You are on page 1of 20

Deel 2

Alfabetische woordenlijst met vertaling

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


De werkwoorden met een * zijn onregelmatige werkwoorden. De vormen van het (im)perfectum kun je
vinden op pagina 232 van je boek.

woord vertaling hoofdstuk en taak


aan boord on board 8.1
aanbieding, de special offer 1.3
aangeven* to register (the birth of a child) 2.4
aannemelijk plausible, acceptable 1.2
aanpakken to organise 5.4
aantekenen to register 2.1
aantrekkelijk attractive 4.4
aanvragen* to apply for 2 (intro)
aanwezig present 2.4
aanzetten to turn on 3 (slot)
aardig nice 4.2
aardig to like 4 (slot)
abstract abstract 6.2
accepteren to accept 4 (slot)
achter elkaar in succession, in a row 3.1
achtergrond, de background 8.1
actief active 5.4
activiteit, de activity 6.1
administratie, de administrative work 7.1
advertentie, de advertisement 1.2
af en toe occasionally 8.4
afdeling, de department 2.4
afgesproken agreed 6.2
afhangen* to depend 2.1
afhankelijk dependent 7.1
afkoelen to cool down 8.4
afnemen* to diminish, to decrease 8.4
afrekenen to pay 1.1
afstuderen to graduate 5.2
afval, het litter 2.4
afwisseling, de variation 8.4
alleenstaand single 4.4
allemaal all 1 (slot)
allerlei all kinds of 2.1
als if, when, as 5.1
altijd always 1 (lezen en schrijven)

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


ambassade, de embassy 2.1
ambtenaar, de official, civil servant 2.4
apart separate 1.2
apotheek, de pharmacy 3 (intro)
apparaat, het machine, appliance 1.1
arbeid, de work, labour 6.3
architect, de architect 5.1
armoede, de poverty 6 (lezen)
assistente, de assistant 3.3
au ouch 3.3
baan, de job 5.2
bak, de box 1.1
bakken* fry 3.4
balie, de counter, desk 2.3
band, de (auto, fiets) tire 8.3
band, de (familie) family tie 4.3
basisschool primary school 5.1
batterij, de battery 1.3
bedrag, het amount / sum of money 1.1
bedrijf, het company 7.4
beeld, het screen 1.3
been, het leg 3.2
begrijpen * to understand 5.4
behoorlijk substantially 8.4
bekend well-known 6.1
bekendmaken to give notice of 2.4
beker, de cup 1.1
bel, de bell 6 (slot)
belangstelling, de interest 4.4
bemanningslid, het crew member 8.1
benzinestation, het petrol station 1.1
beoordelen to judge 5.3
bepalen to determine 2.1
bericht, het (nieuwsbericht) report (news item) 8.1
beroemd famous 6.2
beroep, het profession 5.1
besluiten* to decide 4 (slot)
bestaan uit* to consist of 7.1
bestelling, de order 7.1

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


betaling, de payment 1.1
bevatten to contain 7.3
bewaren to keep, to store 3.1
bewegen * to move 5 (intro)
bewerken to edit 7.1
bewijs, het proof 2.1
bewolkt clouded 8.4
bewoner, de inhabitant 2.4
bewust aware 6 (lezen)
bezig zijn met* working on 5 (intro)
bezoek, het visit, visitors, callers 2.4
bibliotheek, de library 2.2
bieden* offer 7.3
bijwerking, de side effect 3.1
binnen inside 3.3
binnenkort soon, shortly 4.2
biologie, de biology 5.2
blad, het magazine 7.1
blijken* to appear 7 (slot)
blijven (werken)* to go / keep on (working) 3.1
blijven* to stay 3.3
bod, het offer 1.2
boer, de farmer 6 (slot)
boodschap, de message 6.3
borst, de chest 3.3
borstvoeding, de breast-feeding 3.1
boter, de butter 3.4
breed wide, broad 6.4
brievenbus, de postbox 2.1
broodje, het roll 1.1
bruto gross 7.4
bui, de shower 8.4
buik, de belly, tummy 3.4
buiten outside 2.4
buitenland, het foreign country 2.1
bureau, het agency, bureau 7.3
buren, de neighbours 3.2
burgerzaken civil affairs 2.4
buurt, de neighbourhood 7.4

