Professional Documents
Culture Documents
a) Vertel in je eigen woorden wat jij denkt dat een gif is:
Varieert
b) Geef een voorbeeld van een situatie waarbij vergiftiging heeft plaats gevonden.
Varieert
c) Noem drie stoffen op in jouw omgeving die volgens jou giftig zijn, en vertel waarom deze stoffen
giftig zijn
Varieert
d) Geef een actueel voorbeeld van een giftige stof in het nieuws
Varieert
a) Hoeveel mensen zouden er met het gif uit één Phyllobates Terribilis gedood kunnen worden?
Ant: bij een kikker met 1300 microgram zou dat 6,5 persoon zijn (delen door 200!)
b) De mens kan op verschillende manieren in aanraking komen met het gif. Via welke manier zal hij
het snelst overlijden?
Ant: door injectie met de stof of een andere manier waarbij de stof in het bloed komt bijvoorbeeld
door een wond.
c) Het gif is naast dodelijk ook irriterend, wat zou het voordeel hiervan kunnen zijn?
Ant: roofdieren krijgen zo al een waarschuwing voor de giftigheid van de kikker en daardoor is
de kans hoger dat deze verder met rust gelaten wordt.
b) In hoeverre komt dit overeen met wat je in paragraaf 1.3 hebt gelezen?
Ant: ja, in overeenstemming met Paracelsus.
11
a) Wat voor soort stoffen zijn PAK `s? Zoek op het internet op hoe hun molecuulstructuur eruit ziet.
Ant: Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, varieert.
a) Wat is het belangrijkste giftige effect van PAK`s? Door wie is dat als eerste ontdekt?
Ant: Het kankerverwekkende effect is als eerste door Percival Pot ontdekt.
d) Beschrijf in je eigen woorden, wat een giftige stof is en wanneer een stof giftig is. Geef daarbij
aan wat dit te maken heeft met toxicologie.
Varieert
a) Beschrijf de verschillende stoffen die je kent, zijn er stoffen waar je verbaasd over bent?
Ant. Zie lijst hieronder
b) Zoek de stoffen die je nog niet kent op en beschrijf kort waar ze voor gebruikt worden.
Ant. Zie lijst hieronder:
c) Noem een natuurlijke stof die vrijkomt door menselijk handelen en leg uit waarom.
Ant. Zie lijst hieronder. Alle stoffen die in de natuur voorkomen en waar een markt voor is en dus
geld voor wordt betaald .
12
2. Batrachotoxine - natuurlijk geproduceerd – verbonden aan de kikker beschreven in opdracht
2.1.
3. Difterie toxine – natuurlijk geproduceerd - bij de inenting DTP staat de D voor Difterie, de
bacterie Corynebacterium diphtheriae maakt deze toxische stof aan waardoor een infectie kan
onstaan.
4. Dioxine (TCDD) – menselijk geproduceerd – komt vrij bij verbranding van afval stoffen, zoals
in afvalverbrandingsystemen maar ook bij koolverbranding en het smelten van metalen – is
een verzamelnaam van stoffen gaat hierbij om TCDD de gevaarlijkste vorm van dioxine.
Dioxines zijn organische verbindingen die gechloreerde koolwaterstoffen bevatten.
5. Tetrodotoxin – natuurlijk geproduceerd – Bevind zich in kogelvissen die het gif gebruiken als
bescherming, in Aziatische landen is deze vis een lekkernij. De vis moet door speciale koks
op een speciale manier klaar gemaakt worden om het gif niet in het eten te laten zitten, maar
nog steeds sterven er elk jaar mensen door het eten van deze vis.
7. Methylkwik - natuurlijk geproduceerd – De mens komt vooral in aanraking met deze stof door
het eten van vis. Doordat deze stof zich ophoopt in de auquatische voedselketen kan het in
vooral roofvissen hoge concentraties bereiken.
11. Lood – natuurlijk geproduceerd – een element dat door de mens wordt gewonnen voor
verschillende doeleinden. Is een zwaar metaal en kan neurotoxische effecten veroorzaken.
12. NaCl - natuurlijk geproduceerd – keukenzout, dit zout wordt veel gebruikt in ons voedsel en is
essentieel voor veel verschillende organismen. Het is zeer vocht afdrijvend en kan daardoor in
grote hoeveelheden dodelijk zijn.
