You are on page 1of 4

ECLI:NL:HR:2017:879

Instantie Hoge Raad


Datum uitspraak 28-02-2017
Datum publicatie 07-02-2018
Zaaknummer 16/04854
Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2016:1456, Niet ontvankelijk
Rechtsgebieden Strafrecht
Bijzondere kenmerken Cassatie
Artikel 80a RO-zaken
Inhoudsindicatie
Publicatie arresten Hoge Raad die zijn afgedaan met art. 80a RO, inclusief
schriftuur n.a.v. een wetenschappelijk onderzoek. Zie NJB 2018/301, afl. 6, p.
404-412.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak
28 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/04854
AGE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 14 april 2016,
nummer 23/001547-15, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te
Spijkenisse, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel
uit.
2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie
rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende
belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen
leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de
Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren
H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter
openbare terechtzitting van 28 februari 2017.

Cassatieschriftuur inzake:
[verdachte],
verblijvende in de P.l. Ter Apel, verdachte,
Inleiding
Ondergetekende, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, mr. RJ. Baumgardt,
advocaat te Spijkenisse, heeft hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een
schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], ingestelde beroep in cassatie tegen het
arrest van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 14 april 2016, en alle beslissingen die door het hof ter
terechtzitting(en) zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijf maanden. Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van in beslag genomen
voorwerpen en een vordering van de benadeelde partij.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie heeft ondergetekende de eer voor te dragen:
MIDDEL I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt
bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in
het bijzonder de artt. 55/56 Sr alsmede 359 en 415 Sv, en wel om het navolgende:
Ten onrechte heeft het hof met betrekking tot de bewezen verklaarde diefstal van een pinpas en de
diefstal door middel van een valse sleutel, te weten de van [betrokkene 1] ontvreemde pinpas met
pincode, niet art. 55 of 56 Sr toegepast, zodat het arrest, althans de kwalificatiebeslissing en
strafoplegging onvoldoende met redenen zijn omkleed.
Toelichting
1.1
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
"2:
hij op 17 april 2013 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft
weggenomen een pinpas te name van [betrokkene 2].
3:
hij op 17 april 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van
wederrechtelijk toe-eigening uit de gelduitgifteautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van EUR
1750,--, toebehorende aan [betrokkene 2], waarbij verdachte en zijn mededader het goed onder hun
bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, zijnde de eerder van [betrokkene 1]
weggenomen pinpas en de van [betrokkene 1] verkregen bijbehorende pincode."
1.2
Ten behoeve van de bewezenverklaringen heeft het hof een achttal bewijsmiddelen gebezigd. Zo
heeft het hof ten behoeve van beide bewezen verklaarde feiten onder meer als bewijsmiddel (2)
gebezigd een verklaring van [betrokkene 1], inhoudende onder meer:
"()
Nadat ik wakker werd (het hof begrijpt: op 17 april 2013) ging hij op zoek naar geld. Hierbij heeft hij
mijn hele woning doorzocht. Mijn hele huis was een puinhoop. Hij heeft hierbij de pinpas van mijn
tante gevonden. Hij wilde geld. Ik moest ook de pincode geven en dat heb ik gedaan. Hij heeft voor
ongeveer een uur mijn woning verlaten en is gaan pinnen. Op een gegeven moment is mijn broer ook
aan de deur geweest. "
1.3
Voorts heeft het hof als bewijsmiddel (3) gebezigd een verklaring van verdachte, inhoudende onder
meer (voor zover in dit kader van belang):
"()
[betrokkene 3] en ik zijn haar woning ingegaan. Ik ben de 17de april 's avonds weggegaan en de 18e
belde ze mij op dat ik geld gestolen had van haar pin. "
1.4
Daarnaast heeft het hof bewijsmiddelen gebezigd, waaruit volgt dat een ander op verzoek van
verdachte op 17 april 2013 tussen 17.34.44 uur en 19.51.49 uur driemaal bij een pinautomaat
geldbedragen heeft opgenomen.
1.5
Het bewezen verklaarde is door het hof gekwalificeerd als:
"Het onder 2 bewezenverklaarde levert op: diefstal.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels."
