You are on page 1of 11

Te kennen stoffen:

Hormonen:

 Stimuleert mineralisatie vh bot


Vitamine D3  Geproduceerd uit cholesterol door UV + lever/nier

 Afgescheiden door nier => lage nierdoorbloeding


Renine  Onrechtstreeks stijging bloeddruk
o Zie RAA-systeem: p. 108

 Ontstaat onder invloed van renine


Angiotensine I
 Veroorzaakt vaatconstrictie

 Geproduceerd uit angiotensine I


=> Door angiotensine converting enzym (ACE)
Angiotensine II
 Stimuleert productie van aldosteron in bijnierschors

 Versterkt de ademhaling in 2de deel menstruatiecyclus + zwangerschap


Progesteron
 Geproduceerd door de klieren van Brunner
Urogastron  Remt de secretie van HCl door de maag

 Weefselhormoon vd nieren
Erytropoëtine  Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg

Gastrointestinaal
 Weefselhormoon
 Geproduceerd door gastrinecellen (G) in pylorusgebied
=> tijdens gastrische fase
 Stimuleert
Gastrine
o Secretie van HCl + pepsine
o Maagmotiliteit
o Secretie van insuline

Secretine  Weefselhormoon
 Geproduceerd door S-cellen vd dunne darm
o Onder invloed van vetten + lage pH vd voedselbrij
o Tijdens intestinale fase
 Stimuleert
o Secretie van HCO3 + H2O door pancreas
o Secretie van insuline
 Remt maagsecretie
 Geproduceerd door K-cellen vd dunne darm
o Onder invloed van glucose + vet in duodenum
o Tijdens intestinale fase
Gastric inhibitory peptide  Stimuleert insulinesecretie door β-cellen vd pancreas
= GIP  Remt
o Maagsecretie
o Maagmotiliteit

Motiline
Serotonine  Geproduceerd door entero-endocriene cellen in dunne darm
Substance P  Versterken motiliteit vd dunne darm

 Geproduceerd door δ-cellen vd eilandjes van Langerhans


Somatostatine => ook vd darm
 Inhibeert secretie van gastrine, VIP, GRP, secretine, CCK-PZ, motiline

Hypothalamus
 Bevordert afgifte van TSH (thyroid-stimulating hormone)
TRH  Thyreotropin releasing hormone

 Bewerkstelligt afgifte van ACTH (bijnierstimulerend hormoon)


 Corticotropin releasing hormone
CRH
 Productie geremd door cortisol

 Stimuleert afgifte van


o LH (soms ICSH genoemd)
GnRH o FSH
 Gonadotropin releasing hormone

 Bevordert afgifte GH (groeihormoon)


GRH  Growth hormone releasing hormone

 Remt afgifte van GH (groeihormoon)


 Growth hormone inhibiting hormone
GIH
 = Somatostanine

 Stimuleert afgifte van prolactine


PRH  Prolactin releasing hormone

 Remt afgifte van prolactine


PIH  Prolactin inhibiting hormone
Adenohypofyse
Effectorhormonen: meer algemene werking op metabolisme van cellen doorheen hele lichaam
 Gevormd onder invloed van GRH
 Productie geremd door GIH/somatostanine
 Stimuleert groei van kraakbeencellen op epifysaire schijf (groeischijf)
o Indirecte werking
=> Werkt in op lever/nier => vorming somatomedine
Groeihormoon (GH)
=> Die stof werkt in op groeischijf
= Somatroop hormoon (STH)
 Stimuleert eiwitsynthese => bevordering ontwikkeling spierweefsel
= Somatotropine
 Bevordert lipolyse
o Vrije vetzuren in circulatie
o Vermindert glucose-opname in cellen
=> glucosespiegel in bloed stijgt

 Gevormd onder invloed van PRH


 Productie geremd door
o PIH
Prolactine (PRL) o Verhoogde oestrogeenproductie
= Lactotroop hormoon  Productie neemt geleidelijk toe tijdens zwangerschap
= LTH o Stimuleert ontwikkeling vd borstklieren
o Stimuleert melproductie = lactatie
=> Na zwangerschap

