Professional Documents
Culture Documents
Het woord hormonen komt van het Griekse woord: Horman, wat aandrijfstoffen betekent. Hormonen
zijn stoffen die zowel een aandrijvende als afremmende invloed hebben op organen en weefsels in ons
lichaam. Ze zijn zijn van grote invloed; zelfs zeer kleine hoeveelheden hebben al een groot effect en
op verschillende lichaamsprocessen.
Hormonen worden getransporteerd door het bloed, in de bloedbaan en worden afgebroken in de lever.
Ze regelen veel processen langdurig. Hormonen beïnvloeden vele functies binnen het organisme,
waarbij de stofwisseling centraal staat. Via veranderingen in de stofwisseling wordt een uitgebreid
aantal functies geregeld of beïnvloed zoals:
• de voortplanting
• de groei en ontwikkeling
• de stofwisseling
• de spijsvertering
• opslag en verbruik van reserve voedsel
• de water- en zouthuishouding
• het gedrag, gevoel en emoties (o.a. seksueel gedrag,
agressie, depressie, maar ook het leervermogen)
• coördinatie diverse orgaanfuncties
Hormonen werken bij de ontwikkeling van organen en
bepaalde weefsels, en ook bij het behoud van de organen.
Bepaalde organen zijn zelfs afhankelijk van hormonen en
kunnen hun ontwikkeling en functie slechts behouden,
indien ze bij voortduring bepaalde hormonen toegevoerd
krijgen.
Tijdens de puberteit golft er testosteron door het lichaam van de jongen, wat hem aanzet tot een
indrukwekkende groei en een lichaamsverhouding van 15% vet tegenover 45% proteïne. Terwijl hij
adolescent wordt, verandert zijn lichaam enorm. Jongens zijn over het algemeen goed in sport omdat
hun lichaam hormonaal zo gestructureerd is dat de ademhaling effectief verloopt en de zuurstof via de
rode bloedlichaampjes uitstekend wordt verdeeld zodat ze goed kunnen rennen, springen en grijpen.
Steroïden zijn mannelijke hormonen die extra hormonen opbouwen en atleten meer mogelijkheden
bieden. Hiermee heeft de man een enorm voordeel tegenover mensen die geen steroïden aanmaken.
Vrouwelijke hormonen hebben op tienermeisjes een ander effect. Ze worden niet gereguleerd, zoals de
hormonen van een jongen, maar komen in golven gedurende een cyclus die 28 dagen duurt.
Vrouwelijke hormonen veranderen het lichaam tot een verhouding van 26 procent vet en 20%
proteïne, tot grote frustratie van veel vrouwen. Dit extra vet kan extra energie leveren voor de
borstvoeding en dient als reserve in tijden dat voedsel schaars is. Omdat vrouwelijke hormonen het
lichaam van vet voorzien, worden ze ook gebruikt voor het vetmesten van vee. Mannelijke hormonen
reduceren vet en bouwen de spieren op, deze zijn niet geschikt voor het vetmesten van dieren.
Boek: Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen. Door: Allan &
Barbara Pease
Hormonale anticonceptie
Hormonen hebben dus een groot aandeel in de voorbereiding van de vrouw op het baren van een kind.
Dit wordt ook in de deelvraag over de ontwikkeling van mannen en vrouwen besproken. Toch is er
tegenwoordig natuurlijk de kans voor mensen om samen geslachtsgemeenschap te hebben, zonder dat
dit hoeft te lijden tot bevruchting. Ondertussen zijn er al vele soorten anticonceptie ontwikkeld,
waaronder hormonale anticonceptie. In 1950 wordt namelijk hormonale anticonceptie voor het eerst
getest door biochemicus Gregory Pincus. Dit leidt uiteindelijk in 1956 tot de eerste lange termijn
studie naar anticonceptie. Het blijkt dat twee hormonen, oestrogeen en progestageen, in kleine
hoeveelheden zwangerschap kunnen voorkomen. Vanaf 1960 komt de pil grootschalig op de markt.