1.6
In het arrest heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf
maanden. In het kader van de strafoplegging heeft het hof onder meer overwogen:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en
de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof
heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een pinpas van [betrokkene 2] en heeft
vervolgens een minderjarige bekende met die pinpas een bedrag van € 1750,- voor hem laten pinnen.
()
()
Feiten als deze brengen bij burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid
teweeg.
()
Gelet op de aard en de ernst van de feiten kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met
oplegging van een geheel voorwaardelijke straf dan wel een taakstraf. "
1.7
In het arrest heeft het hof met betrekking tot de toepasselijke wettelijke voorschriften onder meer art.
57 Sr aangehaald. Uit de bewijsmiddelen en de overwegingen van het hof kan worden afgeleid dat
het hof heeft vastgesteld dat verdachte omstreeks de avond van 17 april 2013 een pinpas heeft
weggenomen, en vrijwel direct daarna samen met een ander in een zeer kort tijdsbestek 3 keer bij
een geldautomaat bedragen heeft opgenomen door middel van de pinpas (met pincode). Eerder heeft
de Hoge Raad wel geoordeeld dat het tegelijkertijd verkrijgen van een tractor en een stropakkenpers
geen twee afzonderlijke feiten opleveren die als voortgezette handelingen kunnen worden
beschouwd, maar als één feit moeten worden beschouwd (HR 18 mei 1999, NJ 1999,540). Het
verduisteren van een creditcard en het (vervolgens) met die creditcard terstond daarna uit een
pinautomaat wegnemen van een geldbedrag vallen in de ogen van INI. Keijzer eveneens zozeer
samen, dat sprake is van eendaadse samenloop (noot onder HR 8 november 2005, NJ 2006,192). In
dit kader kan voorts worden bedacht dat het wegnemen van een fiets en het vervolgens met deze
fiets wegrijden van de plaats waar de fiets ontvreemd is, naar de letter van de wet mogelijk wel
diefstal en witwassen oplevert, maar dat een dergelijke cumulatie van strafbare feiten door de
toenmalige minister en ook de Hoge Raad niet als terecht wordt beschouwd (zie in dit verband o.m. HR
26 oktober 2010,NJ 2010,665,mnt. NK). Gelet hierop moet worden geoordeeld dat het in een woning
wegnemen van een pinpas met pincode, en het vervolgens direct daarna bij geldautomaten opnemen
van bedragen door gebruik te maken van de pinpas/pincode, als één feit in de zin van art. 55 Sr. moet
worden beschouwd, zodat de kwalificatiebeslissing en/of strafoplegging onvoldoende met redenen
zijn omkleed.
1.8
Indien de bewezen verklaarde feiten niet als een geval van eendaadse samenloop moeten worden
beschouwd, is verdachte van mening dat het hof ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan
artikel 56 Sr nu de betreffende feiten immers in zodanig verband staan dat zij moeten worden
beschouwd als een voortgezette handeling in de zin van art. 56 Sr. (zie in dit verband o.m. Hof
Amsterdam 14 maart 2011,ECLI:NL:GHAMS:2011:BP9473).
1.9
Aan verdachte kan niet worden tegengeworpen dat hij onvoldoende in rechte te respecteren belang
heeft nu de opgelegde straf minder is dan de maximumstraf die op een van de feiten is gesteld. Het
voornaamste doel van de samenloopregeling, te weten het tegengaan van onbeperkte en
ongerechtvaardigde cumulatie van de mogelijk op te leggen straffen tegen te gaan (J. de Hullu,
Materieel Strafrecht, 6e druk, pag. 520) wordt hierdoor immers met voeten getreden. Juist bij
bewezenverklaring van elkaar feitelijk opvolgende of samenvallende handelingen/delicten kan
vervolging ter zake van het delict in het voorveld van het andere, of daarmee samenvallend,
'demgegenüber kein Selbständiges Unrecht sanktioniere'. De verwachting van een verstandig en
terughoudend vervolgingsbeleid van het O.M. in plaats van een ongebreidelde cumulatie van ten laste
gelegde feiten kan tot op zekere hoogte door de rechter worden bewaakt. Men mag van het
strafrecht verwachten dat de wetgever de verdachte tegen alle vormen van onterechte
vermeervoudiging van aansprakelijkheid in zijn nadeel beschermt. Een verdachte/veroordeelde moet
worden beschermd tegen een te gemakkelijke juridische diversificatie van een enkelvoudig
feitencomplex, waar zodanige juridische diversificatie naar een rechtvaardige rechtssopvatting niet
aan de orde zou moeten zijn (aldus treffend PM Mevis in zijn noot onder HR 16 april 2013,NJ
2015,125).
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te
vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.

You might also like