 Gevormd uit voorlopermolecule = pro-opiomelanocortine (POMC)


o Proteolytische splitsing op POMC:
 ACTH
 Lipotrope hormoon (LPH, b-lipotropine)
Melanocytenstimulerend o LPH verder gesplitst in:
hormoon (MSH)
 MSH
= intermedine
 B-endorfine
 Werkt in op melanocyten vd epidermis
 Bevordert pigmentatie vd huid

 Doelorgaan = endocriene klier


 Product vh doelorgaan speelt rol bij synthese/secretie vh primaire
Glandotrope hormonen stimulerende hormoon
=> Via terugkoppelingsmechanisme

Thyreoïd-stimulerend  Gevormd onder invloed van TRH


hormoon (TSH)  Stimuleert schildklier tot productie/secretie van
= thyreotroop hormoon o Thyroxine (T4)
= thyreotropine o Triiodothyronine (T3)
 Beide hebben remmende invloed op TSH en TRH
=> Via feedbackmechanisme
 Gevormd onder invloed van CRH
 Gevormd door hydrolyse uit pro-opiomelanocortine (POMC)
 Stimuleert vorming/secretie van glucocorticoïden en androgene
Adrenocorticotroop hormoon bijnierschorshormonen = = mannelijk
geslachtshormoon
= ACTH  Van belang bij regulering dag/nachtritme
= corticotropine  Productie geremd door cortisol
o Cortisol remt ook CRH-productie
= dubbele negatieve terugkoppeling

Gonadotrope hormonen
 Gevormd onder invloed van GnRH
Follikelstimulerend hormoon
 Stimuleert groei/ontwikkeling vd follikels in ovarium
= FSH
 Stimuleert spermatogenese in testis
= follitropine

 Gevormd onder invloed van GnRH


 Stimuleert
o Verder rijping vh follikel
o Productie van oestrogenen
Luteïniserend hormoon (LH)
o Induceert ovulatie
 Staat in voor ontwikkeling corpus luteum
=> Start/onderhoudt productie van progesteron

 Andere naam voor LH voor de man


Interstitiële cellen  Trofische invloed op interstitiële cellen vd testis
stimulerend hormoon (ICSH)  Stimuleert secrectie van testosteron

Neurohypofyse
 Geproduceerd in hypothalamus
 Komt in hypofyse door poortadersysteem
o Opslag in neurohypofyse
 Verhoogt waterresorptie
 Regelt permeabiliteit vd verzamelbuiswand
Antidiuretisch hormoon o Bloed = hypertoon => hoge permeabiliteit nodig => ADH
= (ADH)
 Dingen die secretie doen toenemen:
= vasopressine
o Pijn, stress
o Morfine, nicotine
 Dingen die secretie doen dalen:
 Alcohol

Oxytocine  Geproduceerd in hypothalamus


 Komt in hypofyse door poortadersysteem
o Opslag in neurohypofyse
 Bevordert contractie van glad spierweefsel vd uterus tijdens
o Seks
o Uitdrijving vh kind
 Leidt ook tot naweeën
 Bevordert ejectie van melk uit borstklier
o Door samentrekken klierwand/kliergang
o Secretie verhoogt bij zogen ve kind
=> opgewekt door prikkeling vd tepels via zenuwen

Schildklier
 Geproduceerd in epitheelcellen vd schildklier
o Opgeslagen in colloïd vd schildklier
 Komt vrij door TSH (thyroid-stimulating hormone)
 Reguleert niveau vd stofwisseling in cel
Thyronine
 2 vormen => #jodium-atomen
o Triiodothyronine (T3)
o T4

 Stimuleert gluconeogenese
Thyroxine
= glucosesynthese uit AZ/glycerol/melkzuur
= tetraiodothyronine (T4)
 Geproduceerd in C-cellen (= parafolliculaire cellen)
 Laat [Ca2+] in bloed dalen door:
Calcitonine (CT) o Daling vh aantal en osteolytische activiteit vd osteoclasten
o Daling vd calciumreabsorptie in distale renale tubulus

Bijschildklier
 Geproduceerd in bijschildklier
 Laat [Ca2+] in bloed stijgen door:
o Inwerking op beenweefsel, nieren, darmen
o Binding aan receptor op osteoblasten
 Produceren osteoclast stimulerende factor (OSF)
=> aantal/activiteit vd osteoclasten neemt toe
Parathormoon (PTH) => calciumspiegel stijgt
o Verhoogt calciumreabsorptie in distale renale tubulus
o Bevordert fosfaatuitscheiding door nieren
=> hypofosfatemie bevordert vrijmaken Ca2+ uit beenderen
o Calciumopname in darm verhoogd
=> aanwezigheid vitamine D3 nodig

