Professional Documents
Culture Documents
Macro-economie kw2
Geldmarkt Geldaanbod ( H18 )
Historiek
1
H18:Geldaanbod
Ik heb 2 munten met totale waarden van 4, maar 1 munt is een stukje af
Bij aankopen Kapotte munt afgeven Andere meer waard
Grasham’s Law Goede munten niet meer gebruikt
( in schatkist koningin )
Enkel slechte munten in omloop
Thiers’s law Goed geld drijft slechte munten weg
Enkel waardevolle munten geaccepteerd
Omgekeerde Grasham
2 opties
- Primaire markt Overheid schuld aan mij
Tekort vd overheid dekken door overheidsschulden aan te
kopen en hiervoor basisgeld uit te geven
= monetair financiering vd overheidsschuld
Niet Toegestaan!!
- Secundaire markt Centrale banken kopen obligaties aan
Obligaties aankopen van of verkoop aan het grote publiek
2
H18:Geldaanbod
Aanbod basisgeld
Hoe?
- Lenen aan overheid door kopen obligaties
- Lenen aan commerciële banken
- Aankopen vreemde munten ( valuta )
= bronnen basisgeld Actiefzijde balans
Historiek:
Chartaal geld = Munten & bankbiljetten in handen van publiek ( gezinnen & niet-bancaire bedrijven )
3
H18:Geldaanbod
Geldhoeveelheid ( M )
Centrale
banken
Chartaal geld
Commerciële
banken
Giraal banken
4
H18:Geldaanbod
5
H18:Geldaanbod
Geldmultiplicator
C+R=H
H Monetaire basis ( High-powered money )
C Chartaal geld van publiek
R Chartaal geld als reserve bij banken
M=C+D
M Totale geldhoeveelheid in economie
C Chartaal geld publiek
D Giraal geld
6
H18:Geldaanbod
Spread tussen interesten die bank ontvangt om geld uit te lenen, en die de bank moet betalen om
voldoende geld te vinden om uit te lenen, bepaalt of de lening rendabel is voor de bank
7
H19: Geldvraag en LM-curve
Geld en obligaties
Obligaties
- Vaste jaarlijkse intrestvergoeding
- Nominale waarde opvraagbaar op de vervaldag
- Verhandelbaar op de secundaire markt ( geld terug voor vervaldag )
8
H19: Geldvraag en LM-curve
9
H19: Geldvraag en LM-curve
2 keuzes:
- 100 euro in geld houden
- 100 euro beleggen in obligatie over 10 jaar met een rente van 5%
Keuze B impliceert dat de obligatiehouder 10 jaar lang een rente van 5 EUR zal ontvangen en dat de
nominale waarde van 100 EUR op het einde van de looptijd van 10 jaar aan hem wordt terugbetaald
Geldaanbod ( Ms )
10
H19: Geldvraag en LM-curve
Geldvraag Md of L
Definitie: De hoeveelheid geld die door het publiek ( consumenten, bedrijven ) aangehouden wordt
in de vorm van liquiditeiten
11
H19: Geldvraag en LM-curve
Stijging nominale rentevoet Opportuniteitskost van het aanhouden van geld stijgt
Hogere rente Minder mensen zullen geld aanhouden
s
M
¿
k
P
Y
s
M
k
¿
P
Y
s
M
V
¿
P
Y
M = geldhoeveelheid
V = omloopsnelheid
Y = bbp
P = inflatie
( MV )* = ( PY )*
M* + V* = P* + Y*
Geldvraag Md of L
Transactievraag Lt Transactiemotief
Voorzorgsmotief
Speculatievraag Ls Negatief verband rente en waarde van effecten
Negatief verband i
Md = Lt + Ls
12