Ook wordt er in deze periode een gebruiksvriendelijk spiraaltje ontwikkeld.
Hormonale anticonceptie betekent dat vrouwelijke hormonen worden gebruikt waardoor de natuurlijke
menstruatiecyclus veranderd. Deze hormonen zorgen ervoor dat:
1. er geen eitje rijpt in de eierstok;
2. dat het slijm in de baarmoedermond taai wordt waardoor zaadcellen niet in de baarmoeder
kunnen komen;
3. baarmoederslijmvlies zo verandert dat innesteling van een bevruchte eicel (mocht dat toch
gebeuren) niet mogelijk is.
Het is mogelijk om beide vrouwelijke hormonen (oestrogenen en progesteron) te gebruiken als
anticonceptie middel, maar ook alleen het progesteron hormoon.
Combinatiemiddelen van oestrogeen en progesteron
• De anticonceptiepil
De pil is het bekendste anticonceptie middel en wordt wereldwijd het meest gebruikt. Er bestaan
zogenaamde één fase, twee fase en drie fase pillen. Dit heeft te maken met de hormonale
samenstelling van de pillen. Bij de één fase pillen is de hormonale samenstelling iedere week gelijk.
Bij de twee fase pillen is de samenstelling van de pillen de eerste en tweede helft van de strip anders.
De drie fase pillen zijn iedere week iets verschillend van samenstelling. Het meest worden de één fase
pillen voorgeschreven.
De tabletten zitten in een strip verpakking en gedurende drie weken wordt iedere dag één pil gebruikt.
Daarna één week niets en in die week treedt een bloeding op (onttrekkingsbloeding). Deze bloeding is
minder en korter dan bij een normale menstruatie.
• De anticonceptiering
De anticonceptiering is een maandelijkse methode van anticonceptie. Het is een flexibele
anticonceptiering die ingebracht wordt in de vagina. De ring bevat een kleine hoeveelheid van
dezelfde werkzame stoffen die de (anticonceptie)pil bevat.
De anticonceptiering is een buigzame, doorzichtige, bijna kleurloze ring met een diameter van 5,4
centimeter en een doorsnede van 4 mm. De hormonen die voor de anticonceptie zorgen worden
langzaam vrijgegeven.
• De anticonceptiepleister
De anticonceptiepleister is een voorbehoedmiddel in de vorm van een dunne pleister van ongeveer 4,5
bij 4,5 centimeter welke op de huid wordt geplakt. Gedurende drie weken moet de pleister wekelijks
vervangen worden. Na deze drie weken is er een stopweek waarin een bloeding plaatsheeft.
De anticonceptiepleister bevat dezelfde hormonen als de gecombineerde anticonceptiepillen:
oestrogeen en progestageen. Met dagelijks 20 microgram oestrogeen is de anticonceptiepleister te
vergelijken met een heel lichte pil.
Elke pleister geeft een week lang gelijkmatig hormonen af die via de huid rechtstreeks in je bloedbaan
terechtkomen. Deze hormonen voorkomen op twee manieren dat je zwanger raakt. Ze zorgen dat je
eierstokken geen eicel afgeven en dat het slijm in je baarmoedermond taai wordt. Het is dan voor
sperma erg moeilijk om in de baarmoeder te komen.
Enkelvoudige middelen met alleen progesteron
• De minipil
De preparaten (pillen) bevatten geen oestrogene hormonen en zijn vooral geschikt als vrouwen geen
oestrogene hormonen mogen gebruiken. Deze preparaten moeten zonder onderbreking gebruikt
worden.
• De prikpil
De prikpil is eigenlijk geen pil, maar een injectie vloeistof die éénmaal per drie maanden in een
bilspier wordt toegediend. Dat heeft als voordeel dat er niet iedere dag aan de anticonceptie hoeft te
worden gedacht.