Corpus pineale = epifyse = pijnappelklier


 Meer geproduceerd in de nacht
 Verschillende verschijnselen gelinkt aan melatonineproductie:
o Jetlag = verstoord dag/nacht-ritme
Melatonine
o SAD-syndroom = seasonal affective disorder
= winterdepressie

Bijnierschors (cortex)
 Hormonen vd bijnierschors = corticosteroïden
 Derivaten van cholesterol
= steroïdestructuur met lipofiel karakter
 Ingedeeld in 3 groepen op basis van werking
o Geslachtshormonen:
=> hvlheid minimaal in vergelijk met productie vd gonaden
Mineralocorticoïden: regulerende invloed op bloeddruk + water/zouthuishouding
 Secretie gestimuleerd door
o ACTH in geringe mate
o Lage [Na+] = hyponatriëmie
o Hoge [K+] = hyperkaliëme => grootste invloed
o Angiotensine II
Aldosteron
 Doet bloedvolume toenemen
o Hogere Na+- en H2O-retentie
 Stimuleert uitscheiding van K+ (kaliumdepletie)
 Zorgt voor reabsorptie van NaCl uit secreet vd zweet/speekselklieren

 Bevorderen omzetting van eiwitten/vetten in glucose


 Regulatie vh immuunsysteem
Glucocorticoïden  Versterkt afgegeven bij stress
 Onderdrukken ontstekingsreacties

Cortisol  In hogere concentraties aanwezig bij stress


= hydrocortison  Productie onder invloed van CRH en ACTH
 Remt op zijn beurt productie van CRH en ACTH
 Sterke invloed op stofwisselingsprocessen:
o Stimulering vd:
 Gluconeogenese in lever
 Afbraak van eiwitten in spieren/andere weefsels
=> mobiliseren AZ voor gluconeogenese
o Remming vd:
 Opname van AZ in spiercellen/andere cellen
=> behalve in levercellen
 EW-synthese neemt af
 Opname AZ in lever neemt toe
=> bevordering gluconeogenese
 Opname van glucose door weefsels
=> anti-insuline effect
 Lipogenese geremd
= vetvorming uit glucose
 Vrijstelling van vetzuren bevorderd
 Normale ontstekingsreacties
=> anti-inflammatoire werking
o Anti-allergische werking => remming vd:
 Proteïnesynthese + lymfocytenvorming
 Vrijstelling van histamine
 Ter hoogte vh hart/bloedsomloop
=> versterking vd hartkracht + perifere vaatconstrictie
 Ter hoogte vd nier => mineralocorticoïde werking:
o Verhoging Na+/H2O-reabsorptie
o K+-uitscheiding
Bijniermerg (medulla)
 Actiehormoon
 Bevordert glycogenolyse in lever/spieren
=> Verhoging bloedsuikerspiegel
 Laat hartfrequentie stijgen => stimulatie hartactiviteit
=> Bloeddrukverhoging
Adrenaline  Vasoconstrictie ter hoogte vd huid/nieren/spijsverteringskanaal
 Vasodilatatie in skeletspieren
 Veroorzaakt pupildilatatie
 Verslapt spieren vd bronchi => verwijding vd bronchi
 Remmend op darmperistaltiek

 Altijd samen met adrenaline geproduceerd


 Veroorzaakt alleen vasoconstrictie
Noradrenaline
=> geen vasodilatatie

Eilandjes van Langerhans


 Geproduceerd door A-cellen vd
o Eilandjes van Langerhans
o Maag
o Duodenum
 Polypeptide van 29 AZ
Glucagon  Secretie gestimuleerd door hypoglycemie
=> te lage bloedsuikerspiegel = te weinig glucose in bloed
 Stimuleert glycogenolyse (glycogeen → glucose)
o In lever
 Stimuleert gluconeogenese in lever
 Stimuleert lipolyse in vetweefsel
 Stimuleert secretie van insuline door B-cellen