13
13. Ethanol - natuurlijk geproduceerd – Alcohol wordt veel toegepast als genotsmiddel maar ook
als desinfecteermiddel. Het is een neurotoxische stof en heeft al bij een redelijk lage
concentratie een negatief effect op ongeboren kinderen van wie de moeder tijdens de
zwangerschap alcohol drinkt.
14. Water - natuurlijk geproduceerd – water wordt veelal gedronken en is essentieel voor levende
organismen. Als het in korte tijd te veel wordt gedronken kan iemand watervergiftiging krijgen
doordat het zout gehalte in het lichaam te laag wordt.
Deze opdracht is voor het persoonlijk verslag, dit wordt nog niet ingeleverd.
14
a) Wat is het verschil tussen LD50 en NED
De LD50 is een concentratie waarbij een nadelig effect van een stof optreedt, de NED is de
concentratie van de stof die geen nadelig effect geeft.
a) Wat is gist?
Een eencellig organisme dat onder het rijk van de schimmels valt. Ze komen voor in de bodem,
maar ook in vruchten. Met gist kun je brood, wijn en bier maken. Ze zetten suikers om in
alcohol en koolzuur.
b) Welk effect van een toxische stof op gist wordt tijdens het practicum onderzocht?
Het effect van kopersulfaat op de levensvatbaarheid van de gist.
c) Wat is je hypothese, oftewel: wat denk jij dat de uitkomst zal worden van de proef. (Denk hier
bijvoorbeeld aan: bij welke concentratie zal er een reactie plaatsvinden?)
Varieert.
d) Er zijn voor deze proef verschillende materialen nodig, geef aan wat deze materialen zijn en
hoe je ze gaat gebruiken.
Ant. Zie beschrijving experiment blz 27 e.v.
15
Praktische voorbereiding voor de docent of toa:
Onderzoek 1
Onderzoek 2
Het is verstandig om bij dit experiment rekening te houden met de beschikbare tijd . Mogelijk kan de
verdunningsreeks gemaakt worden in een aparte les. Ook is mogelijk de taken tussen de
verschillende practicumgroepen te verdelen. Bijvoorbeeld een groepje vergelijkt de CO2 productie bij
twee of drie reageerbuizen. Dit alles naar het oordeel van de docent/toa.
16
De opzet van het practicum wordt kort doorgenomen
Toevoegen van druppels kopersulfaat maakt kwantificering moeilijk. Het kan de voorkeur hebben
gebruik te maken van een verdunningsreeks waarbij vooraf bepaalde concentraties worden gemaakt..
Van elke verdunning worden dan vijf druppels of 0,1 mL stockoplossing in de buisjes met
gistoplossing gedaan.
De leerlingen maken een reeks concentraties vanuit een stockoplossing van 200 µM waarbij alle
buizen met 1,0 ml gistoplossing worden aangevuld met 0,1 ml oplossing PBS /CuSO4 opl met
afnemende verdunningsfactor.
Totaal volume wat nodig is per buisje: 0,1 mL (5 druppels van ±20 µL). 0,1 mL van 200 µM
kopersulfaat in 1 mL gistoplossing heeft een maximaal toxisch effect. De verdunningsfactor is 10, dus
de uiteindelijke concentratie was 200/10 = 20 µMTip: voor het verdunnen en toevoegen van de
kopersulfaat kunnen ook spuitjes gebruikt worden ipv pasteurse pipetten. Deze kunnen bijvoorbeeld
via een apotheek worden aangeschaft. Er bestaan spuitjes met een nauwkeurigheid van 0,1 mL, of
zelfs 0,01 mL (insulinespuitjes).
Uiteindelijke Concentratie
Verdunningsfactor mL stockoplossing CuSO4 (200 µM) mL PBS*
CuSO4 (µM)
0 - 0 1,0
4 50 0,2 0,8
8 25 0,4 0,6
20 10 1,0 0
17
*PBS is een fysiologische zoutoplossing. Het is nodig om met PBS te verdunnen en niet met water.
Water verlaagt de osmotische waarde van de oplossing, wat uiteindelijk de gistcellen kan doden of
minder laten functioneren. Dit kan de resultaten van de toxiciteittest beïnvloeden.