H19: Geldvraag en LM-curve
Geldmarkt
Monetair beleid
- Stijging geldaanbod Daling rente
- Dan koopt centrale bank obligaties aan
- Stijging vraag obligaties
- Stijging prijs obligaties en daalt rendement (i) op de obligatie
totdat L = M’
- Rente daalt Investeringen dalen
Invloed goederenmarkt
Goederenmarkt BBP = Y = C + I + G + X – IM
Rente Beïnvloed I
13
H19: Geldvraag en LM-curve
LM- curve
De geldmarkt
LM-curve
14
H19: Geldvraag en LM-curve
Verschuiving LM-curve
Afname geldaanbod
- Geldvraagoverschot
- Massale verkoop obligaties
- Marktprijs obligaties daalt en rente stijgt
LM verschuift naar links
15
H20: IS – LM
Opfrissing
Assumpties:
- Open economie met overheid
- Korte termijn Negatieve outputkloof
- Constant prijspeil Nominaal = reëel = geen inflatie
- Investeringen Afhankelijk rente
16
H20: IS – LM
Investeringen revisited
Bruto-investeringen
Netto-investeringen of uibreidingsinvesteringen
Afschrijvingen of vervangingsinvesteringen
Ib = In + D
Voorbeelden investeringen
- kapitaaluitrusting
- nieuwe gebouwen
- voorraden
- software
- transportmiddelen
investeringen afhankelijk van:
- Prijs, productiviteit investering
- Verwachting van de vraag naar de output van de investering
- Winst
- Rente
Gewenste investeringen
17
H20: IS – LM
Inflatie en interestvoet
i R
¿
i N
−¿
π
Stelling:
- Iemand leent 100 euro met 2% rente
- Jaar erna ontvangt uitlener 102 euro
- Zonder inflatie Stijging koopkracht 2%
Wat als er wel inflatie is?
Gewenste investeringen
18
H20: IS – LM
IS – curve
Wat is de LM-curve?
Wat is de IS-curve
Opmerking:
Gesloten economie zonder overheid komt W = J overeen met S = I
- Injecties J = I
- Lekken W = S
Afleiding IS-curve
Stabiliteit IS-evenwicht
19
H20: IS – LM
- Punt links van IS Te lage productie AE > Y
Voorraden nemen af Productie stijgt
Verschuiving vd IS-curve
IS – LM
20
H20: IS – LM
Crowding out
21
H20: IS – LM
bbp neemt terug een beetje af
= crowding-out
Monetaire feedback
LM- curve
Lm bevat 3 delen:
- Zeer lage r LM horizontaal
ls = -∞
- Normaal LM stijgend
- Hoge r LM verticaal
Ls = 0
i
¿
1
l s
s
M
l t
−¿
l s
Y
22
H20: IS – LM
23
H20: IS – LM
Vlakke IS, steile LM ( bij hoge r ) Monetair beleid effectiever dan budgettair beleid
25
H21: AV- AA
Assumpties
- Open economie met overheid
- Investeringen zijn intrestgevoelig
- Lange termijn Geen outputkloof
- Veranderlijk prijspeil ( inflatie / deflatie )
Nominaal ≠ reëel
Aggregatieve vraag
AE = C + I + G + X - IM
( tot nu toe veronderstelden we: p = constant )
AV Som alle bestedingen, MAAR rekening met hoogte algemeen prijspeil
1. Via geldmarkt
Nominaal geldaanbod MS
s
Reëel geldaanbod M
P
26
H21: AV- AA
Nog steeds 5 euro rente = 5.55% van 90 Rente stijgt
2. Via reële vermogenseffect
Vermogen = bezittingen
- Onroerende Fysieke activa bv. Gronden, gebouwen
- Roerende Financiële activa bv. Bantegoed ( desposito’s ), aandelen, obl.
