You are on page 1of 32

WAII: rijen, limieten en continuı̈teit

H. De Bie

Universiteit Gent

tolerantie

1 / 15
Rijen, limieten en continuı̈teit
Rijen
Limieten
Continuı̈teit

2 / 15
Rijen:
Definitie
Een rij in Rn is een functie, gedefinieerd op N, die waarden
aanneemt in Rn .

3 / 15
Rijen:
Definitie
Een rij in Rn is een functie, gedefinieerd op N, die waarden
aanneemt in Rn .
Met elk natuurlijk getal 1, 2, . . . , k, . . . correspondeert dus een punt
a 1 , a 2 , . . . , a k , . . . uit Rn .
Notatie (a k )k∈N of korter (a k ).

3 / 15
Rijen:
Definitie
Een rij in Rn is een functie, gedefinieerd op N, die waarden
aanneemt in Rn .
Met elk natuurlijk getal 1, 2, . . . , k, . . . correspondeert dus een punt
a 1 , a 2 , . . . , a k , . . . uit Rn .
Notatie (a k )k∈N of korter (a k ).

Definitie
De rij (a k ) convergeert naar α ∈ Rn als voor elke -omgeving van
α een natuurlijk getal N() kan worden gevonden waarvoor alle
verdere termen in de rij tot die omgeving behoren:

∀ > 0, ∃N() ∈ N : ka m − αk < , zodra m ≥ N().

3 / 15
Rijen:
Definitie
Een rij in Rn is een functie, gedefinieerd op N, die waarden
aanneemt in Rn .
Met elk natuurlijk getal 1, 2, . . . , k, . . . correspondeert dus een punt
a 1 , a 2 , . . . , a k , . . . uit Rn .
Notatie (a k )k∈N of korter (a k ).

Definitie
De rij (a k ) convergeert naar α ∈ Rn als voor elke -omgeving van
α een natuurlijk getal N() kan worden gevonden waarvoor alle
verdere termen in de rij tot die omgeving behoren:

∀ > 0, ∃N() ∈ N : ka m − αk < , zodra m ≥ N().


Notatie:
lim (a k ) = α of (a k ) −→ α.
k→∞

3 / 15
Propositie
De rij (a k ) met a k = (ak1 , . . . , akn ) convergeert naar
α = (α1 , . . . , αn ) als en slechts dan als

akj → αj , ∀j ∈ {1, . . . , n}.

4 / 15
Propositie
De rij (a k ) met a k = (ak1 , . . . , akn ) convergeert naar
α = (α1 , . . . , αn ) als en slechts dan als

akj → αj , ∀j ∈ {1, . . . , n}.

Verdere eigenschappen:
I de limiet van een convergente rij is uniek
I een convergente rij is begrensd: ∃M > 0 : ka k k ≤ M, ∀k ∈ N
I stel dat (a k ) → α en (b k ) → β, dan ook
(a k + λb k ) → α + λβ en (a k · b k ) → α · β met λ ∈ R.

4 / 15
Functies van meerdere veranderlijken:

5 / 15
Limieten in 1D:

6 / 15
tolerantie
Limieten in nD:
Definitie
Zij S ⊂ Rn . Dan is a ∈ Rn een ophopingspunt van S indien elke
δ-omgeving van a tenminste 1 punt van S, verschillend van a,
bevat:
∀δ > 0, ∃x ∈ S, x 6= a : kx − ak < δ.

7 / 15
Limieten in nD:
Definitie
Zij S ⊂ Rn . Dan is a ∈ Rn een ophopingspunt van S indien elke
δ-omgeving van a tenminste 1 punt van S, verschillend van a,
bevat:
∀δ > 0, ∃x ∈ S, x 6= a : kx − ak < δ.

Definitie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a een ophopingspunt van S.
Als voor elke  > 0 er een δ() bestaat zodat voor alle x ∈ S:

0 < kx − ak < δ() =⇒ |f (x) − L| < ,

dan zegt men dat f (x) nadert tot de limiet L als x nadert tot a.

7 / 15
Limieten in nD:
Definitie
Zij S ⊂ Rn . Dan is a ∈ Rn een ophopingspunt van S indien elke
δ-omgeving van a tenminste 1 punt van S, verschillend van a,
bevat:
∀δ > 0, ∃x ∈ S, x 6= a : kx − ak < δ.

Definitie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a een ophopingspunt van S.
Als voor elke  > 0 er een δ() bestaat zodat voor alle x ∈ S:

0 < kx − ak < δ() =⇒ |f (x) − L| < ,

dan zegt men dat f (x) nadert tot de limiet L als x nadert tot a.
Notatie
lim f (x) = L.
x→a

7 / 15
Propositie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a een ophopingspunt van S.
Dan kan f ten hoogste 1 limiet in a bezitten.

8 / 15
Propositie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a een ophopingspunt van S.
Dan kan f ten hoogste 1 limiet in a bezitten.

Stelling
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a een ophopingspunt van S.
Dan zal
lim f (x) = L
x→a

als en slechts dan als voor elke rij (a k ) van punten in S, alle
verschillend van a, die naar a convergeert, de corresponderende rij
van functiewaarden (f (a k )) naar L convergeert.