De dosis kan kwantitatief goed bepaald worden. Het effect (de kleurverandering is lastiger) . Mogelijk
is op school een apparaat aanwezig waarmee fluorescentie kan worden gemeten. Resorufine heeft
namelijk een sterke fluorescentie.
Als er geen meting kan worden gedaan, kunnen de gegevens uit de onderstaande tabel worden
gebruikt. De dosis-respons grafiek heeft op de x-as meestal een logaritmische schaal. Hier kan geen 0
worden ingevoerd voor de blank, voer daarom 0,000001 in.
blank 2427,333
10 2409,5
15 2449,333
20 2427
25 2229
50 1684,667
75 1307,667
100 967,3333
150 804
200 630,3333
18
a) Beschrijf de effecten die je hebt waargenomen tijdens de proef.
Varieert aan de hand van proefresultaten.
Deze opdracht is voor het persoonlijk verslag, dit wordt nog niet ingeleverd.
19
a) Wat is volgens dit artikel belangrijk om rekening mee te houden bij onderzoek naar een stof?
Ant. Het verschil tussen muizen (proefdieren) en mensen.
b) Noem meerdere redenen op waarom een toxische stof gevaarlijker kan zijn voor kinderen
dan voor volwassenen.
Kinderen zijn nog niet helemaal volgroeid. Kinderen zijn kleiner dan volwassen en krijgen bij
een zelfde hoeveelheid blootstelling naar verhouding meer binnen.
c) In de film worden verschillenden giftige stoffen genoemd, geef minstens drie van de
verschillende soorten. En geef aan waarom jij deze stoffen wel of niet giftig zou noemen.
Alles in onze leefomgeving bestaat uit chemicaliën, voorbeelden zijn:
o kleding
o computers
o auto-onderdelen
o brandstoffen
o meubels
o medicijnen
o cosmetica
o voedingsmiddelen
o schoonmaakproducten
20
o tuinmaterialen
o batterijen
o schoonmaakmiddelen
o brandstoffen
Specifieke voorbeelden:
o Looddeeltjes in verf
o paracetamol
o vitamine A/ retinol
o Warfarin
o Ozon
e) Kies één van de medicijnen genoemd in de film en leg uit waarom dit medicijn zowel goede
als slechte invloeden kan hebben op je lichaam
Een voorbeeld dat gegeven wordt is paracetamol, bij een halve is er bijna geen effect, bij 2
pillen van 500 mg is je hoofdpijn weg. Bij meer dan 10 ben je vergiftigd.
Het andere voorbeeld is vitamine A/ retinol. Als mens heb je deze stof nodig maar in een te
grote hoeveelheid is deze stof gevaarlijk voor het zenuwstelsel.
Een andere interessante stof is Warfarin. Deze stof werd ontdekt toen koeien slechte klaver
aten en er aan dood bloedden. Deze stof is eerst gebruikt als rattengif en wordt nu ook
gebruikt om mensen met hart- en vaatziektes te helpen. Door het in kleine hoeveelheden toe
te dienen wordt het bloed van mensen verdund waardoor de kans op een hartaanval
aanzienlijk kleiner is.
f) Op welke manieren kan je als burger meer te weten komen over een toxische stof?
Door middel van zelf onderzoek doen op het internet. Door informatie op te vragen bij
experts.
g) In de film wordt de term RITE gebruikt, waar staat dit voor? Geef de betekenis in het Engels
en Nederlands.
RITE= Risk Is equal to Toxicity x Exposure
In het Nederlands:
21
Risico is gelijk aan Toxiciteit maal Blootstelling
h) Welke stappen zijn er nodig om te kunnen bepalen welke effecten een stof op je lichaam kan
hebben? Geef een opsomming en een onderbouwing.
Het risico ligt aan:
b) Potency: met wat voor een stof je te maken hebt: hoe giftig deze is
c) exposure : hoe vindt blootstelling plaats en hoe lang?
d) sensitivity Hoe gevoelig je lichaam voor deze stof is.
a) In het artikel wordt informatie gegeven over de stof formaldehyde, beschrijf en onderbouw bij
welke componenten van de risicoschatting uit figuur 3.2a deze informatie hoort.
