You are on page 1of 1

Oefenopgaven bij hoofdstuk 2

Opgave 1 Fietser
Van een fietser wordt de snelheid gemeten. Het verloop van de snelheid staat in 
figuur 1 getekend.

Figuur 1

v (km/h) 20

10

0
0 4 8 12
t (s)

a B epaal uit figuur 1 de afgelegde afstand na 8 seconden.


b Bepaal de versnelling van de fietser op de tijdstippen t=2 s, t=6 s, t=10 s.
c Teken het (versnelling, tijd)-diagram van de fietser van 0 tot 12 seconden.

Opgave 2 Speelgoedauto
Jan heeft de beweging van een speelgoedauto vastgelegd met behulp van een video­
meting. Het bijbehorende stippenspoor is in figuur 2 afgebeeld. De video­camera
maakte 25 beeldjes per seconde. Jan heeft slechts één in de drie beeldjes gebruikt. 
Het autootje bewoog van links naar rechts. Het stippenspoor is op halve grootte
afgebeeld.

Figuur 2

a L eg uit dat de beweging eenparig versneld is.


b Bepaal de versnelling van het autootje.

Opgave 3 Reactietijd
Maaike en Laura doen een proefje om de reactietijd van elkaar te bepalen. 
Maaike houdt een liniaal aan de bovenkant vast. Laura houdt haar vingers bij 0,0 cm aan
de onderkant van de liniaal. Als Maaike de liniaal loslaat, probeert Laura de liniaal zo
snel mogelijk vast te pakken. Zij houdt de liniaal dan vast bij 11 cm.
a Toon met een berekening aan dat de reactietijd van Laura gelijk is aan 0,15 s.
b Bereken de snelheid van de liniaal op het moment dat Laura de liniaal vastpakt.

Opgave 4 Bromfietser
Een bromfietser trekt in 4,0 seconden op van stilstand tot 40 km/h.
a Bereken de versnelling van de bromfietser.
Op het moment dat de bromfietser met een constante snelheid van 40 km/h rijdt,
springt 25 meter verder het verkeerslicht op rood. De bromfietser heeft een reactietijd
van 1,0 s. De bromfiets heeft een remvertraging van 3,6 m/s2
b Bereken de remtijd van de bromfiets.
c Komt de bromfietser voor het verkeerslicht tot stilstand? Laat dit met een duidelijke
berekening zien.

V W O 4 H O O F D S T U K 2  

You might also like