Professional Documents
Culture Documents
H3.3 de Republiek in de Gouden Eeuw
H3.3 de Republiek in de Gouden Eeuw
3 arm en rijk
Opbouw bevolking
Kleine burgerij
25%
Volksklasse
60-70%
De gegoede burgerij:
Regenten, rijke kooplieden, artsen,
predikanten, officieren en fabrikanten
Rijk geworden door handel maar
steeds vaker alleen bestuurder.
Geleidelijk aan steeds minder Kinderen werden voorbereid
handelaar en steeds meer belegger op ‘regentenbestaan’
Het grauw;
bedeelden, bedelaars, zwervers, straathandelaren
Onzeker bestaan,
armoede lag altijd op de loer Weduwen en wezen kwetsbare groep
Platteland Oorspronkelijk gebaseerd
Er waren maar enkele
op grondbezit maar edelen
tientallen adellijke
behielden hun fortuin door
geslachten maar ze hadden
te beleggen en leningen te
wel macht, rijkdom en
geven aan steden en
prestige. adel gewesten
Landarbeiders en industriearbeiders
Toch volksklasse beter af dan in andere Europese landen:
Door graanaanvoer altijd genoeg voedsel
Hoge lonen
Door economische expansie volop werk
Goed stelsel van armenzorg en liefdadigheidsinstellingen
Armenzorg en liefdadigheid
Gilden
Leden van de kleine burgerij em
geschoolde arbeiders konden
terug vallen op hum gilde