Ant. Hazard: werking van formaldehyde op oog/neus/huid en veroorzaakt
ademhalingsproblemen (astma) en kanker
dosis-effect: 20 ppm wordt genoemd.
b) Niet elke risicoschatting stap is goed beschreven in het artikel, beschrijf welke informatie mist
en waarom deze informatie belangrijk is voor een risicoschatting.
e) Hazard: geen uitleg waarom formaldehyde deze werking vertoont. Wordt
formaldehyde in kleding opgenomen via de lucht of via contact met de huid?
f) Exposure: hoeveel formaldehyde komt per tijdseenheid in het lichaam ten gevolge
van het dragen van kinderkleding uit China ?
g) dosis-effect: het aantal deeltjes in de lucht in ppm is natuurlijk belangrijk maar hier
gaat het meer om de hoeveelheid formaldehyde per kg kleding omdat de
formaldehyde wellicht via de huid wordt opgenomen.
c) Uit een test van nicotine op ratten (Yuen et al. 1995) is de volgende NED vast gesteld 1,25
µg/kg/dag. Wat zou aan de hand van deze test de veilige waarde voor de mens zijn?
1,25/ 100 = 0,0125 µg/kg/dag
22
a) Geef in je eigen woorden kort weer wat risicoschatting betekent en wat de verschillende
stappen inhouden (min. 100 max. 300 woorden)
h) Ant: varieert
b) Waarom kun je de risicoschatting niet baseren op de hazard van een stof?
Ant: Omdat exposure en sensitivity ook van belang zijn. Voorbeeld: een zeer toxische stof die
nergens voorkomt is niet gevaarlijk.
c) Geef kort aan wat het nut is van risicoschatting in de huidige maatschappij. Verwerk daarin je
eigen mening:
i) naar inzicht leerling
23
Geef een beschrijving van de kwik aan de hand van de volgende vragen:
b) Methylkwik heeft naast het element kwik ook een methylgroep, geef de structuurformule van
methylkwik.
C-H3-Hg
24
Methylkwik komt vooral voor in zeevoedsel (vissen) maar is ook terug te vinden in ander
voedsel. Vooral roofvissen (bv. tonijn en zwaardvis) bevatten hoge concentraties methylkwik
omdat ze andere vissen eten.
Deel 1 Schrijf op basis van je antwoorden van de voorgaande twee een korte “hazard”
analyse over methylkwik in je persoonlijk verslag.
de voedsel- en warenautoriteit
Een tak van de toxicologische wetenschap bestudeert de blootstelling van toxische stoffen via
voedsel.
Opdracht 4.2a
25
In roofvissen zoals grote tonijn soorten en bijvoorbeeld haai
d) Zijn er bepaalde groepen in Nederland die hoger worden blootgesteld aan methylkw
Mensen die extreem veel vis eten worden hoog blootgesteld aan methylkwik (mediterraans
dieet).
e) Zijn er bepaalde groepen binnen Nederland die meer moeten oppassen voor de effecten van
methylkwik?
Vooral zwangere vrouwen en kleine kinderen moet oppassen met methylkwik. Want het tast
voor het zenuwsysteem dat nog in ontwikkeling is.
a) Kies een vissoort uit de tabel waar jij van zou willen weten of het te veel methylkwik bevat en
bereken hoeveel je per week binnen zou krijgen als je gemiddeld 100 g per week zou eten.
Voorbeeld: eigen inname bij het eten van “cod” is per week: 0.0983 µg (100 x 0,059/60)
c) Wat is de blootstelling van een gemiddelde Nederlander die 100 g hiervan per week eet?
Gebruik de gemiddelden methylkwik concentratie uit de tabel (onderaan).
100 x 0,145263/70 = 0.2075 µg
f) Bereken nu de blootstelling voor een licht en/of klein persoon want die krijgt per kilogram
lichaamsgewicht meer methylkwik binnen. Ga uit van een kind van 40 kg en bereken de
gemiddelde wekelijkse inname.
(100x 0,145263 / 40) = 0,363 µg/kg lichaamsgewicht per week
26
Zie tabel leerlingenhandleiding bij opdracht 4.2b
g) Bereken de blootstelling van een echte visliefhebber met een gemiddeld gewicht die 2 ons vis
per dag eet.
