofenac, ibuprofen
o Corticosteroïden
o Disease modifying anti rheumatic drugs (DMARD’s)
Klassieke DMARD: methotrexaat
Biologische DMARD: TNF-blokkers (etanercept)
- Lokaal: injecties met ontstekingstemmers
2. Fysiotherapie
o Warmte, koude (pijn + ontsteking)
o Bewegingstherapie
o Symptomen zo goed mogelijk managen
3. Chirurgie
o Kapsel/ pannus verwijderen
o Kunstgewrichten
Psychosociale aspecten:
- Aanpassingen thuis en op het werk
- Veel contacten met hulpverleners
- Financiële gevolgen
- Kwaliteit van leven: sociale contacten
Osteoporose
Bot wordt poreuzer
- Systemische aandoening in hele lichaam
- Lagere botmassa en verlies van microarchitectuur en mineralen in bot
- Risico op fracturen
Gevolgen heupfractuur
- Perifere fracturen ontstaan vaak door een val
- Heupfracturen hebben grote gevolgen voor ouderen
o Operatie, ziekenhuisopname, revalidatie
o Verhoogde kans op:
Frunctieverlies: slechts 50% bereikt dezelfde ‘pre-fractuur’ status
Mortaliteit: 1/3 van de ouderen overlijdt binnen 1 jaar
Gevolgen wervelfractuur
- Ontstaan vaak door relatief normale bewegingen (voorover buigen of trillen)
- Slechts 1/3 van alle wervelfracturen wordt door een specialist gezien
- Gevolgen van wervelfracturen
o Krimpen
o Rugpijn
o Vergrote thoracale kyfose
o Grote kans op longontsteking
o Verhoogde mortaliteit
Behandeling:
1. Beweging
o Lopen, tai chi, botten belasten
o Valpreventie-training
2. Voeding
o Calcium en vitamine D
3. Medicatie
o Bisfosfonaten (remming osteoclasten)
o Oestrogeen- / testosteron substitutie
HC9 MS en ALS:
Het Zenuwstelsel introductie
- Centraal zenuwstelsel
- Perifeer zenuwstelsel
Type cellen:
- Neuronen = prikkelbare cellen
- Neurogliacellen = gespecialiseerde niet-prikkelbare cellen
Neuronen:
- Bestaan uit:
o Soma (cellichaam)
o Dendrieten
o Axon
- Hoofdfuncties:
o Receptie
o Integratie
o Conductie
o Transmissie
Neuroglia:
Ondersteuning van neuronen
- CZS:
o Ependymcel = hersenholten; vrije diffusie extracellulaire vloeistof en liqour
o Oligodendrocyt = myelineschede
o Astrocyt = metabolietenhuishouding en bloedhersen barrière
o Microglia = immuunsysteem
- PZ:
o Satelliet cel: uitwisseling tussen capillairen en hersenvocht (spinale ganglia)
o Schwann cel: myelineschede
MS
Multiple Sclerose = progressieve degeneratieve neurologische aandoening van CZS
Multiple = veelvuldig
Sclerose = verharding in hersenen (CZS)
!!! Het is voor een aandoening van de myelineschede !!!
MS – prevalentie
- 70% eerste symptomen tussen 20 – 40 jaar
- Verhouding (m/v) = 1 : 2,4
- Prevalentie = 1 : 500
MS – Pathogenese
- Auto-immuun ziekte ontsteking van myeline in CZS
o Erfelijkheid
o Virale infectie
o Omgevingsfactoren
- Oorzaak onbekend
- Eerste symptomen ontstaan vaak na:
o Extreme lichamelijke inspanning
o Bevalling
o Infectie met koorts
MS in stappen:
1. Ontsteking
o Ontsteking en destructie van de myelineschede (oligodendrocyten)
o Ontstekingsreactie dooft uit
o Gliose (littekenweefsel, astrocyten)
o Sclerotische plaques (verhard littekenweefsel)
dit is het eindstadium van de ontsteking
2. Demyelinisatie
o Signaalgeleiding afgenomen/ niet meer mogelijk
3. Axonale schade
o Axon sterft af doordat hij als het ware kaal komt te liggen
o Signaalgeleiding niet meer mogelijk
o Black holes op MRI
MS plaques
- In de subcorticale witte stof (blauwe pijlen)
- Grootste plaques periventriculair
- Myeline in de grijze stof (rode pijl)
Dus: plaques zitten in zowel witte als grijze stof maar omdat witte
stof meer myeline heeft komt het hier vaker voor.