cYd + Co + f ( P )
3. Via netto-export
IS-curve nr links
27
H21: AV- AA
Aggregatieve vraagschok
= Verschuiving van AV
Als iets anders dan het prijspeil verandert Verschuiving AV curve
28
H21: AV- AA
= Totale productie van finale goederen en diensten die alle bedrijven samen aanbieden in een
tijdspanne
- Korte termijn AAKT / SRAS ( short term aggregate supply )
Positief verband tussen bb pen P gedurende een kortdurende tijdspanne ( 1 / 2 jaar )
- Lange termijn AALT / LRAS
Verticaal op het niveau van het potentieel bbp Y* Ervanuit gaan dat gekloofd
gedicht is
Mogelijke oorzaken:
- Stijging inputprijzen
- Afname productiviteit vd werknemers
Verschuiving naar links ( SRAS0 SRAS1 )
29
H21: AV- AA
3 evenwichtsvoorwaarden:
Vraagschok 3 multiplicatoren
Initieel evenwicht E0
Veronderstel: Expansief budgettair beleid ∆G0 > 0
Gevolgen
1. Eenvoudige multiplicator ( Y0 Y1 )
- Als de bank de rente constant houdt op r0
- Als bedrijven alles produceren wat gevraagd wordt
Dan ∆Ye = Y1 – Y0 = kG x ∆G0
(met kG = ‘simple multiplier’)
= horizontale verschuiving IS0 IS1
2. IS-LM multiplicator ( Y0 Y2 )
30
H21: AV- AA
- Bij r0 ontstaat MD > MS( punt rechts van LM )
- Hierdoor stijgt rente
- Veronderstel een horizontale SRAS
Dan ∆Ye = Y2 – Y0
= horizontale verschuiving AD0 AD1
3. AV – AA multiplicator ( Y0 Y3 )
- Bij P0 onstaat vraagoverschot
- Stijging algemeen prijspeil
- LM verschuift naar LM1
- IS verschuift naar IS2
- Totdat AV = AA
Dan ∆Ye = Y3 – Y0
31
H21: AV- AA
Bij een aanbodschok bewegen het prijspeil en het bbp in tegengestelde richting
positieve aanbodschok
output neemt toe bij elk prijspeil
aanbod verschuift naar rechts: SRAS1 SRAS0
bbp stijgt, P daalt
Bij technologische vooruitgang bv
negatieve aanbodschok
output neemt af bij elk prijspeil
aanbod verschuift naar links: SRAS0 SRAS1
bbp daalt, P stijgt
1e oliecrisis ( 1973 – 74 )
2e oliecrisis ( 1979 – 80 )
Opmerkingen:
- huidige prijs = 79 USD / vat
- Dieptepunt pandemie = 15 USD / vat
- Vlak voor financiële crisis = 150 USD / vat
32
H21: AV- AA
AALT / LRAS Verband P en Y over tijdspanne waarin alle inputprijzen ( inlc. Loon )
zich hebben kunnen aanpassen
Verticaal bij potentieel bbp Y*
Volledige tewerkstelling Enkel natuurlijke werkloosheid
Geen conjuncturele werkloosheid
Soorten werkloosheid:
- Conjuncturele werkloosheid Werkloosheid tgv recessiekloof
Te kleine vraag voor bepaald goed
- Structurele werkloosheid Werkloosheid tgv mismatch arbeidsmarkt
Te weinig plaats om iedereen werk te geven
- Frictionele werkloosheid Werkloosheid tgv lange duur om werk te
zoeken
Er is werk, maar duurt lang
Bv. Job verloren, duurt lang voor nieuwe
- Natuurlijke werkloosheid Structurele + frictionele werkloosheid
33
H21: AV- AA
Macro-economisch evenwicht
Lange termijn
Conclusie:
- Ye wordt op lange termijn bepaald door LRAS of AALT
- AV is verantwoordelijk voor de bepaling van het prijspeil op lange termijn
34
H21: AV- AA
35
H21: AV- AA
- Niet actief ( studenten, huisvrouw )
36
H21: AV- AA
Soorten werkloosheid ( herhaling )
Werkloosheid meten?
Werkloosheid = onderbenutting factor arbeid
Werkloosheidspercentage
u
¿
U
A
¿
U
L+ U
u = Werkloosheids%
U = Aantal volledig werklozen
L = Werkende bevolking Totale werkgelegenheid
A = Actieve bevolking Beroepsbevolking
( Actief = mensen die werk zoeken en hebben of zoeken en nog geen werk hebben )
37
H21: AV- AA
Discouraged workers Niet gemotiveerd om te werken
( lonen verschillen nauwelijks van werkloosheidsuitkering )
38
H21: AV- AA
Werkgelegenheidsgraad ( l )
l
¿
L
¿
B a l
Activiteitsgraad ( a )
a
¿
L + U
¿
Ba l
Conclusie
Philipscurve
39
H21: AV- AA
Interpretatie:
40
H21: AV- AA
41
H21: AV- AA
2. IS-LM
Als prijspeil stijgt Verschuiving LM naar links
i stijgt, Y daalt
42
H21: AV- AA
Wat gebeurt er bij acc. Mon. Pol als het prijspeil stijgt?