Het heeft echter als nadeel dat na stoppen van de injecties het vrij lang duurt voordat de menstruatie
weer normaal is. Het duurt daardoor ook langer voordat een vrouw weer zwanger wordt, soms wel tot
een jaar na het stoppen met de injecties en daarom wordt dit middel niet geadviseerd aan vrouwen die
nog kinderwens hebben.
De prikpil maakt het slijm van de baarmoedermond ondoordringbaar voor zaadcellen, remt de
eicelrijping en veroorzaakt een zeer dun slijmvlies van de baarmoeder waardoor een innesteling
onmogelijk is. Het dunne slijmvlies geeft nogal eens doorbraakbloedingen. Dat kan worden bestreden
door de injecties in plaats van éénmaal per 3 maanden een periode éénmaal per 2 maanden te geven of
door tijdelijk (14 dagen) een tablet met een oestrogeen hormoon te geven.
• Het hormoonstaafje (implantaat)
Behalve in pil- of prikvorm, kunnen de progestagieve stoffen via een implantaat afgegeven worden
aan het lichaam. Het implantaat bestaat uit een staafje van 4 centimeter bij 2 millimeter (vergelijkbaar
met een lucifer) en wordt onder de huid geïmplanteerd. Vervolgens staat het implantaat iedere dag een
beetje progestageen af aan het lichaam.
• Het hormoonspiraal
Het hormoonspiraal is een T-vormig voorwerp (beide armen van de T zijn ongeveer 3,5 cm lang) en in
de verticale arm zit een staafje progesteron hormoon.
Dit hormoon wordt langzaam afgegeven aan het baarmoederslijmvlies (endometrium) dat daardoor
niet meer groeit en ongevoelig is voor
de oestrogene hormonen die nog in de
eierstokken gemaakt worden. Door dat
effect en door het taaier worden van het
slijm in de baarmoedermond lukt het de
zaadcellen niet zich door de
baarmoeder te verplaatsen.
Het baarmoederslijmvlies wordt op den
duur zo dun, dat er tijdens de
menstruatie periode zeer weinig tot
geen bloedverlies is omdat er
eenvoudigweg nauwelijks meer
slijmvlies is dat kan worden afgestoten.
Veel vrouwen vinden het zeer plezierig
nauwelijks tot geen maandelijks
bloedverlies te hebben zeker als ze
daarvoor juist veel bloedverlies hadden, Figuur 2terwijl daarnaast de
betrouwbaarheid zeer hoog is.
Bron: http://www.anticonceptiepil.nl/content/anticonceptie/hormonaal.asp
Conceptie kennen voor mannen kennen we natuurlijk als de condoom. Toch wordt er ook al dertig jaar
wordt er over de ‘mannenpil’ gesproken. De laatste paar jaar gaat deze ontwikkeling toch in een
stroomversnelling, doordat de farmaceutische industrie opeens meer belangstelling krijgt in de
mannenpil. Een aantal farmaceutische bedrijven hebben diverse tests gedaan bij proefpersonen in
Amerika en Europa. Vorig jaar is er begonnen aan gezamenlijke tests om de juiste dosering vast te
stellen en om voldoende onderzoeksgegevens te verzamelen voor de officiële registratie van de
mannenpil.
Per toeval is de mannenpil (of implantaat) eigenlijk ontdekt. Dit geneesmiddel dat eigenlijk bedoeld is
om een genetische afwijking te behandelen, blijkt te werken als anticonceptiemiddel voor mannen. De
werkzame stof NB-DNJ blijkt in lage doseringen de aanmaak van spermacellen te remmen. NB-DNJ
beschadigt het DNA en de energieleverancier van een cel. Zo verliest de spermacel zijn capaciteit om
te zwemmen, maar ook om de eicel binnen te dringen.
