Professional Documents
Culture Documents
Leerdoelen:
Follikelrijping
In de primordiale follikels die zich in de foetale fase uit oögenese hebben ontwikkeld zijn de
primaire oöcyten slechts omgeven door een laag platte granulosacellen. Uit de primordiale follikel
ontwikkelt zich onder invloed van FSH, de unilaminaire primaire follikel, deze is wat groter. De
granulosacellen groeien nu verder uit tot enkele lagen die van de oöcyt worden gescheiden door de
zona pellucida. In dit stadium spreekt men van de multilaminaire primaire follikel. De laag
granulosacellen neemt verder in dikte toe en de theca komt tot ontwikkeling: een laag cellen die
rijkelijk is gevasculariseerd en ook lymfevaatjes en zenuwuiteinden gaat bevatten. De follikel wordt
nu secundaire follikel genoemd. Hieruit ontwikkelt de tertiaire follikel die nog meer granulosacellen
bevat. De thecacellen bevatten twee lagen: de theca interna en de theca externa. In de laatste fase
groeit één van de rijpende follikels uit tot de graafse follikel. Bij de ovulatie barst de follikel open en
wordt de eicel uitgestoten. De graafse follikel blijft als een lege huls achter en wordt vanwege de gele
verkleuring van de cellen het corpus luteum genoemd. Wanneer geen zwangerschap optreedt gaat
dit in regressie en blijft een wittig litteken achter: het corpus albicans.
Ovulatie (eisprong)
Bij de ovulatie wordt de eicel, omgeven door een laagje granulosacellen, uit het ovarium losgelaten
en opgevangen door het oviduct (de eileider) dat de eicel naar de uterus brengt door bewegingen
van het trilhaarepitheel. De oviduct is voorzien van beweeglijke vangarmen (de fimbriae). Als de eicel
niet wordt opgevangen door het oviduct en dus in de buikholte terechtkomt en hier vervolgens
wordt bevrucht, leidt dit tot een buitenbaarmoederlijke zwangerschap (extra-uteriene graviditeit).
De uterus is een orgaan met een stevige spierlaag (myometrium) die aan de binnenkant is bekleed
met slijmvlies (endometrium) dat regelmatig van dikte verandert en wordt afgestoten bij de
menstruatie. Men onderscheidt een bovendeel, de fundus, waar de oviducten uitmonden, een
middeldeel, het corpus, en de toegang naar de vagina, de cervix (baarmoederhals).
Hiernaast bewegen jongeren minder wat in combinatie met een ongezond voedingspatroon
kan leiden tot overgewicht. Andere gezondheidsuitdagingen zijn onveilige seks, delinquent
gedrag, onvoldoende slaap, leerproblemen, depressies, eetproblemen.
Risicogedrag is niet per definitie slecht, want experimenteren is goed voor het ontwikkelen
van de identiteit, maar wel met bepaalde grenzen. Je leert van het maken van fouten.
Een ongezonde leefstijl op jonge leeftijd geeft een verhoogde kans op bepaalde ziekten, zoals
diabetes mellitus en kanker, maar risicogedrag kan verder ook ongewenste zwangerschappen
met zich meebrengen, geslachtsziekten zoals HIV of overgewicht of andere eetproblemen.
Uit onderzoek van Crosnoe blijkt dat er een relatie is tussen alcoholgebruik, drugsgebruik en
overgewicht, en een lagere doorstroom naar het hoger onderwijs. Verder heeft onderzoek
uitgewezen dat gedragingen van adolescenten vaak voortduren tijdens de volwassenheid.
Alcohol
Mensen die met drinken zijn begonnen voor hun 15 de hebben vier keer meer kans om een
probleemdrinker te worden dan zij die wachten met drinken tot ze 21 zijn. Ook blijkt uit
onderzoek dat alcohol anders inwerkt op de hersenen bij tieners dan bij volwassenen.
Jongeren zijn kwetsbaarder voor de negatieve effecten van alcohol op de hippocampus (het
deel van de hersenen verantwoordelijk voor leren en geheugen). Zwaar gebruik van alcohol
en andere drugs gedurende de tienertijd zorgen voor slechtere geheugen- en
aandachtprestaties.
Tabak
Nicotine heeft ook een ander effect op adolescenten dan op volwassenen. Nicotine zorgt
voor celschade en celverlies door de hele hersenen heen en op iedere leeftijd, maar in
tieners is de schade het grootst in de hippocampus. Rokende tieners hebben meer episodes
van depressie en hartritmestoornissen en ze hebben meer kans om snel en langdurig
nicotine-afhankelijk te zijn.
Drugs
Seksuele ontwikkelingen
Primaire geslachtskenmerken
De primaire geslachtskenmerken ontstaan door de groei en rijping
van de organen die rechtstreeks bij de paring en voortplanting
betrokken zijn: bij de meisjes de uterus, de ovaria, de schaamlippen
(labiae) en de clitoris, en bij de jongens het lid (de penis), de testis en
de balzak (scrotum).