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


centraal central 2.4
chips, de crisps 1.4
college, het lecture 1.2
combineren to combine 6 (lezen)
concert, het concert 6.1
conditie, de condition 3.4
contact opnemen met* to contact 3.2
contant in cash 1.1
controleren to check 5.4
cultureel cultural 6.1
cv, het (curriculum vitae) cv, resumé 7.3
daardoor because of that 6 (lezen)
dak, het roof 6.4
dansen to dance 6.1
De postbezorger mail delivery man 2.1
deel, het section 1.2
Delfts blauw Delft blue 6.3
deur, de door 1.2
dicht blocked, closed 3.1
dijk, de dike 6 (slot)
dik swollen 3.2
direct direct 7.1
discipline, de discipline 6 (intro)
dokter doctor 3.2
dood dead 4.3
doodmoe dead tired 3.3
dooien to thaw 8.4
doorgaan met* to continue 6 (lezen)
doorgaan* to go ahead as planned 8.3
doorgeven* to pass on to 8.3
doos, de box 2.1
dosering dose 3.1
dringend urgent(ly) 3.2
droog dry 3.1
druk busy 4.1
druppel, de drop 3.1
duidelijk clear 1.4
duinen, de dunes 4 (intro)
duur, de duration 5.1

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


economie, de economy 5.2
eenzaam lonely 4.3
eerlijk honest 4.4
eeuw, de century 6.4
eis, de requirement 7.3
eng scary 7.1
Engels English 5.2
enkel(e) some, a few 3.1
enthousiast enthusiastic 7.1
erg bad 8.4
ergens (kan ik u verder nog somewhere (can I be of any 2.3
ergens mee helpen?) further assistance?)
ervaring, de experience 7.2
examen, het exam, test 1.4
expressief expressive 6.2
familielid, het relative 4.3
festival, het festival 6.2
figuratief figurative 6.2
file, de traffic jam 8 (intro)
folder, de leaflet, brochure 2.1
friet, de chips 3.4
frisdrank, de soft drink 1.2
functie, de function 2.4
fysiotherapie, de physiotherapy 5 (intro)
gang, de passage, hall 2.4
garantie, de guarantee 1.3
gast, de guest 7.4
gauw soon 3.3
gebeuren to happen, be done 2.4
gebeurtenis, de event 2.1
gebruiken to use 1.1
gedicht, het poem 6.3
gedoe, het fuss 8.4
gegevens, de data, fact, personal details 1.3
gek weird 6.2
gek worden van* to drive somebody mad 6.4
geldig valid, current 2.4
geleden ago 5.2
geluid, het sound 1.3
gemeente, de municipality, council 2.4

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


gemeentehuis, het town hall 2.4
geneeskunde, de medicine 5.2
geneesmiddel, het medicine 3.1
generatie, de generation 8.1
genieten* to enjoy 4.4
genoeg enough 1.1
geschikt suitable 7.4
gesloten closed 2.4
gesprek, het talk, conversation 5.3
gevaar, het danger 3.2
geval, het case 8.3
gevoel, het feeling 3.3
gewicht, het weight 2.1
gewond (raken) to be injured 8.1
gezelligheid, de sociability 3.4
gezond healthy 3.4
gezondheid, de health 8.1
graad, de degree 8.4
gracht, de canal 6.4
grappig funny 6.3
groeien grow 1.1
gymnastiek, de gymnastics 5.3
handig handy, practical 2.3
hangen* to hang 6.2
hard hard 5.4
havo, de higher general secondary 5.1
education
hbo, het higher vocational education 5.1
heel (heel mooi) very (very beautiful) 8.4
hekel (een hekel hebben aan) to hate, dislike 7.1
helder bright 6.2
heleboel (een heleboel) a lot of 1.4
herhaling, de repetition (to repeat) 8.3
hetzelfde the same 2.4
hetzij … hetzij either …or 7.1
hobby, de hobby 6 (intro)
hoesten to cough 3.3
hoeven to have to, need to 1.1
hogeschool, de college 5.2
hoofdkantoor, het head office 7.1