Insuline  Geproduceerd door β-cellen


 Polypeptide van 51 AZ
 Secretie gestimuleerd door hyperglycemie
=> te hoge bloedsuikerspiegel = teveel glucose in bloed
o Ook door glucagon, secretine, gastrine, pancreozymine, GIP,
AZ in bloed
 Geremd door adrenaline
 Werking:
o Verhoogt membraanpermeabiliteit vd cel voor glucose
o Stimuleert glycogenese (glucose → glycogeen)
o Stimuleert glycolyse = afbraak van glucose
o Remt glycogenolyse (glycogeen → glucose)
o Remt gluconeogenese (glucosesynthese uit
AZ/glycerol/melkzuur)
 Geproduceerd door D-cellen
Somatostatine  Polypeptide van 14 AZ
 Inhibeert secretie van groeihormoon door hypofyse

 Geproduceerd door PP/F-cellen


 Polypeptide van 36 AZ
 Secretie bevorderd onder invloed van vasten/spierarbeid/hypoglycemie
Pancreaspolypeptide
 Remt exocriene secretie van bicarbonaat + pancreasenzymen
=> relaxatie vd galblaas + vermindert galsecretie door lever

Gonaden: geslachtsklieren
Vrouwelijke geslachtshormonen
 Productie onder invloed van follikelstimulerend hormoon (FSH)
o Overhand tijdens begin cyclus
 Veroorzaakt:
o Groei vh follikel
=> Oestrogeen ook gevormd in follikel zelf
o Proliferatie + opbouw vh baarmoederslijmvlies
o Ontwikkeling vd secundaire geslachtskenmerken
= borstontwikkeling, breder bekken, …
Oestrogeen  Oestrogeen afkomstig van interstitiële cellen vh ovarium
o Stijging vd oestrogeenspiegel
=> sluiten vd groeischijven in botten
= groei valt stil na puberale groeispurt
o Negatieve feedback op FSH-RF-productie
= FSH releasing factor
o Positieve feedback op LH-RF-productie
= LH releasing factor

 Productie neemt toe na ovulatie door corpus luteum


o Door sterke stijging van LH-secretie
 LH zorgt voor corpus luteum
 Zorgt voor :
o Remming vd follikelgroei
=> Tegengaan rijping van nieuwe eicellen
o Opzwelling vh baarmoedserslijmvlies
Progesteron
 Geen bevruchting:
o Daling LH-productie => corpus luteum verdwijnt
=> Progesteronproductie daalt
 Bevruchting:
o Corpus luteum blijft
=> Progesteronproductie blijft op peil

Mannelijke geslachtshormonen = andorgenen


Testosteron  Productie in cellen van Leydig (=interstitiële cellen) vd testis
 Regulering vd productie in hypofyse door LH
o Bij man vaak interstitiële-cellen stimulerend hormoon genoemd
= ICSH
 Noodzakelijk voor:
o Spermatogenese
= aanmaak vd zaadcellen in testis
o Ontwikkeling vd secundaire geslachtskenmerken
= groei vd penis, testikels, scrotum, …

Neurotransmitters

 Parasympatisch ZS
o Pre + postganglionair
 Sympatisch ZS
o Preganglionair
o Postganglionar vd zweetklieren
 Werking eindigt door afbraak door acetylcholine-esterase
 Receptoren:
o Nictone-achtige receptoren => nicotine = prikkelend
 Voorkomen:
 Autonome ganglia
Acetylcholine (Ach)  Bijniermerg
 Motorische eindplaat
 CZS
 Geblokkeerd door curare
o Muscarine-achtige receptoren => muscarine = prikkelend
 Voorkomen:
 Autonome, postganglionare bezenuwing vh
doelwitorgaan
 Geremd door atropine
 Zorgt voor een verlaging vd hartfrequentie (bradycardie)

 Sympatisch ZS
Adrenaline (A)  Receptoren:
= epinefrine (E) o α-receptor => sterkst op NA
o β-receptor => sterkst op isoproterenol (IPR)
o A matig op zowel α als β
 Afgescheiden in bijniermerg => via bloedbaan naar doelwitorgaan

