Professional Documents
Culture Documents
Klinische model
De menstruele cyclus is erop gericht per maand slechts één eicel te produceren die tot
bevruchting in staat is. Van de ongeveer 400 primordiale follikels die per maand worden
gerekruteerd, zal na het proces van selectie en dominantie er dus slechts één overblijven om te
worden bevrucht. Het hormonale systeem zorgt ervoor dat slechts één eicel van de ondergang
wordt gered.
Bij de ontwikkeling naar één dominante eicel zijn een aantal organen betrokken:
- de hypothalamus die pulsatiel GnRH produceert en afgeeft aan de hypofyse
- de hypofysevoorkwab die FSH en later LH produceert en afgeeft aan de circulatie
- de eierstok, met name de rond de eicel gelegen granulosacellen die oestradiol en
na de LH-piek ook progesteron produceren.
Onderlinge samenhang
I. Hypofyse-ovarium:
Folliculaire fase
Het follikelstimulerend hormoon (FSH) stimuleert de mitose van granulosacellen die rond de
primordiale follikel zijn gelegen. De granulosacellen gaan vervolgens oestradiol produceren,
terwijl de follikeldiameter toeneemt. Zodra het oestradiolgehalte boven een bepaalde
drempelwaarde uitkomt (positieve feedback) wordt door de hypofysevoorkwab een grote
hoeveelheid luteïniserend hormoon (LH) aan de circulatie afgegeven.
Ovulatieproces
In het ovarium aangekomen zal het LH ten minste vier processen in de Graafse follikel in gang
zetten, leidend tot ovulatie:
1
Begeleidende teksten bij het blok Sturing en Stofwisseling
Luteale fase
Nu de eicel het ovarium heeft verlaten en door de tuba is opgenomen, gaan de achtergebleven
geluteïniseerde granulosacellen naast oestradiol door met het produceren van progesteron (het
hormoon dat na eventuele bevruchting het endometrium in de secretiefase houdt voor
implantatie).
Een achtcellige bevruchte eicel produceert reeds humaan choriongonadotrofine (hCG).
II Hypofyse-ovarium-endometrium:
Tenslotte:
* Naast de positieve feedback bestaat een negatieve feedback binnen de hyothalamus-hypofyse-
ovariële as:
- als voldoende oestradiol is gemaakt door de FSH-gestimuleerde granulosacellen,
zal de FSH-productie worden onderdrukt: de negatieve feedback van oestradiol op
FSH
- de door LH geïnitieerde productie van progesteron in de granulosacellen, zal een
negatieve feedback geven voor de productie en afgifte van LH.
2
Begeleidende teksten bij het blok Sturing en Stofwisseling
Natuurkundige model
Het GnRH-signaal wordt door de hypothalamus (bron S) op een pulsatiele wijze afgegeven. De
amplitude van de GnRH-pulsen wisselt in de loop van de cyclus (schematisch naast blok S in fig.
1 weergegeven). Ook de frequentie van de pulsen (met een duur van enkele minuten) verandert
tijdens de cyclus. In de folliculaire fase is de frequentie ongeveer één puls per 90 minuten, terwijl
in de luteale fase de frequentie afneemt tot één puls per twee uur.
Voor twee groepen receptoren in de hypofysevoorkwab is het GnRH het ingangssignaal. Eén
groep regelt dat het hormoon FSH geproduceerd gaat worden (weergegeven door het blok Ka,
FSH), terwijl een andere groep zorgt voor de productie en afscheiding van het hormoon LH
(weergegeven door het blok Ka, LH).
Het effect van oestradiol op de terugkoppeling naar hypothalamus en hypofyse is afhankelijk van
de oestradiolconcentratie: bij lage concentratie is er sprake van negatieve terugkoppeling (vnl
FSH), terwijl bij hogere concentraties de terugkoppeling positief wordt. In het laatste geval
ontstaat er de piek in de FSH-concentratie (waarvan we de zin niet kunnen duiden), en, veel
belangrijker, een bijzonder hoge en kortdurende piek in de LH-concentratie (ovulatory surge).
