Professional Documents
Culture Documents
2 Lesdoelen ............................................................................................................................................................. 4
5 Het gezinsbudget.................................................................................................................................................23
5.1 Inkomsten van jongeren .................................................................................................................................... 23
5.2 Uitgaven van jongeren ...................................................................................................................................... 27
6 Gezinsbudget ......................................................................................................................................................31
6.1 Hoe ziet een gezinsbudget eruit? ...................................................................................................................... 31
6.2 Het gezinsbudget vergelijken ............................................................................................................................ 31
6.3 indeling van de uitgaven ................................................................................................................................... 38
8 Betaalmiddelen ...................................................................................................................................................44
8.1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 57
8.2 Zichtrekening VS spaarrekening ........................................................................................................................ 59
8.3 Cash ................................................................................................................................................................... 60
8.4 De debetkaart .................................................................................................................................................... 62
8.5 De kredietkaart .................................................................................................................................................. 65
8.6 Prepaidkaart ...................................................................................................................................................... 67
8.7 Het overschrijvingsformulier ............................................................................................................................. 67
8.8 Het rekeningafschrift als bewijs van betaling ................................................................................................... 71
8.9 Nieuwe betaalmiddelen..................................................................................................................................... 73
10 Verkoopkanalen ..................................................................................................................................................88
10.1 Verkoopkanalen inleiding .................................................................................................................................. 88
10.2 Documentenanalyse .......................................................................................................................................... 93
Of je het nu wilt of niet, je hebt dagelijks te maken met economie. Je wilt nog zoveel doen, maar je hebt zo
weinig tijd of misschien niet genoeg geld. Hoe verdien je genoeg geld om van te leven? Van waar komt je
geld en wat kan je er allemaal mee doen? Wie spaart, wie geeft geld uit? En dat is nu net waar het vak
economie om gaat.
In deze cursus maken we kennis met de beginselen van economie. De planning van het eerste grote deel
ziet er als volgt uit:
Eindtermen
• 11.1: De leerlingen beargumenteren hun keuzegedrag bij aankopen rekening houdend met hun
behoeften en beïnvloedende factoren.
• 11.2: De leerlingen beoordelen de veiligheid, risico's en kosten verbonden aan het gebruik van
betaalmiddelen en verkoopkanalen.
11.3: De leerlingen ontleden een gezinsbudget.
• 11.4: De leerlingen maken budgettaire keuzes voor zichzelf rekening houdend met een eigen
budget en een gezinsbudget.
o BG 11.1 De leerling verklaart zijn keuzegedrag bij aankopen rekening houdend met zijn
behoeften en beïnvloedende factoren.
o BG 11.2 De leerling licht de veilihgeid, risico en kosten verbonden aan het gebruik van
betaalmiddelen en verkoopkanalen toe.
o BG 11.3 De leerling maakt budgettaire keuzes voor zichzelf rekening houdend met een
eigen budget en een gezinsbudget.
Opdracht 2: Reflectie
Heb je hetzelfde aantal kruisjes met de klas, vergelijk dan of de kruisjes bij dezelfde nummers staan en
doorstreep: Ja / nee
Wat stel je vast?
Wij zijn identiek. Iedereen heeft zijn eigen verlangens en behoeften. ______________________________
_______________________________________________________________________________________
Verlang je naar iets en wil je aan dit verlangen voldoen, dan is er sprake van een behoefte. Mensen
hebben verschillende behoeften.
Behoeften zijn:
• Zeer talrijk
• Meestal persoonlijk
Soms moet je ook eens tevreden zijn met wat je hebt. Kijk niet altijd naar een ander en vergelijk
niet constant. Je hoeft geen zaken te kopen wat anderen hebben. Als jouw gsm goed werkt, dan
hoeft veranderen nog niet._______________________________________________________________
Product
Alle tastbare dingen, producten die we kunnen vastnemen of aanraken, noemen we goederen. Een goed
is dus een tastbaar ding, iets dat we kunnen vastnemen of aanraken.
Alle producten die niet tastbaar zijn, die we niet kunnen vastnemen of aanraken, noemen we diensten.
Een dienst is dus een belevenis of een handeling, een service die iemand anders voor je doet.
Bijvoorbeeld: onderwijs, openbaar vervoer, een treinrit, een bioscoopbezoek, je jaarlijks bezoek aan de
tandarts, maar ook de levering van software, apps of muziek om te downloaden en online games.
Een product is alles wat kan worden aangeboden om aan een vraag te voldoen. Dat kunnen zowel
goederen als diensten zijn. ‘Product’ is dus een verzamelnaam voor goederen en diensten.
Opdracht 6: Reflectie
Iedereen heeft dezelfde basisbehoeften. Ook weet iedereen wat luxe is. Omdat we allemaal in
dezelfde maatschappij wonen, hebben we ook dezelfde maatschappelijke behoeften. __________
Welke diensten vind je terug op de afbeeldingen bij de vorige oefening? Taxi, bus, wifi, fietsverhuur…
Gecreëerde behoeften: Een behoefte aan een goed of dienst die niet noodzakelijk is om te
overleven en/of om volwaardig aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en/of om in
onze samenleving te kunnen ontplooien, noemen we een gecreëerde behoefte.