1. Op de geldmarkt
Als prijspeil stijgt:
- Daalt normaal gezien reële geldaanbod
- Overheid verhoogt nominale geldhoeveelheid Mt om daling reële geldaanbod te vermijden
LM curve verschuift niet, maar hoort nu bij hogere P
2. IS-LM
Als prijspeil stijgt Verschuift LM normaliter naar links
Door acc. mon. Pol. Verschuift LM niet
43
H21: AV- AA
Verwachte inflatie
44
H21: AV- AA
Expectations-augmented Phillips-curve
w
¿
F
¿
( Y − Y )
+ ¿ pe
F(Y-Y*) druk op de lonen is positief bij een inflatiekloof en negatief bij een recessiekloof
Y > Y*
- feitelijke inflatie > verwachte inflatie
- verwachte inflatie neemt toe
- opwaartse verschuiving exp.-augm. Phillipscurve
Y < Y*
- feitelijke inflatie < verwachte inflatie
- verwachte inflatie neemt af
- neerwaartse verschuiving exp.-augm. Phillipscurve
Oplossing om terug op initiële Phillipscurve uit te komen?
- stimuleren dat Y < Y*
- zodat verwachte inflatie daalt
- tot verwachte inflatie = 0 bij Y*
NAIRU
= non-accellerating inflation rate of unemployment
= werkloosheidsgraad waarbij de inflatie niet accelereert
Conclusie
Inflatie
- Philipscurve Negatief verband inflatie – werkloosheid
- Acc. Mon. Pol Versnelde inflatie
- Phillipscurve Kan verschuiven door effect van verwachte inflatie
- Inflatie Impact op rendement investeringen
45
H25: Bud. & mon. beleid
Wegwerken van :
- Afwijkingen vh potentieel bbp
- Onder controle houden vd inflatie
Door beïnvloeden vd aggregatieve vraag
Vraagbeleid
Budgettair beleid
Vroeger:
Goed draaiende economie OH meer uitgeven Meer geld via belastingen
OH tijdens recessie Besparen Dal zakt feller
Oorzaak WOII Hebben van recessie een depressie gemaakt
Mensen stemmen op facistische partijen
46
H25: Bud. & mon. beleid
Outputkloof wegwerken
Automatische stabilisator
multiplicatorwerking
- Hogere belastingen Kleinere multiplicator Beperking fluctuaties
bbp
Stabiliserende werking waardoor fluctuaties in bbp beperkt blijven
Information lag
- Verzamelen in analyseren van statistische info
- Er zit veel tijd tussen het voordoen vd kloof en de identificatie ervan
Decision lag
- Besluitvormingsproces
- Duurt lang eerdat overheid beslissing heeft
genomen
Execution lag
- Uitvoering vh beleid
- Vb. procedure voor openbare aanbesteding
47
H25: Bud. & mon. beleid
Monetair beleid
Monetair transmissiemechanisme
inflation targeting is dus een manier om het bbp dicht bij het potentieel bbp te krijgen
Historiek
jaren 30 – jaren 70
- budgettair beleid
jaren 80
- budgettair beleid kwam in diskrediet
- van budgettair naar monetair beleid
- van monetary naar inflation targeting
- rente verlagen (verhogen) om de vraag te stimuleren (af te remmen) bij een negatieve
(positieve) outputgap
- financiële crisis 2007-2008
- quantitative easing of ‘kwantitatieve versoepeling’
Time lags
- Info lag idem als bij budgettair beleid
- Desicion and axecution lags veel korter
- MAAR trage reactei van investeringen op wijziging rente
( 1 jaar voor doorwerking op bbp, 2 jaar doorwerking op inflatie )
49
H25: Bud. & mon. beleid
2008
Hoe kan je de economische activiteit stimuleren als er deflatie dreigt en je de (korte-termijn)rente niet
verder kan verlagen (zero lower bound)?
