You are on page 1of 3

Texte 3

A) Lees de titel en de inleiding en bekijk texte 3.


Beantwoord de vragen in het Nederlands.

1 Vul drie dingen in die je over Nelson te weten bent gekomen.


___________________________________________
___________________________________________
___________________________________________

2 Wat betekent de titel?


_____________________________________________________

3 Waar zou de titel op slaan?


_____________________________________________________

B) Kies wat je gaat doen om examenvraag 1 - een Franse


multiplechoicevraag - te kunnen beantwoorden. Je mag meerdere
antwoorden kiezen.

A Ik lees de tekst globaal.


B Ik lees de tekst grondig.
C Ik stel mezelf de 5W+H-vragen. (wie,wat,waarom,waar,wanneer,hoe)
D Ik lees de eerste en laatste zin van elke alinea heel goed.
E Ik onderstreep in iedere alinea de kernzin.
F Ik vertaal de Franse vraag.
G Ik formuleer zelf een antwoord voordat ik naar de antwoordmogelijkheden ga
kijken.
H Ik streep de foute antwoorden meteen weg.
I Ik lees per antwoord de tekst nog eens en bekijk of dat antwoord goed zou
kunnen zijn.

C) Lees tekst 3. Beantwoord de examenvragen.

Examenvraag 1: Qu’est-ce qu’on apprend sur Nelson au premier alinéa ?


A) Il est devenu un bon surfeur grâce à son grand frère.
B) Il est un passioné de surf depuis tout petit.
C) Il fait de la musculation pour faire mieux que son frère Tom.
D) Il fait du surf pendant au moins trois heures par jour.

Examenvraag 2 : Wat kun je concluderen uit de tweede alinea?


A) Nelson interesseert zich helemaal niet voor school.
B) Nelson krijgt thuis les van zijn vader en moeder.
C) Nelson spijbelt regelmatig om te kunnen surfen.
D) Nelson verdeelt zelf zijn tijd tussen school en sport.
D) In de derde alinea gebruikt Nelson verschillende woorden en
uitdrukkingen om zijn mening te geven. Zijn die meningen positief of
negatief? Kies het juiste antwoord.

Positief Negatief
1 Malheureusement, il ne me reste pas beaucoup de temps... 0 0
2 J'aime passer du temps avec mon frère Tom... 0 0
3 J'adore voyager. 0 0
4 Je sais que j'ai beaucoup de chance. 0 0
5 C'est super cool! 0 0

E) Combineer de synoniemen met de vetgedrukte woorden en


uitdrukkingen uit de vorige opdracht.

1. malheureusement je suis privilégié


2. j’aime ça me plaît de
3. j’adore je suis vraiment content
4. j’ai beaucoup de chance c’est dommage que
5. c’est super cool j’aime beaucoup

F) Lees texte 3. Beantwoord de examenvraag.

Examenvraag: Qu'est-ce qui est vrai selon le dernier alinéa?

A) Nelson déteste les voyages qu'il doit faire pour son sport.

B) Nelson est entouré de gens qui pratiquent le surf eux aussi.

C) Nelson n'a pas une bonne relation avec ses parents.

D) Nelson veut devenir guitariste plus tard.

You might also like