You are on page 1of 3

Op weg naar 10 miljard

► De wereldbevolking groeit snel. ………………………………Prognose……………….: rond 2060 tien miljard


mensen. ……………………………Demografie……………………………………. is de wetenschap die zich
bezighoudt met aantal, samenstelling en spreiding van de bevolking.

● De ………………………absolute…………………………… bevolkingsgroei is enorm.

● De ……………………relatieve……………………………… bevolkingsgroei neemt sinds 1970 af. Dat komt door


daling van het …………………………vruchtbaarheidscijfer………………………………………………………………..

Ongelijke groei

► De wereldbevolking groeit niet overal even hard.

● Rijke landen: lage ………bevolkingsgroei…………………………………………………………………. (of zelfs een -


daling). De ………………..……………vergrijzing……………………………….. neemt in deze landen toe. Arme
landen hebben juist een ………………jonge………. bevolking.

● Extra investeringen door verandering in bevolkingssamenstelling of bij snelle bevolkingsgroei


(……………………bevolkingsexpolsie…………………………………………………………………………….):
……………………………………………………………………………………demongrafische
investering……………………………………….. Die zijn nodig om de ………………………………
voorzieningen…………………………….. op peil te houden.

Migratiestromen

► Behalve de natuurlijke bevolkingsgroei speelt …………………migratie…………………………….. een rol. In


sommige gebieden zijn ……………………………………………vertrekoverschotten……………………………………..,
andere gebieden trekken juist mensen aan.

● De grootste migratiestroom is de trek naar de steden. Vooral in arme landen is het


…………………………………………………urbanisatie tempo……………………… hoog.

● Veel ………………………………economische migranten…………………………………………………………………………


verhuizen van armere naar rijkere werelddelen. Daarnaast: …………………
vluchtelingen…………………………………………… die niet meer veilig zijn in eigen land.

Bevolking en duurzaamheid

► Het is moeilijk te zeggen hoe groot de …………………draagkracht…………………………………… van de


aarde is: het vermogen van de natuur om mensen te voorzien in hun bestaan. Als dat niet meer
mogelijk is: …………………………………………overbevolking……………………………...

B136 Natuurlijke bevolkingsgroei

► De bevolking van een gebied verandert door ……natuurlijke…………………………………………………


factoren en …………………………………sociale…………………. factoren.

……………………………natuurlijke bevolkingsgroei…………………………………………………………………………:
veranderingen door …………geboorte………………………………………. en ………………………
sterfte…………………………..

● Het ………………geboorte cijfer………………………………………………………… is het aantal geboorten per


1.000 inwoners per jaar.
Het ………………………sterfte cijfer………………………………………………… is het aantal sterfgevallen per jaar
per 1.000 inwoners.

● Als er in een jaar meer mensen geboren worden dan dat er sterven, is er een ……………………………
geboorte overschot……………………………………………………. Omgekeerde: ……………………………sterfte
overschot…………………………………………………….

B137 Sociale bevolkingsgroei

► …………………………………sociale bevolkingsgroei………………………………………………………………..:
verandering van bevolkingsaantal doordat mensen uit een gebied …………
vetrekken…………………………………….., of zich er …………………………vestigen…………….. Het verhuizen van
het ene woongebied naar het andere woongebied noem je …………………………migratie…………………...

● …………………migratie saldo……………………………………………………. is de som van ……………………………


vestiging…………….. en ………vertrek…………………………….. …………………………………………………
vestingsoverschot……………………….: meer mensen vestigen zich dan dat er uit dat gebied vertrekken.
Omgekeerd: …………………………………………………vertrekoverschot………………..

B138 Bevolkingscijfers: absoluut en relatief

► Twee manieren van weergeven bevolkingscijfers:

● absolute getallen: ………………………aantal en


hoeveelheden……………………………………………………………………….

● relatieve getallen: …………proimllages…………………………………………………………………………………….

B142 Soorten bevolkingsdiagrammen

► Een bevolkingsdiagram laat de ………………………leeftijdsopbouw………………………………………………. zien


van de bevolking.

● Bij een ……………hoog…… geboortecijfer heeft het diagram de vorm van een piramide. Vooral in
arme landen zonder ……………family planning………………………………………………………………. Hoort bij fase
……1… en …2…… van het demografische transitiemodel.

● ……………granaatlage…………………….vorm: rijke landen met ……………………. geboortecijfers. Hoort bij


fase ……..4.

● ………………………urn………….vorm: het geboortecijfer daalt en er is vaak een


………………………………………………………sterfteoverschot……………………….. Hoort bij fase …4…… en ……5….

B143 Demografische transitie

► Demografische transitie: verandering in …………bevolkingsgroei………………………………………………………


door geboorte en sterfte over een langere tijd (transitie = …overgang…………………………………………) in
vier fasen.

● Fase 1: geboorte- en sterftecijfers zijn ……hoog………………... Langzame bevolkingsgroei.

● Fase 2: snelle ……………daling…………………….. sterftecijfers met …………hoog…………. gebleven


geboortecijfers à ……………………………………………………bevolkingsexplosie……………………………...

● Fase 3 en 4: bevolkingsgroei neemt af. De transitie is ……voltooid………………………………………….


Bevolking groeit …………………langzaam……………………………….
● Fase 5: ……………………sterfte overschot……………………………………………... Bevolking neemt langzaam af.

■ Veel landen in Azië en Latijns-Amerika zijn nu in fase …3…… of …4……. Hun demografische transitie
ging in ………………………kortere……………. periode dan die in westerse landen.

B239 Bevolkingsgroei

► …………………………bevolkingsgroei…………………………………….. en …………………………………geboorte
cijfers…………………………….. zijn hoger in arme landen.

Gevolg: veel behoefte aan ……………………voorzieningen………………………………………….. als scholen en


ziekenhuizen.

● Verband tussen hoge geboortecijfers en ………armoede……………………………………:

■ te weinig ……………geld……………. en …………kennis………………. voor geboortebeperking


(……………………………………………family planning………………………………)

■ kinderen nodig als …………werkkracht………………………………………….. en als …………………sociale


verzekering……………

………………………………………………………

■ sommige …………godsdiensten………………………………………………….. zijn tegen family planning

● hoe meer welvaart, hoe …kleiner………………………. de gezinnen

B240 Percentage stedelingen

► …………………………urbanisatie graad…………………………………………………..: percentage stedelingen in


een land.

Hoe rijker het land, hoe ……hoger…………………. het percentage stedelingen.

● Arme landen: hoog ……………………urbanisatie tempo……………………………………. door


…………………………………ruraal urbane……………………….. migratie.

● Verstedelijking gaat te snel: niet voldoende ………………voorzieningen……………………………………………..


voor snelgroeiende bevolking.

Te zien aan het bestaan van …………

You might also like