Uittreksel van 2 havo/vwo, hoofdstuk 2, §4

§4 Leefbaar platteland

Platteland
 Een groot deel van Nederland behoort tot het platteland: weinig bebouwing en veel .open
ruimte.. Dit kun je meten met de landelijk gebied.

Veranderingen in de landbouw
 Na de oorlog vond in de landbouw specialisatie en mechanisatie. plaats. Boeren moesten
daarvoor uitbreiden. Er vond schaalvergroting plaats. Het gevolg: het ontstaan van
voedseloverschotten.
˜ Alleen de grote boeren konden de investering betalen als gevolg van de aanschaf van
machines, kunstmest en krachtvoer betalen. Voor de kleine boeren, boerenknechten en
landarbeiders was geen werk meer. Zij gingen voor een groot deel verhuizen om daar te gaan
werken. Het platteland kreeg te maken met vertrekoverschotten.

Minder voorzieningen
 Door de vertrekoverschotten moesten veel winkels en voorzieningen sluiten. Ondanks dat de
bevolkingsafname is gestopt neemt het aantal voorzieningen nog steeds af. De dorpswinkel
verliest de concurrentie van de grote supermarkt in de stad, die veel uitbreiding kan draaien.
Er komen steeds grotere winkels. Er is sprake van schaalvergroting.

Leefbaar platteland
 Om toch de leefbaarheid in de dorpen in stand te houden worden zoveel mogelijk
voorzieningen in één gebouw: bibliotheek, postkantoor, kleine supermarkt etc.

Basisboek 145 Stedelijk of landelijk?

 Wanneer je van een stad spreekt, verschilt van land tot land.
˜ De adressendichtheid is het inwoners. Als huizen dicht bij elkaar staan en er veel hoogbouw
is, spreek je van een landelijke adressendichtheid.

Basisboek 155 Etnische wijken

 Het apart wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken in bepaalde wijken heet
ruimtelijk segregatie. Twee vormen van segregatie: die tussen inkomensgroepen en die
tussen etnische groepen. Ruimtelijke segregatie leidt vaak tot maatschappelijke segregatie.
˜ Een etnische wijk is een woonwijk waar vooral mensen uit 1 bepaalde etnische groep wonen.
Het bestaan van etnische wijken heeft te maken met drie factoren.
 In een etnische wijk vind je de veiligheid van de eigen groep. Bovendien zijn er voorzieningen
speciaal voor die groep te vinden.
 De huizen zijn niet (te) groot.
 Er vindt weinig bebouwing plaats.