1 Olivia gaat elke week hockey spelen met haar vriendinnen. Tijdens de pauze heeft ze honger en dorst.
Gelukkig had haar mama een banaan en een flesje water in haar sportzak gestoken!
Noah gaat naar het eerste middelbaar. Hij kiest voor een iPadschool. Alle leerlingen moeten dezelfde
iPad kopen. Hij kan zijn schrijfgerief van in de lagere school blijven gebruiken, maar zal nog extra
mappen en een grote boekentas moeten kopen. Voor wiskunde moet hij ook een geodriehoek, een
passer en een wetenschappelijk rekenmachine van het type TI30 Multiview kopen.
Ipad, mappen, grote boekentas, geodriehoek, passer, wetenschappelijk rekenmachine van het type TI30
Multiview.
3 Geef 2 voorbeelden van een gecreëerde behoefte in onderstaande situatie.
Arthur organiseert een gameavondje voor zijn vrienden. Om 18u spreken ze af bij hem thuis. Zijn
mama zal verse frietjes bakken voor hem en zijn kameraden. Daarna, zullen ze niet veel honger meer
hebben, maar Arthur wil toch graag iets op tafel zetten om tijdens het gamen te eten en te drinken.
Hij vindt dat dat erbij hoort.
Cola en chips
_______________________________________________________________________________________
1 Na de les LO heeft Mila dorst. In de drankautomaat van school zitten sportdrankjes en in de overdekte
speelplaats staat ook een gratis waterdispenser. Mila koopt een sportdrankje want ze drinkt dat liever
dan water. Is dat sportdrankje een reële of gecreëerde behoefte? Leg uit waarom.
https://learningapps.org/display?v=p4ha448pk20
Opdracht 1: Wat kan naast geld en inkomen jouw koopgedrag nog beïnvloeden?
Vrienden, klasgenoten, reclame op TV, reclame op de radio, mail, pop ups, geld/inkomen, … ___________
Kies uit: groep/peer- prijs- ethisch verantwoord- het milieu- persoonlijk budget- reclame-
voorkeur/afkomst
Ethisch verantwoord
Reclame
1 Jef Vermeulen moet rondkomen met een klein pensioentje. Hij gaat toiletpapier kopen.
*PEFC-certificaat: De *PEFC-certificaat: De
producten met het PEFC- producten met het PEFC-
label zijn samengesteld uit label zijn samengesteld uit
ten minste 70% van ten minste 70% van
gerecycleerd materiaal. gerecycleerd materiaal.
Duid minstens 3 factoren aan die zijn Leg uit waarom.
koopgedrag zouden kunnen beïnvloeden.
◻ de prijs Het goedkoopste kiezen
◻ de bijkomende kosten bij een
aankoop
◻ de traditionele media
◻ de sociale media
◻ de reclame
◻ verkooppraktijken Vanaf 3 rollen is het toiletpapier van BONI
SELECTION en SCOTTEX goedkoper.
◻ milieuaspecten Wc-papier van BONI SELECTION en
EVERYDAY is minstens 70 % gerecycleerd.
◻ verkooppraktijken
Welke factoren bepalen voornamelijk het koopgedrag van Juliette? Omcirkel de juiste antwoorden en
leg uit waarom.
a Waaraan denk je bij het woord reclame? Vul het spindiagram aan.
RECLAME
Het doel van reclame is iets of iemand te promoten of aan te prijzen en mensen proberen te overtuigen dit
te kopen
TV _____________________________________________________________________________________
trams __________________________________________________________________________________
bushokjes_______________________________________________________________________________
billboards_______________________________________________________________________________
mails __________________________________________________________________________________
posters _________________________________________________________________________________
radio __________________________________________________________________________________
reclama op auto’s ________________________________________________________________________
a Wat zijn volgens jou de bekendste merken in de wereld? Geef een top 10.
Mc Donalds, Facebook, Mercedes- Benz, Toyota, Samsung, Coca Cola, Microsoft, Google, Apple
________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________
Een A- merk is een merkartikel met een grote naamsbekendheid en een hoge kwaliteitsbeleving. Je vindt
deze terug op ooghoogte in de rekken van de winkel.
Consumenten kiezen vaak voor A- merken omdat ze de merken herkennen. Ook zullen ze niet snel
overstappen naar een ander merk. Ze zijn zeker dat ze de smaak kennen en dat het goed is.
c. Er bestaan ook B-merken. Zoek op het internet op wat het verschil is met A-merken.
Voor B- merken wordt geen reclame gemaakt. Ook is de verpakking vaak sober. Hierdoor zijn B- merken
goedkoper. Maar qua smaak kan men discussiëren.