Het medicijn is uitvoerig getest en aan de testfase hebben zo’n 55 koppels meegewerkt, waarvan de
mannen injecties kregen. Bij de mannen had dit tot gevolg dat de aanmaak van sperma drastisch werd
verminderd. De seksuele lust bleef echter wel. Gedurende de twaalf maanden waren de koppels
afhankelijk van dit mannelijke anticonceptiemiddel en niets anders. Van alle testparen, was er niet een
die zwanger raakte.
De anticonceptie is een combinatie van een implantaat dat onder de huid wordt aangebracht en een
injectie. Het implantaat scheidt het mannelijke hormoon testosteron af. Iedere vier maanden wordt het
implantaat vervangen en iedere drie maanden wordt er een injectie van progesteron gegeven.
Progesteron zit ook in anticonceptiemiddelen voor vrouwen.
Bijwerkingen werden nauwelijks gevonden en het middel was vrijwel gelijk uitgewerkt als werd
gestopt met toedienen. Binnen drie weken functioneerde de aanmaak van spermacellen weer normaal.
De nakomelingen uit een bevruchting na gebruik van het middel waren ook allemaal gezond.
Bron: http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/14408614/
Groei
Lengte is een van de meest erfelijke lichaamsfactoren, maar hoe lang je uiteindelijk wordt is toch van
veel verschillende factoren afhankelijk. Hierbij kun je denken aan voeding, ziektes, stress enz. Bij
kinderen en ongeboren baby’s wordt de groei voor een groot deel door melatonine (hormoon van de
slaap) gereguleerd. De adolescentie wordt gekenmerkt door een enorme opleving van de productie
groeihormonen. Deze opleving begint kort nadat de afscheiding van GNRH op gang is gebracht. Toch
wordt de productie van groeihormonen niet rechtstreeks door GNRH beïnvloed, maar via oestrogeen.
Dit is het geval bij zowel meisjes als jongens, en verklaart waarom meisjes vaak eerder groeien dan
jongens. Bij jongens leidt het enzym aromatase ertoe dat testosteron tot oestrogeen wordt omgevormd.
Met name ’s nachts, worden bij kinderen om het uur of twee uur veel groeihormonen afgescheiden.
Als kinderen te weinig slapen, hebben ze een grotere kans om kleiner te blijven dan ze zouden moeten
zijn.
Het mechanisme dat een genetisch mannelijk of vrouwelijk embryo tot volwassen man of vrouw doet
ontwikkelen is afhankelijk van een uiterst complexe wisselwerking tussen genetische, psychologische,
maatschappelijke en hormonale invloeden. De voornaamste hormonale factor is het effect van
testosteron in de baarmoeder. In de baarmoeder is het vrouwelijk geslacht dominant, de
geslachtsorganen van een genetisch mannelijke foetus blijven vrouwelijk totdat de ‘mannelijkheid’
wordt geactiveerd door een gen en de foetale testes zich gaan ontwikkelen en testosteron gaan
produceren. Om vrouwelijk te lijken zijn geen functionerende eierstokken nodig, maar functionerende
testes zijn voor een man het belangrijkst. Natuurlijke afwijkingen die de werkingen van hormonen in
de baarmoeder illustreren zijn bijvoorbeeld jongens met idiopathisch hypogonadotroop
hypogonadisme (IHH). Jongens met IHH hebben erg kleine testes en zijn minder goed in systematisch
denken. Baby’s met congenitale adrenale hyperplasie (CAH), een aandoening waardoor hun bijnieren
op hol slaan, produceren teveel van een bepaald soort testosteron. Meisjes die hieraan lijden zijn juist
beter in systematisch denken. Vreemd genoeg zijn jongetjes met deze aandoening niet beter in
systematisch denken dan andere jongetjes.
In het algemeen lijken heel grote of heel kleine hoeveelheden testosteron dus problemen op te leveren.