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


hoofdpijn, de headache 3.1
hoogte, de (op de hoogte height (to inform) 2.4
brengen)
hoogtepunt, het highlight 6.2
hopen to hope 7.3
horen to hear 5 (intro)
hout, het wood 1.2
huidskleur skin colour 4.4
huishouden, het housekeeping 7.2
huismerk, het own brand 1.4
huiswerk, het homework 5.3
hulp, de help 3.2
humor, de humour 4.4
huwelijk, het marriage 2.1
ideaal ideal 4 (slot)
ideaalbeeld ideal picture 4 (slot)
ieder every, any 1.2
iedereen everybody, everyone 1.4
iemand somebody 4.4
ijs ice 8.4
impulsief impulsive 1 (lezen en schrijven)
inademen to breathe in 8.1
inderdaad indeed 4.2
infectie, de infection 8.1
inhouden (betekenen)* to mean 7.2
inhouden* to imply 7.3
inmiddels by now 4.4
insteken* to insert 1.1
interessant interesting 5 (intro)
interesse, de interests 4.4
intoetsen to enter, to key in 1.1
inzittende, de passenger 8.1
jongere, de young person 5.1
juffrouw, de (school) miss (school) 5.4
kaart, de card (postcard) 2.1
kanker cancer 8.1
kans, de (kans op) chance of 8.4
kant side 4 (slot)
kantine, de canteen 1.1
kantoor, het office 7.3

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


karakter, het character 4.4
kauwgom, de chewing gum 1.1
keel, de throat 3.3
kennis, de acquaintance 4.1
keuze, de choice 6.1
kiosk, de kiosk 1.1
klaarmaken get ready, prepare, cook 7.2
klacht, de complaint 3.3
kleding, de clothing 1.1
kleingeld, het (small) change 1.1
kleinkind, het grandchild 4.3
klikken (het klikt) we get along well, we have a 4 (intro)
click
klinken* to sound 6.2
klomp, de clog 4 (intro)
knie, de knee 3.2
knooppunt, het (verkeer) highway intersection 8.3
koe, de cow 6 (slot)
koelkast, de refrigerator 1.2
koffer, de suitcase 3.3
kok, de cook, chef 5.1
komst, de (bedankt voor uw thanks for coming 5.3
komst)
koopje, het bargain 1.2
koorts, de fever 3.1
kopie, de copy 2.4
koud cold 8.4
krachtig powerful 6.3
krantenkop, de headline 8.1
krat, de crate, case 1.4
kritisch critical 5.4
kunst, de art 6.1
kunstenaar, de artist 6.2
kuur, de (antibioticumkuur) cure (cure of antibiotics) 3.3
lachen* to laugh 4 (slot)
last hebben van* to give trouble, to suffer from 3.3
leer, het leather 1.2
leerling, de student, pupil 5.4
legitimatiebewijs, het identity papers, card 2.3
lek flat 8.3

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


lelijk ugly 6.2
leraar, de teacher 5.1
leren to study, to teach 5.4
leren to learn 5.1
letten op to pay attention to 6 (intro)
leven to live 3.4
licht, het light 6.2
lid, het member 2.2
lief kind, nice, sweet 4.4
liefde, de love 4.4
liggen* to lie (where are the forms?) 2.3
lijn, de line 6.2
literatuur, de literature 6.1
locatie, de location 2.1
longen, de lungs 8.1
los loose 4.3
lucht, de sky 6 (slot)
lukken to manage 1.1
maar but 1.3
maar only 1.4
maatschappelijk werker, de social worker 5.1
makkelijk easy 1.4
manier, de way 2.4
materiaal, het material 1.2
matig mediocre 5.3
maximaal up to a maximum of 3.1
mazzel, de (good) luck 1.4
mbo, het intermediate vocational 5.1
education
mededeling, de announcement 8.3
medewerker, de staff member 7.2
medicijn, het medicine 3 (intro)
meegeven* give 5.3
meester, de (school) mister (school) 5.3
meevallen* that's not so bad 5.1
meisje, het girl 1.2
menen to mean 8.3
mening, de opinion 5.4
merk, het brand 1.2
meteen right away 1.2