8 / 15
Rekenregels voor limieten:

Zij S ⊂ Rn , f : S → R en g : S → R en zij a een ophopingspunt


van S. Als

lim f (x) = L en lim g (x) = M


x→a x→a

dan is
I limx→a (λf (x) + µg (x)) = λL + µM, voor alle λ, µ ∈ R
I limx→a f (x)g (x) = LM
f (x) L
I limx→a g (x) = M als M 6= 0.

9 / 15
Let op bij uitwerken limieten!
Beschouw twee functies gedefinieerd op R2 \ {(0, 0)}

x 2y 2
f : (x, y ) 7→
x2 + y2
en
xy
g : (x, y ) 7→
x2 + y2

Bepaal limiet in (0, 0) van f en g

10 / 15
tolerantie
Continuı̈teit in 1D:

11 / 15
tolerantie
Continuı̈teit in nD:
Definitie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a ∈ S. Dan is f continu in a als

∀ > 0, ∃δ > 0 : kx − ak < δ ⇒ |f (x) − f (a)| < , ∀x ∈ S.

12 / 15
Continuı̈teit in nD:
Definitie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a ∈ S. Dan is f continu in a als

∀ > 0, ∃δ > 0 : kx − ak < δ ⇒ |f (x) − f (a)| < , ∀x ∈ S.

Propositie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a ∈ S.
Indien a ∈ S een ophopingspunt is van S, dan is f continu in a als
en slechts dan als
lim f (x) = f (a).
x→a

12 / 15
Continuı̈teit in nD:
Definitie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a ∈ S. Dan is f continu in a als

∀ > 0, ∃δ > 0 : kx − ak < δ ⇒ |f (x) − f (a)| < , ∀x ∈ S.

Propositie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a ∈ S.
Indien a ∈ S een ophopingspunt is van S, dan is f continu in a als
en slechts dan als
lim f (x) = f (a).
x→a

Indien a ∈ S géén ophopingspunt is van S, dan noemt men a een


geı̈soleerd punt. In een dergelijk punt is een functie steeds continu.

12 / 15
Propositie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a ∈ S.
f is continu in a als en slechts dan als voor elke rij (a k ) in S, die
naar a convergeert, de corresponderende rij der functiewaarden
(f (a k )) naar f (a) convergeert.

13 / 15
Propositie
Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en zij a ∈ S.
f is continu in a als en slechts dan als voor elke rij (a k ) in S, die
naar a convergeert, de corresponderende rij der functiewaarden
(f (a k )) naar f (a) convergeert.

Constructie van continue functies:


Zij S ⊂ Rn , zij f : S → R en g : S → R continu in S:
I Dan zijn ook f + g en fg continu in S.
f /g is continu in S̃ = {x ∈ S|g (x) =
6 0}.
I Zij h : R → R continu in een gebied dat f (S) omvat. Dan is
ook de samenstelling h ◦ f : S → R continu in S.

13 / 15
Opgelet!
Met elke functie van 2 veranderlijken kunnen we 2 functies van 1
veranderlijke associëren.

Beschouw S ⊂ R2 , f : S → R en a = (a1 , a2 ) ∈ S:
a
f(1) : t 7→ f (t, a2 )
a
f(2) : t 7→ f (a1 , t)

waarbij t ∈ R moet voldoen aan (t, a2 ) ∈ S en (a1 , t) ∈ S

14 / 15
Opgelet!
Met elke functie van 2 veranderlijken kunnen we 2 functies van 1
veranderlijke associëren.

Beschouw S ⊂ R2 , f : S → R en a = (a1 , a2 ) ∈ S:
a
f(1) : t 7→ f (t, a2 )
a
f(2) : t 7→ f (a1 , t)

waarbij t ∈ R moet voldoen aan (t, a2 ) ∈ S en (a1 , t) ∈ S

a a
f continu =⇒ f(1) en f(2) continu

14 / 15
Opgelet!
Met elke functie van 2 veranderlijken kunnen we 2 functies van 1
veranderlijke associëren.

Beschouw S ⊂ R2 , f : S → R en a = (a1 , a2 ) ∈ S:
a
f(1) : t 7→ f (t, a2 )
a
f(2) : t 7→ f (a1 , t)

waarbij t ∈ R moet voldoen aan (t, a2 ) ∈ S en (a1 , t) ∈ S

a a
f continu =⇒ f(1) en f(2) continu

Maar:
a a
f(1) en f(2) continu 6=⇒ f continu

Analoog voor functies van n veranderlijken!

14 / 15
I heel wat stellingen voor continue functies
I volgende is cruciaal voor extremumproblemen:

Stelling (Weierstrass)
Zij f : S → R continu in de compacte deelverzameling S van Rn .
Dan bereikt f in S een grootste en een kleinste waarde, d.w.z.:

∃a, b ∈ S : f (a) ≤ f (x) ≤ f (b), ∀x ∈ S.

15 / 15

You might also like