Onderzoekers van de Universiteit van Cambridge vroegen zich af of gedrag wordt beïnvloed door het
niveau van testosteron in de baarmoeder. Zij constateerden na een groot onderzoek dat hoe hoger het
niveau van testosteron in het vruchtwater, hoe minder oogcontact de peuters maakten, en hoe kleiner
hun woordenschat. Dezelfde peuters werden onderzocht toen ze vier jaar oud waren. Tegen die tijd
bleken kinderen met de hoogste prenatale niveaus van testosteron minder sociale vaardigheden en
minder brede interesses te hebben dan kinderen met minder testosteron in hun vruchtwaterbad. Hoe
hoger het niveau van testosteron in de baarmoeder van de moeder, hoe beter het systematisch
denkvermogen van het kind, en hoe lager het niveau van testosteron, hoe beter het inlevingsvermogen
van het kind. Foetaal testosteron beïnvloedt het gedrag van kinderen dus voor de rest van hun leven.
Een andere bron van testosteron en oestrogeen waaraan beide seksen worden blootgesteld zijn externe
factoren. Krachtinspanning tijdens de zwangerschap doet het testosteronniveau bijvoorbeeld stijgen,
terwijl langdurige lichaamsbeweging zoals een paar kilometer hardlopen, het niveau van testosteron
juist doet dalen.
Asymmetrie
Ook is er een verband tussen geslachtskenmerkend gedrag en asymmetrie van het lichaam, een
neuropsycholoog aan de Universiteit van West Ontario toonde dit aan met onderzoek. Mannen en
vrouwen wier rechtertestikels of –borsten groter zijn dan hun linker, hebben vaker mannelijke
eigenschappen, terwijl dominantie van de linkerhelft van het lichaam met meer vrouwelijke
kenmerken gepaard gaat. De asymmetrie is ook aan je handen en gezicht te zien. Hoekige gezichten
zijn het resultaat van hogere niveaus van foetaal testosteron, waardoor de zijwaartse groei van de
jukbeenderen en de kin wordt bevorderd (denk aan de sterke mannelijke kaaklijn). Een ronder gezicht
met meer prominente lippen en hogere wenkbrauwen verraadt een lager testosteronniveau.
Figuur 3
Testosteron en handelen
Handelen is gedrag en dat bestaat in feite uit twee elementen. Ten eerste moet het uitgevoerd kúnnen
worden, hiervoor zijn adregene hormonen nodig, met name adrenaline. Ten tweede moet het ook
daadwerkelijk uitgevoerd worden, hiervoor zijn androgene hormonen nodig, met name testosteron.
Adrenaline kan in grote hoeveelheden snel door het lichaam geproduceerd worden. Dat voor het
handelen bij gevaar adrenaline nodig is, wordt door veel van onderzoeken ondersteund. Adrenaline
kan voor piekervaringen zorgen, kan tot grote sportprestaties leiden of gevaar doen overwinnen.
Testosteron zou het energetische hormoon
genoemd kunnen worden. De beschikking over
testosteron is niet voor iedereen gelijk of
stabiel. Met het ouder worden neemt het
testosterongehalte bij mannen af, waardoor
agressie en seksualiteit kunnen afnemen. Door
middel van de biologische klok wordt bij
mannen om de negentig minuten door het
Figuur 4
lichaam gemeten hoe hoog het
testosteronniveau is en zo nodig wordt dit
aangevuld. De testosteronspiegel is echter ook
beïnvloedbaar door omstandigheden. Ieder
mens heeft een basisniveau testosteron en dit
kan op grond van met name sociale stimuli,
hoger worden. Vrouwen hebben minder
gemakkelijk toegang tot testosteron dat uit progesteron kan worden omgezet. Zij hebben het reeds
omgezet in oestrogeen.