 Voorkomen:
o Meeste postganglionaire sympatische zenuwuiteinden
o Veel synapsen in CZS => hypothalamus
 Afgescheiden in bijniermerg => via bloedbaan naar doelwitorgaan
 Werking eindigt door:
Noradrenaine (NA)
o Diffusie van synaptische spleet naar bloed
= norepinefrine (NE)
o Afbraak in spleet door catechol-O-methyltransferase (COMT)
o Heropname in presynaptisch uiteinde => actief transport
o Inactivering vrij NA door mono-amino-oxidase (MAO)
 Zorgt voor een verhoging vd hartfrequentie (tachycardie)

Gastric releasing peptide  Aanwezig in axonen vd nervus vagus


o Eindigen ter hoogte vd G-cellen
= GRP  Verantwoordelijk voor de vagaal gemedieerde gastrinesecretie

 Geproduceerd door I-cellen vd dunne darm


o Na contact vd mucosa met peptiden/AZ/vetten
Cholecystokinine-
 Veroorzaakt contractie vd gladde spieren vd galblaas
pancreozymine
= CCK-PZ  Stimuleert secretie vd pancreasenzymen
 Remt de maagsecretie

 Aanwezig in neuronen vd gastrointestinale tractus


 Stimuleert secretie van elektrolyten/water door darmmucosa
Vaso-actief intestinaal
 Induceert relaxatie vd gladde spieren vd darm + sfincters
polypeptide
 Veroorzaakt dilatatie vd perifere bloedvaten
= VIP
 Remt maagsecretie

Enzymen
 Geproduceerd door muceuze cellen in pylorusgebied
Lysoszym
 Glycoproteïne
 Geproduceerd door wandcellen
Intrinsic factor  Nodig voor resorptie van vitamine B12
=> ter hoogte vh ileum

 Geproduceerd door hoofdcellen


Pepsinogeen
 Door zuur milieu (HCl) geactiveerd naar pepsine
o Splitsing eiwitten in polypeptiden
 Vormt samen met gastrine het maagsap

 Geproduceerd door hoofdcellen


Lipase  Splitsing vetten in glycerol + vetzuren

 Uitsluitend bij zuigelingen


 Stremt melkeiwitten
Rennine
=> Pepsine kan hierop inwerken dan

PANCREASSAP
 Onderdeel van speeksel ook
 Helpt bij de vertering van koolhydraten (zetmeel → maltose)
Amylase
o Splitst 1,4-glycosidebindingen van zetmeel

 Splitst maltose in 2 glucosemoleculen


Maltase
 Omgezet door enteropeptidase tot trypsine
Trypsinogeen
 Endopeptidase
o Splitsen peptidebindingen binnen eiwitmoleculen
Trypsine
 Zet trypsinogeen om tot trypsine => autokatalyse

 Omgezet door trypsine tot chymotrypsine


Chymotrypsinogeen  Endopeptidase
o Splitsen peptidebindingen binnen eiwitmoleculen

 Geactiveerd door trypsine tot elastase


 Endopeptidase
Pro-elastase
o Splitsen peptidebindingen binnen eiwitmoleculen

 Omgezet door trypsine tot carboxypeptidase


 Exopeptidase
Procarboxypeptidase o Splitst eindstandige AZ af vd polypeptideketen
=> aan carboxyleinde

 Omgezet door trypsine tot fosfolipase A2


Profosfolipase A2  Splitst fosfolipiden

 Splitst RNA tot nucleotiden


Ribonuclease
 Splitst DNA tot nucleotiden
Deoxyribonuclease
 Onderdeel vh pancreassap
 Geactiveerd onder invloed van gal
Pancreaslipase
 Splitst triglyceriden tot vetzuren + monoglyceriden

DARMSAP
 Activeert omzetting trypsinogeen → trypsine
Eneteropeptidase
 Exopeptidasen
o Splitst eindstandige AZ af vd polypeptideketen
Aminopeptidasen
=> aan carboxyleinde

 Splitsen dipeptiden
Dipeptidasen
 Splitst maltosen in 2 glucosemoleculen
Maltase
 Splitst sucrose in glucose + fructose
Sucrase
 Splitst lactose in glucose + galactose
Lactase
 Splitst trehalose in 2 glucosemoleculen
Trehalase
 Splitst nucleïnezuren in pentosen en purine- en pyrimidinebasen
Nuclease

You might also like