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


middelbaar (middelbare school) secondary (secondary school) 5.1
midden in the middle 3.3
migratie, de migration 8.1
milieu, het environment 2.4
minimaal at least 7.3
missen to miss 4.3
modern modern 6.4
moe tired 4.2
moeilijk difficult 1.4
mogelijk possible 2.4
momenteel at present 7.1
mondeling orally 7.3
monteur, de mechanic 7 (intro)
motivatie, de motivation 5.4
museum, het museum 6.1
muur, de wall 6.3
muziekinstrument, het musical instrument 1.2
na een tijdje after a while 6 (lezen)
nadenken* (over) to think it out, to consider 1 (lezen en schrijven)
neef, de cousin, nephew 4.3
neerstorten to crash 8.1
negatief negative 4 (slot)
nergens nowhere 4.2
net (nette) neat 1.2
netto nett 7 (intro)
neus, de nose 3.1
nicht, de niece, cousin 4.3
niveau, het level 5.1
nodig hebben* to need 2 (intro)
noorden, het north 6 (slot)
noot, de nut 1.4
normaal normal 6 (slot)
oefenen to train, to practise 5 (intro)
olie, de oil 3.4
olijf, de olive 1.4
oma, de granny, grandma 4.3
omdat because 2.1
omgaan met* to handle, to manage 5 (intro)
omgeving, de neigbourhood, vicinity 4.4

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


onderwerp, het subject 4.1
onderwijs, het education 5.1
onderzoek, het research, inquiry 7 (slot)
onderzoeken* to examine 3.3
onderzoeker, de researcher 8.1
ongelofelijk incredible, unbelievable 6.2
ongeluk, het accident 8.1
ongezond unhealthy 3.4
ontmoeten to meet 4 (intro)
ontstaan* arise, develop 3.1
ontvangen* to receive 2.1
ontwerp, het draft, design 7.1
ontwikkeling, de development 6.2
onvoldoende unsatisfactory, insufficient 5.3
onweer, het thunder 8.4
ooit one day 7 (intro)
oom, de uncle 4.3
oosten, het east 8.4
op weg zijn naar* to be on your way 8.3
opa, de grandpa, granddad 4.3
opeens suddenly 5.2
openbaar public 2.2
openen to open 2.3
ophalen to collect 2.4
opklaring, de sunny spell 8.4
opleiding, de training, schooling 5 (intro)
opletten to pay attention 3.1
opnemen* (in een ziekenhuis) to hospitalize 8.1
opnieuw once again / all over again 5.2
opschrijven* to write down 1.3
optreden, het performance 6 (lezen)
opzoeken* to look up 2 (intro)
orkest, het orchestra 6.1
ouder, de parent 4 (intro)
overal everywhere, anywhere 1 (slot)
overdag by day, during the daytime 2.2
overgaan (pijn, ziekte)* to wear off 3.3
overgevoelig hyper-sensitive 3.1
overleven to survive 8.1

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


overweg kunnen met* to handle 4 (intro)
overzicht, het survey 7.3
pak, het (koffie) pack (of coffee); carton (of 1.1
milk)
pakken (een koffer) to pack (a suitcase) 3.3
pakket, het package, parcel 2.1
papier, het paper 2.4
paraplu, de umbrella 8.4
pas, de bank card for withdrawing 1.1
money from ATM's and for
making electronic payments in
shops
pasfoto, de passport photo 2 (intro)
paspoort, het passport 2 (intro)
passen (geld) to pay with the exact money 1.1
patiënt, de patient 5 (intro)
pen, de pen 2.3
perron, het platform 8.3
personeel, het staff 7.2
persoon, de person 4.4
pijn, de pain 3.2
pijnstiller, de painkiller 3.3
piloot, de pilot 5.1
pincode, de pincode 1.1
plaatsvinden* to take place 2.4
plakken stick (to stick a stamp on a 2.1
letter)
plant, de plant 8.4
plat flat 6.4
plek, de place, spot 4.1
positief positive 4 (slot)
post, de post, mail 2.1
postkantoor, het post office 2.1
postzegel, de stamp 2.1
praktijk, de practice 3.2
prestatie, de achievement 5.3
procent, het percent 1.1
proeven to taste 6 (slot)
programma, het (wasmachine) cycle 1.2
publiceren to publish 8.1
publiek, het audience 6 (lezen)

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


punt, het point 4 (slot)
punt, het (plaats) place 2.4
raar strange 7.2
radio, de radio 5.4
rapport, het (school)report 5.3
realistisch realistic 6.2
recept, het (van de dokter) prescription 3 (intro)
receptioniste, de receptionist 7.4
recht straight 6.4
recht, het the right 6 (lezen)
reclamebureau, het advertising agency 7.4
redelijk (in redelijke staat) average (in average condition) 1.2
regelmatig regularly 2.1
regen, de rain 4.1
regisseur, de director 6 (intro)
reiziger, de traveller 8.3
rekenen, het arithmetic 5.3
rekening houden met* to take into account 8.3
rekening, de (bankrekening) account 2 (intro)
relatie, de relationship 4.4
rennen to run 8.3
repareren to repair 7 (intro)
reserveren to reserve, to book 6.1
resultaat, het result 4 (slot)
rij, de row, line, queue 4.1
rijbewijs, het driving licence 2.3
roken to smoke 3.4
rond (tijd: rond half drie) round (round half past two) 7.2
rond (vorm) round (shape) 6.4
roze pink 6.4
rug, de back 3.3
ruzie, de row, argument 4.2
saai boring 6.2
samen together 4.3
samenstellen to compile 7.1
samenwerken to work together 5.3
sap, het juice 1.4
schade, de dammage 3.1
scheiden* to divorce 4.4