Testosteron kan worden omgezet in oestradiol, het vrouwelijke hormoon. Testosteron wordt in enkele
stappen via enzymen omgezet vanuit progesteron. Bij vrouwen wordt progesteron maar voor een deel
omgezet in testosteron, het wordt ook rechtstreeks omgezet in oestrogeen, een hormoon dat een
fundamentele rol speelt bij vrouwen, onder andere in de menstruatiecyclus. Bij vrouwen wordt het
progesteron dus voor een belangrijk deel omgezet in oestrogeen. Een deel wordt omgezet in
testosteron, maar ook dat wordt mogelijk weer omgezet in oestradiol. Oestrogeen domineert bij de
vrouw, testosteron bij de man. Het proces is niet simpel omkeerbaar. Is de oestradiol eenmaal omgezet,
dan wordt daaruit niet eenvoudig testosteron terug geproduceerd. Testosteron zal eerder weer omgezet
moeten worden vanuit progesteron.
Voor daadkracht bij gevaar is men dus in het voordeel om te handelen als er reeds testosteron
aanwezig is zoals dat bij mannen het geval is. Een hoger testosteronniveau hangt niet alleen samen
met agressie of seksualiteit, maar ook met dominantie en succes. Een lager testosteronniveau hangt
samen met emotionaliteit.
Een voorbeeld van de samenhang tussen testosteron en emotie vormt het onderzoek van
Dabbs, waar bleek dat er een verband is tussen het niveau van testosteron bij mannen en de
breedte van hun glimlach. Mannen met een laag testosteronniveau hebben over het algemeen
een bredere glimlach, zien er vriendelijk uit en zijn minder dominant.
Omdat mannen dus makkelijker de beschikking hebben over testosteron zullen ze eerder de neiging
hebben (fysiek) te handelen ten opzichte van het gevaar. Vrouwen zullen minder de neiging hebben
rechtstreeks en fysiek te handelen ten opzichte van het gevaar. Ze zullen zich gemiddeld eerder
hulpeloos voelen, veiligheid zoeken en een ander inschakelen bij gevaar.
Er bestaat een verschil in de aard van handelen bij mannen en vrouwen. Een onderzoeker maakte een
analyse van de reactie op gevaar bij dieren en mensen, en vergeleek mannen en vrouwen daarbij. Ze
ontdekte van de fight-or-flightresponse in feite de mannelijke strategieën zijn, bij mensen en bij
dieren. Dit houdt in dat mannen meer de neiging hebben om te handelen ten opzichte van het gevaar
en ze komen sneller tot fysieke activiteit, zoals eerder genoemd. Als ze het gevaar aan denken te
kunnen gaan ze vechten. Zo niet, dan zullen ze vluchten. Vrouwen hebben daarentegen bij gevaar
meer de neiging tot handelen door veiligheid en hulp te zoeken: de tend-and-befriendresponse. Niet
alleen de fight is bij vrouwen meer onderdrukt, maar ook de flight. Vrouwen produceren bij gevaar het
hormoon oxytocine wat een kalmerend effect heeft waardoor het gevoel van onveiligheid afneemt en
zij minder de neiging hebben om te vluchten, eerder bij hun kind zullen blijven, veiligheid zoeken, en
zich liever omringen met hun naasten. Tegenwoordig vraagt het gevaar niet zo vaak om een gevecht of
een vlucht. Naast vechten of vluchten zullen mannen ook kiezen voor het ‘werken voor het nest’.
Mannen hebben de gezonde strategie adrenaline te gebruiken door activiteiten te ontplooien.
Agressie
Het patroon van agressie verschilt bij mannen en vrouwen. Mannen tonen meer directe agressie, fysiek
geweld, vrouwen meer indirecte agressie. Een onderzoek van de National Longitudinal Survey of
children and Youth van Tremblay laat zien hoe het verschil op het niveau van agressie uitwerkt.
Fysieke agressie was bij jongens in de basisschoolleeftijd het hoogst met vier jaar en nam licht af tot
elf jaar. Jongens waren beduidend meer fysiek agressief dan meisjes. Op het gebied van de niet-
fysieke agressie, de indirecte agressie en dus het kwetsen van een ander, is het beeld omgekeerd.
