You are on page 1of 3

ECLI:NL:HR:2017:1284

Instantie Hoge Raad


Datum uitspraak 27-06-2017
Datum publicatie 10-07-2017
Zaaknummer 16/01953
Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:605, Gevolgd
Rechtsgebieden Strafrecht
Bijzondere kenmerken Cassatie
Inhoudsindicatie
Maximumduur vervangende hechtenis bij oplegging meerdere
schadevergoedingsmaatregelen, art. 24c Sr, art. 60a Sr en art. 36f Sr. Hof heeft
verdachte verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat t.b.v. A en B van
respectievelijk € 223.350,- en € 98.950,-, telkens bij gebreke van betaling en
verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis. Ex art. 36f.8 Sr jo. art. 24c.1 Sr
dient de rechter bij het opleggen van een svm voor het geval dat noch volledige
betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, te bevelen dat
vervangende hechtenis zal worden toegepast. Die vervangende hechtenis mag in
geval van samenloop a.b.i. art. 57 Sr o.g.v. art. 60a Sr jo. art. 24c.3 Sr voor beide
betalingsverplichtingen gezamenlijk ten hoogste een jaar bedragen. HR vermindert
zelf de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat is voldaan aan het wettelijk
bepaalde maximum van een jaar.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl
RvdW 2017/792
SR-Updates.nl 2017-0308

Uitspraak
27 juni 2017
Strafkamer
nr. S 16/01953
SLU

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 maart 2016,
nummer 23/001515-15, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.


1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij
schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan
deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd vernietiging van de bestreden
uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de bij de aan de verdachte opgelegde verplichtingen tot
betaling aan de Staat bevolen vervangende hechtenis, tot vermindering daarvan in die zin dat is
voldaan aan het wettelijke maximum van een jaar en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere
motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de
rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Beoordeling van het derde middel

3.1. Het middel klaagt dat het Hof aan de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen in totaal meer
vervangende hechtenis heeft verbonden dan wettelijk is toegestaan.

3.2. Het Hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] van respectievelijk € 223.350,- en € 98.950,-, telkens bij
gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis.

3.3. Ingevolge art. 36f, achtste lid, in verbinding met art. 24c, eerste lid, Sr dient de rechter bij het
opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van het
slachtoffer voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde
bedrag volgt, te bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast. Die vervangende
hechtenis mag in een geval als het
onderhavige waarin sprake is van samenloop als bedoeld in art. 57 Sr, op grond van art. 60a in
verbinding met art. 24c, derde lid, Sr voor de beide betalingsverplichtingen gezamenlijk ten
hoogste een jaar bedragen.

3.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat het middel terecht is voorgesteld. De Hoge Raad zal zelf de
duur van de vervangende hechtenis aldus verminderen dat is voldaan aan het wettelijk bepaalde
maximum van een jaar.

4 Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou
behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden
beslist.

5 Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de bij de aan de verdachte opgelegde
verplichtingen tot betaling aan de Staat bevolen vervangende hechtenis;
beveelt

a. dat het aan de Staat te betalen bedrag van € 223.350,- ten behoeve van [betrokkene 1], bij
gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door 253 dagen hechtenis;
b. dat het aan de Staat te betalen bedrag van € 98.950,- ten behoeve van [betrokkene 2], bij gebreke
van betaling en verhaal wordt vervangen door 112 dagen hechtenis;
verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren
H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juni 2017.

You might also like