Secundaire geslachtskenmerken
b. Hersenontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling (hersenontwikkeling)
Het brein van adolescenten is tot de leeftijd van 25 jaar nog volop in
ontwikkeling. In vergelijking met volwassenen hebben ze nog geen overzicht
of ‘helikopterview’. Doordat ze minder hersenverbindingen en nog niet zo’n
hoge concentratieboog hebben als volwassenen, zullen hun denken en hun
emoties elkaar snel kunnen afwisselen en hebben ze minder
probleemoplossend vermogen.
Cognitivistische visie
Theorieën:
Slaapproblemen
Rond het tiende jaar verschuift de biologische klok die het slaap-waakritme
regelt. Melatonine is het hormoon dat ervoor zorgt dat we in slaap vallen.
Vergeleken met vroegere levensfasen geeft het lichaam gedurende de
adolescentie steeds later op de avond dit slaaphormoon af. Ze slapen
hierdoor niet vroeger dan volwassenen, maar hebben wel één of twee uur
meer slaap nodig vanwege de lichamelijke groeispurt (zo’n 9 uur). Deze
chronische minder nachtrust die hierdoor ontstaat, kan leiden tot
concentratieproblemen, prikkelbaarheid en slechte schoolprestaties.
c. Psychologisch
Normen en waarden die door anderen dan de adolescenten zelf zijn bepaald,
worden gerelativeerd en gerelateerd aan de specifieke context. Doordat
adolescenten nu abstract en hypothetisch deductief kunnen denken, kunnen
zij hun eigen gedachten vormgeven. Hun opvattingen veranderen van een
opgelegde moraal naar een eigen moraal (Kohlberg: de fase van de
postconventionele moraliteit). Adolescenten kunnen diepgaand nadenken
over goed en kwaad, over waardevolheid en waardeloosheid, met betrekking
tot waarden, normen en regels. Je kunt de adolescentie opvatten als een
experimentele fase waarin de moraliteit nog niet vastligt.
d. Sociaal
Familie
Stimulanten van risicogedrag zijn ouders die niet responsief en/of niet
veeleisend zijn. De beste opvoedstijl om risicogedrag te voorkomen is de
autoritatieve. Verder zijn ouders die zelf veel risicogedrag vertonen een
slechte invloed.
Vrienden
Vaak is het zo dat adolescenten met vrienden die veel risicogedrag vertonen
zelf ook veel risicogedrag vertonen, om te voorkomen buiten de groep te
vallen.
Maatschappij
Invloeden zijn idealisering van risicogedrag door de media, beschikbaarheid
van middelen vereist voor bepaalde vormen van risicogedrag en culturele
verwachtingen.
Ontwikkeling autonomie
Rond een jaar of 14 gaan veel adolescenten hun opvoeders bekritiseren als
gevolg van hun toegenomen cognitieve mogelijkheden. In het begin van de
adolescentieperiode zijn de kritische opmerkingen vaak destructief: ze geven
aan wat er niet deugt, maar denken nog niet na over alternatieven.
Het loskomen van de binding met de opvoeders gaat over het algemeen in
drie stappen:
7. Hoe speelt social media een rol in het leven van adolescenten?
Zo bezorgen veel online contacten laagopgeleide jongeren relatief vaak een positief
gevoel, terwijl hoogopgeleide jongeren gevoeliger zijn voor likes, retweets of shares.
Daarnaast geven laagopgeleide jongeren relatief vaak de voorkeur aan online contacten
boven persoonlijke ontmoetingen, en vinden zij het vaker vervelend als zij ergens zijn
waar zij niet online kunnen. Dit laatste komt doordat zij doorgaans jonger zijn en niet
zozeer door het onderwijsniveau. De angst om dingen te missen als er geen gebruik
wordt gemaakt van sociale media is juist minder groot onder laag opgeleide jongeren. Dit
speelt met name bij de hoogopgeleiden.
De ervaren invloed van sociale media verschilt tussen 12- tot 18-jarigen en 18- tot 25-jarigen.
Als het gaat om het concentratievermogen, schoolresultaten en de nachtrust, geven
12- tot 18-jarigen vaker aan een positieve invloed van sociale media te ervaren dan 18- tot
25-jarigen. De 12-18 jarigen spenderen ook meer tijd op social media.
- Het actieve gebruik van sociale media onder jongeren kan invloed hebben, zowel
positief als negatief, op het concentratievermogen en verschillende levensaspecten,
zoals school- of studieresultaten, werk, contact met familie of vrienden, en nachtrust.
Desalniettemin geeft het grootste deel van de jongeren aan dat zij hiervan geen invloed
ervaren, behalve als het gaat om het contact met familie en vrienden.