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


schijnen* to shine 8.4
schilderen to paint 6.2
schilderij, het painting 6.2
schoonhouden* to clean 2.4
schoonmaken to clean 7.2
schoonmoeder, de mother-in-law 4.3
schoonvader, de father-in-law 4.3
schoonzus, de sister-in-law 4.3
schouder, de shoulder 5 (intro)
schriftelijk in writing 2.4
schrijver, de writer, author 6.2
schuin slanting 6.4
secretaresse, de secretary 7.1
seizoen, het season 7.3
selecteren to select 6 (intro)
serieus serious 4.4
sfeer, de atmosphere 7.3
sinaasappel, de orange 1.4
sinds since 3.3
slag, de get to work 7.1
slagen to pass (an exam) 1.4
slank slim 4.4
slechts only 1.2
sluiten* to close 3.1
smal narrow 6.4
sneeuw, de snow 8.4
snoepen to eat sweets 3.4
snuiten* (neus) to blow (your nose) 3.1
sociaal social 5.3
sollicitant, de applicant 7.3
solliciteren to apply (for) 7.3
sommige some, certain 2.4
sparen to save 1.1
speelplaats, de playground 8.1
spelen to play 4.3
spier, de muscle 5 (intro)
spoedgeval, het emergency 3.2
spontaan spontaneous 4.4
spreekuur consultation hours 3.2

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


spreekwoord, het proverb, saying 6.3
spullen, de things 1.4
staat, de condition 1.2
stap, de step 5.2
stelen (gestolen)* to steal 1.2
stem, de voice 6 (slot)
ster, de (vijf sterren hotel) star (a five-star hotel) 7.4
sterk strong 4.3
sterkte take care 3.2
sterven* to die 4.4
stevig (onweersbuien) big/severe (thunderstorm) 8.4
stilstaan* to be stuck in traffic/in a traffic 8.3
jam
stip, de dot, point 6.2
stom stupid 5.2
stoppen to quit 3 (slot)
storm, de storm 8.4
strak (strakke lijnen) taut (taut lines) 6.2
strand, het beach 3 (slot)
streep, de line 6.2
streng strict 7.1
studie, de studies 5.2
stuk(je), het (per stuk) piece (a piece, each) 1.4
sturen to send 2 (intro)
taal, de language 5.3
tabak, de tabacco 8.1
tablet, de tablet, pill 3.1
tante, de aunt 4.3
tarief, het tariff, rate 2.1
technisch technical 8.3
tegel, de tile 6.3
tegenwoordig nowadays, these days 1.1
tekenen to draw 5.3
telefoniste, de operator 7.4
televisie, de television set 1.3
temperatuur, de temperature 3.1
tempo, het tempo, pace 5.3
tenminste at least 7 (intro)
tentoonstelling, de exhibition 6.2
terras, het café terrace 8.4

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


terughebben van* to get change 1.1
terwijl while 5.2
tevreden satisfied 5.4
theater, het theatre 6.1
theoretisch theoretic(al) 5.1
theorie, de theory 5 (intro)
thuiskomen* to come home 3 (slot)
thuiszorg, de home care 7.2
tijdschrift, het magazine 1.1
tip, de tip 7.3
toekomst, de future 5.2
toen when, then 4.4
toren, de tower 6.4
trekken* to pull 2.4
trouw faithful, loyal 4.4
trouwens by the way 6.2
tweedehands second hand 1.4
uitdrukken to express 6.2
uitdrukking, de idiom, expression 8.4
uiteindelijk eventually 7.1
uitgeven* to spend 1.4
uitleggen to explain 5 (intro)
uitspreken* to pronounce 5.4
uitstekend excellent 5.3
uitzendbureau, het temporay employment agency 7.2
uurloon, het hourly wage 8.1
vak, het subject, trade, profession 5.3
vallen* to fall 3.2
vallen* (er vallen doden) people were killed 8.1
vanzelf (dat gaat vanzelf over) itself (that will cure itself) 3.3
vast (vaste relatie) steady relationship 4.4
veranderen to change 6.2
verantwoordelijk responsible 4.4
verdienen to earn 7 (intro)
vergadering, de meeting 7.2
vergeten* to forget 2.4
verhaal, het story 6 (lezen)
verkeer, het traffic 8 (intro)
verklaren to explain, to account for 8.1