MS – diagnose
1. Klinische criteria, op basis van anamnese
2. Uitkomsten uit neurologisch onderzoek
3. Aanvullend diagnostiek:
o MRI
o Lumbaalpunctie; CSF onderzoek
o Evoked Potential onderzoek (EVP)
Deze drie worden nu kort toe gelicht
Lumbaalpunctie
- Ontstekingswaarden en eiwitgehalte
- Cerebraal spinaal vloeistof (CSF) = liquor, hersenvocht
- Bij MS komen er afbraakproducten van de ontsteking van MS in het CSF
MS – MCDonald criteria
1. Eerste ziekteverschijnselen tussen 10 – 50 jaar
2. Meer dan 1 myelineafwijking/ -beschadiging in CZS
3. Afwijkingen in liquor die wijzen op myelineontstekingen
4. Afwisselende perioden van exacerbatie en remissie of gedurende meer dan een half
jaar verergerd
5. Beschadigingen van myeline in CZS verklaren verschijnselen
6. Klachten zodanig dat er geen betere verklaring voor te vinden is dan de diagnose MS
MS – symptomen begin
- Ligt heel erg aan waar de plaques ontstaan (motorisch of sensorsich)
1. Visusstoornissen (40-60%)
o Dubbelzien (verzwakking, gebrek coördinatie oogspierzenuw)
o Neuritis retrobulbaris = oogzenuwontsteking
(zwarte vlek; vuil venster, pijn bij bewegen ogen)
2. Sensibiliteitsstoornissen (±40%)
o Tintelingen, op watten lopen, doffe plekken
o Vaak vluchtig, niet herkend als symptomen MS
o Algemeen: vermoeidheid, duizeligheid, tintelingen
3. Krachtsvermindering (40 – 50%)
o MS begint vaak met spierzwakte
o Primair progressieve vorm
4. Evenwichtsstoornissen
o Ataxia (niet goed kunnen coördineren van bewegingen)
Vaak reversibel (remissies)
MS – symptomen later
Meer permanente verschijnselen:
- Spiertonus
o Verhoogd spasticiteit
o Verlaagd parese
- Uitval autonomse functies
o Blaascontrole (incontinentie)
o Rectum (persen)
o Seksuele functies (impotentie)
- Cognitie (geheugen, redeneren, aandacht)
- Depressie, vermoeidheid
- Pijn, krampen
MS – symptomen later
- Cerebellaire verschijnselen
o Dysartie (spraakstoornissen, motorisch)
o Ataxie (dronkenmansgang, breedsporig)
o Intentietremor
- Hersenstamproblematiek
o Gestoorde oogbewegingen
o Duizeligheid (vertigo)
- Lichaamstemperatuur
o Fenomeen van Uhthoff verergering symptomen door verhoogde
lichaamstemperatuur
MS – beloop
- Relapsing-remitting (RR) - Progressive-relapsing (PR)
- Relapsing remitting MS (RRMS) (komt het vaakst voor):
o Gedeeltelijk of volledig herstel tussen aanvallen door
o Relapse = aanval (‘schubs’)
o Exacerbatie = opflakkering van symptomen
o Remissie = herstel
- Tussen aanvallen vaak geen symptomen, patiënt kan normaal leven leiden
MS – behandeling
- Geen genezing voor MS, alleen vertragen ziekteproces
1. Beïnvloeding van ziekte verloop
o Behandelngen gericht op auto-immuunsysteem
Interferon-bèta
Copaxone
2. Behandeling van exacerbaties
o Rust
o Cortosteroïden
o Immunomodulatie: interferon
3. Bestrijding symptomen
o Spasmen tegengaan (baclofen)
o Pijnbestrijding (cannabis)
4. Begeleiding van patiënten
o Fysiotherapie/ ergotherapie
o Psychologische begeleiding
MS – prognose
- 5% een eenmalige aanval
- 5% binnen 5 jaar overleden
- De rest nauwelijks verkorting levensverwachting
- 15 jaar na begin werkt 50% nog (evt. Aangepast)
- 45% lichte handicap, 55% ernstig
ALS
- Amyotrofische laterale sclerose (ALS) = Motor Neurone Disease
- Progressieve fatale neurodegeneratieve aandoening
o Amyotrofie betreft spierafbraak
Myo = spier; atrofie = afname van weefsel
o Lateraal laterale baan aangedaan = pyramidebaan
Pyramidebaan = tractus corticospinalis
o Sclerose verharding
ALS in cijfers
- Populatie: begin volwassen leeftijd
o Variërend van 30 – 70 jaar
- Incidentie = 1.4 – 3 : 100.000
- Prevalentie = 4 – 6 : 100.000
- Verhouding m/v = 3 : 2
- Erfelijk: 5 – 10 % autosomaal dominant
ALS pathogenese
- Degeneratie van neuronen
o Primaire motor cortex (tractus corticospinalis, pyramidebaan)
o Motorneuron in ruggenmerg (perifere zenuw naar spier)
- Oorzaak onbekend
o Genetische component (oxidatieve stress)
o Glutamaat excotoxiciteit
o Eiwitophoping (TDP-43)
- Ademhalingszwakte
ALS diagnose
- Symptomatische beeld