Quantitative easing / kwantitatieve versoepeling
( rentes waren laag, konden niet meer lager QE Activa kopen )
Quantitave easing
= Opkopen van financiële activa door centrale bank met nieuw gecreëerd basisgeld
QE Laatste mogelijkheid voor centrale bank bij dreiging deflatie en monetaire
beleidsrente nadert laagste punt, zodat monetair beleid geen bewegingsruimte meer heeft
50
H25: Bud. & mon. beleid
Jan 2015
Maandelijkse aankoop van effecten van de overheids – en private sector van 60 miljard euro
Maart 2016
Ook bedrijfsobligaties van niet financiële sector
80 miljard euro
Gevolg:
- Banken konden meer krediet verschaffen
- LT rente daalt
- Consumptie + investeringen stijgen
- Depreciatie vd euro Stijging export
https://myprivacy.dpgmedia.be/consent?siteKey=6OfBU0sZ5RFXpOOK&callbackUrl=https%3a%2f
%2fwww.demorgen.be%2fprivacy-wall%2faccept%3fredirectUri%3d%252fnieuws%252feen-grafiek-
toont-waarom-verschillende-economen-zich-zorgen-maken%257eb1e55efa%252f%253futm_source
%253dlink%2526utm_medium%253dapp%2526utm_campaign%253dshared%252520content
%2526utm_content%253dfree
Lezen?
51
H25: Bud. & mon. beleid
Conclusie
Economisch beleid
Jaren 30
- pro-cyclisch beleid: recessie depressie
- oplossing: anti-cyclisch beleid (Keynes)
Jaren 80
- budgettair beleid bleek niet effectief door time lags
- oplossing: monetair beleid (Friedman)
Jaren 00
- monetair beleid via aanpassing rentevoeten
- na de financiële crisis was de intrest historisch laag
- oplossing: kwantitatieve versoepeling
Energiecrisis Stagflatie bbp daalt, maar prijspeil hoog
52
Economie en duurzaamheid
H: Economie en duurzaamheid
Technologie A vs
Technologie B
Goed voor het milieu Slecht voor het milieu
Rendabel Nog meer rendabel dan A
53
Economie en duurzaamheid
Deze periode:
Werken in landbouw voor eten en onderdak
Nu andere leefomstandigheden
Maar economische modellen zelden aangepast
54
Economie en duurzaamheid
Klimaatsverandering:
- Stijging zeeniveau
- Eigen impact milieu?
- Beperkte grondstoffen in de aarde
- Sociaal fundament <-> ecologisch plafond
Duurzame ontwikkeling
“Sustainable development is development that meets the needs of the present without
compromising the ability of future generations to meet their own needs”
- Meest geciteerde definitie
- WCED (1987) “Our Common Future”
- Gro Harlem Brundtland zat in commissie en was voormalige premier noorwegen
55
Economie en duurzaamheid
56
Economie en duurzaamheid
Donuteconomie
Bbp ontstaan
- Jaren 30
- Opdracht van het Amerikaans
congres
- Door Simon Kuznets: manier bedenken om nationaal inkomen vs te berekenen
- Kijken wel effect New dead politiek had
57
Economie en duurzaamheid
58
Economie en duurzaamheid
59
Economie en duurzaamheid
Rawht zegt niet dat de economie niet mag groeien, maar dat het niet uitmaakt of die wel of niet
groeit. Het moet gewoon tussen de 2 cirkels blijven
60
Economie en duurzaamheid
Schiphol Circulair
Schiphol kocht lampen bij Philips Philips verkocht lampen die niet lang meegaan
Meer lampen verkopen ( lineaire econ. )
61
Economie en duurzaamheid
Schema:
Planetaire grenzen van zweedse onderzoeker Johan
Bevat verschillende milieudomeinen
- Elke cirkel geeft weer in welke domeinen er druk
ontstaat op de domeinen
- Groen = Onder controle
- Buiten de cirkel = Weten de gevolgen niet
- Buitenrand = Zoveel risico’s dat we niet weten wat er gebeurt
en mogelijkheid dat er onomkeerbare kettingreactie ontstaat
Europees beleid
= european green deal Basis inzet voor milieu in Europa
Groene groei Bbp laten groeien zd grondstoffen ontkoppelt worden van de productie
Recht op herstel
- Toestel gaat stuk bij klant Producent moet het komen maken
Verschuiving verantwoordelijkheid
- Vroeger Verantwoordelijk tijdens productieproces voor milieu
- Nu: Verantwoordelijk vr wat er gebeurt op einde vd levensduur
62
Economie en duurzaamheid
Een stelling zoals “ circularity as a means to less environmental harm “ is niet circulair:
- Je wilt niet iets slechts minder doen, maar je wilt iets goeds doen
- Bv. Je slaat je vrouw nog maar 3x per week ipv 5x ( nog steeds slecht )
Geplande verouderingen
Veel toestellen zijn zo gemaakt dat de levensduur ervan beperkt blijft ongeacht de toestand ervan.