Meisjes vertonen meer indirecte agressie dan jongens, en dit neemt toe van vier tot elf jaar, met een
piek bij tien jaar. Betekenisvol in dit kader is mogelijk dat tien jaar de leeftijd is bij meisjes waarop de
adrenarche plaatsvindt. Dit is het moment waarop de rijping van de ‘adrenal glands’, de bijnieren, een
belangrijke rol gaat spelen in de hormonale productie van adrenaline.
De verschillen tussen directe en indirecte agressie worden beïnvloed door de mate en aard van het
empathisch vermogen, van de mate waarin men kan aanvoelen wat er in een ander omgaat. Voor
indirecte agressie zijn een grotere ik-anderdifferentiatie en empathisch vermogen nodig dan voor
directe, fysieke agressie. Om te kunnen kwetsen, moet men zich kunnen verplaatsen in een ander zodat
men weer wat voor ander kwetsend is. Overigens gaat bij vrouwen, wanneer er sprake is van fysieke
agressie, hetzelfde beeld op van een hoger testosteronniveau als bij mannen. Onderzoek bij vrouwen in
gevangenissen laat zien dat vrouwen die voor geweldsmisdrijven in de gevangenis zitten een hoger
dan voor vrouwen gemiddeld niveau testosteron hebben. Ze gedragen zich in de gevangenis ook fysiek
agressiever en gewelddadiger, terwijl vrouwen met een voor vrouwen gemiddeld niveau testosteron
hun agressie in de gevangenis verbaal en manipulerend uitdrukken. Vrouwen met een lager
testosteronniveau werden als geniepiger, meer roddelend en achterbaks omschreven.
Depressie
Een lager testosteronniveau heeft echter ook nadelen. Een lager testosteronniveau verhoogt vooral bij
vrouwen de kans op angst en in het verlengde daarvan depressie. Agressiestoornissen komen meer
voor bij jongens en mannen, angststoornissen en depressie meer bij meisjes en vrouwen. Dit blijkt
echter wel alleen gedurende een bepaalde periode van het leven. Tot een jaar of tien lijden jongens en
meisjes ongeveer net zo vaak aan depressie, waarbij het beeld prikkelbaar, rusteloos is. Rond een jaar
of tien, wanneer de bijnier bij meisjes rijpt, verandert het beeld drastisch: tweemaal zoveel meisjes als
jongens leiden aan depressie en dit beeld blijft lange tijd zo. Vervolgens verandert het beeld onder
invloed van een toename van testosteron bij mannen en slaat het beeld vanaf 54 jaar om in precies het
tegenovergestelde: twee keerzoveel mannen zijn depressief als vrouwen. Heeft men te weinig
testosteron voor de hoeveelheid adrenaline dan heeft de persoon de neiging niet te handelen, en neemt
de adrenaline onvoldoende af. Het lichaam probeert overtollige hoeveelheden van een hormoon als
adrenaline te verwerken, omdat er anders een toxische waarde in het lichaam kan ontstaan. Dit kan op
verschillende manieren van trillen tot het gaan produceren van stresshormonen of neutraliserende
hormonen. Wanneer angst en de reactie op gevaar structureel zorgen voor het uit balans raken van
hormonen, iets wat kan ontstaan door een gebrek aan handelen, kan de angst veranderen in depressie.
De extreme vorm van niet-handelen is dan ook depressie.
Een simpel voorbeeld van de werking van adrenaline en depressie is uitslapen. Zeker wanneer iemand
fysiek heel moe is, is uitslapen heerlijk. Wanneer we op dat moment opstaan, voelen we ons fit en
begint de dag in principe aangenaam. Draaien we ons daarentegen nog even om, dan is de situatie
even later al niet meer zo aangenaam. Nog wat later kan de stemming omslaan in een sombere
stemming. In feite is dit in het klein het kenmerk van de grondtoon van depressie. De achtergrond
hiervan is waarschijnlijk dat bij het uitgeslapen zijn, het lichaam adrenerge hormonen produceert om
tot actie over te kunnen gaan. Gaat men niet over tot actie , dan slaat de situatie langzamerhand om, de
adrenerge stoffen worden niet in activiteit omgezet, en er ontstaat als gevolg daarvan een toxische
hoeveelheid adrenaline in het lichaam ten opzichte van andere hormonen.