- Elektromyografie (EMG)
- Uitsluiten van andere aandoeningen
o Afwezigheid van sensibele en autonome stoornissen
o Diagnose ALS veel impact
ALS prognose
ALS = progressieve fatale aandoening
- Niet meer funcitoneren van ademhalingsspieren
- Gemiddelde overlevingstijds is 3 jaar (na ontstaan spierzwakte)
- 15% van de patiënten leeft langer dan 5 jaar diagnose
- 5% van de patiënten leeft langer dan 10 jaar
- Langere overleving meestal mannelijke patiënten, jongere patiënten en de niet
bulbaire vorm van de ziekte
ALS samenvatting
- Pathogenese
o Degeneratie motorneuronen
- Symptomen
o Motorisch, spierzwakte
- Diagnose
o Anamnese, EMG, uitsluiting
- Prognose
o Fataal, gemiddeld 3 jaar na diagnose
HC 10: CVA
FAST
2 soorten CVA
- Onbloeding = herseninfarct (80%)
- Bloedig = hersenbloeding (20%)
Bevloeiingsgebieden
CVA – embolie
- A. Carotis communis en A. Carotis interna
- Stolsels vanuit linker atrium bij atriumfibrilleren
- Alle leeftijden
Onbloedig CVA – symptomen
1. Ischemie van verzorgingsgebied arterie
2. Binnen 15 – 30 minuten celdood
3. Uitval van functie in verzorgingsgebied
- Omliggende gebieden
o Oedeem (zwelling hersenen)
o (tijdelijke) functieverlies
o Toename collaterale circulatie
Schade
- Blijvende sensorische en motorische uitval
- Vrijwel altijd eenzijdig dus ook eenzijdige klachten
- Hogere hersenfuncties
Herstel
- Collaterale circulatie (lokaal, cirkel van willis)
- Vermindering oedeem
- Overname van functies door andere hersendelen (functionele reorganisatie)
Hersenkwabben
- Lobus frontalis: executieve functies, handelen, initiatief, persoonlijkheid, motoriek
- Lobus parietalis: sensibiliteit, ruimte, lichaamsschema (homunculus)
- Lobus temporalis: horen, taalbegrip
- Lobus occipitalis: zien
Linker hemisfeer
Functies schade
- Detail - minder oog voor detail
- Temporeel, tijd - temporeel
- Verbaal - afasie, niet voor intonatie en mimiek
- Taal/ instructie - agnosie, verlies van herkenning
- Routines
Rechter hemisfeer
Functies schade
- Overzicht/ geheel - neglect
- Ruimte/ positie - ruimtelijke stoornissen
- Multitasken - dubbeltaken moeilijk
- Non-verbale informatie - aanpassingsproblemen
- Emotie nieuwe omgeving, situatie
- Nieuwe informatie - intonatie en emotie taal, muziek
- Neglect = veronachtzaam linker ‘ruimte’. Je hebt dan de linkerkant van de ruimte niet
door
- Karakterveranderingen, bijv. constante, oncorrigeerbare zelfoverschatting
- Visuo-spatiele orientatie
- Agnosie (prosopagnosie, lichaamsschema)
- Stoornissen interpretatie van intonatie van taal
- Verlies van muzikaliteit
- Ook motorisch neglect = geen of onvoldoende gebruik maken van zijde van het
lichaam contralateraal aan laesie
- Voorbeeld motoriche neglect links (dus linker zijde aangedaan, rechter hersenhelft)
o Scheef in de stoel zitten
o Vergeet linker been tijdens het lopen
o Gebruikt linker arm/ hand niet goe
o Draait ogen en hooft niet naar link
Behandeling TIA
- Lokaliseren van bron van de embolie
- Opties
o Behandeling hartritmestoornissen
o Verwijderen artherosclerose plaque
Komt minder voor, maar als je het hebt is kans op overlijden veel groter
Intracerebraal (apoplexie)
Ontstaat door:
- Vaatafwijkingen, hoge bloeddruk of aneurysme
Symptomen:
- Snel opkomende ernstige hoofdpijn
- Braken
- Binnen uur in coma
- Overlijden binnen 12-48 uur (35%)
Intracerebrale bloeding:
Met deze kennis door naar de subarachnoïdale bloeding
(tussen arachnoide mater en pia mater)
- Aneurysma (plaatselijke verwijding van bloedvat)
o Kan ‘lekken’
o Kan geheel kapot gaan
Complicatie
- Vaatspasmen
- Oedeem
Behandeling
- Afklemming aneurysma (clippen of coils)
HC11 Ziekte van Parkinson:
Inleiding:
- Neurodegeneratieve ziekte, progressief
- Vooral bewegingsproblematiek
- Ook vegetatieve en mentale problemen
- Prevalentie:
o 1 : 500, meestal ouder dan 55 jaar
o Boven de 65 jaar 1 : 100
o ± 40.000 patienten in Nederland
o Klassieke beeld nauwelijks nog te zien
Doorsnede
Verschil is dat bij Parkinson de het veel lichter is bij de twee overgangen.