Bv. Gsm krijgt na 3 jaar geen nieuwe updates meer om je zo te verplichten een nieuwe te kopen
63
Economie en duurzaamheid
Value hill
Vlinderdiagram
Technische grondstoffen mogen niet in de biologische cyclus terechtkomen, omdat het de biologische
processen beschadigt.
64
Economie en duurzaamheid
65
Economie en duurzaamheid
Bv.
Refuse Wasei
- Geen wasmiddel meer nodig Bolletjes erin en maakt kleren proper
- Gaat lang mee Wasmiddel vaak opnieuw kopen
- Geen chemische middelen
Reduce
- Verkopen 3d printer
- plastiekke brillen Plastiek wordt erna weggegooid
Brillen printen : minder plastiek nodig
Repurpose
- Jeans gebruiken voor bekleding van een stoel
Recyling
- Laptops, gsm, batterijen uit elkaar halen en smelten zodat ze het kunnen hergebruiken
Recover
- Afvalverbranding vrijgekomen energie gebruiken om waterstof te maken
Gay
66
Economie en duurzaamheid
- Ray & Jules Van alles wat
67
Economie en duurzaamheid
- Platform businessmodellen
- Community businessmodellen
- businessmodellen
68
Economie en duurzaamheid
Archetypes komen voor uit transitie van lineaire naar circulaire economie
- take-make-waste economie arsenaal aan spullen bezorgd
Platform businessmodellen
• arsenaal aan spullen beter benutten door een grotere groep mensen
• eco-efficiency: efficiënter gebruik maken van bestaande producenten
Community based businessmodellen
• zoeken naar oplossingen die voor een specifieke community/gemeenschap centraal staan
• geen massaproducten, maar mensen in een stad/regio/dorp zoeken naar oplossingen voor
afvalverwerking of elektriciteitsopwekking
Circulaire businessmodellen
• van take-make-waste naar hergebruik van materialen, componenten en producten
• realiseren van kringlopen van materialen en producten
• niet alleen op korte termijn, maar ook op de lange termijn
• meer dan recycleren
• verplichtingen: op lange termijn gaan organisaties op nog langere termijn verplichtingen
jegens elkaar en jegens materialen aan (cf. Europese Green Deal)
Voorbeelden
Platform
- spotify Vroeger muziek op plaat / cd
Nu liedjes meer beluisterd
- Revitalise Bedrijven kunnen materiaal huren
Intensiever gebruik ipv 2x gebruikt per jaar
Community
( gebruikers voegen waarde toe aan het product )
- Waze Als gebruikers niks delen over de weg : geen effect
- Mymizu Laat zien waar je je drinkbus kan vullen
Zelf plaatsen toevoegen
Circulair
LAAS Light as a service
Philips bidet licht als service in schiphol
69
Economie en duurzaamheid
70
Economie en duurzaamheid
71
Economie en duurzaamheid
Belangrijk overzicht
IS-curve
De IS-curve is dalend, want hoe lager de rente, hoe groter de investeringen zijn
IS bbp tov i
Links van IS AE > Y Bij zelfde rente, is het bbp lager dan Ye
Dus de investeringen stijgen tot ev
Rechts van IS AE > Y Bij zelfde rente, is het bbp hoger dan Ye
Investeringen zullen dalen
Gewenste investeringen afhankelijk van reële rente
AV – curve
AS-curve
ASKT
Stijging inputprijzen / daling productiviteit opwaartse verschuiving sras
Daling inputprijzen / stijging productiviteit neerwaarde verschuiving sras
72