You are on page 1of 6

HC 5.

2 Actiepotentiaal
Actiepotentiaal
Communicatie:
 Elektrische signalen via ionkanalen
- Stimulus: ligand, voltage, stretch
- Tijdelijke verandering membraanpotentiaal

Bijvoorbeeld instroom natrium  hoe groter stimulus,


hoe langer potentiaalverschil.

Gegradeerde potentiaal:
Potentialen die heel kort een verandering
teweegbrengen over de membraan heen
 Variabele potentiaalverandering
 Klein stukje celmembraan

Depolarisatie verspreidt zich over het membraan.

Kenmerken:
 Na+-influx (depolarisatie)
 K+-efflux (hyperpolarisatie)
- Ladingsverlies
- Signaal dooft (K+-lek)
 Summatie van meerdere stimuli

Wat is nodig voor een actiepotentiaal? (grotere signalen over langere


afstand)
 Synaptische intergratie:
- 1 excitatie: 0.5 mV (drempel 15 mV (-70 tot -55 mV))
- Membraanpotentiaal post-synaptische neuron: resultante
alle synaptische activiteit

1. Excitatoire (post-synaptische) potentiaal (EPSP) kort levend:


dooft uit
2. Temporale summatie: EPSPs op verschillende momenten
3. Spatiele summatie: EPSPs op verschillende locaties
4. Vele spatiele en temporale EPSPs  drempel  actiepotentiaal
5. Spatiele summatie van EPSP en IPSP  uitdoving

Inhiberende: hyperpolarisatie, excitatoire: depolarisatie

Kenmerken actiepotentiaal
 Exciteerbare weefsels (voltage-gated Na+ kanalen):
neuronen, spier
 Drempelwaarde
 Alles of niets-reactie
 Sterkte (veel/weinig pijn): frequentie (1000/sec)
 Lange afstand communicatie

Hoe ontstaat/waaruit bestaat een actiepotentiaal?


1. Stimulus; Na+-influx (+60 mV); depolarisatie
2. Drempelpotentiaal; positieve feedback loop
3. Overshoot: omgekeerde membraanpotentiaal
4. Na+-influx stopt (kanalen worden inactief); K+-efflux
start
5. Repolarisatie; stop Na+-influx; K+-efflux
6. Afterhyperpolarisatie: stop K+-efflux
7. Rust membraanpotentiaal
Kaliumkanalen gaan langzaam open, langzaam dicht en hebben geen inactivatiestand.
Natriumkanalen gaan snel open en dicht en kunnen spontaan inactief worden.

Na+/K+ ionkanalen tijdens de actiepotentiaal


1: stimulus; depolarisatie; Na+-kanaal open
2,3: drempelpotentiaal; activatie Nav/Kv-kanalen, Nav-
kanalen open; positieve feedback cyclus
4,5: start repolarisatie: Nav-kanalen dicht via inactivatie gate;
Na+-influx stopt; Kv-kanalen open; K+-efflux
6: afterhyperpolarisatie: hoge K+-efflux: K+-kanalen dicht
door voltage (Na-kanalen ook dicht)
7: rustmembraanpotentiaal, beide kanalen weer gesloten

Refractaire periode:
tijdsperiode waarin
geen/moeilijk een
actiepotentiaal kan
ontstaan. Natriumkanalen
zijn inactief en kunnen dus
niet open.

Absolute refractaire
periode:
 Nav-kanaal dicht via inactivatie gate (4-6)
 Geen actiepotentiaal mogelijk
Relatieve refractaire periode:
 Hoge K+-efflux
 Nav-kanaal gesloten, maar kan dus open (6+)
 Actiepotentiaal bij verhoogde stimulus
Functie refractaire periode
 Actiepotentiaal 1 kant op
 Scheiden actiepotentialen

De snelheid van actiepotentiaal voortplanting is


afhankelijk van:
 Diameter: groter  weerstand lager (dus dik
 sneller)
 Myelineschede (isolatie)

Myeline: sprongsgewijze conductantie


 Minder K+-lekkage
 Schede: weinig Nav-kanalen
 Knoop: Nav-kanalen normaal
 gegradeerde potentiaal komt verder
Voordeel myelineneuron:
 Snel (100 t.o.v. 0,5 m/s)
 Bespaart energie (Na+/K+-ATPase)
 Bespaart ruimte (zenuw kan dunner)
 Multiple sclerose  myelineschede aangedaan: coördinatie, sensatie, verlamming

Signaal springt over knopen van Ranvier.


De synaps
Anatomisch gespecialiseerde verbinding tussen twee neuronen,
waarbij de elektrische activiteit van de pre-synaptische neuron de
elektrische/metabole activiteit van de post-synaptische neuron
beïnvloedt
- 1014 synapsen in het centrale zenuwstelsel

Twee soorten synapsen:


 Excitatoire synaps:
- Na+/Ca2+-kanalen: gegradeerde depolarisatie
- Excitatoire post-synaptische potentiaal (EPSP)
 Inhibitoire synaps:
- K+/Cl--kanalen: gegradeerde hyperpolarisatie
- Inhibitoire post-synaptische potentiaal (IPSP)

Ook ionkanalen kunnen een invloed uitbrengen op het


rustmembraanpotentiaal (niet alleen voltage-gated kanalen).

Excitatie post-synaptische neuron afhankelijk van:


 Sterkte synaptische activiteit op bepaald moment
 Aantal excitatoire en inhibitoire synapsen

Chemische synaps
 Axon einde; vesicles (blaasjes) laten neurotransmitter vrij (ACh, NA, etc.)  elektrisch signaal,
chemische overdracht
 Synaptische spleet: geen direct contact
 Post-synaptisch membraan:
- Verschillende receptoren
- Hoge [ ] receptoren/ionkanalen

Mechanisme neurotransmitter release in synaps


1. Actiepotentiaal  vesicle docking (blaasjes
gaan binden met celmembraan)
2. Cav-kanalen open door depolarisatie 
Ca2+-influx
3. Vesicle fusie  exocytose
4. Binding neurotransmitter aan ligand-gated
receptor
- Signalering cascade
- Ionkanalen open
5. Kleine K+-efflux en/of Na+-influx (gegradeerde potentiaal)  groot genoeg: actiepotentiaal,
afhankelijk van hoeveelheid neurotransmitter en receptoren

Hoe verdwijnt de neurotransmitter?


a) Actieve opname pre-synaptisch
b) Diffusie
c) Acetylcholinesterase  afbraak

Neuromusculaire junctie
Karakteristieken signaaloverdracht:
 Motorneuronen
 Cellichaam: hersenstam of ruggenmerg
 Myeline, grootste diameter  snel

Elke neuron innerveert meerdere spiervezels


Elke spiervezel innerveert één neuron
1 actiepotentiaal: alle spiervezels contraheren

Neurotransmitter spieren is altijd acetylcholine.

Verschil neuron en neuromusculaire junctie


1: motorneuron actiepotentiaal
2: Cav-kanalen: Ca2+-influx
3: vesicle fusie, ACh afgifte
4-6: binding ACh-receptor, Na+-influx  1 EPSP  1 AP (veel ACh-afgifte, veel actiepotentialen)
8: ACh-esterase, hergebruik choline

Verdere verschillen:
 Geen IPSP bij spiercellen
 AP in twee richtingen

Stimulus willekeurig ergens op spiervezel, vaak in het midden  beide kanten op zodat de
spierbundel zich gelijkmatig samentrekt. Motorneuron kan maar een kant op.

Initiële reactie: natrium-influx van gewone natriumkanalen, omdat er nog geen potentiaalverschil is
voor voltage gated kanalen.

You might also like