Figuur 6
In figuur 5 is een verband te zien tussen angst en depressie. Je kunt zien dat depressie op angst volgt
via niet-handelen. Depressie en angst lijken niet samen te gen een hoog niveau cortisol hangt samen
met angst en depressie. Bij kinderen met angststoornissen tijdens de jeugd heeft 95 procent een
depressie als volwassene. Dit kan een angststoornis vanuit aanleg, die jarenlang op een bepaald niveau
speelt en vervolgens ‘omslaat’ in depressie, omdat de productie adrenaline niet meer weggewerkt
wordt. Het kan een angstprobleem zijn dat opgelopen is door gebeurtenissen uit de jeugd. Het kan ook
een heftige plotselinge angstervaring zijn, zoals het overlijden van een dierbare, waardoor de
hormonale en psychische balans in korte tijd ernstig verstoord wordt. Het niet behandelen van
angststoornissen bij kinderen kan leiden tot depressie bij volwassenen. Angst lijkt meer voor te komen
bij vrouwen, toch zijn mannen niet per se minder bang. Ze zijn vaak effectiever in het oplossen van
angst omdat ze sneller geneigd zijn tot handelen. Mannen zijn gemiddeld veel sterker
oplossingsgericht dan vrouwen. Dit verschil tussen mannen en vrouwen is terug te zien in de wijze
waarop mannen en vrouwen de neiging hebben zichzelf te doden. Zelfdoding wordt gemiddeld door
mannen tweemaal zo vaak uitgevoerd als door vrouwen. De wijze waarop mannen zelfdoding plegen
is ook verschillend. Mannen gebruiken vaker ophangen, voor de trein springen en doodschieten als
middel van zelfdoding. Vrouwen doen vaker een poging door zich in de polsen te snijden of pillen te
slikken.
Iemand met depressie is lusteloos en nauwelijks in beweging te krijgen. Hormonaal wordt dat
veroorzaakt omdat er sprake is van een lichaam dat uit balans is geraakt door langdurige stress of
plotselinge hevige stress. De hoeveelheden testosteron is onvoldoende om tot actie te kunnen komen,
waardoor adrenaline niet wordt weggewerkt. De testosteron- en cortisolniveaus bij depressieve
patiënten die herstellen, zijn verschillend. Na genezing van de depressie blijkt het testosteronniveau
verhoogd en het cortisolniveau verlaagd. Dit is wat we verwachten uit het angstmodel, bij genezing
van depressie wordt de balans tussen testosteron en adrenaline hersteld. Na de genezing is het
testosteronniveau dan hoger, de adrenaline hoeft niet meer teruggedrongen te worden omdat de balans
herstelt met deze toename van testosteron en de noodzaak voor de productie van cortisol neemt
daarom af. Verschillende onderzoeken geven aan dat depressie bij vrouwelijke adolescenten meer met
de hormonale toestand lijkt samen te hangen dan met gebeurtenissen in hun leven en hun zelfbeeld.
Men zou kunnen denken dat toediening van testosteron vrouwen zou kunnen helpen tegen depressie.
Het hormoon testosteron is echter zo sterk dat er vele verschuivingen zouden optreden en niet alleen
de wenselijke.
Figuur 2:
http://www.spreekuurthuis.nl/uploads/themas/endometriose_iedere_maand_pijn_pagina_42_afbeeldin
g_0001.jpg
Figuur 3: http://www.ergogenics.org/testosteron5.html
Bron tabel: De vrouwelijke hersenen, Louann Brizendine. Uitgeverij Sirene. Blz. 18,