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


verkopen* to sell 1.1
verkouden zijn* to have a cold 3.3
verleden, het past 5.2
verlegen shy 4.4
verpleegkunde, de nursing 5.1
verschijnen* to appear 8.3
verschil, het difference 3.3
verschillend different 2.3
verschrikkelijk terrible 8.3
versturen to send 2.1
vertalen to translate 7.1
vertellen to tell 6.3
vertraging, de delay 8.3
vervoer, het transport 8.3
vervolgens then 7.2
verwachten to expect 4 (slot)
verwennen to pamper, to spoil 4.4
verzamelen to collect 2.4
verzorgd neat 4.4
verzorger, de caretaker 7.4
verzwakt weakened 8.1
vet, het (vet) fat(ty) 3.4
visite, de visitors, guests 4 (intro)
visum, het visa 2.1
vliegtuig, het aeroplane 7 (intro)
vloeiend fluent(ly) 7.3
vmbo, het intermediate general secondary 5.1
education
voet, de feet 3.3
voldoende sufficient 2.4
voldoende, de pass 5.3
volhouden to hold on 8 (intro)
volwassene, de adult 8.1
vooral especially 1.1
voorbereiden to prepare 7.1
voorjaar, het spring 8.4
voorlopig for now 8.4
vooropleiding, de (preliminary) training 5.1
voorschrijven* to prescribe 3.3
voorzichtig careful 3.3

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


vorig last 4.4
vraagprijs, de asking price 1.2
vreselijk terrible 3.3
vriezen* to freeze 8.4
vrijgezel, de bachelor 4.4
vroeger in the past, in the old days 4.3
vrolijk cheerful 8.4
vuilnisbak dustbin, rubbish bin 2.4
vwo, het pre-university education 5.1
waaien to blow 8.4
waarheid, de truth 6.3
waarschijnlijk probably 3.3
wandelen to walk 4.4
wandeling, de walk 6.1
wassen beeld wax statue 6 (lezen)
wassen* to wash 1.3
weer, het weather 8.4
weersverwachting, de weather forecast 8.4
weg moeten* have, has to go 1.2
wegen* to weigh 2.1
wegens because of 8.3
weinig little, few 1.2
wekker, de alarm (clock) 7.2
wennen aan to get used to 8.4
wereld, de world 8.1
werknemer, de employee 7.4
werkzaamheden, de activities, duties 7.1
westen, het the west 8.4
wetenschappelijk scientific 5.1
wind, de wind 8.4
winter, de winter 8.4
wisselvallig changeable 8.4
wolk, de cloud 8.4
wolkenvelden, de cloud bank 8.4
zak, de bag, packet 1.4
zanger, de singer 6.2
zee, de sea 6 (slot)
zeer doen* to hurt 3.3
zegeltjes, de trading stamps 1.1

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling


zelf myself, yourself, himself etc. 1.3
zeuren to nag 5.4
zich ergeren aan iets to be annoyed by 8.3
zich haasten to hurry 8 (grammatica en spelling)
zich vervelen to be bored 8 (intro)
zich voelen to feel 8 (grammatica en spelling)
ziek ill 3 (intro)
zin, de sentence 6.3
zingen* to sing 6.1
zoals as, like 7.1
zomer, de summer 8.4
zo'n such a, about 2.3
zon, de sun 8.4
zorgen (zich zorgen maken over) to worry about 4.2
zorgen voor to provide 2.4
zowel … als both … and 6 (intro)
zuchten to sigh, to take a deep breath 3.3
zuiden, het south 6 (slot)
zwaar heavy 2 (intro)
zwager, de brother-in-law 4.3
zwanger pregnant 3.1

© Uitgeverij ThiemeMeulenhoff 2019 | Code+ Deel 2 | Alfabetische woordenlijst met vertaling

You might also like