(200x7)x0,145263) /70 = 2,9 µg/kg lichaamsgewicht per week
i) Vergelijk de laatste berekening met de meest ongunstige waarden uit het VWA document
waarbij een visliefhebber 200 g tonijn eet per week. Wat valt je op? Hoe kan een eventueel
verschil worden verklaard? (200*7)x0,944) /40) =33,4 µg/kg lichaamsgewicht per week
Zie tabel leerlingenhandleiding bij opdracht 4.3
Veel hoger dan de waarden onderzocht bij beide onderzoeken. Dit komt omdat bij de
onderzoeken is uitgegaan van gemiddelden.
j) Welke van de externe factoren had het meeste invloed op de uiteindelijke inname en hoe
kwam dit?
De hoogste concentratie vis had het meeste invloed. Dit komt omdat deze waarde het meest
afweek van de gemiddelde waarden.
De antwoorden van de voorgaande twee opdrachten kunnen gebruikt worden om een korte
blootstelling analyse te schrijven over methylkwik in het persoonlijk verslag.
a) Bekijk de onderzoeken uit tabel 4.3, welk onderzoek zou jij gebruiken om de veilige waarde
mee te bepalen en waarom?
Ant: Het onderzoek met ratten, omdat deze onderzoekers NED en LED hebben bepaald en
de NED het laagst is.
b) Bereken vanuit de meest geschikte waarde de veilige waarde voor de mens, zoals uitgelegd
in hoofdstuk 2.
Ant: Toepassen van een veilige waarde van 100 (10x tussen soort 10x tussen mensen)
Veilige waarde van 0,05 µg/kg LG per dag.
27
o Gebruik de antwoorden van de voorgaande opdracht om een korte effect analyse te schrijven
over methylkwik in je persoonlijk verslag.
Varieert
a) Geef en bereken de dagelijkse tolereerbare inname van methylkwik zoals deze gegeven zijn
door de EFSA en de JECFA
de wekelijkse tolereerbare inname
JECFA: FAO/WHO Joint Expert Committee on Food Additives and Contaminants. Dit is een
commissie van wetenschappelijke experts op het gebied van voedselkwaliteit die uitgaat van
de Wereldgezondheidsorganisatie en de Amerikaanse Voedsel en Landbouworganisatie.
c) Vergelijk de veilige waarde van de EFSA en de JECFA met de veilige waarde die je hebt
berekend bij paragraaf 4.3.. Wat valt je op? Heb je hier een verklaring voor?
Veilige waarde uit paragraaf 4.3 is 0,05 µg/kg LG per dag. Deze zit tussen de waarden van
de EFSA (0,014) en de JECFA (0,23) in. De veilige waarde ligt sterk aan de
onderzoeksgegevens waar de waarden op gebaseerd zijn, en welke gegevens daaruit
gebruikt worden: gemiddelden of de extreme waarden. Verder is er ook tussen onderzoeken
sterk verschil (zie tabel 4.2).
d) Neem de gemiddelde inname zoals je die bij blootstelling (paragraaf 4.2) hebt berekend.
Komt deze waarde boven een van de veilige waarden uit?
De gemiddelde Nederlander die 100 gram vis per week eet krijgt 0.2075 µg/ kg
lichaamsgewicht per week aan methylkwik binnen. Dit is tussen de grens van 1,6 µg/kg lg/wk
van de JECFA en de grens van de EFSA (0,1 µg/kg lg/wk) in. De Nederlanders die veel tonijn
eten (200 g/dag) krijgen veel methylkwik binnen (2,9 µg/kg lichaamsgewicht per week). Deze
waarde zit ook boven de grens van de JECFA.
28
e) Gebruik nu de extreme waarden die je hebt berekend bij de blootstelling. Overschrijdt een
van deze waarden de veilige waarde? Zo ja, hoe waarschijnlijk lijkt het jou dat deze situatie in
de werkelijkheid voorkomt?
De Nederlanders die veel tonijn eten (200 g/dag) krijgen veel methylkwik binnen (2,9 µg/kg
lichaamsgewicht per week). Deze waarde zit boven de grens van de JECFA en van de
EFSA. Het is niet erg waarschijnlijk dat iemand zoveel tonijn eet.
29