You are on page 1of 17

3.

3 arm en rijk
Opbouw bevolking

De verschillen tussen arm en


rijk werden in de 17e eeuw
groter omdat er een steenrijke Gegoede burgerij
bovenlaag ontstond 6-10%

Kleine burgerij
25%

Volksklasse
60-70%
De gegoede burgerij:
Regenten, rijke kooplieden, artsen,
predikanten, officieren en fabrikanten
Rijk geworden door handel maar
steeds vaker alleen bestuurder.
Geleidelijk aan steeds minder Kinderen werden voorbereid
handelaar en steeds meer belegger op ‘regentenbestaan’

Nieuwkomers kunnen nog makkelijk doordringen tot gegoede burgerij


De ‘Quote 500’ van de Gouden
Eeuw
Nummer 5:
Nummer 4
Nummer 3
Nummer 2
Nummer 1
Kleine burgerij:
ambachtslieden, winkeliers, kantoorbedienden, schoolmeesters

Kleine burgerij had een


zekere welstand maar
Kinderarbeid normaal
armoede lag altijd op de loer
Volksklasse

Geschoolde arbeiders, dienstmeisjes

Laaggeschoold werkvolk als zeelieden,


soldaten, vissers

Ongeschoolde arbeiders zonder vast werk zoals


sjouwers en pakdragers

Het grauw;
bedeelden, bedelaars, zwervers, straathandelaren

Onzeker bestaan,
armoede lag altijd op de loer Weduwen en wezen kwetsbare groep
Platteland Oorspronkelijk gebaseerd
Er waren maar enkele
op grondbezit maar edelen
tientallen adellijke
behielden hun fortuin door
geslachten maar ze hadden
te beleggen en leningen te
wel macht, rijkdom en
geven aan steden en
prestige. adel gewesten

Minder beroepen en winkels Kleine burgerij; Met name in het westen


dan in de steden Winkeliers, bakkers, hadden steden verzorgende
boeren functie platteland

Landarbeiders en industriearbeiders
Toch volksklasse beter af dan in andere Europese landen:
Door graanaanvoer altijd genoeg voedsel
Hoge lonen
Door economische expansie volop werk
Goed stelsel van armenzorg en liefdadigheidsinstellingen
Armenzorg en liefdadigheid
Gilden
Leden van de kleine burgerij em
geschoolde arbeiders konden
terug vallen op hum gilde

Toch gilden minder invloed dan


elders in Europa→ vooral sterk in
ambachtelijke bedrijfstakken die
voor lokale markt produceerden

Naast de traditonele ambachten


kwamen grootschalige bedrijven
tot ontwikkeling→ manufacturen
Manufacturen
Grote bedrijven waarbij de afstand
tussenarbeider en ondernemer groot
was

Arbeiders weinig rechten


Stakingen leidde vaak niet tot
verbeteringen omdat hun positie
te zwak was→ grote onderlinge
concurrentie en concurrentie van
migranten, vrouwen en kinderen

You might also like