Bij parkinson patienten gaan de donkere cellen die dopamine produceren kapot.
Bij parkinson zitten er dan lewy body op.
Symptomen Parkinson:
- Motoriek
o Tremor
o Rigiditeit
o Hypo-/a-/bradykinesie
(te veel/ niet kunnen starten/ verlangzamen van beweging)
o Houding en balans
o !!! Activiteiten van het dagelijks leven (ADL) !!!
- Vegetatieve stoornissen
- Mentale (neuropsychologische) stoornissen
Freezing of gait
- Je wilt wel verder lopen maar het lukt gewoon niet
- Bij deuropeningen of als ze moeten omdraaien tijdens het lopen
- Het lukt niet om weg te lopen, het starten van de beweging (akinesie)
Vegetatieve stoornissen
- Thermoregulatie: transpiratie
- Seborrhoe
- Slikstoornissen/ speekselvloed
- Obstipatie
- Mictie (frequente plasdrang)
- Orthostatische hypotensie = bloedvaten gaan later samentrekken waardoor als je
gaat staan al je bloed naar beneden stroomt, licht in je hoofd
- (slaapstoornissen)
Depressie:
- Reactief = emotionele reactie
- Organisch = verstoring neurotransmitter. Huishouding, dopamine + serottonine
- 1 : 5 tot 1 : 2 hebben met een grote depressie te maken, moeilijke diagnose
Lichamelijke en mentale symptomen lijken op symptomen van een depressie
Dementie:
- Achteruitgang van intellectuele functies
- Alzheimer: geheugen, desoriëntatie, afasie, acalculie, agnosie, apraxie,
persoonlijkheidsverval, verstoord waak-/slaapritme
- Bij parkinson: specifiek bradyfrenie, apathie, visuospatieel, depressie
- Prevalentie: overall 1:20
>80 jr 1:4
Cognitie:
Geheugenfuncties bij Parkinson
- Oude info = ophalen uit geheugen (recall), herkennen (recognitie) redelijk in tact
- Nieuwe informatie = opslaan/ leren en ophalen is moeilijker, kost (veel) meer tijd en
moeite (ShortTermMemory LongTermMemory)
Dus van STM naar LTM is lastiger, meer afleiding
- Capaciteit werkgeheugen minder
Aandachtsregulatie bij Parkinson:
Verdelen van aandacht steeds moeilijker:
- Problemen bij ‘dubbeltaken’
- 2 dingen tegelijk doen wil niet meer, bijv. lopen en praten
o Lopen kost meer aandacht, gaat niet meer automatisch
o Extra taak kost aandacht capaciteit
Langzaam lopen/ stil staan
Executieve functies
Planning, uitvoering en controle van gedrag
Aspect:
- Mentale flexibiliteit (set shifting)
- Veranderen van ‘instelling’
Ook: gesprek, ze kunnen moeilijk switchen, mentale flexibiliteit wordt minder
Parkinsonisme:
- Ziekte van Parkinson (85%)
o Idiopatisch = onbekende oorzaak, zuivere vorm
o Mitochondriaal, vrije radicalen? Oxidatieve stress
o Genetische variant
- Andere aandoeningen met overeenkomstige symptomen:
o Progressive supranuclear palsy
o Multiple system atrofie
o Corticobasal degeneratie
o Frontotemporale dementie
o Lewy. Body disease
o Intoxicatie (mangaan, MPTP etc)
o Vasculair
Mogelijkheden sterotaxie
1. Laesie d.m.v electrocoagulatie
2. Electrostimulatie via permanente electroden: deep brain stimulation (DBS)
3. Transplantatie celmateriaal (dopaminerg)
Bewegingsinterventies
- Fysiotherapie
- Oefentherapie
- Ergotherapie
- Logopedie
Compensatie via cueing uotlokkien van beweging met externe prikkels
HC 12 Responsie college:
MS - pathogenese
1. Ontsteking
o Ontsteking en destructie van de myelineschede (oligodendrocyten)
o Ontstekingsreactie dooft uit
o Gliose (littekenweefsel, astrocyten)
o Sclerotische plaques (littekenweefsel)
Tumoren:
Melanoom = moedervlek
Carcinoom = epitheel
Adenoom = klierweefsel
Crepitaties:
Geluiden in een gewricht
Insuline stimuleert
- Glycogenese
- Eiwit synthese
- Lipogenese
En GEEN aan maak glucose