Professional Documents
Culture Documents
Ecli NL HR 2014 1303
Ecli NL HR 2014 1303
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
RvdW 2014/837
SR-Updates.nl 2014-0250
Uitspraak
3 juni 2014
Strafkamer
nr. 13/02665
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 februari
2011, nummer 20/004633-09, in de strafzaak tegen:
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te
Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten
aanzien van de aan de feiten 1 en 2 gegeven kwalificatie en tot verbetering daarvan, voorts tot
vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf
naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2.1. Het middel bevat onder meer de klacht dat het Hof de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten ten
onrechte heeft gekwalificeerd als telkens "medeplegen van in de uitoefening van een beroep of
bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen gepleegd".
2.2.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring onder meer het volgende overwogen:
"A4.2.
Gelet op het hiervoor onder A 4.1 overwogene, in onderlinge samenhang en verband bezien
met de onder A3 weergegeven feiten en omstandigheden alsmede de overige
bewijsmiddelen in het dossier, is het hof van oordeel dat verdachte zich tezamen en in
vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het telen en/of verwerken en/of
bewerken van grote hoeveelheden hennepplanten - onder meer - op de locaties [a-straat 1]
te Veghel, [c-straat 1] te Beugen en [d-straat 1] te Berghem. Gelet op de rol die verdachte
heeft gespeeld bij deze activiteiten, zoals blijkt uit de tapgesprekken en de verklaringen van
de getuigen en medeverdachten, de frequentie van de werkzaamheden en het aantal
hennepkwekerijen waarbij verdachte betrokken is geweest, is het hof van oordeel dat
verdachte deze feiten heeft gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf zoals onder
1 bewezen is verklaard.
(...)
A5.3.
(...)
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte in de periode tussen 1 april
2008 en 30 november 2008 in ieder geval meerdere keren betrokken is geweest bij het
vervoeren van grote hoeveelheden hennep(planten) en/of hennepstekken zoals onder 2
bewezen is verklaard. Gelet op de rol die verdachte heeft gespeeld bij deze activiteiten,
zoals blijkt uit de tapgesprekken en het grote aantal bestellingen en transporten waarbij
verdachte betrokken is geweest, is het hof van oordeel dat verdachte deze feiten heeft
gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf zoals onder 2 bewezen is verklaard.
(...)"
2.3. Ten aanzien van de kwalificatie van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde houdt het bestreden
arrest in:
"1 en 2 telkens:
Medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een
in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd."
2.4. Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 3 Opiumwet:
"Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of
te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen."
2.5. De klacht is terecht voorgesteld. De in de bewezenverklaring tot uitdrukking gebrachte, aan art.
11, derde lid, Opiumwet ontleende omstandigheid van het beroeps- of bedrijfsmatig handelen in
strijd met een in art. 3, onder B, Opiumwet gegeven verbod omvat in het onderhavige geval
immers reeds dat het opzettelijk telen en/of verwerken en/of bewerken respectievelijk afleveren
en/of vervoeren van hennepplanten meermalen heeft plaatsgevonden. Het Hof heeft daarom ten
onrechte de kwalificatie "meermalen gepleegd" toegevoegd. De Hoge Raad zal de kwalificatie
verbeteren als in het dictum te vermelden. Deze verbetering heeft, gelet op art. 57 Sr, geen
invloed op het toepasselijke strafmaximum voor de ten laste van de verdachte bewezenverklaarde
feiten tezamen.
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase
is overschreden.
3.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde
gevangenisstraf van vier jaren. In de omstandigheid dat de Hoge Raad als gevolg van de bij de
inzending van de stukken opgetreden vertraging die meer dan twaalf maanden bedraagt, eerst
thans uitspraak kan doen, vindt de Hoge Raad aanleiding de opgelegde gevangenisstraf te
verminderen met zes maanden.
De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid,
RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van
rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5 Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou
behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden
beslist.
6 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de kwalificatie van het onder 1 en 2
bewezenverklaarde en de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
kwalificeert het onder 1 en 2 bewezenverklaarde als "medeplegen van in de uitoefening van een
beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, Opiumwet
gegeven verbod";
vermindert de duur van de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze drie jaren en zes maanden,
beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en
N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni
2014.