De wijze van terugkoppeling wordt dus in belangrijke mate door de concentratie van het
oestradiol bepaald. In het blokschema figuur 1 is dit weergegeven door de twee mogelijke
posities van de pijlen (gestippeld en gesloten), die de terugkoppelsignalen afkomstig van de
sensoren voor het oestradiol (blokken Kf, E en K’f, E ) voorstellen (schakelfunctie). Wanneer
progesteron de LH-cellen bereiken wordt de productie en excretie van LH gestaakt: een
negatieve terugkoppeling. De piek in de progesteronconcentratie verschijnt later. De sensoren
(receptoren) voor het progesteron zijn gekarakteriseerd door de blokken Kf, P en K’f, P. In fig. 1
geven dus de gestippelde pijlen de situatie aan voor de eisprong, terwijl de gesloten pijlen de
regeling tijdens de eisprong weergeven.
3
Begeleidende teksten bij het blok Sturing en Stofwisseling
NB: de onderwerpen ‘inhibine’ en ‘activine’ bij de vrouw zijn nauwelijks van praktische aard en
worden wel eens geexamineerd in de voortgangstoets.
4
Begeleidende teksten bij het blok Sturing en Stofwisseling
Beide processen verlopen onder invloed van gonadotrofines uit de hypofysevoorkwab die weer
wordt aangestuurd door de hypothalamus.
I. steroidgenese
Op een aantal plaatsen in de hypothalamus liggen neuronen die het gonadotrofine-releasing
hormoon (GnRH) produceren. In fig. 2 is dit weergegeven door blok S. Invloeden van buiten en
binnen het lichaam worden door de hypothalamus geïntegreerd en beïnvloeden de grootte van
het referentiesignaal. Het GnRH zet aan tot de productie van de hormonen FSH en LH
(meldsignalen) in de hypofysevoorkwab.
FSH werkt in op de testiculaire Sertoli-cellen, die in de wand van de tubuli seminiferi liggen en
oa. het hormoon inhibine produceren. De Sertoli-cellen spelen een belangrijke rol bij de
spermatogenese. Het hormoon LH werkt in op de Leydig-cellen, die in het interstitium van de
testis liggen en testosteron produceren. Het manlijk hormoon testosteron speelt een belangrijke
rol bij de spermatogenese, het reguleert sexueel gedrag en onderhoudt de secundaire
geslachtskenmerken.
De concentraties van testosteron en ook van inhibine zijn geregelde grootheden: hun
concentraties worden bepaald door de concentratie GnRH. Bij testosteron vindt er negatieve
terugkoppeling plaats op de hypothalamus èn hypofyse: testosteron remt, gerelateerd aan de
concentratie in het bloed, de afgifte van GnRH in de hypothalamus en -in iets mindere mate- van
LH in de hypofysevoorkwab. In fig. 2 zijn de receptoren voor het testosteron weergegeven door
de blokken Kf, T en K’f, T. Negatieve terugkoppeling vindt ook plaats bij inhibine op de
hypofysevoorkwab: inhibine remt de productie van FSH. De receptoren voor het hormoon
inhibine zijn voorgesteld door het blok Kf, I.
II. spermatogenese
De spermatogenese is verdeeld in drie afzonderlijke fasen:
- mitose of celdeling,
- meiose of reductiedeling en
- spermiogenese of cel differentiatie.
5
Begeleidende teksten bij het blok Sturing en Stofwisseling
Dagelijks worden er 200 miljoen zaadcellen geproduceerd in de testis. Voor het gehele proces
van spermatogenese is zowel FSH als testosteron noodzakelijk.
De spermiogenese is het proces van differentiatie van een spermatide in een rijpe spermatozoa
(zaadcel). Bij deze differentiatie vinden een aantal opmerkelijke aanpassingen plaats. De celkern
wordt eccentrisch, de cel krijgt een staart en er treedt verlies van cytoplasma op. Deze
veranderingen hebben tot doel om de zaadcel een aantal noodzakelijke eigenschappen mee te
geven: energieopslag en vermogen tot voortbeweging, het kunnen overleven in een vreemde en
soms vijandige omgeving, het vermogen om een eicel te kunnen herkennen en penetreren en het
genetische materiaal te vervoeren om een nieuw individu te kunnen vormen.
6
Begeleidende teksten bij het blok Sturing en Stofwisseling