Als het gebruik van sociale media het leven van jongeren wel beïnvloedt, is dit volgens
jongeren vooral negatief van aard, ook hier met uitzondering van de contacten met
anderen. Zo vindt 39 procent van de jongeren dat sociale media hun
concentratievermogen negatief beïnvloeden. De meerderheid van de jongeren die een
negatieve invloed aangeven, zegt dat sociale media vooral afleidend zijn onder het
huiswerk maken, studeren of tijdens de les of het college.
Als er een berichtje binnenkomt, willen ze meteen kijken. Jongeren zeggen teveel tijd te
spenderen aan sociale media terwijl er eigenlijk andere dingen gedaan moeten worden.
Ruim een kwart ervaart een negatieve invloed van sociale media als het gaat om hun
nachtrust. De meeste jongeren geven aan dat zij voor het slapen gaan nog sociale media
bekijken en hier langer mee bezig zijn dan gepland, waardoor ze minder lang kunnen
slapen. Een enkeling geeft aan ’s nachts wakker te worden door inkomende berichten of
niet in slaap te kunnen vallen door onrust, vervelende berichten of het licht van het
beeldscherm.
+ Ruim een vijfde vindt dat sociale media vooral een negatieve uitwerking hebben op hun
school- of studieresultaten, en 11 procent ervaart dit als het gaat om hun werk. Bij familie- en
vriendencontact tekent zich een ander beeld. Slechts 4 procent van de jongeren ervaart op
dit vlak vooral een negatieve impact. Een kleine meerderheid van 52 procent vindt juist dat
sociale media een positieve uitwerking hebben op deze contacten. Veel jongeren geven aan
dat ze door sociale media in contact blijven met familie en vrienden die elders wonen.
Daarnaast zeggen jongeren dat ze meer of vaker contact hebben, gemakkelijk en snel contact
kunnen leggen omdat mensen meteen bereikbaar zijn en gemakkelijk afspraken kunnen
maken via sociale media.
Conclusie:
Toch zegt bijna een vijfde van de jongeren verslaafd te zijn aan sociale media. Over het
algemeen hechten 12- tot 18-jarigen meer waarde aan sociale media dan 18- tot 25-jarigen
en meisjes meer dan jongens.
Hoewel jongeren actief gebruik maken van sociale media, ervaart de meerderheid geen
invloed ervan op het concentratievermogen en uiteenlopende levensaspecten, zoals school-
of studieresultaten, werk en nachtrust. Het contact met familie en vrienden vormt hierop een
uitzondering. Een kleine meerderheid vindt dat sociale media een positieve uitwerking
hebben op deze contacten. Volgens jongeren die wel een invloed ervaren op andere
levensaspecten is dit vooral negatief van aard. Zij zien sociale media veelal als een afleiding
die hen regelmatig van hun (huis)werk of uit hun slaap houdt.
8. Wat gebeurt er tijdens de ontwikkeling een adolescent? (GW-driehoek)
o Omgeving
-Peers (leeftijdsgenoten)
School, social media
Losmaking van ouders, onthechting van ouders hechting aan leeftijdsgenoten
o Biologie
Lichamelijk
-Lengtegroei
-Jongens spierweefsel, meisjes vetweefsel
-Primaire (baarmoeder, eierstokken, schaamlippen, clitoris, penis, ballen en balzak) en
secundaire geslachtsrijpheid
o Gedrag
-Hersenontwikkeling tot en met 25 jaar
-Helikopterview, minder hersenverbindingen, lage concentratieboog
Zo blijkt uit onderzoek dat een ongezonde leefstijl op jonge leeftijd een verhoogde kans geeft op bepaalde
ziekten, zoals diabetes mellitus en kanker (Reilly et al., 2003; Dom en Bogaerts, 2004; Anderson en Baum- berg,
2006). Daarnaast heeft een ongezonde leefstijl in- vloed op de psychische en fysieke gesteldheid van jonge- ren
(Brook et al., 2002; Agrawal et al., 2004; Couwenbergh, 2009).
Ongezond gedrag heeft niet alleen gevolgen voor de ge- zondheid op latere leeftijd, maar ook voor de
onderwijsloop- baan en de arbeidsmarktsituatie. Uit onderzoek van Cros- noe (2007) blijkt bijvoorbeeld dat er een
relatie is tussen alcoholgebruik, drugsgebruik en overgewicht, en een lagere doorstroom naar het hoger onderwijs
na de middelbare school. Het behaalde opleidingsniveau is weer van invloed op het succes op de arbeidsmarkt,
zie onder andere het onderzoek van Traag et al. (2004). Ook kan ongezond ge- drag invloed hebben op de
gezinsvorming. Zo kunnen alco- hol- en drugsgebruik leiden tot ongeremder seksueel ge- drag, wat
tienerzwangerschappen tot gevolg kan hebben